B
ELGISCHE
K
AMER VAN
VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
Handelingen
Annales
I
NTEGRAAL VERSLAG
VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN DE
C
OMPTE RENDU INTÉGRAL
DE LA RÉUNION PUBLIQUE DE LA
COMMISSIE VOOR DE
S
OCIALE
Z
AKEN
COMMISSION DES
A
FFAIRES SOCIALES
VAN
DU
30-11-1999
30-11-1999
HA 50
COM 057
HA 50
COM 057
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Inhoud
Dinsdag 30 november 1999
COMMISSIE VOOR DE SOCIALE ZAKEN
-
COM 057
Mondelinge vraag van mevrouw Trees Pieters aan de
vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over
de bijkomende problemen inzake mobiele werk-
plaatsen
(nr. 389)
3
sprekers : Trees Pieters, Laurette Onkelinx, vice-
eerste minister en minister van Werkgelegenheid
Mondelinge vraag van de heer Jean-Marc Delize´e aan de
vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over
het behoud van het normaal loon van samenwo-
nende
werknemers
ter
gelegenheid
van
familie-
gebeurtenissen
(nr. 494)
5
sprekers : Jean-Marc Delize´e, Laurette Onkelinx,
vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid
Mondelinge vraag van mevrouw Joke Schauvliege aan de
vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over
de discriminatie inzake wachtuitkeringen van jonge
Belgen die hun middelbare studies in een andere Lidstaat
van de Europese Unie hebben bee¨indigd
(nr. 515)
6
sprekers : Joke Schauvliege, Laurette Onkelinx, vice-
eerste minister en minister van Werkgelegenheid
Sommaire
Mardi 30 novembre 1999
COMMISSION DES AFFAIRES SOCIALES - COM 057
Question orale de Mme Trees Pieters a` la vice-premie`re
ministre et ministre de l'Emploi sur
les proble`mes supple´-
mentaires en matie`re de chantiers mobiles
(n° 389)
3
orateurs : Trees Pieters, Laurette Onkelinx, vice-
premie`re ministre et ministre de l'Emploi
Question orale de M. Jean-Marc Delize´e a` la vice-
premie`re ministre et ministre de l'Emploi sur
le maintien
de la re´mune´ration normale des travailleurs cohabitants
lors d'e´ve´nements familiaux
(n° 494)
5
orateurs : Jean-Marc Delize´e, Laurette Onkelinx,
vice-premie`re ministre et ministre de l'Emploi
Question orale de Mme Joke Schauvliege a` la vice-
premie`re ministre et ministre de l'Emploi sur
la discrimi-
nation en matie`re d'allocations d'attente frappant les jeu-
nes Belges ayant acheve´ leurs e´tudes secondaires dans
un autre Etat membre de l'Union europe´enne
(n° 515)
6
orateurs : Joke Schauvliege, Laurette Onkelinx, vice-
premie`re ministre et ministre de l'Emploi
2
HA 50
COM 057
AGALEV-ECOLO
:
Anders gaan leven / Ecologistes conférés pour l'Organisation de luttes originales
CVP
:
Christelijke Volkspartij
FN
:
Front National
PRL FDF MCC
:
Parti Réformateur libéral - Front démocratique francophone - Mouvement du citoyens pour le changement
PS
:
Parti socialiste
PSC
:
Parti social-chrétien
SP
:
Socialistische Partij
VLAAMS BLOK
:
Vlaams Blok
VLD
:
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
:
Volksunie & ID21
Abréviations dans la numérotation des publications :
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
DOC 50 0000/00 : Documents parlementaires de la 50e
DOC 50 0000/00 : Parlementaire documenten van de 50e zittingsperiode +
législature, suivi du n° et dy n° consécutif
het nummer en het volgnummer
QRVA
: Question et Réponses écrites
QRVA
: Schriftelijke Vragen en Antwoorden
HA
: Annales (Compte Rendu intégral)
HA
: Handelingen (Beknopt Verslag)
CRA
: Compte Rendu Analitique
BV
: Beknopt Verslag
PLEN
: Séance plénière
PLEN
: Plenum vergadering
COM
: Réunion de commission
COM
: Commissievergadering
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Officiele publicaties, van de Kamer van volksvertegenwoordigers
Commandes :
Bestellingen :
Place de la Nation, 1008 Bruxelles
Natieplein, 1008 Brussel
Fax : 02/549 82 60
Fax : 02/549 81 60
Tél. : 02/549 82 74
Tel. : 02/549 82 74
www.laChambre.be
www.deKamer.be
e-mail : aff.generales@laChambre.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
COMMISSION DES AFFAIRES SOCIALES
COMMISSIE VOOR DE SOCIALE ZAKEN
RE
´ UNION PUBLIQUE DU
MARDI 30 NOVEMBRE 1999
OPENBARE VERGADERING VAN
DINSDAG 30 NOVEMBER 1999
De vergadering wordt geopend om 14.20 uur door de
heer Joos Wauters, voorzitter.
La re´union est ouverte a` 14.20 heures par M. Joos
Wauters
, pre´sident.
Mondelinge vraag van mevrouw Trees Pieters aan de
vice-eerste minister en minister van Werkgelegen-
heid over
de bijkomende problemen inzake mobiele
werkplaatsen
(nr. 389)
Question orale de Mme Trees Pieters a` la vice-
premie`re ministre et ministre de l'Emploi sur
les
proble`mes supple´mentaires en matie`re de chantiers
mobiles
(n° 389)b>
De voorzitter : Mevrouw Trees Pieters heeft het woord.
Mevrouw Trees Pieters (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mevrouw de minister, zoals ik tijdens de vorige vergade-
ring in mijn betoog over de verplichtingen voor de ge-
meentelijke werken heb gezegd, had ik nog een pro-
bleem in verband met de mobiele werkplaatsen.
Ter gelegenheid van de vraag met betrekking tot het
aanstellen van veiligheidscoo¨rdinatoren in uitvoering van
het koninklijk besluit van 3 mei 1999, werd er door
mevrouw Brepoels en mijzelf gewezen op de moeilijkhe-
den dienaangaande voor kleinere bedrijven. Ik wens nog
even dieper in te gaan op de ontwikkelingen in deze
problematiek.
Uit een aantal recente publicaties blijkt dat de Belgische
bouwwereld heel ongelukkig is met het koninklijk besluit
en van oordeel is dat er geen rekening wordt gehouden
met de kleinschaligheid van onze bedrijven. Zij vraagt
dan ook een minimale procedure voor kleine werken en
verbouwingen en een vereenvoudigde procedure voor
eenvoudige bouwwerken zoals woningbouw.
U deelde tijdens een vorige bespreking mee dat dit
volgens Europa niet kon. Wij menen dat deze interpreta-
tie u door uw administratie wordt voorgehouden. Andere
instanties beweren immers dat dit wel kan en zelfs
expliciet is opgenomen in de richtlijn 92/57 van de
EU-raad van 24 juni 1997 betreffende de minimum-
voorschriften inzake veiligheid en gezondheid voor tijde-
lijke en mobiele bouwplaatsen. Alinea 1 van artikel 3
bepaalt en ik citeer :
De opdrachtgever of de bouw-
directie stelt e´e´n of meer coo¨rdinatoren inzake veiligheid
en gezondheid als omschreven in artikel 2 onder e) en f)
aan voor een bouwplaats waarop verscheidene onder-
nemingen werkzaam zullen zijn.
.
In alinea 2 staat :
De opdrachtgever of de bouwdirectie
ziet erop toe dat er voor de opening van een bouwplaats
een veiligheids- en gezondheidsplan overeenkomstig
artikel 5 onder b) wordt opgesteld.
. Verder staat er : De
lidstaten mogen na overleg met de sociale partners
afwijken van de eerste alinea, tenzij het gaat om in bijlage
2 genoemde werken, namelijk werken die bijzondere
gevaren meebrengen of die een specifieke kennis verei-
sen
.
Voor bepaalde bouwwerken kan er dus wel degelijk een
vereenvoudigde procedure worden toegepast. In be-
paalde landen gebeurt dat ook. In Frankrijk bijvoorbeeld
wordt er voor sommige werken van die afwijkings-
mogelijkheid gebruik gemaakt. Voor werken in een kleine
gemeente wordt er in een andere toepassing voorzien.
Wij menen dan ook te mogen besluiten dat wij een
strenge toepassing maken van die EU-richtlijn en dat we
geen rekening houden met de mogelijkheden van
alinea 2.
Er is een bijkomend probleem voor de mobiele werk-
plaatsen. Het koninklijk besluit voorziet in de mogelijk-
heid voor de opdrachtgever om de aanstelling van de
coo¨rdinator door te schuiven naar de architect. Architec-
ten stellen dat zij zulks niet willen omdat zij menen op een
bouwwerf slechts een adviserende rol te hebben waar-
voor ze ook alle verantwoordelijkheid op zich nemen.
Bovendien gebruiken ze het argument dat zij voor der-
gelijke taken geen opleiding hebben gehad. Zelfs na de
verplichte stage zijn zij niet in staat om de functie van
veiligheidscoo¨rdinator te vervullen. Zij hebben met veilig-
heid as such op het werk niets te maken. Zij werken voor
de bouwheer een concept uit en oefenen controle uit op
de werken.
Bovendien stelt de bouwsector zich vragen over de
verantwoordelijkheid tijdens de overgangsperiode. Stel,
zoals bij de eerste tussenkomst geponeerd werd, dat een
bedrijf geen coo¨rdinator vindt bij gebrek aan gevormden.
De overheid zal wellicht in deze overgangsperiode niet
heel streng controleren. Wat zal er gebeuren bij een
HA 50
COM 057
3
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Trees Pieters
ongeval ? Wie is dan de verantwoordelijke ? Is dat de
bouwheer ? Is dat architect ? Wie draagt de verantwoor-
delijkheid ? Hoe levert men het bewijs dat er geen
coo¨rdinatoren zijn ? Er zijn er te weinig, maar hoe kan
men dat bewijzen ? Mag men in geval van overmacht, bij
afwezigheid van coo¨rdinatoren, op die bouwplaats voort-
werken ? Dit zijn drie afzonderlijke vragen die erg belang-
rijk zijn in het kader van de veiligheid op mobiele werk-
plaatsen.
De sector is vragende partij om met u, mevrouw de
minister, een gesprek te organiseren teneinde zo snel
mogelijk duidelijkheid te krijgen rond deze pertinente
vragen.
Ik verzoek u om, in eerste instantie, met de sector te
praten. Bovendien kreeg ik graag een antwoord op mijn
vragen.
De voorzitter : De minister heeft het woord.
Minister Laurette Onkelinx : Mijnheer de voorzitter, col-
lega, de richtlijn werd in Belgisch recht omgezet. De
Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het Werk
heeft aandachtig de eventuele versoepelingsmarge die
de richtlijn toelaat, onderzocht. De vertegenwoordigers
van de architecten woonden deze werkzaamheden via
het NCMV, bij. Artikel 3.1° van de richtlijn voorziet geen
enkele mogelijkheid om af te wijken van de verplichting
die erin bestaat een coo¨rdinator aan te duiden voor een
bouwplaats waar verschillende operatoren optreden. De
richtlijn laat echter wel toe af te wijken van het opstellen
van een veiligheids- en gezondheidsplan voor de ope-
ning van de bouwplaats. Het is in dit kader dat de sociale
partners een voorstel hebben gedaan.
Wij stellen voor een vereenvoudigd veiligheids- en
gezondheidsplan voor die bouwplaatsen in te voeren, die
geen bijzonder gevaar opleveren of die van mindere
omvang zijn. Ik verwijs hierbij naar artikel 26, 3° en 28°
van het koninklijk besluit van 3 mei 1999.
De Franse reglementering waarop u alludeert, stelt de
verplichting om een coo¨rdinator aan te duiden niet in
vraag. Zij beperkt er zich toe bepaalde verplichtingen, die
normaal aan de opdrachtgever toekomen, over te dragen
aan de bouwdirectie. Dit gebeurt voor bouwplaatsen
waarop wordt gewerkt voor rekening van gemeenten met
minder dan 5 000 inwoners.
In Belgie¨ moet de bouwdirectie een bouwplaats-
coo¨rdinator aanduiden voor werken die worden uitge-
voerd voor rekening van een particulier die werkt zonder
professionele of commercie¨le einddoelen. Indien een
bouwvergunning is vereist, wordt de bouwdirectie toever-
trouwd aan een architect. Wegens zijn vakkennis is deze
beter geplaatst dan de particulier om de coo¨rdinator aan
te duiden en om er toezicht over uit te oefenen. De
architect moet echter de functie van coo¨rdinator verplicht
zelf op zich nemen. Hij heeft gewoon het recht dit te doen
mocht hij voldoen aan de voorwaarden, waaraan ik de
commissie reeds heb herinnerd. Deze voorwaarden zijn
bijzonder soepel tijdens de overgangsperiode. In feite is
slechts een beroepservaring van twee jaar nodig als het
om een architect gaat. Het is niet juist te beweren dat
architecten niets te maken hebben met veiligheid en
gezondheid. De directie over een bouwproject impliceert
het tegendeel.
Volgens de bepalingen van artikel 4 van de richtlijn moet
de architect de algemene beginselen inzake gezondheid
en veiligheid, vermeld in de kaderrichtlijn van 1989,
naleven. Deze verplichting wordt trouwens overgenomen
in de artikelen 15 en 17 van de wet van 4 augustus 1996
betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoe-
ring van hun werk.
Wat de opleiding van de coo¨rdinatoren betreft, heb ik
reeds de gelegenheid gehad het volgende te vermelden.
Er moeten initiatieven worden genomen bij de organisa-
tie van het examen waarin bij koninklijk besluit wordt
voorzien. Dit examen moet worden afgelegd door hen die
niet beschikken over het diploma van preventieadviseur
niveau 1 of 2 en dit binnen de 3 jaar. Tenslotte heeft mijn
administratie eraan herinnerd dat de afwezigheid van
een coo¨rdinator een geval van overmacht is. Dit ge-
beurde in tientallen uiteenzettingen en in een informa-
tieve nota. Er werd samengewerkt met de beroeps-
verenigingen,
meer
bepaald
de
verenigingen
van
ondernemers en architecten. Er is dus geen aanleiding
tot onderbreking van de werkzaamheden. Deze over-
macht moet worden aangetoond. Men moet bewijzen
dat, hoewel de noodzakelijke stappen werden gezet,
men geen coo¨rdinator heeft kunnen vinden.
De voorzitter : Mevrouw Trees Pieters heeft het woord.
Mevrouw Trees Pieters (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mevrouw de minister, u bent heel affirmatief in uw
antwoord. U laat uitschijnen dat er met de architecten
geen probleem is. Ik heb niet gezegd dat zij niets te
maken hebben met veiligheid. Ik heb slechts willen laten
uitschijnen dat zij niet zijn opgeleid om het werk van
veiligheidscoo¨rdinator uit te voeren. U bent blijkbaar een
andere mening toegedaan. Ik hoor alleen wat er in die
kringen leeft : men is daar allesbehalve gelukkig met de
opdrachten die u hen toebedeelt. Ik kan u slechts vragen
dat u met hen een gesprek zou aanknopen om die
problematiek op te lossen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
4
HA 50
COM 057
30-11-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Regeling van de werkzaamheden
Ordre des travaux
De voorzitter : De mondelinge vraag nr. 472 van de heer
Luc Sevenhans wordt naar een latere datum verschoven.
Question orale de M. Jean-Marc Delize´e a` la vice-
premie`re ministre et ministre de l'Emploi sur
le maintien de la re´mune´ration normale des tra-
vailleurs cohabitants lors d'e´ve´nements familiaux
(n° 494)b>
Mondelinge vraag van de heer Jean-Marc Delize´e aan
de vice-eerste minister en minister van Werkgelegen-
heid over
het behoud van het normaal loon van
samenwonende werknemers ter gelegenheid van
familiegebeurtenissen
(nr. 494)
Le pre´sident : La parole est a` M. Jean-Marc Delize´e.
M. Jean-Marc Delize´e (PS) : Monsieur le pre´sident,
madame la ministre, chers colle`gues, en de´cembre 1996,
M. Bonte et moi-me^me de´posions une proposition de loi
relative a` l'objet de la pre´sente question. Nous pensions
en effet - et nous le pensons toujours - que si l'on veut
reconnai^tre les diffe´rentes formes de vie commune, celle
des personnes homosexuelles comme celle des person-
nes he´te´rosexuelles, les discriminations doivent e^tre
combattues dans toutes les le´gislations, en ce compris le
droit au travail.
Ce n'est qu'en fin de le´gislature, en avril de cette anne´e,
que cette proposition a e´te´ mise a` l'ordre du jour de la
commission des Affaires sociales. Elle a fait l'objet d'un
de´bat relativement anime´ et, bien qu'ayant rec¸u un vote
favorable en commission, elle n'a pas pu e^tre examine´e
en se´ance ple´nie`re de la Chambre a` cause de la disso-
lution des assemble´es.
C'est la raison pour laquelle M. Bonte et moi-me^me
avons rede´pose´ cette proposition de loi, qui a e´te´ prise
en conside´ration jeudi dernier.
Dans l'intervalle et sur la base du de´bat en commission,
Mme Smet a adresse´, au mois d'avril dernier, un courrier
au Conseil national du travail, sollicitant l'avis de celui-ci
sur notre proposition de loi et sur un arre^te´ royal portant
sur le me^me objet. Ce dernier modifiait l'arre^te´ royal du
28 aou^t 1963. Cet avis a e´te´ rendu le 17 novembre
dernier. Nous venons d'ailleurs de le recevoir tre`s re´cem-
ment.
Dans l'e´tat actuel des choses, l'arre^te´ royal du 28 aou^t
1963 n'accorde un droit le´gal d'absence que si l'e´ve´ne-
ment familial concerne le travailleur lui-me^me ou son
conjoint. Le travailleur qui vit en concubinage de´pendra
donc toujours de la de´cision arbitraire de son employeur
si l'e´ve´nement familial ne concerne que son partenaire.
Le jour d'absence sera soit accorde´ - mais e´ventuelle-
ment de´duit des vacances annuelles -, soit accorde´ avec
ou sans re´mune´ration, soit carre´ment refuse´.
Comme l'objectif est de tendre vers la reconnaissance
sociale des nouvelles formes de vie commune, c'est-a`-
dire les me´nages de fait compose´s de personnes du
me^me sexe ou de sexes diffe´rents, la proposition de loi
s'inspirait du tableau vise´ a` l'article 2 de l'arre^te´ royal du
28 aou^t 1963, en l'adaptant syste´matiquement en fonc-
tion de l'e´ve´nement familial qui concerne la personne
avec laquelle le travailleur forme un me´nage de fait.
Nous nous re´jouissons d'observer que le Conseil natio-
nal du travail s'est unanimement rallie´ a` l'objectif pour-
suivi. Cependant, il a estime´, a` juste titre sans doute, qu'il
e´tait pre´fe´rable d'apporter des modifications par voie
re´glementaire, pluto^t que d'adopter un instrument juridi-
que autonome.
En attendant la re´alisation de cette proposition, le
Conseil national du travail a conclu une convention
collective de travail pre´voyant l'assimilation du cohabitant
le´gal du travailleur pour l'application de cet arre^te´ royal
de 1963 et de la convention collective de travail n° 16 du
24 octobre 1974, laquelle concerne le report du jour
d'absence lorsque la communion solennelle ou la parti-
cipation a` la fe^te de la jeunesse lai¨que coi¨ncide avec un
dimanche, un jour fe´rie´ ou un jour habituel d'inactivite´.
Cette CCT entrera en vigueur le me^me jour que la loi du
23 novembre 1998, adopte´e au cours de la le´gislature
pre´ce´dente et instaurant la cohabitation le´gale. Elle pren-
dra fin de`s que les adaptations re´glementaires entreront
en vigueur.
En e´tablissant ainsi un lien entre la modification de notre
Code civil, les partenaires sociaux vont plus loin que le
simple concubinage et visent e´galement a` responsabili-
ser les cohabitants dans leur choix de vie.
Madame la ministre, avez-vous l'intention de re´pondre
favorablement aux partenaires sociaux, qui demandent
que cette convention collective du travail soit rendue
obligatoire afin que les employeurs qui ne sont pas
membres des organisations patronales repre´sente´es au
Conseil national du travail ne puissent introduire dans les
contrats individuels de travail des clauses contraires a` la
convention.
Des dispositions similaires seront-elles prises en ce qui
concerne les services publics ?
Vous engagez-vous a` assimiler les cohabitants le´gaux au
conjoint dans l'arre^te´ royal du 28 aou^t 1963 ?
Le pre´sident : La parole est a` la ministre.
HA 50
COM 057
5
30-11-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Mme Laurette Onkelinx, ministre : Monsieur le pre´si-
dent, chers colle`gues, c'est effectivement le 17 novem-
bre dernier que les partenaires sociaux ont conclu au
sein du Conseil national du travail une convention collec-
tive dont l'objet est le maintien de la re´mune´ration
normale des travailleurs cohabitants le´gaux pour les
jours d'absence a` l'occasion de certains e´ve´nements
familiaux.
A la suite de la demande du CNT, conforme´ment a`
l'article 28 de la loi du 5 de´cembre 1968 concernant les
conventions collectives de travail et les commissions
paritaires, la convention collective n° 74 sera prochaine-
ment rendue obligatoire par arre^te´ royal.
La dure´e de la convention collective de travail est illimi-
te´e. Elle entrera en vigueur lors de la mise en application
de la loi du 23 novembre 1998, soit le 1er janvier. Elle
cessera d'e^tre applicable le jour de l'entre´e en vigueur de
l'arre^te´ royal que je compte adopter et qui introduira le
principe
d'assimilation
des
cohabitants
le´gaux
au
conjoint dans l'arre^te´ royal du 28 aou^t 1963 relatif au
maintien de la re´mune´ration normale des ouvriers. Je
suis charge´e ainsi que mon administration de le pre´parer.
Son e´laboration interviendra donc incessamment.
En ce qui concerne les services publics, une concertation
aura lieu avec mon colle`gue de la Fonction publique,
mais peut-e^tre pourriez-vous de´ja` lui poser une question
similaire.
Le pre´sident : La parole est a` M. Jean-Marc Delize´e.
M. Jean-Marc Delize´e (PS) : Monsieur le pre´sident, je
voudrais remercier Mme la ministre pour sa re´ponse
bre`ve, certes, mais extre^mement constructive. Nous
nous re´jouissons d'avoir pu contribuer a` l'e´volution des
ide´es en la matie`re et de parvenir a` une premie`re
concre´tisation dans le droit du travail. Nous ne manque-
rons pas d'interroger, par ailleurs, le ministre concerne´
pour la partie publique, mais en fonction des re´ponses
qui viennent d'e^tre donne´es, il va de soi que la proposi-
tion de loi prise en conside´ration jeudi dernier n'aurait
plus de raison d'e^tre.
Le pre´sident : L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Mondelinge vraag van mevrouw Joke Schauvliege
aan de vice-eerste minister en minister van Werkge-
legenheid over
de discriminatie inzake wacht-
uitkeringen van jonge Belgen die hun middelbare
studies in een andere Lidstaat van de Europese Unie
hebben bee¨indigd
(nr. 515)
Question orale de Mme Joke Schauvliege a` la vice-
premie`re ministre et ministre de l'Emploi sur
la
discrimination en matie`re d'allocations d'attente
frappant les jeunes Belges ayant acheve´ leurs e´tudes
secondaires dans un autre Etat membre de l'Union
europe´enne
(n° 515)b>
De voorzitter : Mevrouw Joke Schauvliege heeft het
woord.
Mevrouw Joke Schauvliege (CVP) : Mijnheer de voor-
zitter, mevrouw de minister, het college van federale
ombudsmannen heeft in het jaarverslag van 1998 het
probleem aangekaart dat jonge Belgen die hun middel-
bare studies in een andere lidstaat van de Europese Unie
hebben bee¨indigd geen beroep kunnen doen op een
wachtuitkering. Om toegang te krijgen tot de werkloos-
heidsverzekering moeten een aantal voorwaarden wor-
den vervuld. Het probleem schuilt in het feit dat de
betrokkenen een volledig leerplan moeten hebben bee¨in-
digd in een erkende instelling. In een arrest van 1996
werd Belgie¨ door het Hof van Justitie veroordeeld. Wij
hebben de wetgeving terzake aangepast voor migre-
rende Europeanen die kinderen hebben die studeren in
andere lidstaten of die daar zelf gestudeerd hebben.
Deze wijziging is echter niet van toepassing op Belgen
die in een andere lidstaat hun opleiding hebben gehad.
Mevrouw de minister, wat is uw houding ten opzichte van
de officie¨le aanbeveling van de federale ombudsmannen
aan de regering ? Het is hun bedoeling komaf te maken
met deze uitsluiting. Welke stappen werden er concreet
reeds gezet om deze discriminatie tegen te gaan ?
De voorzitter : De minister heeft het woord.
Minister Laurette Onkelinx : Mijnheer de voorzitter,
collega's, om aanspraak te kunnen maken op wacht-
uitkeringen moet men volgens de actuele wetgeving de
basisstudies gedaan hebben in een onderwijsinstelling
opgericht, gesubsidieerd of erkend door een Gemeen-
schap. Met basisstudies worden bedoeld het lager se-
cundair technisch of beroepsonderwijs of het hoger se-
cundair onderwijs. Men kan dus vaststellen dat de
toekenning van wachtuitkeringen gebonden is aan het
feit dat deze basisstudies gevolgd werden in een erkende
onderwijsinstelling in Belgie¨. Om te voldoen aan de
bepalingen van het verdrag van de Europese Unie werd
door een wijziging van de reglementering vanaf 1997
voorzien dat kinderen ten laste van migrerende werkne-
mers die in Belgie¨ verblijven eveneens recht hebben op
wachtuitkeringen indien de gevolgde studies gelijkwaar-
dig zijn met de in de reglementering vereiste basis-
studies. Een jongere onderdaan van een andere lidstaat
die studies volgt in die lidstaat en die daarna met zijn
ouders naar Belgie¨ migreert kan dus aanspraak maken
op wachtuitkeringen.
6
HA 50
COM 057
30-11-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Laurette Onkelinx
Actuellement, ces dispositions ne sont pas d'application
aux travailleurs belges qui ont effectue´ leurs e´tudes de
base a` l'e´tranger et qui ne peuvent e^tre conside´re´s
comme enfants de travailleurs migrants dans le sens du
Traite´.
Un proble`me de traitement ine´gal de sujets belges par
rapport a` des sujets d'un autre Etat membre de l'Union
europe´enne se pose de`s lors au de´triment des Belges.
Dans un courrier du 2 juillet 1998, les ombudsmen
fe´de´raux ont demande´ a` mon pre´de´cesseur, Mme Smet,
de bien vouloir examiner cette situation. Ils estimaient
que le principe de l'e´galite´ e´tait viole´ et demandaient, de`s
lors, que le droit aux indemnite´s d'attente soit e´galement
attribue´ aux Belges se trouvant dans une me^me situa-
tion.
En cette matie`re, le comite´ de gestion de l'ONSS a e´mis
un avis nuance´ en sa se´ance du 5 novembre 1998. Le
comite´ de gestion pouvait se positionner positivement
envers une modification de la re´glementation dans le
sens souhaite´, pour autant que cette modification n'ait
pas d'effets secondaires inde´sirables.
Cet avis a e´te´ transmis a` Mme Smet le 8 de´cembre 1998.
Entre-temps, ce proble`me n'a toujours pas e´te´ re´solu. Il
va de soi qu'en principe, je marque mon accord sur la
demande des ombudsmen. L'effet d'une telle adaptation
de la re´glementation ne doit cependant pas e^tre sous-
estime´.
Annuler la condition qui dit que les e´tudes secondaires
doivent e^tre effectue´es en Belgique aurait pour conse´-
quence que tous les jeunes venant habiter en Belgique et
qui sont sujets d'un pays avec lequel la Belgique a signe´
une convention en matie`re de se´curite´ sociale, pourraient
e´galement pre´tendre a` des indemnite´s d'attente.
De telles conventions existent avec, outre les Etats
membres de l'Union europe´enne, un certain nombre de
pays tels que Chypre, la Turquie, le Maroc, l'Alge´rie, la
Tunisie, la Mace´doine, la Croatie et la Bosnie. L'effet
budge´taire d'une telle mesure doit e^tre estime´ a` sa juste
valeur.
Un proble`me supple´mentaire est l'effet
aspirateur
e´ventuel en matie`re d'immigration, qu'il faudra e´gale-
ment e´valuer.
Actuellement, mes services examinent comment, dans
un premier temps, les effets d'une adaptation de la
re´glementation peuvent e^tre re´duits. Apre`s cet examen et
en fonction de l'incidence budge´taire, je prendrai les
mesures qui s'imposeront.
De voorzitter : Mevrouw Joke Schauvliege heeft het
woord.
Mevrouw Joke Schauvliege (CVP) : Mijnheer de voor-
zitter, mevrouw de minister, de ongelijke behandeling is
toch wel strijdig met het gelijkheidsbeginsel. Men kan niet
objectief verantwoorden waarom juist die Belgen geen
wachtuitkering krijgen. Het is dan ook nodig om snel
aangepaste maatregelen te nemen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
- De openbare commissievergadering wordt gesloten
om 14.50 uur.
- La re´union publique de commission est leve´e
a` 14.50 heures.
HA 50
COM 057
7
30-11-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000