B
ELGISCHE
K
AMER VAN
VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
Handelingen
Annales
I
NTEGRAAL VERSLAG
VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN DE
C
OMPTE RENDU INTÉGRAL
DE LA RÉUNION PUBLIQUE DE LA
COMMISSIE VOOR DE
J
USTITIE
COMMISSION DE LA
J
USTICE
VAN
DU
07-12-1999
07-12-1999
HA 50
COM 064
HA 50
COM 064
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
2
HA 50
COM 064
AGALEV-ECOLO
:
Anders gaan leven / Ecologistes conférés pour l'Organisation de luttes originales
CVP
:
Christelijke Volkspartij
FN
:
Front National
PRL FDF MCC
:
Parti Réformateur libéral - Front démocratique francophone - Mouvement du citoyens pour le changement
PS
:
Parti socialiste
PSC
:
Parti social-chrétien
SP
:
Socialistische Partij
VLAAMS BLOK
:
Vlaams Blok
VLD
:
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
:
Volksunie & ID21
Abréviations dans la numérotation des publications :
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
DOC 50 0000/00 : Documents parlementaires de la 50e
DOC 50 0000/00 : Parlementaire documenten van de 50e zittingsperiode +
législature, suivi du n° et dy n° consécutif
het nummer en het volgnummer
QRVA
: Question et Réponses écrites
QRVA
: Schriftelijke Vragen en Antwoorden
HA
: Annales (Compte Rendu intégral)
HA
: Handelingen (Beknopt Verslag)
CRA
: Compte Rendu Analitique
BV
: Beknopt Verslag
PLEN
: Séance plénière
PLEN
: Plenum vergadering
COM
: Réunion de commission
COM
: Commissievergadering
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Officiele publicaties, van de Kamer van volksvertegenwoordigers
Commandes :
Bestellingen :
Place de la Nation, 1008 Bruxelles
Natieplein, 1008 Brussel
Fax : 02/549 82 60
Fax : 02/549 81 60
Tél. : 02/549 82 74
Tel. : 02/549 82 74
www.laChambre.be
www.deKamer.be
e-mail : aff.generales@laChambre.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Inhoud
Dinsdag 7 december 1999
COMMISSIE VOOR DE JUSTITIE
-
COM 064
Mondelinge vraag van de heer John Spinnewyn aan de
minister van Justitie over
de rol van de curatoren bij de
afwikkeling van het faillissement van Verlipack Mol
(nr. 544)
5
sprekers : John Spinnewyn, Marc Verwilghen, minis-
ter van Justitie
Mondelinge vraag van de heer Tony Van Parys aan de
minister van Justitie over
de (tijdelijke) opschorting van
de activiteiten in het Penitentiair Centrum voor Basisop-
leiding te Brugge
(nr. 560)
7
sprekers : Tony Van Parys, Marc Verwilghen, minister
van Justitie
Mondelinge vraag van de heer Thierry Giet aan de minis-
ter van Justitie over
de personeelsformatie van de rech-
ters in fiscale zaken
(nr. 567)
9
sprekers : Thierry Giet, Marc Verwilghen, minister van
Justitie
Mondelinge vraag van mevrouw Magda De Meyer aan de
minister van Justitie over
de inperking van de gratis
eerstelijnrechtshulp door de nieuwe wet op de juridische
bijstand
(nr. 572)
10
sprekers : Magda De Meyer, Marc Verwilghen, minis-
ter van Justitie
Sommaire
Mardi 7 de´cembre 1999
COMMISSION DE LA JUSTICE
-
COM 064
Question orale de M. John Spinnewyn au ministre de la
Justice sur
le ro^le des curateurs dans le re`glement de la
faillite de Verlipack Mol
(n° 544)
5
orateurs : John Spinnewyn, Marc Verwilghen, mini-
stre de la Justice
Question orale de M. Tony Van Parys au ministre de la
Justice sur
la suspension (temporaire) des activite´s du
Centre pe´nitentiaire de formation de base de Bruges
(n° 560)
7
orateurs : Tony Van Parys, Marc Verwilghen, ministre
de la Justice
Question orale de M. Thierry Giet au ministre de la Justice
sur
le cadre des juges fiscaux (n° 567)
9
orateurs : Thierry Giet, Marc Verwilghen, ministre de
la Justice
Question orale de Mme Magda De Meyer au ministre de la
Justice sur
la limitation de l'aide juridique gratuite de
premie`re ligne, instaure´e par la nouvelle loi sur l'aide
juridique
(n° 572)
10
orateurs : Magda De Meyer, Marc Verwilghen, mini-
stre de la Justice
HA 50
COM 064
3
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
4
HA 50
COM 064
07-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
COMMISSION DE LA JUSTICE
COMMISSIE VOOR DE JUSTITIE
RE
´ UNION PUBLIQUE DU
MARDI 7 DE
´ CEMBRE 1999
OPENBARE VERGADERING VAN
DINSDAG 7 DECEMBER 1999
De vergadering wordt geopend om 10.30 uur door de
heer Fred Erdman, voorzitter.
La re´union est ouverte a` 10.30 heures par M. Fred
Erdman, pre´sident.
Mondelinge vraag van de heer John Spinnewyn aan
de minister van Justitie over
de rol van de curatoren
bij de afwikkeling van het faillissement van Verlipack
Mol
(nr. 544)
Question orale de M. John Spinnewyn au ministre de
la Justice sur
le ro^le des curateurs dans le re`gle-
ment de la faillite de Verlipack Mol
De heer John Spinnewyn (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, het bedrijf waarover ik
het hier wil hebben, met name Verlipack, is illustratief
voor de schijnbaar onomkeerbare sociaal-economische
neergang van de Kempen.
De Kempen blijft, alle mooie regeringsbeloften voor eco-
nomische reconversie ten spijt, met bedrijfssluitingen
geconfronteerd. Zoals bekend, heeft de laatste potentie¨le
overnemer van Verlipack afgehaakt, na zeven maanden
met het college van curatoren te hebben onderhandeld.
In tegenstelling tot wat de curatoren eerst beweerden,
was Saverglass wel degelijk in een overname gei¨nteres-
seerd. Op 14 november weerlegden de bestuurders van
Saverglass in een brief aan minister Landuyt alle aantij-
gingen die eerder door de curatoren werden geformu-
leerd. Opvallend hierbij is dat de personeelsleden deze
nota verdedigden en van oordeel zijn dat de fout bij de
curatoren ligt. Die laatsten waren verantwoordelijk voor
deze patstelling.
Als we de inspanningen van de jongste zeven maanden
overlopen, moeten we vaststellen dat de wil tot overname
wel degelijk ernstig is geweest. Om dat te illustreren,
citeer ik de besluiten :
Tenslotte om u volledig in te
lichten over de belangrijke betrokkenheid van Saverglass
in Mol, die voldoende zal zijn om u te overtuigen van de
ongegrondheid van bepaalde kwaadwillige beschuldigin-
gen aan haar adres, verduidelijken wij u dat Saverglass
zich gedurende de voorbij zeven maanden de nodige
financie¨le inspanningen en een aanzienlijke tijd heeft
getroost. In termijnen van tewerkstelling voorzag het
overnamebod zonder vaste verbintenis van onze zijde
vanaf 15 april 1999 een aanwerving van 50 werknemers,
vanaf 15 mei 1999 een bijkomende aanwerving van
40 werknemers en in de zomer 2000 een aanwerving van
35 werknemers, zijnde in totaal 125 werknemers. Op
datum van 8 november en in de realiteit sinds reeds
meerdere maanden heeft Saverglass een 140 werkne-
mers aangeworven, zijnde meer dan het oorspronkelijke
voorziene aantal en veel vroeger dan dat de voorziene
datum was voorzien. Gedurende de maand juni 1999 liet
zij de 130 werknemers van Mol in vier opeenvolgende
groepen naar Frankrijk komen zodat deze de werking
van de Franse fabriek konden begrijpen en hun Franse
collega's zouden leren kennen. Gezien Saverglass een
gecertificeerde onderneming OESO-norm 9001 is, heeft
zij alle procedures en werkinstructies van de fabriek van
Mol doen vertalen, hetgeen een belangrijke investering
betekent, om ten slotte het kwaliteitssysteem kwaliglas in
september 1999 in Mol te kunnen installeren. Parallel
heeft ze aan het productiepersoneel van warme en
koude zijde een zeer groot volume vorming gegeven die
in zeven maanden hoger is dan wat de werkgroep
Verlipack in tien jaar had gedaan. Saverglass heeft een
95 miljoen frank gei¨nvesteerd in het productie-apparaat
tussen de maanden juli en oktober 1999 incluis. Saver-
glass heeft eveneens onderhandelingen aangegaan met
de vakbonden om een nieuwe collectieve arbeidsover-
eenkomst af te sluiten. Vergaderingen hebben nog
plaatsgevonden op 22 september en 25 oktober
1999. Vervolgens werd ingevolge van de weigering van
de vakbonden een referendum georganiseerd op 9 no-
vember 1999 waar de deelname 92% bedroeg en de
ja-stemmen het haalden met 80%. Saverglass is ook niet
inactief gebleven voor wat betreft haar bezorgdheid voor
het opheffen van opschortende voorwaarden zoals ze
reeds vermeld waren. Herhaaldelijk wezen de curatoren
op de noodzakelijkheid om informatie te bekomen. Ik heb
trouwens op mijn vraag een persoonlijke ontmoeting
gehad met de heer Kerremans, kabinetschef van
minister-president Dewael op 23 september. Hierbij heb
ik de obstakels besproken die Saverglass buiten kende
en hem een dossier over Saverglass overhandigd.
Dit probleem zou worden overgemaakt aan de minister
van Economie Van Mechelen en tijdens de volgende
weken zouden wij door een kabinetsmedewerker worden
gecontacteerd. Daags vo´o´r 23 september 1999 had ik
HA 50
COM 064
5
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
John Spinnewyn
een ontmoeting met de heer Luyten, burgemeester van
Mol om hem van onze bezorgdheid op de hoogte te
brengen. Er was geen enkele vergadering met het per-
soneel
van
de
fabriek
noch
met
de
vakbonds-
secretarissen waarbij deze materie niet door ons werd
aangehaald. Vandaag blijkt dat alleen de curatoren ver-
wonderd zijn over de vervaldata van 8 en 11 novem-
ber 1999. Gedurende deze zeven maanden, in afwach-
ting van het opheffen van de opschortende voorwaarden,
heeft Saverglass al haar verplichtingen vervuld.
Mijnheer de minister, rekening houdend met deze om-
standigheden zult u het met mij eens zijn dat ik alleen kan
betreuren dat de curatoren het niet opportuun vonden om
vo´o´r de overeengekomen vervaldatum van 8 november
1999 de ultieme initiatieven te nemen die zij vandaag
nuttig achten om de gevolgen te verdoezelen van hun
eigen nalatigheid en/of onbedachtzaamheid.
Het industrieel plan dat integraal deel uitmaakte van ons
overnamebod, overhandigd aan de curatoren op 7 april
1999, gaf ondubbelzinnig aan welke de termijnen waren
waarbinnen Saverglass verplicht was beslissingen te
nemen voor zware investeringen in Mol. Zulke beslissin-
gen kan geen enkele industrie¨le groep nemen en uitvoe-
ren voor een productieapparaat waarvan na meer dan
7 maanden de actuele eigenaar niet in staat is de datum
te bepalen waarop het eigendom kan worden overgedra-
gen volgens de overeengekomen clausules en contrac-
tuele voorwaarden en zonder enig voorbehoud.
Mijnheer de minister, het is duidelijk dat de bodem-
attesten het enige probleem waren en dat zowel de
curatoren als de regering niet snel genoeg hebben
gereageerd. Op 23 september werden de betrokken
ministers ervan op de hoogte gebracht. Pas op
11 november werd een oplossing voorgesteld. Indien
men vlugger had gereageerd konden 140 werkplaatsen
worden gered.
De overname van het zusterbedrijf in Wallonie¨ kwam er
uitgerekend na de sluiting te Mol bovenop. Het is begrij-
pelijk dat de werknemers vragen stellen en dat de term
communautair in de mond werd genomen.
Mijnheer de minister, dit zijn genoeg redenen om te
twijfelen. In hoeverre kan in deze van verzuim worden
gesproken ? Is een externe controle hier niet aangewe-
zen ? Zult u uw verantwoordelijkheid nemen om deze
zaak verder te onderzoeken ?
De voorzitter : Mijnheer Spinnewyn, mag ik u erop
wijzen dat volgens het Reglement de mondelinge vragen
in tijdsduur beperkt zijn. Men heeft al eens gewezen op
mijn strenge benadering ervan, zelfs bij het aanhalen van
citaten. Zo kan men ook hele boeken voorlezen.
Minister Marc Verwilghen : Mijnheer de voorzitter, mijn-
heer Spinnewyn, inderdaad, een fabriekssluiting is een
erg pijnlijke ervaring voor de werknemers die, naar
aanleiding
van
het
faillissement,
niet
alleen
hun
bestaanszekerheid voor een stuk in rook zien opgaan,
maar ook met vele vragen over de toekomst blijven
zitten.
Mijnheer Spinnewyn, toch moet ik vrij genuanceerd ant-
woorden op uw vraag. Uw betoog kan worden samenge-
vat in de vragen waarom de curatoren het niet opportuun
vonden om vo´o´r de overeengekomen vervaldatum van 8
november 1999 de nodige initiatieven te nemen die
moesten leiden tot de succesvolle overname en in hoe-
verre men hier kan spreken van verzuim.
De realiteit gebiedt mij te zeggen dat een minister van
Justitie, wanneer hij een dergelijke vraag krijgt voorge-
legd, eerst contact opneemt met de administratie. Mijn
administratie beschikt natuurlijk niet over de nodige ge-
gevens om hierop onmiddellijk een antwoord te kunnen
verschaffen. Ik moest mij dus wenden tot de procureur-
generaal die op haar beurt is tussenbeide gekomen bij
het parket van de rechtbank van eerste aanleg te Turn-
hout om duidelijkheid te verkrijgen. Deze werkwijze werd
in het verleden meermaals toegepast, onder meer naar
aanleiding van mondelinge vragen over faillissementen.
Meestal handelden de vragen over de langdurige afhan-
deling van een faillissement, het gebrek aan informatie
vanwege de curator en mogelijke onregelmatigheden
tijdens de procedure.
Deze vraag heeft betrekking op de opportuniteit van een
beslissing die werd genomen door de curatoren. Het is
volgens mij niet wenselijk dat een minister van Justitie
een standpunt inneemt over een individueel dossier. Dat
is zijn taak niet.
Mijnheer de voorzitter, in dat verband verwijs ik naar het
basiswerk van professor Fredericq van de Rijksuniversi-
teit Gent, met betrekking tot de faillissementen, waarin hij
zowel de rechtsfiguur van rechter-commissaris als de
rechtsfiguur van curator benadert. Daaruit blijkt dat aan
beiden een duidelijke bij wet omschreven taak werd
opgelegd.
Ik citeer :
De rechter-commissaris komt niet recht-
streeks tussen in het beheer van het faillissement. Hij
vervult essentieel een taak van toezicht. Hij wordt in het
bijzonder gelast met de werkzaamheden, het bestuur en
de vereffening van het faillissement te bespoedigen en er
de controle op uit te oefenen. Hij is, zoals men het
gezegd heeft, een soort van toeziende voogd met een
officieel karakter
.
Ik kom nu tot de curator wiens ambt - dat wens ik te
onderstrepen - gepaard gaat met een bijzonder grote
aansprakelijkheid. De verantwoording tot dewelke een
curator kan worden geroepen is niet onbelangrijk. In
6
HA 50
COM 064
07-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Marc Verwilghen
voornoemd werk wordt geschreven dat er zich geen
problemen voordoen wanneer de curator binnen zijn
mandaat werkt. Dat wordt ook vertaald door het feit dat
de kosten alsdan worden gedragen door de massa. Wat
verder staat echter :
In het algemeen worden al de
regels van de bezoldigde lastgeving op hen
- dus op de
curatoren -
toegepast. Alzo zijn zij aansprakelijk voor
hun fouten en nalatigheden; zij moeten er de gevolgen
van vergoeden in verhouding tot de berokkende schade
.
Deze schade wordt hen ad personam aangerekend.
De vragen met betrekking tot het juridische verloop van
de procedure zou ik wellicht wel kunnen beantwoorden.
Maar de vragen betreffende het onwettig karakter van
genomen beslissingen moeten mij precies en duidelijk
omschreven worden meegedeeld. Wanneer mij een
vraag van die aard wordt gesteld - wat niet het geval is
wat de vraag van de heer Spinnewyn betreft - zal ik niet
nalaten contact op te nemen met de procureur-generaal
om te vernemen wat men terzake precies zinnens is te
doen.
Met
betrekking
tot
de
rechtsfiguur
van
rechter-
commissaris zei ik daarnet dat hij, conform artikel 40,
tweede lid van de wet op de faillissementen, als een goed
huisvader toezicht uitoefent op de curatoren in het be-
heer van het faillissement. Welnu, ik neem aan dat
inzake de verdere afhandeling van het faillissement,
zowel de curator als de rechter-commissaris een alge-
mene vergadering zullen houden met alle schuldeisers
en dat alsdan eventuele opmerkingen zullen worden
geformuleerd. In geval van verzuim of in geval er onre-
gelmatigheden zouden zijn gebeurd, zouden bepaalde
schuldeisers en zelfs derden, eventueel stappen kunnen
ondernemen indien zij hun belang kunnen laten gelden.
Mijnheer de voorzitter, tot hier beperkt zich het antwoord
dat ik aan de heer Spinnewyn kan verstrekken binnen de
wettelijke bepalingen van de wetgeving inzake faillisse-
menten, die ik, net als iedereen, moet respecteren.
De heer John Spinnewyn (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, neemt u het mij niet kwalijk vrij uitgebreid op
deze materie te zijn ingegaan, maar men mag niet
vergeten dat het tenslotte om 140 werknemers gaat.
De voorzitter : Ik wens de regels voor eenieder op
dezelfde manier toe te passen.
De heer John Spinnewyn (Vlaams Blok) : Ik heb mij
laten leiden door het feit dat de rechtbank van koophan-
del eventueel een derde curator kan aanstellen.
De personeelsleden die een dergelijk initiatief nemen,
komen echter in een juridisch kluwen terecht en de vraag
is ook of zij hiervoor de moed en de financie¨le middelen
kunnen opbrengen. Dat is de reden waarom ik aan de
minister vroeg om terzake zelfs een initiatief te nemen.
Immers, als de vakbonden geen initiatief nemen en als
het bedrijf geen proces inspant, dan komt de zaak voor
altijd in de doofpot terecht.
Mijnheer de minister, mijn interventie bestond er enkel in
u te vragen of personeelsleden de mogelijkheid hebben
om op een goedkope manier te weten te komen of alles
verliep zoals het hoorde.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Tony Van Parys aan de
minister van Justitie over
de (tijdelijke) opschorting
van de activiteiten in het Penitentiair Centrum voor
Basisopleiding te Brugge
(nr. 560)
Question orale de M. Tony Van Parys au ministre de
la Justice sur
la suspension (temporaire) des acti-
vite´s du Centre pe´nitentiaire de formation de base de
Bruges
De heer Tony Van Parys (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, het geeft me een kick op de plaats
van de heer Eerdekens te kunnen plaatsnemen.
Vorige week werd naar aanleiding van een vraag reeds
over deze materie gesproken. Het Penitentiair Centrum
voor Basisopleiding van de penitentiaire beambten of de
cipiers werd officieel in mei 1998 te Brugge geopend.
Deze opleiding werd ook voordien, met name vanaf
november 1995, reeds georganiseerd in Gent. De op-
dracht van het centrum is alle Nederlandstalige peniten-
tiaire beambten die worden toegelaten tot de stage
gedurende vier weken een basisopleiding te geven, als
voorbereiding op hun taak. Dit is een belangrijk initiatief
omdat de opleiding van de cipiers zeer belangrijk is voor
de uitvoering van hun opdracht en in het bijzonder voor
hun relatie tot de gedetineerden.
We hebben echter vernomen dat de werkzaamheden
van dit centrum zijn opgeschort met als kwalijk gevolg dat
de Nederlandstalige penitentiaire beambten op dit ogen-
blik hun opdracht moeten vervullen zonder enige oplei-
ding of voorbereiding. Dit is mijns inziens niet verant-
woord. De taak van deze mensen heeft immers niet
alleen te maken met toezicht; zij hebben ook een maat-
schappelijke en sociale opdracht omdat zij de eerstelijns-
personen zijn ten opzichte van de gedetineerden. Zij zijn
het enige contact van de gedetineerden met de buiten-
wereld. In die zin vervullen de cipiers een psychologische
opdracht.
HA 50
COM 064
7
07-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Tony Van Parys
Ook het aspect van de weerbaarheid ten opzichte van de
contacten met het crimineel milieu is van groot belang.
Zo hebben we vorige week, tijdens de bespreking van het
dossier-De Schutter vastgesteld dat sommige beambten
wel eens kunnen worden verleid tot het binnenhalen van
allerlei goederen onder invloed van de mensen uit het
milieu zelf. Weerbaarheid is een essentieel gegeven. Het
verontrust me dan ook te vernemen dat de basisopleiding
is opgeschort.
Mijnheer de minister, kunt u dit bevestigen ? Wat is de
reden voor deze opschorting ? Wat gaat men nu doen
om een basisopleiding te garanderen ? We kunnen ons
immers niet veroorloven dat zelfs gedurende een be-
perkte periode geen basisopleiding wordt gegeven. Ik
ben van mening dat deze opleiding in de toekomst nog
moet worden versterkt in de plaats van afgebouwd.
Minister Marc Verwilghen : Mijnheer de voorzitter,
collega's, ik durfde het niet aan in de plaats van de eerste
minister te antwoorden aan de heer Van Parys. U kunt
echter gerust zijn. Ik ben me goed bewust van de huidige
problematiek inzake de opleiding van het penitentiair
personeel. Het feit dat we nog verleden week gesprekken
hebben gevoerd en vragen hebben gekregen over de
penitentiaire sector, maakt duidelijk hoe belangrijk dit
onderdeel van de strafhandhaving in het algemeen is.
Mijnheer Van Parys, u weet dat de opleiding van
gevangenispersoneel de voorbije jaren in een stroomver-
snelling is geraakt. Jarenlang stond dit op een laag pitje.
Het aspect van de personeelsbegeleiding heeft een
nieuw elan gekregen ten gevolge van de feiten die zich
sinds 1996 in dit land hebben afgespeeld. De evolutie is
nog niet bee¨indigd. Zoals in de beleidsnota staat, wil ik de
aanpassing van de opleiding koppelen aan een evaluatie
en een eventuele reorganisatie van de penitentiaire
administratie. Het personeelsbeleid vormt immers een
elementair onderdeel van deze organisatie. Ik wens
binnen die administratie een soort human-resourceszuil
te ontwikkelen, die op termijn de volledige personeels-
zorg op zich moet nemen, gaande van de personeels-
selectie, de vorming tot zelfs de loopbaanplanning. Om
dit doel te bereiken, moeten we een inventaris opmaken
van de bestaande projecten en ze onderwerpen aan een
strenge evaluatie.
Zoals u weet, bestaat de opleiding van het penitentiair
personeel uit een basisopleiding voor beginnende agen-
ten in de zogenaamde penitentiaire centra voor basisop-
leiding, de PCBO's. Die zijn gevestigd in Lantin voor
Wallonie¨ en in Brugge voor Vlaanderen. Het gaat om een
stage op de werkvloer en een voortgezette opleiding in
de vervolmakingscentra.
Inzake het PCBO in Brugge ligt een dubbele oorzaak aan
de basis van de tijdelijke opschorting van de opleiding.
Enerzijds, heeft de plaatselijke verantwoordelijke zijn
ontslag gegeven en anderzijds, moet de inhoud worden
herzien. Het PCBO is dus niet stopgezet. Ik wil daarover
geen enkele twijfel laten bestaan. Het ontslag van de
directeur en de interne evaluatie liggen aan de basis van
de tijdelijke opschorting van de activiteiten. Ondertussen
heb ik de functie vacant verklaard. Ze zal zo spoedig
mogelijk worden ingevuld. Daarna zal de basisopleiding
worden hernomen. Het ontslag van de persoon in kwes-
tie gebeurde om persoonlijke overwegingen en motieven.
Het had op generlei wijze uitstaans met de werking van
de dienst.
De vorming moet volledig worden herzien overeenkom-
stig de evaluatie en de reorganisatie van de penitentiaire
administratie. De directeur-generaal van de Strafinrich-
tingen werkt hieraan samen met het kabinet.
De heer Tony Van Parys (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
ik heb nota genomen van het antwoord van de minister.
Het verrast me een beetje dat zodra een directeur
ontslag neemt - zij het om persoonlijke redenen - de
basisopleiding voor de Nederlandstalige ambtenaren
wordt opgeschort. Dit kan niet. Stel dat op een bepaald
ogenblik de directeur van gelijk welke gevangenis ont-
slag neemt en men om die reden de gedetineerden zou
vrijlaten. Dat is even onaanvaardbaar. De basisopleiding
is dermate belangrijk dat zij toch niet afhankelijk mag zijn
van de plaats van de directeur, zijn ontslag of een
eventueel incident.
Op dit ogenblik krijgen de Nederlandstaligen geen basis-
opleiding. De minister zegt dan wel dat men de zaak
evalueert. Dit mag echter niet betekenen dat men de
huidige opleiding niet zou voortzetten. Men kan een
directeur ad interim aanstellen of met het bestaande
personeel de vorming voortzetten.
Ik aanvaard niet dat deze opleiding nu geschorst is. U
zegt dat er een evaluatie komt en dat we in afwachting
daarvan moeten zien wat er gebeurt. Intussen gaat de
opleiding in Lantin echter verder. De Franstaligen kunnen
die opleiding dus voortzetten onder het huidige regime,
voorafgaand aan het nieuwe regime van de opleiding die
waarschijnlijk zal voortspruiten uit de evaluatie.
Mijnheer de minister, ik vraag u uitdrukkelijk om in
afwachting van de evaluatie en het aanstellen van een
nieuwe directeur de basisopleiding voort te laten gaan.
Het concrete gevolg is nu immers dat de Nederlandsta-
lige penitentiaire beambten onvoorbereid en zonder op-
leiding hun taak op zich moeten nemen. Dit heeft zowel
gevolgen voor hun relatie met de gedetineerden als voor
de belangrijke sociale en maatschappelijke functie die zij
op zich moeten nemen. Ik vraag dan ook met aandrang
om de opleiding voor penitentiaire beambten in het
Nederlandstalige landsdeel zonder uitstel opnieuw te
starten.
8
HA 50
COM 064
07-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Minister Marc Verwilghen : Mijnheer de voorzitter, ik wil
deze opleiding zo snel mogelijk opnieuw starten. Het
probleem in praktijk was echter dat men slechts e´e´n
lesgever had aangesteld en dat men er klaarblijkelijk
geen rekening mee had gehouden dat de betrokken
persoon zou kunnen wegvallen. Mocht ik iemand hebben
gehad die als vervanging of ter ondersteuning van de
directeur deze taak had kunnen overnemen, dan zou ik
onmiddellijk het nodige hebben gedaan. Wij zijn nu ijverig
op zoek naar iemand die over de nodige kwalificaties
beschikt om deze opleiding te kunnen geven. Zodra die
persoon er is, zal de opleiding opnieuw beginnen.
Voorts komt er een evaluatie van de bestaande opleiding.
Voor de human resources moet men immers nog meer
aandacht besteden aan de opleiding van de penitentiaire
beambten. Wellicht zullen in de toekomst grotere inspan-
ningen terzake moeten worden geleverd. Wij doen dit zo
snel het enigszins mogelijk is. Zodra de juiste persoon is
gevonden, zal de opleiding worden hervat. Bovendien
maakt de opleiding het voorwerp uit van evaluatie.
De heer Tony Van Parys (CVP) : Mijnheer de minister,
het moet mogelijk zijn om een plaatsvervanger aan te
stellen. Dergelijke mensen zijn toch niet onvindbaar ?
Minister Marc Verwilghen : Men had dat kunnen doen.
Bij het aanstellen van de lesgever had men tevens in een
plaatsvervanger kunnen voorzien. Dat is echter niet
gebeurd.
De heer Tony Van Parys (CVP) : Men kan ook iemand
tijdelijk op contractuele basis aanstellen.
Minister Marc Verwilghen : Daar zoeken wij nu naar.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Question orale de M. Thierry Giet au ministre de la
Justice sur
Mondelinge vraag van de heer Thierry Giet aan de
minister van Justitie over
de personeelsformatie
van de rechters in fiscale zaken
(nr. 567)
M. Thierry Giet (PS) : Monsieur le pre´sident, monsieur le
ministre, la re´forme de la proce´dure fiscale vote´e sous la
pre´ce´dente le´gislature et entre´e en vigueur le 1er mars
1999 a vu la mise en place d'un me´canisme confiant le
contentieux fiscal aux tribunaux de premie`re instance,
lesquels ont e´te´ dote´s de juges spe´cialise´s. A cet effet, le
nombre de 29 juges fiscaux avait e´te´ annonce´ pour
l'ensemble du territoire.
Certains semblent e´prouver des inquie´tudes pour l'ave-
nir, car on constate une tendance croissante de la
population a` contester l'imposition e´tablie par l'adminis-
tration fiscale ainsi qu'une judiciarisation importante de la
vie. En confiant ce contentieux aux tribunaux de premie`re
instance, ce phe´nome`ne risque de s'amplifier. Le chiffre
de 29 magistrats fiscaux est-il encore suffisant ? Est-il
de´finitivement fixe´ ou envisagez-vous de l'adapter ?
Cette le´gislation e´tant entre´e en vigueur au 1er mars
1999, ou` en sommes-nous au niveau des nominations et
de l'installation des chambres fiscales des tribunaux de
premie`re instance, sachant que le contentieux s'accu-
mule depuis le 1er mars 1999 ? Peut-on faire l'e´tat de la
situation a` cet e´gard ?
M. Marc Verwilghen, ministre de la Justice : Monsieur le
pre´sident, chers colle`gues, en ce qui concerne le proces-
sus de se´lection et de nomination des 29 juges fiscaux,
j'ai fait proce´der a` toutes les nominations possibles.
Deux proble`mes se posent encore aujourd'hui. Le pre-
mier concerne le ressort de la cour d'appel de Lie`ge ou`
six juges fiscaux sont pre´vus. Trois ont e´te´ nomme´s et
trois autres doivent encore l'e^tre. Le proble`me que je dois
re´soudre n'est pas tant celui de l'absence de candidat
mais pluto^t celui qui re´sulte du fait que beaucoup de
magistrats du ministe`re public sont candidats juges fis-
caux. En effet, pour trois des six places, les seuls
candidats e´taient des magistrats du ministe`re public. Il
faut savoir que les places vacantes de substituts sont
rarement postule´es. A cet e´gard, j'ai demande´, il y a
quelques semaines, aux membres de mon cabinet de
re´fle´chir a` une modification du statut du ministe`re public
pour rendre ces places plus attrayantes.
Cependant, pour le ressort de la cour d'appel de Lie`ge,
les trois derniers juges seront nomme´s a` tre`s bref de´lai
dans la mesure ou` il semble qu'on pourrait pallier le
de´faut de magistrats du ministe`re public a` Lie`ge en
utilisant des juristes de parquet contractuels.
L'autre proble`me qui subsiste encore concerne, bien
entendu, le tribunal de premie`re instance de Bruxelles.
Les juges fiscaux qui doivent y e^tre nomme´s rele`vent du
quota bilingue. Cependant, il n'y a pas assez de candi-
dats francophones bilingues pour pourvoir a` ces places.
Ce proble`me doit e^tre replace´ dans le contexte ge´ne´ral
du parquet et du tribunal de premie`re instance de Bruxel-
les. Ici aussi, en accord avec le gouvernement, j'essaie
de de´gager des solutions acceptables destine´es a` re´gler
le proble`me de Bruxelles sans pour autant mettre en
e´chec la loi de 1935 sur l'emploi des langues.
Le nombre de 29 juges fiscaux apparai^t e´galement e^tre
un nombre minimum qui devra ne´cessairement e´voluer.
Lors des discussions au parlement sous la pre´ce´dente
le´gislature, il a me^me e´te´ envisage´ de porter ce nombre
HA 50
COM 064
9
07-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Marc Verwilghen
a` 170. Il faudra proce´der a` une e´valuation constante des
besoins en la matie`re. J'estime cependant que l'e´volution
de ce nombre devra se faire, d'une part, sur base d'une
e´valuation correcte de la charge de travail qu'implique le
contentieux fiscal et, d'autre part, en repensant les
conditions de nomination des magistrats, notamment
lorsqu'il s'agit de magistrats spe´cialise´s dans les matie`-
res fiscales.
En ce qui concerne ce dernier point, il est indispensable
de mettre sur un pied d'e´galite´ les diffe´rentes formations
universitaires ou post-universitaires qui sont dispense´es
en matie`re fiscale. Je pense e´galement qu'il faut tenir
compte de l'expe´rience de´ja` acquise par des magistrats
soit parce qu'ils ont e´te´ amene´s re´gulie`rement a` traiter
ces matie`res, soit parce qu'ils ont suivi des formations
organise´es par le ministe`re de la Justice. Sans ces
modifications, j'estime qu'il sera particulie`rement difficile
d'envisager une augmentation du nombre de magistrats
fiscaux tout en gardant un niveau de qualite´ e´leve´e.
Le colle`gue Giet e´voque e´galement la tendance crois-
sante des contribuables a` contester l'imposition e´tablie
par les services de l'administration fiscale. C'est une
tendance et il faudra voir si les chiffres la confirment. Il
est e´videmment possible d'agir contre cet accroissement
en prenant, le cas e´che´ant, les mesures ne´cessaires
pour sanctionner les abus de proce´dure. Cependant,
cette tendance pourrait e^tre renverse´e a` partir du mo-
ment ou` les administrations fiscales effectuent leur tra-
vail. A cet e´gard, le ministre de la Justice ne dispose
d'aucun pouvoir. Cette proble´matique rele`ve exclusive-
ment des compe´tences et de l'autorite´ du ministre des
Finances. J'ai signale´ a` mon colle`gue Didier Reynders, la
disponibilite´ des membres de mon cabinet pour s'atta-
quer a` la proble´matique du contentieux fiscal et permet-
tre que ni le contribuable, ni l'Etat ne soient le´se´s en la
matie`re. Des re´unions doivent avoir lieu, a` bre`ve
e´che´ance, afin d'examiner l'ensemble des proble`mes
auxquels devront faire face les deux ministe`res. Il est
essentiel que l'arrie´re´ de 180 000 re´clamations, qui n'ont
pas encore fait l'objet de de´cision de l'administration
fiscale, puisse e^tre re´gle´ le plus rapidement possible.
En ce qui concerne cet arrie´re´, la nouvelle loi ne s'appli-
quera qu'au 31 mars 2001. Il s'agit la` d'un nombre
extre^mement important de dossiers qui doivent impe´ra-
tivement e^tre re´gle´s si on veut e´viter un engorgement des
services des juges fiscaux.
Enfin, la modification de l'article 1385 undecies du Code
judiciaire pre´voit toujours le maintien d'un filtre adminis-
tratif obligatoire avant de pouvoir s'adresser au juge. Ce
filtre s'explique par la volonte´ d'e´viter un encombrement
des tribunaux de l'ordre judiciaire. Le maintien de ce filtre
s'explique aussi par le fait que la proce´dure de re´clama-
tion a permis de ramener a` environ 2000 litiges les
quelque 180 000 a` 200 000 re´clamations introduites par
les contribuables.
En conclusion, je puis vous affirmer que l'ensemble des
nominations auxquelles il peut e^tre proce´de´ ont e´te´ faites
ou le seront dans les plus brefs de´lais. J'estime que le
nombre de 29 juges fiscaux constitue un minimum qui
sera appele´ a` e´voluer. Mais je ne pense pas devoir
retenir imme´diatement le nombre de 170 juges. Il faudra
proce´der a` une e´valuation de la mise en application de la
loi afin de pouvoir re´aliser l'impact exact de la nouvelle
proce´dure.
M. Thierry Giet (PS) : Monsieur le pre´sident, je remercie
le ministre de sa re´ponse assez comple`te. Je constate
qu'il confirme l'urgence de re´fle´chir aux nouvelles condi-
tions de nomination, essentiellement pour les magistrats
du parquet.
Je le remercie d'e^tre e´galement attentif a` l'e´volution du
contentieux fiscal. En prenant l'exemple des commis-
sions de libe´ration conditionnelle, on se rend compte
effectivement que si on laisse passer trop de temps entre
l'entre´e en vigueur et la mise en place d'une nouvelle
structure, on cre´e un arrie´re´ de de´part qui de´motive ceux
qui sont charge´s de re´sorber cet arrie´re´.
Le pre´sident : L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Mondelinge vraag van mevrouw Magda De Meyer aan
de minister van Justitie over
de inperking van de
gratis eerstelijnrechtshulp door de nieuwe wet op de
juridische bijstand
(nr. 572)
Question orale de Mme Magda De Meyer au ministre
de la Justice sur
la limitation de l'aide juridique
gratuite de premie`re ligne, instaure´e par la nouvelle
loi sur l'aide juridique
Mevrouw Magda De Meyer (SP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, er heerst grote ongerust-
heid bij de verenigingen die zich bezighouden met so-
ciale rechtshulp : huursbonden, diensten rechtshulp van
ziekenfondsen, vakbonden en dergelijke met betrekking
tot de nieuwe wet op de juridische bijstand die in zijn
geheel ten laatste op 31 december 1999 van kracht
wordt.
Er dienen terzake nog heel wat uitvoeringsbesluiten te
worden genomen met betrekking tot de commissies voor
juridische bijstand, de erkenningsvoorwaarden van de
organisaties voor juridische bijstand en de kosten van
eerste- en tweedelijnsbijstand.
De hamvraag is of ook de niet-justitie¨le organisaties die
sociale rechtshulp bieden al dan niet door deze wet zijn
gebonden. Niettegenstaande eerdere berichten en juridi-
sche interpretaties dat de wet op de juridische bijstand
enkel de organisatie van de justitiehuizen regelt en de
10
HA 50
COM 064
07-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda De Meyer
wijze waarop justitie¨le actoren zich hierin positioneren,
werpt onder andere het advies van de Raad van State
volgens sommigen toch vragen op of dit wel zo is. Het
probleem is dat de wet op dit vlak onduidelijk is en dat
verschillende interpretaties mogelijk blijven.
De gevolgen hiervan zijn verregaand, want het zou
betekenen dat deze organisaties enkel eerstelijns-
bijstand kunnen verlenen onder de restrictieve invulling
van eerstelijnsrechtshulp door de wet en dat ook de
kostenstructuur van de juridische bijstand op hen van
toepassing zou worden. Hoewel deze interpretaties be-
twistbaar zijn en tot gevolg zouden hebben dat heel wat
organisaties niet meer in hun al of niet wettelijke opdracht
zouden kunnen voorzien, moet er wel rekening mee
worden gehouden zolang er geen eenduidige interpreta-
tie is en onduidelijkheid blijft bestaan.
Er rijst ook een probleem in de uitvoeringsbesluiten
waarin zou zijn voorzien dat alleen VZW's en instellingen
van openbaar nut kunnen worden erkend. Een hele
groep organisaties die nu juridische bijstand verlenen,
zoals bijvoorbeeld in het kader van vakbonden en zie-
kenfondsen, zouden dan worden uitgesloten.
Wat de kosten van de juridische bijstand betreft, blijkt dat
eerstelijnsbijstand niet langer gratis is. Wie wil genieten
van kosteloosheid, zal volgens het koninklijk besluit
bewijzen moeten voorleggen dat hij of zij over onvol-
doende inkomen beschikt. Dat dit ook geldt voor
eerstelijnsrechtshulp waar mensen tot hiertoe op diverse
plaatsen gratis advies konden inwinnen, zou een enorme
stap achteruit betekenen voor de toegankelijkheid van de
rechtsbijstand in ons land, vermits er meteen twee drem-
pels zouden worden opgeworpen, e´n een financie¨le e´n
een administratieve.
Mijnheer de minister, graag kregen wij definitief uitsluitsel
over het feit of de niet-justitie¨le actoren nu al dan niet
gebonden zijn door de wet. Indien dit toch zo zou zijn,
kunnen dan de nodige maatregelen worden genomen
opdat de huidige organisaties die met sociale rechtshulp
bezig zijn, dit verder kunnen blijven doen, onder de
huidige voorwaarden ?
Minister Marc Verwilghen : Mijnheer de voorzitter,
collega's, mijn antwoord zal kort zijn omdat ik me aan de
wet moet houden. De tweede vraag kan alleen worden
beantwoord op voorwaarde dat het antwoord op de
eerste vraag positief is.
Op de eerste vraag of niet-justitie¨le organisaties die
sociale rechtshulp aanbieden door de nieuwe wet en de
uitvoeringsbesluiten gebonden zijn, moet ik tot mijn spijt
antwoorden dat de regels die werden vastgelegd voor het
verstrekken van juridische bijstand alleen van toepassing
zijn op de juridische bijstand van advocaten. De regels
zijn niet van toepassing op andere organisaties die
rechtshulp aanbieden.
Organisaties die rechtshulp aanbieden zijn wel onderhe-
vig aan de bepalingen die hun deelname aan de com-
missies voor juridische bijstand regelen.
Mevrouw De Meyer, dit betekent dat ik niet kan antwoor-
den op de tweede vraag.
Op donderdag 2 december 1999 heeft mijn kabinet een
delegatie ontvangen van organisaties die rechtshulp aan-
bieden. De organisaties hebben hun grieven toegelicht.
Naar verluidt verkeren een aantal balies in de waan dat al
de rechtsbijstand, ook deze die wordt aangeboden door
rechtshulporganisaties, onderhevig is aan de nieuwe wet
op de juridische bijstand. Deze foute informatie heeft heel
wat problemen veroorzaakt.
Op vrijdag 3 december 1999 heeft mijn kabinet de
voorzitter van de delegatie van het Steunpunt Algemeen
Welzijnswerk, telefonisch verduidelijkingen gegeven. De
betrokkene verkoos echter dat het antwoord geofficiali-
seerd zou worden met een rondzendbrief of een monde-
linge vraag. Ik vermoed dat u daarom de vraag stelt.
Als men het huidige systeem wilt wijzigen, moet de wet
worden aangepast.
Mevrouw, a` bon entendeur, salut.
Mevrouw Magda De Meyer (SP) : Mijnheer de voorzitter,
ik dank de minister voor zijn antwoord.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Regeling van de werkzaamheden
Ordre des travaux
De voorzitter : Mevrouw Claudine Drion is afwezig. Ik
vernam graag of zij haar mondelinge vraag nr. 551
opnieuw wenst te agenderen. De mondelinge vraag nr.
580 van de heer Jan Peeters wordt op zijn verzoek naar
een latere datum verschoven.
- De openbare commissievergadering wordt gesloten
om 11.05 uur.
- La re´union publique de commission est leve´e
a` 11.05 heures.
HA 50
COM 064
11
07-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000