B
ELGISCHE
K
AMER VAN
VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
Handelingen
Annales
I
NTEGRAAL VERSLAG
VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN DE
C
OMPTE RENDU INTÉGRAL
DE LA RÉUNION PUBLIQUE DE LA
COMMISSIE VOOR DE
J
USTITIE
COMMISSION DE LA
J
USTICE
VAN
DU
01-12-1999
01-12-1999
HA 50
COM 062
HA 50
COM 062
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
2
HA 50
COM 062
AGALEV-ECOLO
:
Anders gaan leven / Ecologistes conférés pour l'Organisation de luttes originales
CVP
:
Christelijke Volkspartij
FN
:
Front National
PRL FDF MCC
:
Parti Réformateur libéral - Front démocratique francophone - Mouvement du citoyens pour le changement
PS
:
Parti socialiste
PSC
:
Parti social-chrétien
SP
:
Socialistische Partij
VLAAMS BLOK
:
Vlaams Blok
VLD
:
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
:
Volksunie & ID21
Abréviations dans la numérotation des publications :
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
DOC 50 0000/00 : Documents parlementaires de la 50e
DOC 50 0000/00 : Parlementaire documenten van de 50e zittingsperiode +
législature, suivi du n° et dy n° consécutif
het nummer en het volgnummer
QRVA
: Question et Réponses écrites
QRVA
: Schriftelijke Vragen en Antwoorden
HA
: Annales (Compte Rendu intégral)
HA
: Handelingen (Beknopt Verslag)
CRA
: Compte Rendu Analitique
BV
: Beknopt Verslag
PLEN
: Séance plénière
PLEN
: Plenum vergadering
COM
: Réunion de commission
COM
: Commissievergadering
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Officiele publicaties, van de Kamer van volksvertegenwoordigers
Commandes :
Bestellingen :
Place de la Nation, 1008 Bruxelles
Natieplein, 1008 Brussel
Fax : 02/549 82 60
Fax : 02/549 81 60
Tél. : 02/549 82 74
Tel. : 02/549 82 74
www.laChambre.be
www.deKamer.be
e-mail : aff.generales@laChambre.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Inhoud
Woensdag 1 december 1999
COMMISSIE VOOR DE JUSTITIE
-
COM 062
Mondelinge vraag van de heer Servais Verherstraeten aan
de minister van Justitie over
het Fonds en de commissie
voor Hulp aan Slachtoffers
(nr. 484)
5
sprekers : Servais Verherstraeten, Marc Verwilghen,
minister van Justitie
Samengevoegde mondelinge vragen van :
- de heer Servais Verherstraeten aan de minister van
Justitie over
de werking van de justitieantennes (nr. 491)
- de heer Jo Vandeurzen aan de minister van Justitie over
de justitieantennes (nr. 501)
6
sprekers : Servais Verherstraeten, Jo Vandeurzen,
Marc Verwilghen, minister van Justitie
Mondelinge vraag van de heer Luc Goutry aan de minister
van Justitie over
de aanvraag tot uitlevering van een
Turks gevangene
(nr. 508)
8
sprekers : Luc Goutry, Marc Verwilghen, minister van
Justitie
Samengevoegde mondelinge vragen van :
- de heer Bart Laeremans aan de minister van Justitie over
de vrijlating van een jonge moordenaar uit Kerkhove
(nr. 516)
- de heer Yves Leterme aan de minister van Justitie over
de toekenning van weekendverlof aan een 16-jarige,
verdacht van moord
(nr. 532)
10
sprekers : Bart Laeremans, Yves Leterme, Marc Ver-
wilghen, minister van Justitie
Mondelinge vraag van de heer Tony Van Parys aan de
minister van Justitie over
het illegaal binnensmokkelen
van goederen in gevangenissen
(nr. 533)
14
sprekers : Tony Van Parys, Marc Verwilghen, minister
van Justitie
Sommaire
Mercredi 1 de´cembre 1999
COMMISSION DE LA JUSTICE
-
COM 062
Question orale de M. Servais Verherstraeten au ministre
de la Justice sur
le Fonds et la commission d'Aide aux
Victimes
(n° 484)
5
orateurs : Servais Verherstraeten, Marc Verwilghen,
ministre de la Justice
Questions orales jointes de :
- M. Servais Verherstraeten au ministre de la Justice sur
le fonctionnement des antennes de justice (n° 491)
- M. Jo Vandeurzen au ministre de la Justice sur
le
fonctionnement des antennes de justice
(n° 501)
6
orateurs : Servais Verherstraeten, Jo Vandeurzen,
Marc Verwilghen, ministre de la Justice
Question orale de M. Luc Goutry au ministre de la Justice
sur
la demande d'extradition d'un de´tenu turc (n° 508)
8
orateurs : Luc Goutry, Marc Verwilghen, ministre de la
Justice
Questions orales jointes de :
- M. Bart Laeremans au ministre de la Justice sur
la
libe´ration d'un jeune assassin de Kerkhove
(n° 516)
- M. Yves Leterme au ministre de la Justice sur
l'octroi
d'un week-end de conge´ a` un jeune de 16 ans, suspecte´
d'assassinat
(n° 532)
10
orateurs : Bart Laeremans, Yves Leterme, Marc Ver-
wilghen, ministre de la Justice
Question orale de M. Tony Van Parys au ministre de la
Justice sur
le trafic ille´gal de biens dans les prisons
(n° 533)
14
orateurs : Tony Van Parys, Marc Verwilghen, ministre
de la Justice
HA 50
COM 062
3
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
4
HA 50
COM 062
01-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
COMMISSION DE LA JUSTICE
COMMISSIE VOOR DE JUSTITIE
RE
´ UNION PUBLIQUE DU
MERCREDI 1 DE
´ CEMBRE 1999
OPENBARE VERGADERING VAN
WOENSDAG 1 DECEMBER 1999
De vergadering wordt geopend om 14.20 uur door de
heer Fred Erdman, voorzitter.
La re´union est ouverte a` 14.20 heures par M. Fred
Erdman, pre´sident.
Mondelinge vraag van de heer Servais Verherstrae-
ten aan de minister van Justitie over
het Fonds en
de commissie voor Hulp aan Slachtoffers
(nr. 484)
Question orale de M. Servais Verherstraeten au mi-
nistre de la Justice sur
le Fonds et la commission
d'Aide aux Victimes
De voorzitter : De heer Servais Verherstraeten heeft het
woord.
De heer Servais Verherstraeten (CVP) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, de wet van 1985 met
betrekking tot het Fonds voor Hulp aan Slachtoffers is u
uiteraard bekend. We hebben daar in de afgelopen
legislatuur nog verbeteringen en versoepelingen in aan-
gebracht. Niettegenstaande dat feit doen zich op het
terrein wellicht links en rechts problemen voor in verband
met achterstand.
Ik wens u dan ook een aantal concrete vragen in verband
met gegevens te stellen. Hoeveel verzoekschriften zijn er
de jongste drie jaar binnengekomen ? Valt daarin een
evolutie waar te nemen ? Heeft de wijziging van de wet
daar invloed op gehad ? In welke mate kan aan de
instroom worden voldaan ? Hoeveel beslissingen werden
er in de afgelopen drie jaar genomen ? In welke mate
levert dit achterstand op ? Hoe kunnen we die achter-
stand wegwerken ? Bestaat er qua achterstand, instroom
en uitstroom een verschil tussen de Nederlandstalige en
de Franstalige kamers ? In de afgelopen legislatuur was
er duidelijk een tendens waarbij de instroom aan midde-
len ruimschoots volstond om uitkeringen te geven. Is dat
nog steeds het geval ? Zo ja, hoe groot is de reserve ?
Welke evolutie ondergaat de reserve ? Mocht dit in de
positieve zin evolueren, dan moeten wij ons toch afvra-
gen of de wet niet moet worden uitgebreid.
Het verdrag 116 van 1983 is nog niet geratificeerd in
Belgie¨. Het zou een tegemoetkoming voor slachtoffers
met zich brengen in een lidstaat van de Raad van
Europa. Heeft de regering de intentie om dit verdrag te
laten ratificeren ?
De voorzitter : De minister heeft het woord.
Minister Marc Verwilghen : Mijnheer de voorzitter, mijn-
heer Verherstraeten, ik merk dat uw vraag iets ruimer is
dan aangekondigd. U vraagt nu ook de noord-zuid-
splitsing van de cijfers. Dat kan ik u dus jammer genoeg
niet meedelen.
Als we het aantal verzoekschriften en beslissingen in de
jongste drie jaar bekijken, dan waren er in 1997 391
verzoekschriften en 125 beslissingen, in 1998 873 ver-
zoekschriften - een bijzondere toename - en 192 beslis-
singen en in 1999 628 verzoekschriften en 383 beslissin-
gen. U zult zich ongetwijfeld herinneren dat de kaders in
1999 werden uitgebreid.
U vroeg ook hoe het met de werking gesteld is en of de
procedure en de verdere bekendmaking verbeterd kun-
nen worden. In mijn beleidsnota 2000 kunt u vaststellen
dat ik zal laten onderzoeken hoe de werking van de
commissie voor de Hulp aan Slachtoffers van opzettelijke
gewelddaden uitgebreid en geoptimaliseerd kan worden.
Hiermee ga ik ook meteen in op een aanbeveling van de
Europese Raad van Tampere van oktober 1999. Men
wou het slachtoffer daar een specifieke plaats toekennen
en dit opvolgen. Wat de bekendmaking van het Fonds
betreft, meen ik niet dat we nog bijkomende inspannin-
gen moeten leveren naast de bestaande brochure, die
zowel tot de professionelen als tot het grote publiek is
gericht. U weet wellicht ook dat het Rekenhof momenteel
een studie uitvoert. Ik wil dus in elk geval wachten op de
conclusies van het Rekenhof voor ik een definitieve
beslissing neem.
Wat ons wel moet bezighouden, is hoeveel de reserve
van het Fonds bedraagt. Volgens de cijfers van de
budgettaire controle van 1999 bedroeg het saldo afge-
rond 824 miljoen frank. De voorziene inkomsten voor het
lopende jaar werden toen op 236 miljoen frank geraamd.
Dit brengt ons op een totaal van 1 059 miljoen frank.
De voorziene uitgaven voor 1999 bedragen 170 miljoen
frank. Het voorziene saldo op 1 januari 2000 bedraagt
889 miljoen frank. Ik wijs er evenwel op dat voor een
groot aantal verzoekschriften nog geen beslissing werd
genomen. Wij hebben de reserve niet kunnen aanspre-
ken. Dit zou ons naar een moeilijke situatie leiden.
HA 50
COM 062
5
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Marc Verwilghen
Wanneer wordt het verdrag nr. 116 van 1983 uiteindelijk
door het parlement bekrachtigd ? U had die vraag na-
tuurlijk ook vroeger kunnen stellen. Na 136 dagen beleid
in het ministerie van Justitie kan ik u alleen zeggen dat wij
alles hebben gedaan om de ratificatie van het Europees
Verdrag nr. 116 ten spoedigste tot stand te brengen.
Daardoor wordt het wettelijk kader gecree¨erd voor de
schadevergoeding aan Belgen die het slachtoffer zijn van
opzettelijke gewelddaden in een der landen die het
verdrag hebben ondertekend.
Als alles verloopt zoals het hoort, moet de ratificatie in
2000 plaatsgrijpen.
De voorzitter : De heer Servais Verherstraeten heeft het
woord.
De heer Servais Verherstraeten (CVP) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, ik stel vast dat de vraag
naar de opsplitsing naar Nederlandstalige of Franstalige
kaders niet werd beantwoord. Ik zal deze vraag schrifte-
lijk stellen, zodat kan worden nagekeken of er met het
oog op de kaders structurele problemen zijn.
Mijnheer de minister, wij gaan met u mee om in deze wet
verbeteringen aan te brengen. Het tweede gedeelte van
de vraag was uiteraard geen verwijtende vraag. Het was
eerder een aanvoelen of er beweging zit in het dossier en
daarover hebben wij duidelijkheid gekregen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Samengevoegde mondelinge vragen van :
- de heer Servais Verherstraeten aan de minister van
Justitie over
de werking van de justitieantennes
(nr. 491)
- de heer Jo Vandeurzen aan de minister van Justitie
over
de justitieantennes (nr. 501)
Questions orales jointes de :
- M. Servais Verherstraeten au ministre de la Justice
sur
le fonctionnement des antennes de justice
- M. Jo Vandeurzen au ministre de la Justice sur
le
fonctionnement des antennes de justice
De voorzitter : De heer Servais Verherstraeten heeft het
woord.
De heer Servais Verherstraeten (CVP) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, de documenten van de
regering inzake het veiligheidsplan streven een integrale
veiligheidszorg na met preventie e´n repressie en aan-
dacht voor de nazorg van daders en slachtoffers.
Om de integrale veiligheidszorg op het terrein waar te
maken, werden justitieantennes opgericht onder meer in
Genk en Brussel.
Mijnheer de minister, wat is de stand van zaken ? Hoe-
veel
dossiers
worden
door
de
Brusselse
parket-
magistraten behandeld ? Kunt u reeds een eerste eva-
luatie van het initiatief geven ? Heeft de evaluatie
repercussies gehad op het ontwerp inzake snelrecht ?
Op 1 juni werd een samenwerkingsprotocol ondertekend.
Zijn er moeilijkheden ?
Hoeveel dossiers behandelen de sociale werkers op
justitieel en politioneel vlak ? Wordt er samengewerkt
met de justitiehuizen ? Hebben de justitieantennes effect
op het terrein ? Hoe reageren de wijkbewoners ?
Mijnheer de minister, men was van plan een justitie-
antenne op te richten in La Louvie`re. Andere gemeente-
besturen waren eveneens gei¨nteresseerd. Bent u van
plan het door de vorige regering gevoerde beleid terzake
voort te zetten en bijkomende antennes op te richten ?
Zo ja, wanneer en waar ?
Heeft de opgerichte studiegroep het project reeds gee¨-
valueerd en aanbevelingen opgesteld ?
In welke mate kunnen de justitieantennes deel uitmaken
van uw veiligheidsplan ?
De voorzitter : De heer Jo Vandeurzen heeft het woord.
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, ik sluit me aan bij de
vragen van de heer Verherstraeten.
Mijnheer de minister, in uw beleidsnota verwijst u naar de
justitieantennes met betrekking tot de bereikbaarheid van
de justitiehuizen. Bent u van plan het project inzake de
justitieantennes voort te zetten of werkt u aan een nieuw
initiatief ?
De voorzitter : De minister heeft het woord.
Minister Marc Verwilghen : Mijnheer de voorzitter,
collega's, ik zal eerst antwoorden op de vragen van de
heer Verherstraeten.
Het project werd opgestart op 1 juni 1999. Dit betekent
dat het experiment op dit ogenblik 6 maanden loopt.
Op de eerste vraag inzake het aantal dossiers kan ik u
geen exact antwoord geven. Ik steek niet onder stoelen
of banken dat het me verontrust dat ik geen exacte cijfers
over het aantal behandelde dossiers heb gekregen. Men
heeft me gezegd dat er slechts een paar dossiers werden
behandeld. Men heeft geen details over het aantal en de
specificiteit gegeven. Men voegt er bovendien onmiddel-
6
HA 50
COM 062
01-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Marc Verwilghen
lijk aan toe dat het te vroeg is om conclusies te trekken en
dat men een langer rijpingsproces nodig heeft. Ik herhaal
dat deze situatie me verontrust. De terughoudendheid
kan erop wijzen dat het experiment niet loopt zoals men
had verhoopt.
Op uw tweede vraag inzake de sociale werkers kan ik
evenmin exact antwoorden omdat ik niet beschik over
een aantal praktische gegevens.
Ik moet wel een onderscheid maken tussen twee comite´s
die eigenlijk het geheel begeleiden : er is een beheers-
comite´ en er is een bestuurscomite´. Wat Brussel betreft
werd een beheerscomite´ voor de antenne opgericht. Dit
comite´ vergadert maandelijks sinds de opening in juni
1999. Het is samengesteld uit vertegenwoordigers van
Justitie, van de lokale administratie en van de Brusselse
dienst ter omkadering van de alternatieve maatregelen
en straffen. Daarnaast maken ook nog de maatschappe-
lijke assistent, de politie-assistent en de secretaris van de
antenne deel uit van dit comite´. De opdracht van het
comite´ bestaat erin om de resultaten van het project te
beoordelen en hierover omstandig verslag in de vorm
van een rapport uit te brengen. Dat verslag wordt maand
na maand overgemaakt aan het bestuurscomite´. Dat
bestaat dan weer uit een effectieve samenwerking, in de
vorm van een maandelijkse vergadering, tussen de
dienst Justitiehuizen en de antenne. Het bestuurscomite´
zelf is samengesteld uit vertegenwoordigers van het
ministerie van Justitie, van Binnenlandse Zaken, van de
minister-president van het Brusselse Hoofdstedelijk Ge-
west, uit magistraten van de antenne, de korpsoversten
van de gemeentelijke politie en de officieren van de buurt
waar de antenne is ingeplant. Het bestuurscomite´ is nog
maar een keer samengekomen en op dat ogenblik wer-
den er geen praktische afspraken gemaakt. Eigenlijk
moet het bestuurscomite´ gevoed worden door de maan-
delijkse rapporten van het beheerscomite´, maar omdat
men nog in een experimenteel stadium is en men het
middel nog moet leren kennen en exploiteren, valt hieruit
nog niet echt enig resultaat te puren.
De Brusselse dienst ter omkadering van de alternatieve
maatregelen en straffen houdt sinds 1 juni 1999 drie
dagen per week permanentie in de justitieantenne van
Brussel. Momenteel worden de dienstverleners uit
Brussel-Noord hier ontvangen. Sinds de opening van de
antennes is een substantie¨le toename van het aantal
dossiers vastgesteld, maar men beperkt zich tot het
opgeven van een percentage - 30% - zonder een exact
cijfer. Ook hier lijkt het mij te vroeg om conclusies te
trekken. Het interessante van de samenwerking met de
politieassistenten is de betere omkadering en opvolging,
zowel van de dossiers van minderjarigen als van volwas-
senen, zo deelt men mij vanop het terrein mee.
Ten derde vraagt u hoe de wijkbewoners het initiatief
ervaren want uiteindelijk heeft dit ook een belangrijke
weerslag op hen. Ook daar beschik ik niet over informa-
tie. Het experiment is te jong om het te kunnen beoorde-
len.
Uw vierde vraag gaat over het project La Louvie`re. Dit is
nog in volle voorbereiding. Er wordt momenteel nog
gedacht aan de uitrusting en de beveiliging van de
lokalen. Het is de bedoeling om per januari 2000 de
lokalen te kunnen betrekken. Momenteel zijn de aanwer-
vingen volop bezig en men wil effectief kunnen starten in
de loop van 2000, zonder dat ik daar een precieze datum
voor kan vooropstellen. Onze streefdatum blijft in ieder
geval juni 2000.
In uw vijfde vraag lijkt mij een zekere begripsverwarring
te bestaan. U spreekt over de nationale stuurgroep
justitie-antennes, maar ik vermoed dat u de nationale
begeleidingsgroep bedoelt. Die kwam voor de eerste
keer samen op 8 december 1998 onder leiding van een
medewerker van de vorige minister van Justitie. Het doel
van deze vergaderingen was vooral ervaringen en infor-
matie uitwisselen met betrekking tot de staat van ontwik-
keling. Er zijn 3 projecten : Brussel als verst gevorderde,
Genk
dat
daarop
volgt
en
La
Louvie`re.
Deze
begeleidingscommissie is samengesteld uit vertegen-
woordigers van de minister-president van het Brussels
Hoofdstedelijk Gewest, het kabinet van Binnenlandse
Zaken en dat van Justitie, de parketten van Bergen,
Brussel, Genk en Antwerpen en vertegenwoordigers van
de politie van Brussel, Sint-Gillis en Antwerpen. Zij heeft
haar laatste vergadering gehad op 7 mei 1999 zonder
enige specifieke afspraak te maken. Men wacht nog op
een aantal verslagen van de beheerscommissie.
Hoe moet dat nu worden gei¨mplementeerd, zowel in het
kader
van
het
Octopusakkoord
als
het
federale
veiligheidsplan ? De justitieantenne wordt hoe dan ook
als instrument behouden. In de door de federale regering
weerhouden prioriteit voor het hooliganisme en de indij-
king daarvan, is de justitieantenne de aangewezen weg
om te volgen, zeker ook voor Euro-2000.
Wat de vraag van de heer Vandeurzen betreft, namelijk of
dit verschilt van de justitiehuizen of de justitieantennes
zoals we ze kennen, wens ik het volgende te zeggen.
Het gaat niet om de uitbouw van justitieantennes zoals
we ze kennen in Brussel, Genk en binnenkort in La
Louvie`re maar om parketantennes. Daarin staat het werk
van de parketmagistraten centraal, het is een manier om
het parketwerk te decentraliseren. Men wil binnendringen
op de site waar de evaluatie moet plaatsvinden. Het gaat
om de justitiehuisantennes. Dit zijn regionale afdelingen
van de arrondissementele justitiehuizen.
HA 50
COM 062
7
01-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Marc Verwilghen
De bereikbaarheid en de toegankelijkheid van justitie
moet kunnen worden verbeterd. De justitieantennes wor-
den in de praktijk bezocht door mensen uit de onmiddel-
lijke omgeving. De werking dekt het volledige gerechte-
lijke
arrondissement
niet.
We
stellen
een
aantal
speerpunten voorop omdat het niet mogelijk blijkt op een
andere manier de mensen beter te betrekken bij de
werking van justitie.
De antennes kunnen verder in de geest van de Octopus-
akkoorden worden gei¨ntegreerd. Niet enkel in het justitie-
huis per gerechtelijk arrondissement, zoals we dit ken-
nen, maar in het veiligheidsbeleid van de toekomst. In het
lokaal overleg tussen politie, justitie en de welzijnssector,
kunnen de antennes een belangrijke rol spelen.
Het betreft dus een specificatie van het laatste. Het is de
bedoeling om de rechtsonderhorigen beter te betrekken
bij de werking van de justitie in de brede betekenis van
het woord.
De voorzitter : De heer Servais Verherstraeten heeft het
woord.
De heer Servais Verherstraeten (CVP) : Mijnheer de
voorzitter, ik neem akte van de intentie van de minister
om de antennes als instrument te behouden en deze aan
te wenden bij de uitvoering van zijn nieuw ontwerp, dat
onze steun krijgt. Toch begrijp ik niet dat hij over geen
enkel gegeven beschikt. Ik begrijp dat een grondige
evaluatie na zes maanden nog niet mogelijk is. Maar op
dit ogenblik tasten we volledig in het duister. Dit veront-
rust me. Ik zou het jammer vinden dat een goed initiatief
later werd gehypothekeerd door het feit dat het op het
terrein niet goed werd uitgevoerd. Het zou nu nog kunnen
bijgestuurd worden. Ik hoop dat uw kabinet snel over
informatie beschikt, eventueel gekoppeld aan de vraag of
er redenen van structurele, logistieke of welke aard ook
zijn, die aanleiding geven tot bijsturing.
De voorzitter : De heer Jo Vandeurzen heeft het woord.
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, het verbaast me dat er weinig
informatie van onderuit beschikbaar is. Ik ben ervan
overtuigd dat de burgemeester van Genk de minister
graag zal uitnodigen om te komen kijken naar het func-
tioneren van de justitieantennes.
Minister Marc Verwilghen : Er zijn twee experimenten in
uitvoering : Brussel, dat achterblijft en Genk, waarvan ik
denk dat het goed werkt. Het embryonale stadium van
het project laat niet toe reeds over cijfers te beschikken,
wat van Brussel wel mocht worden verwacht. Ik volg
beide dossiers met aandacht omdat de gekozen instru-
menten volgens mij de juiste zijn. Er moet wel op het
terrein aan worden gesleuteld. Brussel kan een extra
injectie gebruiken.
De voorzitter : Ik wens het volgende voor te stellen.
Gelet op de aard van de materie, stel ik voor dat de
commissie een bezoek zou brengen aan de antenne in
Brussel. Eventueel in tweede instantie aan de antenne in
Genk. Het kan de commissieleden inspireren om voor-
stellen te doen in verband met het experiment in La
Louvie`re wanneer dat wordt opgestart.
Ik geef het u ter overweging. Het zal er waarschijnlijk toch
niet zijn, noch vo´o´r Sinterklaas, noch vo´o´r Kerstmis. Dit
experiment zou een punt kunnen zijn om met de verant-
woordelijken op het terrein van gedachten te wisselen.
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Ik vind het een goed
idee. Wij kunnen het misschien doen op een moment dat
de minister onverwacht de infrastructuur van het ge-
rechtsgebouw van Hasselt gaat bezoeken, want daar
wachten ze nog met ongeduld.
Minister Marc Verwilghen : Ik weet dat ze met zulk groot
ongeduld wachten, dat ze eigenlijk graag de datum
zouden kennen, maar onverwacht is onverwacht.
Le pre´sident : La parole est a` Mme Jacqueline Herzet.
Mme Jacqueline Herzet (PRL FDF MCC) : Monsieur le
pre´sident, monsieur le ministre, il y a des maisons de la
Justice qui fonctionnent remarquablement bien. Visitons
les trois re´gions !
Le pre´sident : J'ai sugge´re´ Bruxelles parce que :
- c'est tre`s pre`s;
- nous pouvons nous y rendre compte de la difficulte´.
Rien ne nous empe^che de visiter les autres par la suite.
Cela de´pendra des conditions me´te´o, etc.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Luc Goutry aan de
minister van Justitie over
de aanvraag tot uitleve-
ring van een Turks gevangene
(nr. 508)
Question orale de M. Luc Goutry au ministre de la
Justice sur
la demande d'extradition d'un de´tenu
turc
De voorzitter : De heer Luc Goutry heeft het woord.
De heer Luc Goutry (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, wellicht is deze geschie-
denis u bekend maar ik zal ze toch even kort toelichten.
Op 26 september 1999 werd in Knokke, bijna per toeval,
bij een appartementsbrand, een aantal mensen opge-
pakt. Men vond ter plaatse vuurwapens, blanco Turkse
8
HA 50
COM 062
01-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Luc Goutry
paspoorten, valse paspoorten, GSM's en heel wat docu-
menten en materiaal dat er kon op wijzen dat het wellicht
om malafide personen ging. Op dit ogenblik zitten nog
altijd vier van deze mensen in de gevangenis van
Brugge, op beschuldiging van bendevorming, verboden
wapenbezit, valsheid in geschrifte en diefstal.
Dit zou een vrij alledaagse zaak zijn ware het niet dat
plots rond de gevangenis van Brugge nogal wat commo-
tie is ontstaan. Er staan captatiewagens van Turkse
televisiezenders. Vorige week moesten de betrokkenen
voorkomen in het gerechtsgebouw van Brugge. Toen
moesten vrij grote veiligheidsmaatregelen worden getrof-
fen omdat bleek dat medestanders van de gevangenen
waren opgetrommeld. Een zestigtal personen was afge-
zakt naar Brugge. Op een bepaald moment was de sfeer
eerder grimmig, zodat deze zaak in onze streek nogal
wat beroering heeft veroorzaakt. De belangstelling vanuit
Turkije zou te maken hebben met het feit dat de dame in
het gezelschap, mevrouw Erdal, die onder een andere
naam is opgepakt, internationaal is geseind naar aanlei-
ding van een moord bij een terroristische aanslag in
Turkije. Als zij de persoon is die men zoekt, is zij lid van
een extreem-linkse organisatie in Turkije.
Dat alles heeft geleid tot een ander gevangenisregime
voor de betrokkenen. Zij werden onder meer op secreet
geplaatst en men heeft uitgebreide veiligheidsmaatrege-
len genomen. Vandaag komt het kort geding voor, onder
meer inzake hun behandeling in de gevangenis. Allerlei
geruchten doen de ronde. Men zegt dat hun uitlevering is
gevraagd. Men vraagt zich af of het wel degelijk die
persoon betreft. Als zij wordt uitgeleverd met die verden-
king staat haar mogelijk de doodstraf te wachten. Van-
daar dat ook mensenrechtenorganisaties zich mengen in
het debat. De zaak wordt dus almaar complexer.
Mijn vragen zijn de volgende. Heeft Turkije de uitlevering
gevraagd van mevrouw Erdal ? Is het al bekend hoe de
regering op dit verzoek zal reageren ? Wat zal de rege-
ring doen om de openbare orde in alle veiligheid te
garanderen ? De gevangenis bevindt zich immers in een
drukbewoonde buurt. Ook het gevangenispersoneel
maakt zich zorgen.
De voorzitter : De minister heeft het woord.
Minister Marc Verwilghen : Mijnheer de voorzitter, mijn-
heer Goutry, uw eerste vraag had betrekking op het
bericht dat u bij wijze van inleiding hebt geciteerd. Dit is
juist. Op 26 september 1999 werden drie personen
aangehouden, namelijk Asoglu Musa, geboren in 1961,
Saz Kaya, geboren in 1975 en iemand die zich uitgeeft
voor Nese Yildirim, geboren in 1978, de vrouw van het
gezelschap. Zij werd later gei¨dentificeerd als Erdal Fe-
hriye, geboren in 1977.
's Anderendaags, op 27 september 1999, werd door de
onderzoeksrechter te Brugge een aanhoudingsmandaat
uitgevaardigd. De strafbare feiten zijn bendevorming en
inbreuken op de wapenwetgeving, gepleegd in Belgie¨. Zij
bevinden zich dus in voorlopige hechtenis. Twee dagen
later, op 29 september, werden in Charleroi en Beringen
respectievelijk nog e´e´n en twee verdachten aangehou-
den. Ik wil hiermee aantonen dat zij eigenlijk vrij goed
verspreid zaten over het Belgische grondgebied.
Op 26 oktober 1999 werd de aanhouding van vier
verdachten, waaronder Erdal Fehriye, door de raadka-
mer gehandhaafd. Zij zouden in Turkije deel uitmaken
van een uiterst linkse beweging, het Front re´volutionnaire
de la libe´ration populaire. Dit wordt door de Turkse
autoriteiten beschouwd als een terroristisch gezelschap
dat voornamelijk de omverwerping van het democrati-
sche regime op het oog heeft en dit zou willen vervangen
door een marxistisch-leninistisch bestel.
U vroeg ook of ik kan bevestigen dat de uitlevering
van de vrouwelijke gedetineerde wordt gevraagd. Ook
daarop moet ik positief antwoorden. Bij nota van
2 november 1999 werd door de Turkse ambassade te
Brussel de uitlevering van Erdal Fehriye gevraagd, dit op
grond van een aanhoudingsmandaat dat op 18 januari
1996 werd uitgevaardigd door de vierde kamer van het
Hof van de Staatsveiligheid in Istanboel wegens een
tentative de modification du syste`me constitutionnel par
la force, tel que pre´vu par l'article 146/1 du Code pe´nal
.
De incriminatie hiervoor luidt als volgt :
Quiconque tente
d'alte´rer, de modifier ou d'abroger la Constitution de la
Re´publique de Turquie et d'exteindre la grande Assem-
ble´e Nationale ou de l'empe^cher d'exercer ses fonctions
sera condamne´ a` la peine de mort
.
Een verzoek van de Turkse ambassade van 28 oktober
1999 strekkende tot de voorlopige aanhouding van Erdal
Fehriye is met het oog op de uitlevering overgemaakt aan
het parket van Brugge. Tot op heden is dit echter nog niet
ten uitvoer gelegd. De feiten waarvoor de uitlevering
werd gevraagd dateren van 9 januari 1996. Toen werd in
Istanboel, Turkije in het Sabanci Center een moord
gepleegd op twee vooraanstaande zakenlui en hun se-
cretaresse. Zij werden met een pistool vermoord door
Mustafa Duyar en Ismai¨l Akkol, leden van het voor-
noemde genootschap. De rol van Erdal daarin zou zijn
geweest dat zij toen werkte in het Sabanci Center en dat
de aanslag kon worden uitgevoerd dank zij de inlichtin-
gen die zij heeft verstrekt.
Uw derde vraag, namelijk hoe de Belgische regering op
dit verzoek zal reageren, is pertinent. Na kennisname
van het advies van het directoraat-generaal Straf-
wetgeving en Rechten van de Mens werd beslist om een
overlegvergadering te laten doorgaan op het kabinet.
Vooraleer een beslissing kan worden genomen, moeten
een aantal problemen uit de weg worden geruimd. Ten
HA 50
COM 062
9
01-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Marc Verwilghen
eerste is er de dubbele incriminatie. Verder gaat het om
de aard van het misdrijf. Is dit een politiek of gemeen-
rechtelijk misdrijf ? Ook moet worden nagegaan of de
niet-discriminatieclausule van toepassing is. Speelt de
politieke gezindheid van de verdachte hier geen rol ?
Zolang hierover geen uitsluitsel is verkregen, kan de
uitleveringsprocedure niet verder worden afgehandeld.
Erdal blijft dus voorlopig aangehouden krachtens het
aanhoudingsmandaat van de onderzoeksrechter te
Brugge. Uw twee bijkomende vragen hebben betrekking
op de openbare veiligheid. De bevoegde autoriteiten
hebben veiligheidsmaatregelen van openbare orde ge-
nomen. Wanneer de verdachten voor de gerechtelijke
overheden moeten verschijnen, wordt hiermee extra re-
kening gehouden. Ook met de beveiliging in de gevan-
genis moet men rekening houden.
In uw vijfde vraag had u het over het interne regime. Zij
zijn opgesloten onder het strikt cellulair regime. Dit is een
veiligheidsmaatregel die niet enkel ontsnappingspogin-
gen van de gedetineerden moet verijdelen en hen be-
schermen tegen geweld van medegedetineerden maar
die tevens dienstig is voor de bescherming van het
gevangenispersoneel. Uitgerekend tegen deze maatre-
gel hebben zij het kortgeding aangespannen.
Het strikte celregime dat momenteel voor het drietal
wordt toegepast, namelijk voor mevrouw Erdal en de
heren Saskaja en Asoglumuza, wordt aangevochten voor
de voorzitter van de Rechtbank te Brugge, zetelend in
kortgeding. De procedure werd ingeleid op 24 november
1999 en zal mogelijkerwijze vandaag haar beslag krijgen.
Wij wachten nu de uitspraak af, die nog vandaag zou
kunnen worden geveld. Uit het antwoord blijkt in elk geval
dat alle mogelijke voorzorgsmaatregelen, zowel extern
als intern, werden genomen. Bij de uitleveringsprocedure
zal uiteraard de gebruikelijke weg worden gevolgd en de
drie preliminaire geschillen zullen met de grootst moge-
lijke nauwkeurigheid worden benaderd.
De voorzitter : De heer Luc Goutry heeft het woord.
De heer Luc Goutry (CVP) : Mijnheer de voorzitter, ik
dank de minister omwille van het open en volledig
antwoord. Mijnheer de minister, ik verneem dat er overleg
is geweest en dat er nog een aantal zaken moeten
worden gekwalificeerd. Hebt u er enig idee van hoe lang
de uitleveringsprocedure nog zal duren ?
Minister Marc Verwilghen : Ik heb daar niet onmiddellijk
zicht op, behoudens dat ik weet dat mijn diensten het
onderzoek wellicht in de loop van deze week, begin
volgende week, zullen kunnen afhandelen en men op dat
ogenblik wellicht verder in contact zal treden met de
Turkse overheden.
In elk geval, gelet op de politieke connotatie die aan de
vervolging lijkt verbonden te zijn, zou dit erg bezwarend
kunnen zijn voor de verdere uitlevering. Dit zal moeten
blijken op het ogenblik dat de studie achter de rug is en
dat het contact met de Turkse overheden wordt herno-
men.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Samengevoegde mondelinge vragen van :
- de heer Bart Laeremans aan de minister van Justitie
over
de vrijlating van een jonge moordenaar uit
Kerkhove
(nr. 516)
- de heer Yves Leterme aan de minister van Justitie
over
de toekenning van weekendverlof aan een
16-jarige, verdacht van moord
(nr. 532)
Questions orales jointes de :
- M. Bart Laeremans au ministre de la Justice sur
la
libe´ration d'un jeune assassin de Kerkhove
- M. Yves Leterme au ministre de la Justice sur
l'octroi d'un week-end de conge´ a` un jeune de 16
ans, suspecte´ d'assassinat
De voorzitter : De heer Bart Laeremans heeft het woord.
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, mijn vraag
heeft betrekking op de vrijlating van de zestienjarige die
een negenjarig meisje uit Kerkhove heeft gewurgd.
De vrijlating heeft het Vlaams Blok geenszins verrast. Het
is niet de eerste keer dat zoiets gebeurt. Ik verwijs naar
de moord op Patrick Mombaers. De moordenaar die
reeds definitief werd vrijgelaten, verkondigt aan iedereen
die het wil horen dat hij de bladzijde reeds heeft omge-
draaid. De jonge moordenaar heeft 7 maanden in de cel
gezeten. Blijkbaar is alles achter de rug en moet hij niet
langer boeten.
Mijnheer de minister, ik vermoed dat het voor u geen
verrassing is dat het Vlaams Blok door deze gang van
zaken erg geschokt is. Misschien bent u wel geschrokken
van de enorme publieke verontwaardiging over dit soort
faciliteiten voor jonge criminelen.
U zult moeten toegeven dat er geen maatschappelijk
draagvlak is voor een dergelijke lichtzinnige en lakse
houding ten opzichte van dit soort misdadigers.
Mijnheer de minister, het volstaat niet om slachtoffers of
familie van slachtoffers in te lichten over de tijdelijke of
definitieve vrijlating van de dader. Daar liggen deze
mensen niet van wakker.
10
HA 50
COM 062
01-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Bart Laeremans
Het volstaat evenmin slachtoffers sneller inzagerecht in
het dossier te geven. Dat is niet de essentie van de zaak.
De kern van de zaak is dat de slachtoffers en hun
nabestaanden niet kunnen begrijpen dat daders op een
dergelijke lichtzinnige manier worden behandeld.
Voor doodslag krijgt men 7 maanden cel, voor wurging
van een klein meisje bekomt men reeds na 6 maanden
faciliteiten. Da`t is de boodschap die de publieke opinie en
niet in het minst de jongeren die al dan niet op het rechte
pad zitten, onthouden !
Mijnheer de minister, zult u jonge criminelen op een
dergelijk milde manier blijven behandelen of bent u
alsnog van plan uw voorstel dat dateert van vo´o´r de
verkiezingen inzake de verlaging van de strafrechtelijke
leeftijd van 18 naar 16 jaar uit te voeren ?
Mijn laatste vraag handelt over de jeugdcriminaliteit in het
algemeen.
De jonge man uit Kerkhove zat in Mol. De krant
Gazet
van Antwerpen
meldt dat een jonge zestienjarige dief
die meer dan 80 zware criminele feiten op zijn kerfstok
heeft zoals carjacking, afpersing, inbraken en diefstallen
met groot gemak uit Mol is kunnen ontsnappen.
Zijn deze gemeenschapsinstellingen geschikt om derge-
lijke criminelen vast te houden ?
En tenslotte, mijnheer de minister, wanneer zult u het
ontwerp inzake jeugdsanctierecht in de Kamer indie-
nen ?
De voorzitter : De heer Yves Leterme heeft het woord.
De heer Yves Leterme (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, sinds wij de vraag heb-
ben opgesteld, heeft de minister al commentaar en ook
een rechtzetting gegeven. Daardoor valt onze vraag
gedeeltelijk weg.
Ten tweede, ik stel deze vragen dan wel, maar gezien het
hier gaat om een lopend gerechtelijk onderzoek, kan het
zeker niet onze bedoeling zijn om in het parlement te
debatteren over elementen van een gerechtelijk onder-
zoek.
Hiervoor zijn namelijk andere instanties verantwoordelijk.
Toch is rond deze zaak heel wat commotie ontstaan en
wij denken dat ook het parlement de kans moet krijgen
om dergelijke zaken in het reine te trekken.
Ik ga hier de feitelijke gebeurtenissen niet herhalen. Zij
werden in de media uitvoerig weergegeven en de vorige
spreker heeft reeds uitleg gegeven.
Mijn eerste vraag handelt over de rechtsgrond waarop
het weekendverlof aan de jonge verdachte werd toege-
kend. Wat is de precieze strekking van die maatregel, de
inhoud van de
gunst die aan de betrokkene werd
toegestaan ?
Ten tweede, ging aan de beslissing een psychiatrisch of
psychologisch onderzoek vooraf, waaruit bleek dat er
geen onmiddellijk gevaar met de maatregel gemoeid
was ?
Ik vermoed dat mijn derde vraag voor een deel geen
voorwerp meer heeft. De ouders hebben ondertussen
immers rechtstreeks informatie gekregen, jammer ge-
noeg een beetje laattijdig en onder druk van de betoging
die in Kerkhove heeft plaats gehad.
Vorige week stelden de professoren Franchimont en
Lie´geois in de commissie voor de justitie dat verzoeken
om inzage in het dossier slechts uitzonderlijk worden
geweigerd. Dit deel is dus ook - wellicht onder druk van
de media - door de feiten achterhaald.
De wet van 5 maart 1998 in verband met de toekenning
van de voorwaardelijke invrijheidstelling bepaalt in artikel
4 dat, in door de koning bepaalde gevallen, slachtoffers
met legitiem belang kunnen worden gehoord met betrek-
king tot de voorwaarden die in hun belang zijn opgelegd.
Deze wet behoeft geen uitvoeringsmaatregel. Ik veron-
derstel dat de minister vindt dat bij toekenning van
verloven aan verdachten ook het slachtoffer moet wor-
den op de hoogte gebracht van zowel de verloven als
gebeurlijke voorwaarden.
Indien de wet in deze niet werd toegepast, luidt mijn
vraag welke initiatieven de minister overweegt om te
zorgen dat die wettelijke bepaling wordt toegepast.
Tot slot kom ik tot een algemene en ietwat politiek
geladen vraag.
Een aantal maatregelen die zullen worden opgenomen in
het federale veiligheidsplan betreffen de bestrijding van
de jeugddelinquentie.
Voorzover de zaak-van Kerkhove onder dit begrip valt, is
onze vraag hoe het staat met de uitwerking van de
maatregelen die in dit federaal veiligheidsplan zullen
worden opgenomen. Hoeveel ervan zijn reeds
rijp ge-
maakt
en wanneer mogen we de implementatie en de
bespreking in het parlement van dit veiligheidsplan ver-
wachten ?
De voorzitter : De minister heeft het woord.
HA 50
COM 062
11
01-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Minister Marc Verwilghen : Mijnheer de voorzitter,
collega's, ik begrijp dat er een grote commotie is ontstaan
naar aanleiding van het weekendverlof dat werd toege-
staan aan een zestienjarige, verdacht van moord op een
negenjarig meisje. Wij hebben gezien hoe deze commo-
tie zich in de loop van het weekend heeft geprofileerd.
De vraag, gesteld aan een minister van Justitie, sluit
natuurlijk de bedoeling uit dat hij zich bemoeit met een
individueel dossier of daarin tussenkomt.
Wel is het de bedoeling dat hij, indien er structureel iets
fout loopt, dit structurele euvel tracht te verhelpen, niet
alleen met betrekking tot deze zaak, maar ook in de
toekomst.
Mijn benadering is dus niet gei¨ndividualiseerd, maar
algemeen.
Ik wil ook even stilstaan bij wat wij in onze opleiding
hebben geleerd. Mijnheer de voorzitter, wij hebben de-
zelfde professor strafrecht gehad, de heer Herman Be-
kaert. Hij heeft ons verteld dat in zijn ogen de twee
sterkste magistraten, en daarmee bedoelde hij degenen
die ook de meest verregaande beslissingen konden
nemen die de vrijheid van een medeburger aanbelangen,
de onderzoeksrechter en de jeugdrechter waren.
Wij begrepen natuurlijk onmiddellijk dat dit verhaal op-
gaat voor een onderzoeksrechter maar het ging er veel
moeilijker in voor wat de jeugdrechter betreft.
Het voorbeeld, waarmee wij nu geconfronteerd worden,
toont effectief aan dat in het huidige jeugdrecht aan de
jeugdrechter een bijzonder grote verantwoordelijkheid
wordt gegeven.
Daarom heb ik altijd gezegd dat, wanneer een onder-
zoeksrechter of jeugdrechter moet worden benoemd, de
vraag dient te worden gesteld of het werkelijk om de
primus inter pares gaat. Hij zal immers een rechter zijn
die meer bevoegdheden heeft dan om het even welke
andere rechter.
Ik kom thans bij de vragen van de heer Laeremans.
Ik heb inderdaad bij het onderzoek van het dossier
vastgesteld dat de procureur des Konings te Kortrijk
bevestigd heeft dat de minderjarige in kwestie geboren is
op 21 september 1982. Dat betekent dat hij op het
ogenblik van de feiten 16 jaar oud was. De jeugdrechter
heeft op dat ogenblik verschillende mogelijkheden. Hij
mag de zaak zelfs uit handen geven. Dit impliceert dat de
zaak wordt verwezen, hetzij naar een Hof van Assisen,
hetzij naar een correctionele rechtbank.
Het eerste wat ik heb nagegaan is of men op dit vlak
reeds een beslissing heeft genomen. Deze beslissing
dient te worden genomen op basis van de artikelen 38 en
50 van het Wetboek op de jeugdbescherming.
Ik kan u zeggen dat de jeugdrechter nog geen beslissing
heeft genomen met betrekking tot de grond van de zaak.
Wel is een voorlopige beslissing genomen die aan de
minderjarige de toelating heeft verleend om de veertien
dagen bij een oom te Kluisbergen op verlof te gaan. Deze
oom is maatschappelijk assistent.
U hebt mij ook gevraagd of de minister kan verklaren
waarom een moordenaar zo mild wordt behandeld ? Ik
zou u dat wel willen verklaren, maar wij leven in een
rechtsstaat, gebaseerd op de scheiding van de machten.
Hierbij staat de discretionaire bevoegdheid van de jeug-
drechter op het spel en hij heeft deze discretionaire
bevoegdheid van de wetgever gekregen.
Bovendien is er ook het basisprincipe van de scheiding
der machten. Zelfs indien ik op deze zaak kritiek wil
uitbrengen, dan kan ik dat niet want het is mij niet
toegestaan.
De voorbereidende werkzaamheden van de wet op de
jeugdbescherming leren ons dat een jeugdrechter zich
niet alleen door de bijzondere ernst van de feiten laat
leiden, maar tevens door alle inlichtingen vervat in het
persoonlijkheidsdossier en in het gedrag van de minder-
jarige in de instelling. Al deze elementen laten de jeugd-
rechter toe een dergelijke beslissing te nemen of te
motiveren.
U vraagt mij ook of ik initiatieven zal nemen die een einde
stellen aan die milde behandeling of aan dat optreden
van de jeugdrechter ?
Dit is de soevereine macht van een jeugdrechter. Het is
de wetgevende macht die de jeugdrechter zijn compe-
tentie heeft gegeven en slechts zij kan hier ingrijpen.
Men mag wel even stilstaan bij het aspect slachtofferhulp
en meer bepaald bij de verstrekte informatie. In dit
dossier is men ten opzichte van de oorspronkelijke
omzendbrief niet zorgvuldig geweest. Neem nu een nog
lopende procedure, waarbij iemand bij voorbeeld in vrij-
heid wordt gesteld terwijl een zaak nog hangende is. Het
gaat dan over iemand die voorwaardelijk opnieuw in de
maatschappij mag, in afwachting van de behandeling van
de grond van de zaak. Dat zijn al wat uitzonderlijker
gevallen, maar wij stellen daar toch vast dat men dan de
neiging heeft om de slachtoffers of de familie niet te
verwittigen, met alle gevolgen vandien. Ik kan begrijpen,
dat als men plots in het straatbeeld de betrokken persoon
opnieuw ziet opdagen, zonder enige voorafgaande ver-
wittiging, dit voor problemen zorgt. In dit dossier werden
onmiddellijk na de feiten op 30 juni 1999 de ouders
gecontacteerd door de dienst Slachtofferonthaal van het
parket. De moeder heeft zich op 1 september 1999
burgerlijke partij gesteld. Verder heb ik nog vernomen dat
de procureur des Konings te Kortrijk de ouders op
1 december 1999, dus morgen, voor een onderhoud
heeft uitgenodigd.
12
HA 50
COM 062
01-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Marc Verwilghen
Ik kom nu tot de structurele kant van de zaak. Ik heb mijn
kabinet laten onderzoeken hoe de omzendbrieven van
mijn voorgangers kunnen worden verfijnd om ook de
uitzonderlijke gevallen wat beter aan te pakken. Ik heb
wel de indruk dat zij er ook duidelijk in vermeld staan,
omdat het een hele brede richtlijn is. Quod abundat non
nociat. Dit zou kunnen worden toegepast om bijkomende
problemen te verhinderen.
In uw derde vraag informeert u naar de wenselijkheid om
de strafrechtelijke meerderjarigheid van 18 op 16 jaar te
brengen. U hebt mij die vraag al wel vier keer gesteld. Ik
heb inderdaad bij het opstellen van het veiligheidsplan in
een andere hoedanigheid ooit geschreven dat men zich
moest durven afvragen of het noodzakelijk was die
leeftijd van 18 naar 16 jaar te brengen. U hebt gemerkt
dat dit in het regeringsakkoord als zodanig niet werd
opgenomen. Het was ook geen stokpaardje van mij, want
anders zou ik daar ongetwijfeld op ingegaan zijn. Bij
verdere studie zijn er wel een aantal punten die bij mij
twijfel doen rijzen. Heeft die verlaging wel effect, zeker
als men zestienjarigen wel uit handen kan geven en
daarvoor geen leeftijdverlaging nodig is ? Er zijn een
aantal tegenindicaties. De eerste daarvan vind ik in het
eindrapport van de commissie-Cornelis zelf. Daar stelt
men dat de leeftijd van 18 jaar misschien arbitrair is,
maar dat die wel samenvalt met de burgerlijke meerder-
jarigheid, met de kiesbekwaamheid, met de huwbare
leeftijd, met de leeftijd van de dienstplicht die wel werd
opgeschort, of zelfs met het bee¨indigen van de school-
plicht. Wat dat betreft is de commissie daar dus zelf geen
voorstander van geweest. Een tweede element is nieuw.
Het gaat om een recente resolutie van het Europees
Parlement, waarin wordt aanbevolen om de drempel van
de strafrechtelijke meerderjarigheid op de leeftijd van de
wettelijke meerderjarigheid te brengen. In alle Europese
landen is dat 18 jaar.
Tenslotte vraagt u wanneer het ontwerp inzake het
jeugdsanctierecht in de commissie zal worden behan-
deld. Ook een ander lid heeft die vraag gesteld. Ik kan mij
niet vastpinnen op een datum, maar in de loop van 2000
zullen wij met dat nieuwe jeugdrecht, begrepen als
afstelling van het jeugdbeschermingsrecht en het jeugd-
sanctierecht, naar de Kamer komen en daarover een
debat houden.
De vragen van de heer Leterme waren iets genuanceer-
der. De rechtsgrond voor weekeindverloven put men
eigenlijk uit een heel arsenaal van maatregelen die niet
alleen in ons nationaal recht, maar ook in het internatio-
naal recht zijn opgenomen. Herinner u de macht van de
jeugdrechter die eigenlijk nog groter is dan die van de
onderzoeksrechter. Hij mag ambtshalve te allen tijde alle
maatregelen aanwenden die in het belang van de van
zijn vrijheid beroofde minderjarige voor diens opvoeding
en behandeling geschikt zijn.
Er is niet enkel de wet van 1965 maar ook het
erkenningsbesluit van 1994 van de Vlaamse Gemeen-
schap, het internationaal verdrag van de Rechten van het
Kind, de VN-resolutie van 1985, de Benin-regels en de
VN-resolutie van 1990, ook de Havana-regels genoemd.
Deze mogelijkheden werden dus gecree¨erd. De jeugd-
rechter moet ze naar best vermogen trachten in te vullen.
U vroeg mij of aan die invrijheidstelling een voorafgaand
onderzoek en voorwaarden waren verbonden. Er was in
elk geval een gunstig medisch-psychologisch verslag op
28 september 1999. Aanvankelijk was er ook een uit-
gaansverbod ingesteld, maar dat werd later opgeheven.
U hebt een vraag gesteld over de toegang tot het dossier,
verwijzend naar de besprekingen die wij hebben gevoerd
inzake de evaluatie van 9 maanden toepassing van de
wet-Franchimont. De raadsman van de moeder - die zich
burgerlijke partij had gesteld op 1 september 1999 - had,
conform artikel 61, een verzoek ingediend om toegang te
krijgen tot het strafdossier op 29 september 1999. Dat
was evenwel te vroeg, want zoals u weet moet er een
maand verstreken zijn. Er is een nieuwe aanvraag ge-
diend, die gunstig werd geadviseerd. De toegang tot het
dossier zal dus worden verleend.
Een moeilijke aangelegenheid is de wet op de voorwaar-
delijke invrijheidstelling. Die is terzake evenwel niet van
toepassing, want het gaat hier om een voorlopige maat-
regel die niets te maken heeft met de grond van de zaak.
Men kan natuurlijk de vraag stellen of men binnen de wet
van 5 maart 1998, die normaal in het jeugdrecht niet van
toepassing is, dit artikel zou kunnen inroepen om in deze
voorlopige situatie in te grijpen. Naar mijn mening kan dat
niet, maar ik ben bereid om het te onderzoeken. Ik heb
aan de administratie opgedragen na te gaan welke de
mogelijkheden zijn.
Met betrekking tot het veiligheidsplan weet u dat de
bestrijding van de jeugddelinquentie een van de prioritei-
ten is. Dat document zal worden gefinaliseerd tegen het
einde van het jaar. Dan zullen wij meer zicht op de zaak
hebben en zal het dossier-van Kerkhove er eventueel
aan kunnen worden getoetst.
De voorzitter : De heer Bart Laeremans heeft het woord.
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, in uw antwoord verwees
u onder meer naar de discretionaire bevoegdheid van de
jeugdrechter. Deels kan ik het daarmee eens zijn, maar
het dossier toont in elk geval aan, voor de zoveelste
maal, dat de jeugdrechter zeer machtig is en te veel
autonomie heeft. Wat hier is gebeurd, botst met elk
rechtvaardigheidsgevoel. Hopelijk trekt men daaruit de
nodige lessen. U zegt dat enkel de wetgever hier kan
ingrijpen. Dat is correct, maar aangezien het hier om een
initiatief van de hele regering gaat - via de inter-
HA 50
COM 062
13
01-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Bart Laeremans
kabinettenwerkgroepen - is ons amenderingsrecht, zelfs
van commissieleden van de meerderheid, nogal theore-
tisch. Ik hoop dat u tijdig de nodige lessen trekt en de
almacht van de jeugdrechter sterk aan banden legt.
Ik ben verbaasd te vernemen dat u uw standpunten
herziet in verband met de verlaging van de strafrechte-
lijke meerderjarigheid tot 16 jaar. Het is een duidelijk
standpunt, dat u niet enkel in uw teksten opneemt maar
ook het kernpunt van het VLD-verkiezingsprogramma
was. U stapt daarvan af, onder meer op basis van
uitspraken in het rapport-Cornelis, terwijl dat al veel
langer bekend was dan uw veiligheidsplan, met name
sinds begin 1996. Naar mijn mening wordt hier een
merkwaardige bocht genomen, die wij betreuren.
De voorzitter : De heer Yves Leterme heeft het woord.
De heer Yves Leterme (CVP) : Mijnheer de voorzitter, ik
dank de minister voor zijn antwoord en wens nog twee
korte aanvullingen te geven.
Ten eerste, wij worden hier opnieuw geconfronteerd met
een geval zoals wij er in ons democratisch bestel de
jongste vier jaar enkele hebben gehad, waarbij met
discretionair te nemen beslissingen, de gerechtelijke
autoriteiten, in casu een jeugdrechter, botsen met de
reactie van het volk. Ik verwijs bijvoorbeeld naar de
symboliek van de witte ballonnen in Avelgem. Uiteindelijk
zijn het echter de politiek verantwoordelijken aan wie
wordt gevraagd hoe een en ander in mekaar zit of aan
wie men zegt hoe schandalig men dat vindt. Dit blijft toch
bijzonder moeilijk.
Wij hebben hier een rationele gedachtewisseling gehad
over het feit waarom dit zo is gelopen en over de
bevoegdheid van de jeugdrechter die hem door de
wetgever is toegekend. Wij kunnen allemaal de redene-
ring bijtreden dat het soms spanningen cree¨ert. In de
omgeving van Avelgem heeft het een aantal maanden
geleden ook tot spanningen geleid. Het is een moeilijk-
heid waarvoor wij almaar meer komen te staan.
Ten tweede, u hebt gezegd dat het een tweewekelijks
weekendverlof betreft. De discretionaire bevoegdheid
van de jeugdrechter in acht nemende, zou het mij inte-
resseren of u ingelicht bent over het feit of dit weekend-
verlof al dan niet is ingetrokken of het gewoon doorloopt.
De voorzitter : De minister heeft het woord.
Minister Marc Verwilghen : Mijnheer de voorzitter,
collega's, wij weten waarom de jeugdrechter die beslis-
sing heeft genomen en op welke wettelijke grond zijn
beslissing is gestoeld. De hamvraag nu is, naar aanlei-
ding van een aantal gevallen die wij de jongste jaren
hebben gekend, of de wet op de jeugdbescherming en de
competentie - artikelen 38 en 50 - al dan niet wordt
herzien.
Het antwoord daarop is vrij genuanceerd. Een mogelijk-
heid is dat de wet zou worden herzien. Een andere
mogelijkheid is dat men, bij de benoeming van de jeugd-
rechters, de absolute garantie moet hebben dat men met
magistraten te doen heeft die voldoende ervaren en
onderlegd zijn en voldoende capaciteiten in zich dragen
om in alle redelijkheid een en ander toe te passen. Er zijn
zaken waarvan ik in het verleden zelf heb kunnen vast-
stellen - ik heb het over agressie in scholen ten aanzien
van leraars - dat het soms om een eenmalig voorval ging.
De vraag rijst of op dat ogenblik men al of niet een
vrijheidsberoving moet durven of kunnen opheffen met
een rechter die dat oordeelkundig doet. In andere zaken
is dat niet gebeurd en daarover rijzen terecht vragen. Dit
debat zal moeten worden gevoerd. Naar aanleiding van
het jeugdsanctierecht zullen wij er ongetwijfeld toe ko-
men. Het zal ons enkel in staat stellen in de toekomst
desgevallend een wijziging als wetgever door te voeren,
maar daarmee lossen wij de gevallen van het verleden
niet op.
Men mag mij toch geen woorden in de mond leggen die
ik niet heb uitgesproken. Ik weet zeer goed wat ik gezegd
heb toen ik binnen de VLD het VLD-veiligheidsplan heb
voorgesteld. Ik heb u daar toen niet gezien. Ik vermoed
dat u misschien op een aantal andere pistes voortbor-
duurt. Ik heb toen gezegd dat de vraag moet worden
gesteld of dat zo moet zijn. Zelfs al dateert het rapport
van de commissie-Cornelis al van 1996, de Europese
resolutie daarover is een totaal nieuw gegeven.
De jeugdrechter heeft de maatregel van het veertien-
daags weekendverlof nog niet ingetrokken. Hij heeft wel
nieuwe modaliteiten opgelegd inzake de plaats waar het
eventuele bezoek aan die home zal moeten worden
uitgevoerd. Ook dat behoort tot zijn discretionaire be-
voegdheid. Het wijst erop dat de jeugdrechter zich wel-
licht gerealiseerd heeft dat er een probleem was gere-
zen, probleem dat zich trouwens vertaald heeft in het
weekend.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Tony Van Parys aan de
minister van Justitie over
het illegaal binnensmok-
kelen van goederen in gevangenissen
(nr. 533)
Question orale de M. Tony Van Parys au ministre de
la Justice sur
le trafic ille´gal de biens dans les
prisons
De voorzitter : De heer Tony Van Parys heeft het woord.
14
HA 50
COM 062
01-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
voorzitter
De heer Tony Van Parys (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, wij hebben met onbegrip kennis
genomen van het bericht dat men een GSM had aange-
troffen in de gevangenis van Turnhout, meer bepaald in
de cel van Carl De Schutter, die de hoofdverdachte is in
de moord op Karel Van Noppen. De consternatie was
nog groter toen gisteren in de krant een nieuw bericht
verscheen, waarin men beweerde dat het niet over e´e´n,
maar over twee GSM's ging. De speurders van de BOB
zouden daarvan reeds geruime tijd op de hoogte zijn
geweest en, om dit hallucinante verhaal compleet te
maken, lezen we dat De Schutter zijn nummer aan twee
journalisten had gegeven en dat deze geregeld contact
met hem hadden. Vermits hij twee toestellen had, kon hij
waarschijnlijk aan de goedkoopste tarieven dag en nacht
telefoneren.
Bij het vernemen van dit ongelofelijke verhaal staat men
werkelijk perplex. Dit kunnen wij ons echt niet veroorlo-
ven. Daarom wens ik u een aantal vragen te stellen.
Mijnheer de minister, kan u de juistheid van dit bericht
bevestigen ?
Is aangetoond dat deze toestellen in die cel zijn binnen-
gebracht door een bewaker van de gevangenis van
Turnhout ? Hoe heeft men daarop gereageerd ?
Gaat het hier om een alleenstaand feit, of zijn er prece-
denten ?
Is dit georganiseerd gebeurd, of is het verbonden aan
e´e´n
persoon
die
in
bepaalde
omstandigheden
onrechtmatigheden heeft begaan ? Hoe zal men dit
voorkomen ?
Gebeurt het geregeld dat goederen worden binnenge-
smokkeld in gevangenissen ? Worden daaromtrent sys-
tematisch controles uitgevoerd ?
Een vraag die iedereen zal interesseren, is wat de impact
van deze vaststelling is op het gerechtelijk onderzoek.
Als de hoofdverdachte in een belangrijk dossier contac-
ten kan hebben met de buitenwereld, zou dit implicaties
kunnen hebben op het gerechtelijk dossier.
Al deze vragen stel ik u vanuit het onbegrip dat ongetwij-
feld bij u en bij de publieke opinie leeft met betrekking tot
deze vaststelling.
De voorzitter : De minister heeft het woord.
Minister Marc Verwilghen : Mijnheer de voorzitter,
collega's, als wij de evolutie van de problemen met
betrekking tot het gevangeniswezen van nabij beschou-
wen, moeten wij vaststellen dat wij al dikwijls hebben
gedacht dat het absolute toppunt was bereikt. Toch
duiken telkens nieuwe incidenten op die vragen doen
rijzen omtrent de integriteit, de sluitendheid van het
veiligheidssysteem en de mogelijkheid om dergelijke
wanpraktijken aan te pakken.
Het voorbeeld dat daarnet werd aangehaald behoort tot
die categorie.
De eerste vraag is eigenlijk een retorische vraag want wij
kennen het antwoord. Of men het wilt of niet, de juistheid
van het bericht moet worden bevestigd.
In werkelijkheid werden de gerechtelijke overheden gei¨n-
formeerd over smokkelpraktijken in de gevangenis van
Turnhout, in hoofde van een penitentiair ambtenaar die
op heterdaad werd betrapt in de werkplaats en voor
ondervraging werd meegenomen.
Na de eerste ondervraging werd, in samenwerking met
de directie en de penitentiaire beambten, overgegaan tot
een grondig onderzoek van de diverse lokalen van de
inrichting en tijdens deze fouille werd een GSM aange-
troffen in de cel van gedetineerde De Schutter.
De penitentiair ambtenaar werd onmiddellijk onder-
vraagd door de directeur van de gevangenis, waar hij
eveneens de feiten als zodanig bekende. Hij bekende
trouwens ook dat hij verdovende middelen binnensmok-
kelde in dezelfde gevangenis. Hij was wat dat betreft dus
niet aan zijn proefstuk toe en het was niet alleen ge-
axeerd op GSM's.
Buiten de administratieve klacht - en zo kom ik tot de
tweede vraag - werd onmiddellijk een klacht neergelegd
bij de gerechtelijke overheden. Die klacht is in onder-
zoek. Tevens werd aan betrokken penitentiaire ambte-
naar de toegang tot de inrichting ontzegd en hij werd
geschorst in het belang van de dienst. U weet uiteraard
dat voor het nemen van eventuele tuchtmaatregelen ook
de afloop van het strafonderzoek van belang is.
Voor zover wij momenteel kunnen nagaan, gaat het -
althans wat Turnhout betreft - om een alleenstaand feit.
In dit geval is volgens de informatie waarover ik beschik,
geen sprake van organisatie of van verstandhouding met
andere personeelsleden. Ik kan u trouwens mededelen
dat recent, naar aanleiding van een zekere klacht in
verband met de gevangenis van Turnhout, reeds een
grondig onderzoek werd bevolen. De inspectie door de
regionale directeur bracht geen enkel element aan het
licht om aan te tonen dat er een soort organisatie bij het
penitentiair personeel van Turnhout bestond of aan het
werk was.
Dergelijke feiten voorkomen is niet altijd mogelijk. Zelfs
bij strenge selectieprocedures en na een degelijke vor-
ming, kan niet worden uitgesloten dat degene die als
HA 50
COM 062
15
01-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Marc Verwilghen
penitentiaire ambtenaar wordt aangeworven, op een
bepaald ogenblik een zwakke schakel blijkt te zijn. De
kunst bestaat erin zulks tijdig te identificeren en de
directie in staat te stellen de gepaste maatregelen te
nemen.
Omtrent het binnensmokkelen van voorwerpen bestaan
er meerdere procedures, maar degenen die meestal
goed geplaatst zijn om die te omzeilen zijn precies de
personeelsleden. Doorgaans staat men machteloos te-
gen dergelijke misbruiken.
Wel moet worden gezegd dat een aantal maatregelen
werden genomen om strafinrichtingen via een doorge-
dreven toegangscontrole onderwerp te maken van toe-
zicht en controle. In dat verband denk ik aan video-
registratie, RX-controle van de bagage, metaaldetectie.
Dat project zal ook worden toegepast in de gevangenis
van Turnhout.
Op uw derde vraag kan ik antwoorden dat ik niet beschik
over indicaties waaruit blijkt dat het binnenbrengen van
illegale voorwerpen in de betrokken gevangenis geregeld
gebeurt. Wel moest ik vaststellen dat het niet de eerste
keer is dat een GSM werd binnengesmokkeld. Tot op
heden zijn hiervan een tiental zaken bekend, verspreid
over het hele grondgebied. Dat is evenwel niet onbelang-
rijk en dat wijst erop hoeveel belang wordt gehecht aan
dit communicatiemiddel. Ik stel voor hieraan extra aan-
dacht te besteden.
In de gevangenissen worden inderdaad steeds meer
controles uitgevoerd in de leefruimte van de gedetineer-
den en betrokkenen worden ook meer afgetast, precies
om te verhinderen dat de risico's die in de praktijk werden
vastgesteld, zich zouden uitbreiden.
Op uw vierde en laatste vraag, mijnheer Van Parys, zal ik
moeten antwoorden zoals u dat destijds zou hebben
gedaan, toen u in dezelfde situatie verkeerde als ik op dit
ogenblik. Het gerechtelijk onderzoek is aan de gang en
bevindt zich thans in een stadium waarop het niet moge-
lijk is inlichtingen te bekomen over met wie de contacten
werden gelegd, in welke omstandigheden en dergelijke,
en deze tevens kenbaar te maken. Het is te vroeg om
daaromtrent duidelijkheid te verschaffen, maar ongetwij-
feld zal de waarheid ooit het daglicht zien.
De voorzitter : De heer Tony Van Parys heeft het woord.
De heer Tony Van Parys (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
ik wens de minister nog een vraag te stellen.
Kan hij bevestigen of het bericht dat in de media is
verschenen correct is ? Waren de speurders op de
hoogte van het feit dat De Schutter een GSM in zijn cel
had ?
Minister Marc Verwilghen : Ik kan daarover geen uitsluit-
sel geven. De gerechtelijke autoriteiten waren op de
hoogte dat de penitentiaire ambtenaar onregelmatighe-
den had begaan. Dit heeft de betrapping op heterdaad
mogelijk gemaakt. Ik vermoed dat er voorkennis was
maar weet niet waarop de voorkennis gestoeld was.
De heer Tony Van Parys (CVP) : Mijnheer de minister,
iedereen zal het erover eens zijn dat we ons dergelijke
incidenten niet kunnen veroorloven, zeker niet in een
dossier dat de publieke opinie zo sterk beroert. De
geloofwaardigheid van justitie wordt erg aangetast.
We moeten, mijns inziens, initiatieven nemen om de
penitentiaire ambtenaren weerbaar te maken tegen de
verleiding van het milieu. Die verleiding door het milieu,
het statuut, de opleiding en de vorming van de ambtena-
ren zijn de kern van de problematiek.
Ik was geschokt te vernemen dat de activiteiten van het
penitentiair centrum voor basisopleiding werden opge-
schort. Het penitentiair centrum werd opgericht in mei
1998 en moest instaan voor de basisopleiding van de
penitentiair beambten. De basisopleiding moet bijdragen
tot een grotere verantwoordelijkheidszin. Penitentiaire
ambtenaren hebben een belangrijke opdracht omdat ze
een soort eerstelijnszorg van de gedetineerden zijn.
Hierdoor worden ze heel kwetsbaar. Ik betreur dat de
basisopleiding werd opgeschort.
Het recent incident heeft gedeeltelijk te maken met
statuut, opleiding en vorming van de penitentiaire amb-
tenaren.
Mijnheer de minister, ik zal over de opschorting van de
basisopleiding een mondelinge vraag indienen. Oplei-
ding en vorming van deze ambtenaren is belangrijk. De
weerbaarheid van de ambtenaren ten opzichte van het
milieu is een conditio sine qua non om incidenten zoals
dat van het GSM-bezit van De Schutter te kunnen
voorkomen.
Alle goede bedoelingen, hervormingen, nieuwe procedu-
res en bijkomende middelen voor justitie worden met een
beweging van de kaart geveegd als de publieke opinie
kan verwijzen naar incidenten als dat met de GSM.
Mijnheer de voorzitter, collega's, aanzetten tot meer
verantwoordelijkheidszin bij iedereen is onze gemeen-
schappelijke opdracht.
16
HA 50
COM 062
01-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
De voorzitter : De minister heeft het woord.
Minister Marc Verwilghen : Mijnheer de voorzitter,
collega's, u weet dat ik altijd heb aangedrongen mensen
met de nodige kwalificaties in dienst te nemen. Ik hecht
enorm veel belang aan opleiding, vorming en bijscholing.
Dit zijn, mijns inziens, de drie sleutelelementen van een
integer korps in elke administratie maar zeker in het
penitentiair beleid.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
- De openbare commissievergadering wordt gesloten
om 15.45 uur.
- La re´union publique de commission est leve´e
a` 15.45 heures.
HA 50
COM 062
17
01-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000