B
ELGISCHE
K
AMER VAN
VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
Handelingen
Annales
I
NTEGRAAL VERSLAG
VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN DE
C
OMPTE RENDU INTÉGRAL
DE LA RÉUNION PUBLIQUE DE LA
COMMISSIE
VOOR DE
B
UITENLANDSE
B
ETREKKINGEN
COMMISSION
DES
R
ELATIONS EXTÉRIEURES
VAN
DU
30-11-1999
30-11-1999
HA 50
COM 056
HA 50
COM 056
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
2
HA 50
COM 056
AGALEV-ECOLO
:
Anders gaan leven / Ecologistes conférés pour l'Organisation de luttes originales
CVP
:
Christelijke Volkspartij
FN
:
Front National
PRL FDF MCC
:
Parti Réformateur libéral - Front démocratique francophone - Mouvement du citoyens pour le changement
PS
:
Parti socialiste
PSC
:
Parti social-chrétien
SP
:
Socialistische Partij
VLAAMS BLOK
:
Vlaams Blok
VLD
:
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
:
Volksunie & ID21
Abréviations dans la numérotation des publications :
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
DOC 50 0000/00 : Documents parlementaires de la 50e
DOC 50 0000/00 : Parlementaire documenten van de 50e zittingsperiode +
législature, suivi du n° et dy n° consécutif
het nummer en het volgnummer
QRVA
: Question et Réponses écrites
QRVA
: Schriftelijke Vragen en Antwoorden
HA
: Annales (Compte Rendu intégral)
HA
: Handelingen (Beknopt Verslag)
CRA
: Compte Rendu Analitique
BV
: Beknopt Verslag
PLEN
: Séance plénière
PLEN
: Plenum vergadering
COM
: Réunion de commission
COM
: Commissievergadering
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Officiele publicaties, van de Kamer van volksvertegenwoordigers
Commandes :
Bestellingen :
Place de la Nation, 1008 Bruxelles
Natieplein, 1008 Brussel
Fax : 02/549 82 60
Fax : 02/549 81 60
Tél. : 02/549 82 74
Tel. : 02/549 82 74
www.laChambre.be
www.deKamer.be
e-mail : aff.generales@laChambre.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Inhoud
Dinsdag 30 november 1999
COMMISSIE VOOR DE BUITENLANDSE BETREK-
KINGEN
-
COM 056
Interpellatie van de heer Ferdy Willems tot de vice-eerste
minister en minister van Buitenlandse Zaken over
de
stemming van de 'new agenda coalition' in de 'First
Committee' van de Verenigde Naties
(nr. 141)
5
sprekers : Ferdy Willems, Louis Michel, vice-eerste
minister en minister van Buitenlandse Zaken, Dirk Van
der Maelen, voorzitter van de SP-fractie, Leen Lae-
nens, Francis Van den Eynde
Moties
8
Mondelinge vraag van mevrouw Claudine Drion aan de
vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken
over
de naleving van artikel 2 van de Associatie-
overeenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en
hun Lid-Staten en de Staat Israe¨l
(nr. 443)
9
sprekers : Claudine Drion, Louis Michel, vice-eerste
minister en minister van Buitenlandse Zaken
Mondelinge vraag van de heer Francis Van den Eynde
aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse
Zaken over
de Belgische militaire aanwezigheid in
Congo
(nr. 444)
10
sprekers : Francis Van den Eynde, Louis Michel,
vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken
Mondelinge vraag van de heer Guido Tastenhoye aan de
vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken
over
de nota die de federale regering ontving van de
Vlaamse regering over de voorbereidingen van de Top van
Helsinki op 10 en 11 december aanstaande en de
Vlaamse verzuchtingen terzake
(nr. 478)
12
sprekers : Guido Tastenhoye, Louis Michel, vice-
eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken
Mondelinge vraag van de heer Guido Tastenhoye aan de
vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken
over
de mogelijke oprichting van een Europese defensie-
macht
(nr. 487)
13
sprekers : Guido Tastenhoye, Louis Michel, vice-
eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken
Mondelinge vraag van mevrouw Els Van Weert aan de
staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking over
de gelden bestemd voor het Rwanda-tribunaal (nr. 500)
14
sprekers : Els Van Weert, Eddy Boutmans, staatsse-
cretaris voor Ontwikkelingssamenwerking
Sommaire
Mardi 30 novembre 1999
COMMISSION
DES
RELATIONS
EXTE
´ RIEURES
COM 056
Interpellation de M. Ferdy Willems au vice-premier mini-
stre et ministre des Affaires e´trange`res sur
le vote sur la
coalition du nouvel agenda au 'First Committee' des
Nations unies
(n° 141)
5
orateurs : Ferdy Willems, Louis Michel, vice-premier
ministre et ministre des Affaires e´trange`res, Dirk Van
der Maelen, pre´sident du groupe SP, Leen Laenens,
Francis Van den Eynde
Motions
8
Question orale de Mme Claudine Drion au vice-premier
ministre et ministre des Affaires e´trange`res sur
le respect
de l'article 2 de l'Accord d'association entre les Com-
munaute´s europe´ennes et leurs Etats membres et l'Etat
d'Israe¨l
(n° 443)
9
orateurs : Claudine Drion, Louis Michel, vice-premier
ministre et ministre des Affaires e´trange`res
Question orale de M. Francis Van den Eynde au vice-
premier ministre et ministre des Affaires e´trange`res sur
la
pre´sence militaire belge au Congo
(n° 444)
10
orateurs : Francis Van den Eynde, Louis Michel,
vice-premier ministre et ministre des Affaires e´trange`res
Question orale de M. Guido Tastenhoye au vice-premier
ministre et ministre des Affaires e´trange`res sur
la note
que le gouvernement fe´de´ral a rec¸ue du gouvernement
flamand au sujet de la pre´paration du Sommet de Helsinki
des 10 et 11 de´cembre et les demandes flamandes en la
matie`re
(n° 478)
12
orateurs : Guido Tastenhoye, Louis Michel, vice-
premier ministre et ministre des Affaires e´trange`res
Question orale de M. Guido Tastenhoye au vice-premier
ministre et ministre des Affaires e´trange`res sur
la cre´ation
e´ventuelle d'une force de de´fense europe´enne
(n° 487)
13
orateurs : Guido Tastenhoye, Louis Michel, vice-
premier ministre et ministre des Affaires e´trange`res
Question orale de Mme Els Van Weert au secre´taire d'Etat
a` la Coope´ration au De´veloppement sur
les cre´dits
destine´s au tribunal pour le Rwanda
(n° 500)
14
orateurs : Els Van Weert, Eddy Boutmans, secre´taire
d'Etat a` la Coope´ration au De´veloppement
HA 50
COM 056
3
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
4
HA 50
COM 056
30-11-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
COMMISSION
DES RELATIONS EXTE´RIEURES
COMMISSIE
VOOR DE BUITENLANDSE BETREKKINGEN
RE
´ UNION PUBLIQUE DU
MARDI 30 NOVEMBRE 1999
OPENBARE VERGADERING VAN
DINSDAG 30 NOVEMBER 1999
De vergadering wordt geopend om 10.05 uur door de
heer Geert Versnick, voorzitter.
La re´union est ouverte a` 10.05 heures par M. Geert
Versnick, pre´sident.
Interpellatie van de heer Ferdy Willems tot de vice-
eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken
over
de stemming van de 'new agenda coalition' in
de 'First Committee' van de Verenigde Naties
(nr. 141)
Interpellation de M. Ferdy Willems au vice-premier
ministre et ministre des Affaires e´trange`res sur
le
vote sur la coalition du nouvel agenda au 'First
Committee' des Nations unies
De voorzitter : De heer Ferdy Willems heeft het woord.
De heer Ferdy Willems (VU&ID) : Mijnheer de voorzitter,
ik ben blij dat dit thema eindelijk ter sprake kan komen en
dat de vice-eerste minister zelf aanwezig kan zijn.
Er zijn een aantal positieve elementen in dit gegeven.
Belgie¨ is woordvoerder geweest voor 17 landen. Belgie¨
heeft bij twee afzonderlijke stemmingen toch ja kunnen
stemmen, zij het dat beide teksten, de resoluties 7 en 17,
bijna unaniem zijn goedgekeurd. Belgie¨ onderschreef de
principes van de nucleaire ontwapening met als einddoel
een kernwapenvrije wereld en verwijst naar de vijf-
jaarlijkse toetredingsconferentie van 24 april tot 19 mei
2000 waar het debat ten gronde moet worden gevoerd.
Een oplossing in de goede zin blijft dus mogelijk. Er
blijven rond dit thema nochtans een aantal indringende
discussiepunten.
Op welke basis en met welke argumenten kan de minis-
ter de houding van Belgie¨ in de First Committee verkla-
ren ? Aan welke artikelen neemt Belgie¨ aanstoot ? Uit de
stukken die ik inmiddels heb kunnen inzien, blijkt dat ik
het antwoord in feite zelf ook kan geven. The new
agenda coalition schept een derde categorie staten.
Naast de landen zonder kernwapens en de kernwapen-
staten Verenigde Staten, Groot-Brittannie¨, Frankrijk,
Rusland en China, komen er volgens de new agenda
coalition landen met een nucleaire capaciteit, met name
India, Pakistan en Israe¨l en dat wil men juridisch niet
erkennen. Ik meen dat dit niet erkennen in feite een
spitstechnologisch-juridische fictie is. De werkelijkheid is
dat die drie landen wel degelijk kernwapens hebben.
Een tweede argument heb ik gevonden in de verklaring
van de minister in de UNO. Belgie¨ wil het debat ten
gronde voeren in een gee¨igend forum. Ik begrijp niet
goed waarom de new agenda coalition in de UNO dat
niet zou kunnen zijn. Een derde bezwaar zou zijn dat de
new agenda coalition eigenlijk zou ingaan tegen de
verbintenissen van Belgie¨ in NAVO-verband. Hier komen
we tot het kernprobleem. Er zijn rond die NAVO vijf grote
discussiepunten, die niet alleen door mijn partij worden
aangekaart, maar waar ook andere landen vragen bij
stellen.
Ten eerste, huldigt de NAVO nog altijd de afschrikwek-
kende waarde van de kernwapens. In artikel 62 staat
uitdrukkelijk :
De ultieme veiligheidsgarantie wordt de
bondgenoten geboden door de strategische nucleaire
strijdkrachten.
. Zoals ik in dit huis al vaak heb gezegd,
komt dat neer op het aloude principe van de Romeinen,
namelijk als je vrede wil, bereid dan de oorlog voor. De
wereldgeschiedenis heeft bewezen dat men met dit
principe niets bereikt. Het heeft al twintig eeuwen oorlog
opgeleverd, waaronder twee wereldoorlogen. De pole-
mologie zegt uitdrukkelijk dat geweld niets oplost. Wij
blijven fysiek bedreigd.
Ten tweede, is er discussie rond het principe
no first
use
dat door niemand minder dan de Duitse minister van
Buitenlandse Zaken wordt aangevochten. Ik vraag dat
Belgie¨ dezelfde houding zou aannemen.
De derde discussie heeft betrekking op de nuclear sha-
ring, voor Belgie¨ de Kleine Brogel. Ik ga daarop niet
verder in want dan zijn we nog weg voor een hele tijd.
De vierde discussie draait rond de negatieve veiligheids-
garanties, dus rond het principe dat kernwapenstaten
geen kernwapens gebruiken tegenover landen die de
NPT-akkoorden hebben ondertekend. Dat klinkt wel
mooi, maar de facto brengen de Verenigde Staten dit
principe op het terrein zelf niet in toepassing. In oorlogs-
HA 50
COM 056
5
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Ferdy Willems
tijd willen zij zelf kernwapens gebruiken tegen andere
vernietigingswapens. Het is bijvoorbeeld een dreiging
tegenover Saddam Hoessein. Hetzelfde geldt voor
Frankrijk, Groot-Brittannie¨ en Rusland die dit principe op
het terrein negeren.
Over het vijfde, essentie¨le discussiepunt heb ik in dit huis
nog niet veel gehoord. Het betreft het feit dat de NAVO
haar lot zelf niet in handen heeft. Wij zijn afhankelijk van
de NAVO-kernwapenlanden zelf, concreet de VS, Groot-
Brittannie¨ en Frankrijk. Ik heb hier bij mij een brief van de
minister van Buitenlandse Zaken van Nederland van 6
september 1999. Sta mij toe daar enkele citaten uit voor
te lezen :
De wijze waarop in de NATO de besluitvor-
ming plaatsvindt over de inzet van de in het kader van de
verdediging van de NATO ter beschikking gestelde kern-
wapens. Eerst brengt de NAVO-raad een advies uit aan
de kernwapenstaten inzake deze inzet van kernwapens.
Beslissingsbevoegdheid terzake heeft de NAVO-raad
echter niet. Die beslissingsbevoegdheid ligt volledig bij
de NAVO-kernwapenstaten zelf. Zij kunnen het advies
van de NAVO-raad overnemen, maar ze kunnen het ook
naast zich neerleggen.
. Nederland heeft, nog steeds
volgens dezelfde bron, boeiende voorstellen. Ik lees uit
dezelfde brief opnieuw een citaat voor :
Nederland is
daarom voorstander van de totstandkoming van effec-
tieve internationale arrangementen die de vorm zouden
kunnen krijgen van een juridisch bindend instrument. De
regering ziet hierin een goede aanleiding om het onder-
werp negatieve veiligheidsgaranties aan de orde te stel-
len in de internationale discussie binnen de NAVO, dit
met het oog op een eensgezind optreden in de
ontwapeningsconferentie in Gene`ve.
.
Ik vraag dat Belgie¨ deze voorstellen steunt zodat wij niet
afhankelijk zijn van de NAVO-kernwapenlanden.
Ik kom tot slot bij het dringend en moreel karakter van
heel deze discussie. De heer Van Der Maelen heeft bij
een vorige gelegenheid uitvoerig gewezen op het gevaar
van de spanningen tussen Indie¨ en Pakistan, op de
negatieve houding in de Verenigde Staten met betrekking
tot het teststopverdrag waarbij Amerika geen enkel over-
leg duldt inzake nucleaire strategie omdat zij die zelf
bepalen, op het enorme gevaar van Rusland, op China
met zijn Dongfengraket nr. 31 die werd getoond op
1 oktober 1999 en die een bedreiging is voor heel Europa
en voor een groot deel van de Verenigde Staten, op de
juridische vragen, dus de vredesbeweging zelf. Agalev
heeft de plicht over ontwapening te onderhandelen. Wie
dat niet doet, is illegaal. De overkilling capacity blijft de
grootste bedreiging voor de mensheid. Wij blijven kort en
goed fysiek bedreigd.
Ik denk dat ik mij politiek in goed gezelschap bevind. Ik
verwijs naar persmededelingen van de heer Glorieux van
Agalev :
Binnenkort kan Belgie¨ zijn nek uitsteken door in
de Verenigde Naties de resolutie voor een kernwapen-
vrije wereld te steunen.
Ik verwijs naar het voorstel van
resolutie van Agalev en Ecolo van 14 oktober dat
de
regering oproept om de NAC-resolutie, ingediend naar
aanleiding van de gemeenschappelijke verklaring van
9 juni 1998, mee goed te keuren in de algemene verga-
dering van de Verenigde Naties.
Ik verwijs naar collega
Vanhoutte van Agalev die na een interpellatie in de
Kamer op 10 november verklaarde :
Het gee¨igende
forum voor een debat is de Kamer
. Ik verwijs naar de
heer Dirk Van der Maelen hier aanwezig, die in zijn
interpellatie aan de eerste minister over de kernwapen-
ontwapening en de rol van Belgie¨ in zijn derde vraag
stelt :
Is er in het licht van de hogergeschetste ontwik-
keling geen nood aan een voluntaristisch beleid vanwege
de regering ?
. Ik verwijs naar de regeringsverklaring zelf
waarin de regering zegt dat Belgie¨
initiatieven zal ne-
men om bij te dragen tot de wapenbeheersing en ontwa-
pening in de diverse gee¨igende multilaterale fora. Meer in
concreto zullen initiatieven ontplooid worden om de kern-
machten ertoe aan te zetten verdere reducties van hun
kenwapenarsenalen te onderhandelen.
. Is de UNO zelf
niet zo'n forum ? Zo kom ik tot mijn vierde en laatste
vraag, ingediend op 10 november. Ik hecht eraan ze u
uitdrukkelijk voor te lezen want ze vormt de kern van de
zaak. Bij een vorige discussie over de NAC heeft de
minister op mijn vierde vraag, namelijk
wil de minister de
houding van Belgie¨ laten afhangen van een stemming in
de daarvoor gekozen instantie, namelijk het parlement ?
letterlijk het volgende geantwoord :
Het is aan het
parlement om te beslissen wat het zal doen. Naar de
normale democratische gang zal de regering er de
gevolgen van trekken. Is een dergelijk debat in het
parlement nog mogelijk met het oog op de eindstemming
in de algemene vergadering van de Verenigde Naties ?
Het ware dan vanuit democratisch standpunt het over-
wegen waard om een eventuele motie van aanbeveling
terzake niet meteen af te blokken met de gebruikelijke
eenvoudige motie. De materie is immers belangrijk ge-
noeg om in de plenaire vergadering in een stemming
beslecht te worden.
.
De voorzitter : De minister heeft het woord.
Minister Louis Michel : Mijnheer de voorzitter, collega's,
de resolutie voor een nieuwe nucleaire agenda is het
gevolg van een gezamenlijke verklaring van de ministers
van Zweden, Ierland, Egypte, Mexico, Brazilie¨, Nieuw-
Zeeland, Slovenie¨ en Zuid-Afrika van 9 juni 1998. Slo-
venie¨ trok zich nadien terug. De resolutie werd vorig jaar
voor de eerste keer in de eerste commissie van de
algemene vergadering van de Verenigde Naties inge-
diend. Dit jaar werd de resolutie opnieuw ingediend en
goedgekeurd met 90 stemmen voor, 13 tegen, bij
37 onthoudingen. Het aantal deelnemers aan de stem-
mingen daalde nochtans van 170 in 1998 naar 140 dit
jaar.
6
HA 50
COM 056
30-11-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Louis Michel
Geen enkel NAVO-land stemde voor deze resolutie.
Ierland en Zweden zijn geen NAVO-landen. De Vere-
nigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Polen en
Hongarije stemden tegen en alle overige NAVO-
bondgenoten onthielden zich. Daarbij kan worden ver-
meld dat Turkije en Tsjechie¨ hun stemgedrag wijzigden
ten opzichte van vorig jaar. Ze veranderden namelijk hun
negatieve stem in een onthouding. Van de zich onthou-
dende landen waren Nederland en Canada de resolutie
het meest gunstig gezind. Samen met deze landen en
Noorwegen heeft Belgie¨ met de indieners van de reso-
lutie genegotieerd. Er werden enkele verbeteringen aan-
gebracht, maar ze waren nog onvoldoende om een
positieve stem uit te brengen.
Belgie¨ las de bijgevoegde stemverklaring voor in naam
van 17 landen, namelijk Duitsland, Belgie¨, Denemarken,
Spanje, Finland, Griekenland, IJsland, Italie¨, Letland,
Litouwen, Luxemburg, Noorwegen, Nederland, Portugal,
Moldova, Tsjechie¨ en Slovakije. Over twee paragrafen
van de resolutie werd afzonderlijk gestemd. Het gaat
over
de
oproep
tot
toetreding
tot
het
non-
proliferatieverdrag en de vraag om een verdrag uit te
werken om de niet-nucleaire staten te beveiligen
tegen het gebruik van of de dreiging met nucleaire
wapens. Belgie¨ stemde voor deze twee paragrafen,
evenals de grote meerderheid van de landen. Op
7 werden 128 positieve stemmen uitgebracht en OP
18 kreeg 127 positieve stemmen. De grootste moeilijk-
heid met de resolutie is het feit dat zij een snelle nucleaire
ontwapening wenst op te dringen, ongeacht de werkelijk-
heid. Belgie¨ staat volledig achter artikel 6 van het non-
proliferatieverdrag dat pleit voor een nucleaire ontwape-
ning, maar volgt hier stapsgewijs een rationalistische
koers waarbij de eerste verantwoordelijkheid ligt bij de
nucleaire staten. Deze ontwapening dient te gebeuren in
de gee¨igende fora van het non-proliferatieregime en de
ontwapeningsconferentie in Gene`ve. De convocatie van
de multilaterale conferentie, zoals voorgesteld in OP
14 van de resolutie, zal de standpunten enkel verder
polariseren en voor implicatie zorgen.
Bovendien vindt de vijfjaarlijkse toetsingsconferentie
over het non-proliferatieverdrag reeds plaats van 24 april
tot 19 mei 2000. Er kan slechts een nieuwe nucleaire
agenda worden aanvaard als er in het gee¨igende forum
een debat ten gronde wordt gevoerd. De bovenvermelde
vijfjaarlijkse toetsingsconferentie en de resolutie lopen
dus vooruit op een beslissing die nog niet is genomen.
Eerst dient er een evaluatie te worden gemaakt van de
stand van zaken inzake nucleaire aangelegenheden en
dan kunnen de nieuwe uitdagingen voor de volgende vijf
jaar worden uitgestippeld. Er moet ook worden vermeld
dat het kernstopverdrag bestaat, maar nog niet van
kracht is en dat de onderhandelingen ten gronde over de
uitwerking van een verdrag van verbod op de productie
van splijtstof in het kader van de ontwapenings-
conferentie van Gene`ve nog dienen te worden opgestart.
Bovendien druist de resolutie in tegen de verbintenissen
die
Belgie¨
heeft
in
het
kader
van
het
NAVO-
bondgenootschap. Belgie¨ neemt binnen het NAVO-
bondgenootschap deel aan de discussie over het nucle-
aire beleid, maar kan niet akkoord gaan met de
mogelijkheid om een discussie over dit beleid ten gronde
te voeren in andere fora. De resolutie schept een derde
categorie van staten die niet is opgenomen in het non-
proliferatieverdrag, namelijk de drempellanden. Dit ver-
drag kent slechts twee categoriee¨n, zijnde de nucleaire
staten en de niet-nucleaire staten.
Tot slot moet ik de heer Willems melden dat over alle
vraagstukken op de agenda van de algemene vergade-
ring van de Verenigde Naties binnen de Europese Unie
vooraf systematisch overleg wordt gepleegd. Dit geldt
ook voor materies die de ontwapening betreffen. Dat
gebeurt in de eerste commissie. Er bestaat geen gei¨nsti-
tutionaliseerde structuur van NAVO-vertegenwoordigers
te New-York of te Gene`ve in de Ontwapenings-
conferentie en ieder land bepaalt zijn eigen standpunten.
Hierbij wordt wel de best mogelijke samenhang tussen
de Europese lidstaten nagestreefd.
Ik kan tot besluit zeggen dat wij ten gronde op dezelfde
golflengte zitten. We hebben alleen een andere opvatting
over zowel de plicht als de methode. Ik sta nog altijd open
om in de eerstvolgende weken hierover een debat te
organiseren. Het zou nuttig zijn om dit debat eens op een
ethische manier te voeren.
De voorzitter : De heer Ferdy Willems heeft het woord.
De heer Ferdy Willems (VU&ID) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, ik ben daarstraks met de positieve
elementen begonnen, ik zal nu met het negatieve begin-
nen. Wij geraken het niet eens over een aantal uitgangs-
punten van de minister.
Inzake het overwicht van de militaire grootmachten, voor
ons toch ook een levensbedreigende factor, wordt het nu
toch echt tijd dat een relatief klein land zich daartegen
verzet. In andere materies doet Belgie¨ dat wel, waarom
dan hier niet ? De VS moet echt niet blijven bepalen
welke houding de NAVO op politiek en militair vlak
aanneemt. Dat kan gewoon niet.
Als de UNO hiervoor geen gee¨igend forum is, dan weet ik
het niet meer. Ik zie trouwens niet goed in waarom een
positieve stemming van de new agenda coalition geen
schitterende voorbereiding zou kunnen zijn voor het
debat ten gronde van volgend jaar.
De minister beroept zich op de NAVO-solidariteit. Ik stel
vast dat nog andere NAVO-landen kritische houdingen
aannemen tegenover het beleid van de NAVO. Ik zou
zelfs durven te zeggen dat de trouw aan een bondge-
HA 50
COM 056
7
30-11-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Ferdy Willems
nootschap een kritische houding niet uitsluit, integendeel.
Aan slaven en jaknikkers heeft men niet veel. Ik meen dat
Belgie¨ met een kritische houding op dat vlak wel degelijk
iets kan bereiken. Tot zover onze verschilpunten en nu
komen de positieve punten.
Het verheugt mij dat de minister in deze vergadering
openlijk verklaart dat wij ten gronde eigenlijk dezelfde
pacifistische invalshoek hebben. Dat is belangrijk voor
een gesprek en het maakt dan niet zo heel veel uit dat wij
het nog niet eens zijn over de methodes. Het is positief
dat de minister een debat in plenaire vergadering niet uit
de weg wil gaan. Ik heb wat dat betreft namens drie
politieke fracties die hier aanwezig zijn, VLD, PSC en
AGALEV-ECOLO, trouwens zopas een motie van aan-
beveling ingediend. Ik neem aan dat de mogelijkheid
bestaat dat wij zo vlug mogelijk, en ik bedoel dan al
volgende donderdag, een open debat hebben in de
Kamer waarin iedereen zijn mening kan komen vertolken
en zijn stem kan uitbrengen. Zo werkt de democratie. Het
is mogelijk dat ons voorstel dan met een democratische
meerderheid wordt verworpen, maar daarbij moeten we
ons dan neerleggen want het zal een democratische
beslissing geweest zijn.
De voorzitter : Tot besluit van deze bespreking werden
volgende moties ingediend.
En conclusion de cette discussion, des motions ont e´te´
de´pose´es.
Een motie van aanbeveling werd ingediend door de
dames Leen Laenens, Els Van Weert en Claudine Drion
en de heren Ferdy Willems en Jacques Lefevre en luidt
als volgt :
De Kamer, gehoord de interpellatie van de heer Ferdy
Willems, en het antwoord van de vice-eerste minister en
minister van Buitenlandse Zaken, vraagt de regering om
tijdens de plenaire vergadering van de Kamer op don-
derdag 2 december 1999 (dus nog vo´o´r de eindstemming
van de Verenigde Naties over de 'new agenda coalition')
de houding van Belgie¨ te laten afhangen van een debat
en stemming in de Kamer.
Une motion de recommandation a e´te´ de´pose´e par
Mmes Leen Laenens, Els Van Weert et Claudine Drion et
MM. Ferdy Willems et Jacques Lefevre et est libelle´e
comme suit :
La Chambre, ayant entendu l'interpellation de M. Ferdy
Willems, et la re´ponse du vice-premier ministre et minis-
tre des Affaires e´trange`res, invite le gouvernement a` faire
de´pendre la position de la Belgique d'un de´bat et d'un
vote a` la Chambre, le jeudi 2 de´cembre 1999 (donc
encore avant le vote final des Nations unies sur la 'new
agenda coalition').
Ik heb geen eenvoudige motie ontvangen; ik heb er zelf
een opgesteld en ondertekend. Deze zal ook worden
ingediend.
De heer Ferdy Willems heeft het woord.
De heer Ferdy Willems (VU&ID) : Er is dus geen een-
voudige motie, mijnheer de voorzitter.
De voorzitter : Natuurlijk is er een eenvoudige motie. Ik
heb gezegd dat ik ze niet heb ontvangen, maar dat ik ze
zelf heb opgesteld en ondertekend.
De heer Ferdy Willems (VU&ID) : Ik besluit daaruit dat
deze materie niet zal worden behandeld in de plenaire
vergadering.
De voorzitter : Jawel, mijnheer Willems, u moet het
Reglement lezen. Ik heb de eenvoudige motie getekend.
De heer Dirk Van der Maelen heeft het woord.
De heer Dirk Van der Maelen (SP) : Mijnheer de voor-
zitter, ik heb akte genomen van de toezegging van de
vice-eerste minister om over deze problematiek een
debat in de plenaire vergadering te voeren. Dat is zeker
een constructieve positieve houding van de minister. Ik
vind het echter een beetje vervelend dat de heer Willems,
hierin gesteund door drie andere collega's, nu probeert
om deze aangelegenheid vlug op de agenda te krijgen. Is
het, gelet op de toezegging van de vice-eerste minister
en het belang van de materie, niet beter onze tijd
daarvoor te nemen en dit debat goed voor te bereiden. Ik
ben van oordeel, en ik ben er mij wel van bewust dat
hiermee veel symboliek gepaard gaat, dat dit debat het
best in de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen
wordt gevoerd. We moeten een hele ochtend uittrekken
om daarover uitgebreid met elkaar van gedachten te
wisselen. Ik verzeker u dat er in de plenaire vergadering
weinig belangstellenden zullen komen opdagen. Er zul-
len echter wel camera's zijn en de publieke opinie zal
weer maar eens kunnen besluiten dat er in het parlement
maar weinig belangstelling is voor dergelijke belangrijke
materies.
Ik heb volgend constructief voorstel. Laten we de tijd
nemen en daarover uitgebreid van gedachten wisselen.
Er is immers niet alleen, en dat zal het argument zijn van
collega Willems, de nakende stemming over de new
agenda coalition, maar er komen nog vele andere be-
langrijke data. Ik denk aan het non-proliferatieverdrag en
aan de evaluatie in april-mei van volgend jaar. Het lijkt mij
dus van het grootste belang dat wij dit debat grondig
voorbereiden, na eerst een gesprek te hebben gehad
met de regering, zodat we naar dit cruciale verdrag een
regering kunnen sturen die weet wat er in het parlement
leeft.
8
HA 50
COM 056
30-11-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
De voorzitter : Dat is ook de reden waarom ik een
eenvoudige motie heb ingediend. Ik ben er ook van
overtuigd dat wij onszelf, door te snel te willen werken,
geen dienst bewijzen. Het voorstel van de heer Van der
Maelen lijkt mij veel beter.
Mevrouw Leen Laenens heeft het woord.
Mevrouw Leen Laenens (AGALEV-ECOLO) : Mijnheer
de voorzitter, ik wil even verduidelijken waarom wij de
motie van aanbeveling mee hebben ondertekend. Wij
verheugen ons over de bereidheid van de minister om
het debat ten gronde te voeren. Het ene sluit volgens ons
echter het andere niet uit. Gelet op het belang van
2 december kan er in plenaire vergadering al een eerste
signaal worden gegeven. We kunnen daar aankondigen
dat er nog een debat ten gronde wordt gevoerd, ter
voorbereiding van de evaluatie van april 2000. Over dat
principe ben ik het met de heer Van der Maelen eens. De
voorzitter kan dan bepalen hoe dat moet gebeuren.
De voorzitter : De heer Ferdy Willems heeft het woord.
De heer Ferdy Willems (VU&ID) : Mijnheer de voorzitter,
op 2 december is er een stemming in de UNO. Als dat
geen internationaal forum is, dan weet ik er niets meer
van. Als wij in het parlement een positieve stemming
krijgen over het stemgedrag van Belgie¨, kunnen wij heel
concreet en doelgericht inspelen op wat er volgend jaar
moet gebeuren.
De voorzitter : De heer Francis Van den Eynde heeft het
woord.
De heer Francis Van den Eynde (Vlaams Blok) : Mijn-
heer de voorzitter, ik steun het voorstel van de heer
Willems met betrekking tot een debat in plenaire verga-
dering en het voorstel van de heer Van der Maelen dat
mij zinvol lijkt. Wij doen hier echter niet aan bezigheids-
therapie. De motie die is ingediend, is helaas niet ter-
zake. Ze komt donderdag 2 december, op het einde van
de werkzaamheden in de Kamer ter stemming. Zelfs
indien ze dan de meerderheid haalt, kan de regering dat
debat niet meer vo´o´r 2 december organiseren. Indien het
dan absoluut nog vo´o´r 2 december moet worden geor-
ganiseerd, maar maak u niet te veel illusies, is er de
mogelijkheid dat de fractievoorzitters van de indieners
van de motie deze zaak aankaarten in de Conferentie
van voorzitters, die morgen woensdag plaatsheeft. De
weg van een motie aan de regering is in elk geval zinloos.
De voorzitter : Over de moties zal later worden gestemd.
De bespreking is gesloten.
Le vote sur les motions aura lieu ulte´rieurement. La
discussion est close.
Le pre´sident : L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Question orale de Mme Claudine Drion au vice-
premier ministre et ministre des Affaires e´trange`res
sur
le respect de l'article 2 de l'Accord d'association
entre les Communaute´s europe´ennes et leurs Etats
membres et l'Etat d'Israe¨l
Mondelinge vraag van mevrouw Claudine Drion aan
de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse
Zaken over
de naleving van artikel 2 van de
Associatieovereenkomst tussen de Europese Ge-
meenschappen en hun Lid-Staten en de Staat Israe¨l
(nr. 443)
Le pre´sident : La parole est a` Mme Claudine Drion.
Mme Claudine Drion (AGALEV-ECOLO) : Monsieur le
pre´sident, monsieur le ministre, les rapports entre Israe¨l
et la Palestine sont d'actualite´. La ratification de l'accord
entre la Communaute´ europe´enne et l'Etat d'Israe¨l sera
prochainement a` l'ordre du jour du Se´nat.
Nous sommes tous ici attache´s au respect des droits de
l'homme, notamment ceux de la population palesti-
nienne.
Je souhaiterais connai^tre la position du gouvernement
par rapport a` cet accord entre la Communaute´ euro-
pe´enne et l'Etat d'Israe¨l, relatif au commerce et aux
mesures d'accompagnement, qui pre´voit dans son article
2 que
les relations entre les parties, de me^me que toutes
les dispositions de l'accord, se fondent sur le respect des
droits de l'homme et des principes de´mocratiques qui
inspirent ainsi leurs politiques internes et internationales
et qui constituent un e´le´ment essentiel de l'accord
.
Or, par ailleurs, l'organisation israe´lienne des droits de
l'homme BTSELEM vient de sortir un rapport illustrant
combien la politique israe´lienne de colonisation ille´gale
est constitutive de violations flagrantes des droits de
l'homme pour les Palestiniens.
Monsieur le ministre, pouvez-vous nous pre´senter la
position du gouvernement belge sur les pratiques actuel-
les de l'Etat d'Israe¨l, y compris envers les Palestiniens
re´sidents des territoires occupe´s et pre´ciser si vous
estimez qu'elles sont en conformite´ avec l'article 2 de
l'accord dont question ?
Le pre´sident : La parole est au ministre.
M. Louis Michel, ministre : Monsieur le pre´sident, chers
colle`gues,
l'accord
eurome´diterrane´en
d'association
avec Israe¨l fut signe´ le 20 novembre 1995. Cet accord est
du me^me type que ceux signe´s avec la Tunisie, la
Jordanie et le Maroc.
HA 50
COM 056
9
30-11-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Louis Michel
Il pre´cise que les relations entre les parties sont fonde´es
sur le respect des droits de l'homme et des principes
de´mocratiques, respect qui guide leur politique nationale
et internationale et constitue un e´le´ment essentiel de
l'accord.
Cet accord a e´te´ ratifie´ par tous les Etats membres a`
l'exception de la Belgique et de la France. Ne´anmoins,
un accord inte´rimaire a e´te´ conclu avec Israe¨l, qui a
permis l'entre´e en vigueur, de`s le 1er janvier 1996, des
dispositions commerciales - de compe´tence purement
communautaire - de l'accord ge´ne´ral.
En Belgique, le dossier de ratification a e´te´ introduit, fin
1997, a` la commission des Affaires e´trange`res du Se´nat,
qui en a reporte´ l'examen sine die en raison de l'impasse
du processus de paix. A la suite de la conclusion des
accords de Wye Plantation, la possibilite´ de de´blocage
du dossier avait e´te´ e´voque´e. Toutefois, il n'en fut plus
question lorsque leur mise en oeuvre a e´te´ suspendue
par Israe¨l. Le Vlaamse Raad a e´galement bloque´ la
ratification de l'accord; toutes les autres instances com-
munautaires et re´gionales ont termine´ leur proce´dure de
ratification.
A la suite des perspectives prometteuses ouvertes par
les e´lections de mai 1999 et de la reprise du processus
de paix - accord de Charm El Cheik -, le dossier a e´te´
re´introduit pour ratification devant les instances le´gislati-
ves belges. La France a relance´ la proce´dure et pense la
terminer pour la fin du mois de janvier.
En ce qui concerne la question des colonies juives, il
convient de rappeler les assurances du ministre Levy
qu'Israe¨l n'entreprendra pas de nouvelles colonies. Il est
vrai que le premier ministre E. Barak dispose d'une
marge de manoeuvre e´troite au point de vue interne.
Nous devons toutefois reconnai^tre que son action re´-
cente portant sur le de´mante`lement de dix points d'im-
plantation fut courageuse. La re´action d'Arafat a
d'ailleurs e´te´ relativement mode´re´e dans l'espoir que
d'autres colonies soient ulte´rieurement de´mantele´es
dans le cadre du re`glement territorial.
L'Union europe´enne a toujours conside´re´ les implanta-
tions juives comme ille´gales et la De´claration de Berlin,
de mars 1999, s'y re´fe`re comme suit :
L'Union euro-
pe´enne engage les deux parties a` s'abstenir d'actions qui
pre´jugent de l'issue des ne´gociations sur le statut de´finitif
et de toute activite´ contraire au droit international, y
compris toute implantation, et a` combattre l'incitation a` la
haine et a` la violence
. Cette position reste valable et la
Belgique compte veiller au respect de ce principe.
L'entre´e en vigueur de cet accord d'association permet-
trait a` l'Union europe´enne d'engager le dialogue politique
pre´vu par l'accord lui-me^me et surtout lui donnerait un
levier important dans la mesure ou` il comporte une
clause de non-exe´cution dans les dispositions finales,
selon laquelle une partie peut prendre des mesures
approprie´es si elle conside`re que l'autre partie n'a pas
rempli ses obligations au titre de l'accord et ceci, en cas
d'urgence spe´ciale, sans consultation pre´alable.
Vous me demandez quelle est ma position et celle du
gouvernement. Je suis d'avis qu'il faut ratifier au plus to^t
cet accord pour permettre a` l'Union europe´enne d'e^tre un
ve´ritable interlocuteur et d'avoir des moyens de pression
extre^mement importants sur Israe¨l.
J'ai rencontre´ assez longuement le ministre des Affaires
e´trange`res israe´lien, M. Levy. Celui-ci, comme M. Barak,
a la ferme volonte´ de relancer le processus de paix. Mais
il faut aussi e^tre conscient du fait que leur marge de
manoeuvre n'est pas aussi e´norme qu'il pourrait y parai^-
tre.
J'e´mettrai une conside´ration personnelle. A la suite de
tous les contacts que j'ai eus avec les autorite´s israe´lien-
nes, j'ai le sentiment qu'il ne faut pas trop donner a` Israe¨l
un sentiment d'isolement et qu'il faut encourager les
signes qu'il montre de vouloir vraiment enclencher un
processus de paix.
Je suis donc favorable a` ce que les choses aillent tre`s
vite.
Le pre´sident : La parole est a` Mme Claudine Drion.
Mme Claudine Drion (AGALEV-ECOLO) : Monsieur le
pre´sident, je remercie M. le ministre et je fais confiance a`
la sagacite´ de nos colle`gues se´nateurs et se´natrices pour
appre´cier si notre pays doit ou non ratifier cet accord.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Francis Van den
Eynde aan de vice-eerste minister en minister van
Buitenlandse Zaken over
de Belgische militaire aan-
wezigheid in Congo
(nr. 444)
Question orale de M. Francis Van den Eynde au
vice-premier ministre et ministre des Affaires e´tran-
ge`res sur
la pre´sence militaire belge au Congo
De voorzitter : De heer Francis Van den Eynde heeft het
woord.
De heer Francis Van den Eynde (Vlaams Blok) : Mijn-
heer de voorzitter, sta mij toe om eerst en vooral de
vice-eerste minister van harte te begroeten. Het verheugt
ons hem levend en wel terug te zien, wat aantoont dat
regeringscrisissen ook positieve kanten hebben.
10
HA 50
COM 056
30-11-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Francis Van den Eynde
Ik wens de minister vandaag enkele vragen te stellen
over de Afrika-politiek van de regering. In verband met
die Afrika-politiek, die in de zomer met grote trom werd
aangekondigd, werden een aantal nieuwe accenten ge-
legd. Eigenlijk ging het niet om accenten; er was een
totaal nieuwe politiek. Men zou opnieuw streven naar een
Belgische aanwezigheid in Centraal-Afrika. Ik hoorde de
minister bijna zingen :
Als een wereld zo groot, waar
onze vlag staat geplant.
.
Inmiddels zijn wij al een heel eind in de herfst en hebben
wij de aangekondigde nota nog altijd niet gekregen. Het
dispuut met de staatssecretaris voor Ontwikkelingssa-
menwerking is officieel bijgelegd. Ik las gisteren in De
Morgen bijna een wederzijdse liefdesverklaring. Dat doet
mij denken aan die koppels die zware ruzies uitvechten
- heel de buurt hoort ze -, maar die 's avonds als een
innig verliefd paartje gaan wandelen om de schone schijn
hoog te houden.
Ondertussen gebeurt er op het politieke vlak haast niets.
Er worden blijkbaar alleen militaire initiatieven genomen
en dat laatste verontrust mij toch enigszins. Tijdens onze
laatste vergadering hadden wij het over de Belgische
militaire deelname aan een UNO-missie in Congo. Die
deelname is ondertussen realiteit geworden. We zijn in
dit Centraal-Afrikaans land echter nog maar pas aange-
komen - waar wij toch zoveel ervaring hebben en waar-
over wij zoveel knowhow bezitten - of gans de militaire
missie van de UNO, inclusief de Belgische deelname
wordt, terecht of ten onrechte, maar ik vermoed ten
onrechte, beschuldigd van het beramen van een moord-
aanslag op het huidige staatshoofd van de Congolese
Staat. Dat is nu niet precies de meest geschikte manier
om de zaken daar op een diplomatieke wijze te regelen.
Dat incident is amper achter de rug of we lezen in de
kranten dat twee Belgische militairen in Kinshasa op
straat aangehouden werden terwijl ze daar blijkbaar in
opdracht van het leger aan het werk waren. Volgens
dezelfde bron werden ze enkele dagen later vrijgelaten.
Die nieuwe Afrika-politiek komt voor mij in de praktijk
neer op enkele schuchtere pogingen om opnieuw militair
aanwezig te zijn in Congo en het faliekant aflopen van die
schuchtere pogingen.
Mijnheer de vice-eerste minister, is en blijft het de bedoe-
ling om ons eerstdaags die nota te bezorgen ? Kunt u
ons bevestigen dat die nota voorziet in een nieuwe
militaire aanwezigheid in Centraal-Afrika, zij het dan
onder het mom van de begeleiding van de ontwikkelings-
samenwerking of van de vrede, want tegenwoordig wor-
den militairen nog uitsluitend voor vrede ingezet. Het is
bijna ontroerend.
Mijnheer de vice-eerste minister, het moet mij toch van
het hart dat sinds 1959 alle militaire operaties in Zai¨re
slecht zijn afgelopen, op een na, namelijk deze op het
toenmalige Stanleyville, ondertussen Kisangani gewor-
den, maar dat is dan ook de uitzondering die de regel
bevestigt. Ik blijf erbij dat wij daar niet aanwezig moeten
zijn en zeker niet militair.
Ik blijf erbij dat wij daar niet moeten aanwezig zijn en
zeker niet militair.
De voorzitter : De minister heeft het woord.
Minister Louis Michel : Mijnheer de voorzitter, mijnheer
Van den Eynde, de twee voorbeelden van Belgische
militaire aanwezigheid in Congo waarvan u melding
maakt, zijn feitelijk zeer specifieke gevallen die aan
bijzondere motieven beantwoorden.
De Belgische regering heeft beslist dat Belgie¨ zal deel-
nemen aan de eerste fase van de vredeshandhavingso-
peratie van de Verenigde Naties in het kader van de
implementatie van het akkoord van Lusaka. Deze fase
bestaat uit de ontplooiing van 90 verbindingsofficieren in
de hoofdsteden en hoofdkwartieren, gelegen buiten de
conflictzone van de bij het conflict betrokken partijen en
ondertekenaars van het akkoord van Lusaka. De Bel-
gische beslissing betreft 5 verbindingsofficieren, waarvan
een reeds aanwezig is in Kinshasa. De 4 anderen zullen
naar de achterwaartse commandoposten van de ex-
belligeranten in de DRC worden gezonden, alleen maar
wanneer e´n de Verenigde Naties e´n Belgie¨ van oordeel
zullen zijn dat voldoende veiligheidscondities dit toelaten.
Een dergelijke deelneming die de duidelijk zichtbare
aanwezigheid van Belgie¨ in Midden-Afrika geloofwaardig
maakt, vormt ook geen inbreuk op de vijfde aanbeveling
van de parlementaire onderzoekscommissie over de
gebeurtenissen in Rwanda dat Belgie¨ geen contingent
meer levert voor VN-operaties in landen waarmee vroe-
ger een koloniale relatie bestond. Onder de definitie van
contingent vallen 5 verbindingsofficieren zeker niet.
Daarentegen heeft de regering bij dezelfde beslissing
besloten niet aan de volgende fases van de VN-
vredeshandhavingsoperatie deel te nemen en dat stand-
punt blijft.
De moeilijkheden met 2 Belgische militairen waarop werd
gezinspeeld,
betroffen
leden
van
het
veiligheids-
detachement bij onze ambassade in Kinshasa. De rol
van dit detachement bestaat essentieel uit de bescher-
ming van de lokalen van de ambassade, van de ambas-
sadeur en van de ambassadeleden. De veiligheid van
ons diplomatiek dispositief in Kinshasa is zeer belangrijk
voor het correct uitoefenen van de taken die onze post in
de Congolese hoofdstad toebehoren. In de moeilijke
context van Kinshasa is de herhaling van dergelijke
moeilijkheden niet uit te sluiten, maar alles wordt onder-
nomen om ze te vermijden.
Wat de Afrika-nota betreft, die zult u zoals beloofd nog
krijgen voor het jaareinde. Ik zal die nota hier voorstellen
op 7 december 1999. Zij maakt deel uit van de algemene
HA 50
COM 056
11
30-11-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Louis Michel
beleidsnota die ik u zal voorstellen op die datum. Boven-
dien wijs ik erop dat jammer genoeg voor u het door u
aangehaalde dispuut, niet bestaat.
De voorzitter : De heer Francis Van den Eynde heeft het
woord.
De heer Francis Van den Eynde (Vlaams Blok) : Mijn-
heer de voorzitter, mijnheer de minister, ik vind dat niet
jammer, ik ben een zeer vredelievend man. Ik denk dat
alleen de groenen het jammer kunnen vinden dat hun
politieke klemtonen uit de regering verdwijnen, maar dat
is hun zaak, niet de mijne. Ik bedank u in ieder geval voor
het beloofde post-Sinterklaasgeschenk van 7 december
1999. Dat is graag meegenomen. Wij zullen aandachtig
luisteren.
Ik geef grif toe dat het hier geen contingent betreft. Tot nu
zijn er in totaal 7 militairen, waarvan er slechts een in
Kinshasa aanwezig is. Dat is bitter weinig, maar ik stel
toch vast dat de aanwezigheid van die internationale
groep waarin een Belgisch officier, al volstond om zich te
laten beschuldigen van een moordpoging op Kabila. Zo
vlot verloopt het dus allemaal niet. Bovendien zegt u mij
dat de twee in Kinshasa aangehouden Belgische militai-
ren deel uitmaken van het veiligheidsdetachement van
de ambassade. Daarvan was ik overtuigd.
Wij hebben nogal wat militaire operaties achter de rug in
Centraal-Afrika. Wie echter de zaken in Kinshasa enigs-
zins volgt, weet dat elke Belgische militaire operatie
telkens voorbereid werd door militairen van de beruchte
of beroemde - ik bedoel het niet zo kwaad - long range
patrol van de paracommando's. Het gaat hier in feite om
de commando's van de commando's. Zij bereiden deze
militaire operaties ter plekke in burger voor. Die mensen
zijn dan zogezegd ook als militaire bescherming van de
ambassade aanwezig. Dit maakt de zaken allemaal niet
zo eenvoudig. Ik kan alleen vaststellen dat wij de laatste
maanden, sedert het aantreden van deze regering, reeds
een paar militaire incidenten hebben gehad in Centraal-
Afrika. Bestaat er een oorzakelijk verband tussen de
nieuwe regering en die incidenten ? Laten we zeggen dat
daarvan toch een ernstig vermoeden bestaat. Ik wacht
met ongeduld op de nota van 7 december.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Guido Tastenhoye aan
de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse
Zaken over
de nota die de federale regering ontving
van de Vlaamse regering over de voorbereidingen
van de Top van Helsinki op 10 en 11 december
aanstaande en de Vlaamse verzuchtingen terzake
(nr. 478)
Question orale de M. Guido Tastenhoye au vice-
premier ministre et ministre des Affaires e´trange`res
sur
la note que le gouvernement fe´de´ral a rec¸ue du
gouvernement flamand au sujet de la pre´paration du
Sommet de Helsinki des 10 et 11 de´cembre et les
demandes flamandes en la matie`re
De voorzitter : De heer Guido Tastenhoye heeft het
woord.
De heer Guido Tastenhoye (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, op voorstel van Vlaams
minister-president Dewael heeft de Vlaamse regering
een standpunt ingenomen met betrekking tot de inter-
gouvernementele conferentie 2000. Ze heeft dit stand-
punt meegedeeld aan de federale regering met het oog
op de Top van Helsinki die midden december zal worden
gehouden. De Vlaamse regering pleit in haar nota voor
een aantal wijzigingen aan het Verdrag van de Europese
Unie, zodat onder meer kan worden tegemoet gekomen
aan een betere en verdere erkenning van de constitutio-
nele deelstaten van Europa en aan de handhaving van
het huidige taalregime en de uitbreiding ervan naar de
EU-agentschappen.
Daarnaast wordt ook de nadruk gelegd op de vrijwaring
van de Europese culturele verscheidenheid. Verder
wordt gepleit voor een rechtstreekse toegang tot het
Europees Hof van Justitie voor deelstaten met wetge-
vende en uitvoerende bevoegdheden. Uiteraard worden
hiermee Vlaanderen en Wallonie¨ bedoeld. Tevens wordt
gevraagd naar een duidelijke bevoegdheidsverdeling
tussen de verschillende bestuursniveaus en de erken-
ning van het Comite´ der Regio's als een volwaardige
instelling van de Europese Unie. Tenslotte wordt de
problematiek van de invoering van het gedeeld stemmen
in de Ministerraad voor de exclusieve gewest-en
gemeenschapsmateries aangekaart. Dit staat allemaal in
de nota van de Vlaamse regering die aan de federale
regering is overhandigd.
Mijnheer de minister, mijn vragen zijn de volgende. Is er
reeds overleg gepleegd tussen de federale en de
Vlaamse regering over deze zaak, zoals trouwens was
vooropgesteld ? In welke mate wordt de Vlaamse rege-
ring betrokken bij de besluitvorming met het oog op de
Top van Helsinki ? Op welke punten en in welke mate zal
de federale regering rekening houden met het verlang-
lijstje van de Vlaamse regering ?
De voorzitter : De minister heeft het woord.
Minister Louis Michel : Mijnheer de voorzitter, collega's,
in zijn vraag verwijst het lid naar het standpunt over de
intergouvernementele conferentie 2000 dat de Vlaamse
regering innam met het oog op de Top van Helsinki van
10 en 11 december. De Vlaamse regering pleit voor
diverse wijzigingen aan het Verdrag betreffende de Eu-
12
HA 50
COM 056
30-11-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Louis Michel
ropese Unie. Het standpunt van de Vlaamse regering
werd pas op maandag 29 november aan de federale
regering meegedeeld. Derhalve is er nog geen overleg
gepleegd tussen de Vlaamse en de federale regering.
Het lid moet begrijpen dat ik in dit stadium geen antwoord
ten gronde kan geven op de vraag op welke punten en in
welke mate de federale regering rekening zal houden
met de verlangens van de Vlaamse regering. Ik heb de
nota met veel belangstelling gelezen. Ze bevat belang-
wekkende standpunten. Sommige standpunten roepen
evenwel uiterst complexe vragen op van verdrags-
rechtelijke, internationaalrechtelijke en institutionele aard
en een grondig onderzoek door de federale regering is
dan ook noodzakelijk. Tevens nodigen ze tot een diep-
gaand overleg uit tussen het federale niveau en de
gefedereerde entiteiten.
In dit stadium wens ik mij tot de volgende bemerkingen te
beperken. De aanstaande intergouvernementele confe-
rentie staat volledig in het licht van de uitbreiding van de
Unie en wil enkel die institutionele hervormingen realise-
ren die voor een uitgebreide Unie noodzakelijk zijn. Veel
lidstaten pleiten voor een enge lectuur van het mandaat
voor de komende intergouvernementele conferentie zo-
als op de Top van Keulen was overeengekomen. Som-
mige standpunten van de Vlaamse regering gaan verder.
Daarentegen kan ik wel meer omstandig antwoorden op
de vraag in welke mate de Vlaamse regering bij de
Europese besluitvorming wordt betrokken, aangezien het
hier gaat om een materie die geregeld is door het
genoemde samenwerkingsakkoord dat op 8 maart 1994
werd afgesloten. Het regelt de Europese coo¨rdinatie die
wordt georganiseerd door de directie Europese Zaken
van het ministerie van Buitenlandse Zaken, volgens de
agenda van de diverse ministerraden. Deze Europese
coo¨rdinatie is ook van toepassing op de voorbereiding
van de Europese Raden van staatshoofden en regerings-
leiders en dus ook voor de Europese Raad van Helsinki
die op 10 en 11 december zal worden gehouden. Deze
coo¨rdinatie zal plaatsvinden op 2 december. Het overleg
tussen de bevoegde ambtenaren wordt aangevuld met
een vergadering op ministerieel niveau van de inter-
ministerie¨le conferentie voor het Buitenlands Beleid die ik
heb samengeroepen op 8 december, met het oog op een
gedachtewisseling tussen alle ministers bevoegd voor
het buitenlands beleid, over de door Belgie¨ in te nemen
standpunten op de Europese Raad van Helsinki.
Deze Europese coo¨rdinatie, zowel op ambtelijk als op
ministerieel niveau, heeft haar nut reeds lang bewezen.
Zij heeft de gewesten en de gemeenschappen in het
verleden steeds de mogelijkheid geboden om hun stand-
punten kenbaar te maken en zo nodig te verdedigen in
alle belangrijke dossiers. Ik neem mij voor dit coo¨rdinatie-
mechanisme ook in de toekomst ten volle zijn belangrijke
rol te laten spelen.
De voorzitter : De heer Guido Tastenhoye heeft het
woord.
De heer Guido Tastenhoye (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, ik heb nog een vraag. U
hebt het over twee coo¨rdinatievergaderingen die zullen
plaatsvinden op 2 en op 8 december. Mag ik aannemen
dat de nota van de Vlaamse regering op die vergaderin-
gen ter sprake zal komen ?
Minister Louis Michel : Ja. Dat betekent evenwel niet dat
alle elementen ervan zullen worden aanvaard.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Guido Tastenhoye aan
de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse
Zaken over
de mogelijke oprichting van een Euro-
pese defensiemacht
(nr. 487)
Question orale de M. Guido Tastenhoye au vice-
premier ministre et ministre des Affaires e´trange`res
sur
la cre´ation e´ventuelle d'une force de de´fense
europe´enne
De voorzitter : Mijnheer Tastenhoye, ik wil u erop wijzen
dat wij over dit onderwerp trachten een debat te organi-
seren, samen met de commissie voor de Landsverdedi-
ging. Op dat moment zult u ook uw standpunt terzake
kunnen toelichten.
De heer Guido Tastenhoye (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, aanvankelijk was dit een interpellatie, maar ze
is omgezet in een mondelinge vraag.
Bijgevolg kan ik geen brede uiteenzetting houden en zal
ik mij beperken tot een aantal vragen.
Mijnheer de minister, wij vernemen dat bij uw bezoek aan
Parijs, tijdens een onderhoud met de Franse president en
de eerste minister, is gesproken over de oprichting van
een Europese defensiemacht. Ook in de Europese Unie
heeft men het daarover al gehad. Ik wil meteen aangeven
dat wij gunstig staan tegenover de oprichting van een
Europese defensiemacht. Een programmapunt waarop
mijn partij in het verleden steeds de nadruk heeft gelegd
is dat we binnen de Europese Unie tot een betere
buitenlandse politiek en een betere Europese defensie-
macht moeten komen.
Mijnheer de minister, aangezien dit evenwel problemen
kan teweegbrengen, heb ik een aantal vragen. Op welke
wijze zult u de neutraliteitspolitiek van bepaalde landen
die tot de Europese Unie behoren, kunnen waarborgen ?
Hoe denkt u onderdelen van de Belgische krijgsmacht te
kunnen integreren in die nieuwe Europese defensie-
HA 50
COM 056
13
30-11-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Guido Tastenhoye
structuur ? Waar zou het mogelijke hoofdkwartier van
deze nieuwe defensiemacht kunnen komen ? Op welke
wijze zal de bevelstructuur daarvan worden uitge-
bouwd ? Wat zullen de verhoudingen zijn binnen deze
defensiestructuur ? Wie zal beslissen over het mogelijk
inzetten van troepen ? Hoe zal deze Europese defensie-
macht zich verhouden tot de NAVO ? Is er al enig zicht op
de mogelijke financie¨le bijdragen die de diverse landen
zullen moeten leveren ? In het verleden deden zich
taalmoeilijkheden voor in het Eurocorps. Hierbij verwijs ik
naar het optreden destijds van toenmalig minister van
Defensie Delcroix die zeer terecht meende dat het Ne-
derlands ook een plaats moest krijgen in dat korps. Kunt
u mij vertellen op welke wijze u de taalverhoudingen
binnen die op te richten Europese defensiemacht kunt
garanderen ? In dat opzicht is een mogelijke versmelting
met de Nederlandse krijgsmacht aangewezen om de
positie van de Vlamingen en van het Nederlands in die
defensiemacht te versterken. Tot slot, is een mogelijke
opsplitsing van de Belgische krijgsmacht hiervoor niet
noodzakelijk ?
De voorzitter : De minister heeft het woord.
Minister Louis Michel : Mijnheer de voorzitter, collega's,
het is de bedoeling van Belgie¨ en de partners om tijdens
de Europese Raad in Helsinki concrete resultaten te
verkrijgen inzake de versterking van het vermogen van
de Unie om crisissen te beheersen, ook met financie¨le
middelen. Zweden, Finland, Ierland en Oostenrijk steu-
nen deze evolutie die Europa zal toelaten zijn rol op de
internationale sce`ne ten volle te spelen.
Het aanwenden van militaire middelen is dus duidelijk te
plaatsen in het kader van de steun aan het gemeen-
schappelijk buitenlands beleid van de Unie, meer be-
paald in crisisbeheer. Er is dus geen sprake van het
opzetten van een Europees bondgenootschap voor ter-
ritoriale defensie. Iedere lidstaat van de Unie kan zijn
uitgestippelde defensiepolitiek verder blijven volgen. Men
hoopt ter gelegenheid van de Europese Raad in Helsinki
ook beslissingsorganen te kunnen opzetten die de be-
heersing van crisissen op Europees niveau kunnen be-
sturen en coo¨rdineren.
Het inzetten van troepen zal een soevereine nationale
beslissing blijven. De Europese beslissingsorganen zul-
len dan ook intergouvernementeel zijn. De beslissingen
zullen bij consensus worden genomen. De landen van de
NAVO, die tevens lidstaten zijn van de Unie, zien geen
contradictie in dit dubbellidmaatschap. Er zal bovendien
te gepasten tijde een relatie worden opgezet tussen de
EU en de NAVO aangaande de consultatie, de coo¨rdina-
tie en het uitwisselen van informatie over de veiligheid in
Europa en de defensieproblematiek.
Met betrekking tot de laatste vraag is mijn positie zeer
eenvoudig. Blijven de twee officie¨le talen, met name
Engels en Frans, en vraagt men geen andere taal, dan is
dat voor mij geen probleem. Vraagt een ander land een
andere taal te gebruiken, dan zal ik zowel het Nederlands
als de andere talen verdedigen. Ik heb dat trouwens in
Tempere ook al gedaan.
En d'autres termes, si l'on remet en cause les langues de
travail de la Communaute´ europe´enne, si on veut intro-
duire par exemple l'allemand, l'espagnol ou l'italien, j'ai
plaide´ que l'on puisse aussi introduire le ne´erlandais. On
utilisera les deux langues de travail ou toutes les autres
langues. J'ai de´fendu le ne´erlandais comme langue de
travail au cas ou` on parlerait anglais a` Tempere. Je l'ai
de´ja` fait deux fois.
De voorzitter : De heer Guido Tastenhoye heeft het
woord.
De heer Guido Tastenhoye (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, ik dank de minister voor zijn antwoorden. U
hebt over deze aangelegenheid een breed debat aange-
kondigd. De antwoorden van de minister kunnen ons al
tot een zekere bezinning aanzetten. Ik zal mijn repliek
dan ook bewaren voor dat debat.
De voorzitter : De minister heeft het woord.
Minister Louis Michel : Mijnheer de voorzitter, ik heb nog
een opmerking met betrekking tot de begroting. Het
totaal van de budgetten van de 15 Europese landen
bedraagt
200
miljard
dollar
wat
toch
nog
altijd
minder is dan het budget van het Amerikaanse leger dat
250 miljard dollar bedraagt. Wij moeten werk maken van
coo¨rdinatie en informatie-uitwisseling.
De voorzitter : De heer Guido Tastenhoye heeft het
woord.
De heer Guido Tastenhoye (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, ik hoop maar dat het geld met gezond verstand
wordt besteed.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van mevrouw Els Van Weert aan
de staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwer-
king over
de gelden bestemd voor het Rwanda-
tribunaal
(nr. 500)
Question orale de Mme Els Van Weert au secre´taire
d'Etat a` la Coope´ration au De´veloppement sur
les
cre´dits destine´s au tribunal pour le Rwanda
De voorzitter : Mevrouw Els Van Weert heeft het woord.
14
HA 50
COM 056
30-11-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
voorzitter
Mevrouw Els Van Weert (VU&ID) : Mijnheer de voorzit-
ter, mijnheer de staatssecretaris, sedert 1995 al schenkt
Belgie¨ in het kader van de begroting voor Ontwikkelings-
samenwerking om en bij de 20 miljoen frank aan de
werking van het Rwanda-tribunaal van de Verenigde
Naties.
Deze middelen zijn bestemd om logistieke en administra-
tieve steun te bieden aan de juridische afwikkeling van de
afschuwelijke genocide in Rwanda en moeten onder
meer bijdragen tot het moeilijk verwerkingsproces ervan.
Onlangs vernamen wij via de media dat het Rwanda-
tribunaal nog steeds in moeilijke omstandigheden moet
werken en dat het wordt geconfronteerd met een chro-
nisch gebrek aan middelen.
Mijnheer de staatssecretaris, in 1996 zouden middelen
bestemd voor dit tribunaal nooit ter bestemming zijn
geraakt. Zij werden door ons land via de Verenigde
Naties in New-York overhandigd met de uitdrukkelijke
bedoeling ze door te storten naar het Rwanda-tribunaal,
maar naar verluidt zouden zij zonder overleg zijn aange-
wend voor andere doeleinden in het kader van de
Verenigde Naties. Dit jaar werd in de begroting eveneens
voorzien in een dotatie aan het Rwanda-tribunaal.
Mijnheer de staatssecretaris, bent u op de hoogte van de
problemen die tijdens de vorige legislatuur rezen omtrent
de fondsen bestemd voor het Rwanda-tribunaal ? Weet u
of inmiddels een regeling werd getroffen met de Vere-
nigde Naties waardoor de fondsen van 1996, ten bed-
rage van 20 miljoen frank, vooralsnog bij Rwanda-
tribunaal terechtkwamen ?
Beschikt u momenteel over voldoende garanties dat de in
de begroting opgenomen dotatie voor het Rwanda-
tribunaal, wel degelijk haar bestemming zal bereiken ?
Zijn er nog dergelijke problemen bekend met betrekking
tot middelen die via de Verenigde Naties aan een speci-
fiek project werden bezorgd ?
De voorzitter : De staatssecretaris heeft het woord.
Staatssecretaris Eddy Boutmans : Mijnheer de voorzit-
ter, collega's, het probleem dat wordt ter sprake gebracht
is jammer genoeg ree¨el.
Het gaat niet om een betwisting van het principe van het
internationaal Rwanda-tribunaal; wellicht bekommert ie-
dereen zich om de situatie aldaar en vond iedereen het
opzetten van een Rwanda-tribunaal een positieve en
baanbrekende beslissing. Mijn voorganger speelde
daarop - terecht - in door reeds in 1995, dus onmiddellijk
na de beslissing tot oprichting ervan, 32 miljoen frank ter
beschikking te stellen voor de algemene werking. In 1996
werden hieraan nog twee schijven van 25 miljoen toege-
voegd bestemd voor enerzijds, de huur van een vliegtuig
voor een geregeld en veilig transport tussen Arusha en
Kigali van onder meer partijen en getuigen en anderzijds,
het Witness Protection Program.
De Belgische bijdrage bedraagt ongeveer een derde van
het totaal van 7 800 000 dollars, zijnde om en bij de
2 600 000 dollar.
Er blijken inderdaad problemen te zijn in verband met het
functioneren van dat tribunaal en met de aanwending van
de middelen. Het ABOS ontving een rapport van de
Verenigde Naties, onder verantwoordelijkheid van de
under-secretary for International Oversight Services - de
vice-secretaris-generaal van de interne controledienst -
waarin inderdaad wordt vermeld dat belangrijke opera-
tionele gebreken in het beheer van het tribunaal werden
vastgesteld. De hoofdzetel van de Verenigde Naties
geeft sedert 1997 geregeld bijstand aan de werkzaam-
heden van het tribunaal en helpt bij de toepassing van
het reglement en van het statuut van het personeel van
de Verenigde Naties.
Voorts is ons een rapport bekend van 6 februari 1998, ter
follow-up van het voorgaande rapport en uitgaande van
het Office of International Oversight Services, waarin
melding wordt gemaakt van belangrijke verbeteringen.
Dat is positief. Er is een nieuwe deputy prosecuter die
blijkbaar de zaak beter in handen heeft op het niveau van
het openbaar ministerie van het tribunaal. Hij blies de
activiteiten van het tribunaal die, zoals u weet zeer traag
en inefficie¨nt op gang kwamen, nieuw leven in en bracht
een uitstekende samenwerking tot stand tussen de leden
van het tribunaal, de rechter, en de griffie.
Het management and legal affairs-secretariaat van de
Verenigde Naties verleent de nodige bijstand aan het
tribunaal en de nieuwe ploeg van griffier, financie¨le chef
en management-chef hebben, aldus het rapport, al heel
wat verbeteringen aangebracht.
Toch blijven er nog heel wat kritische opmerkingen ten
aanzien van het Trustfund, waarin het lidgeld van onder
meer Belgie¨ is gestort. Volgens de cijfers van oktober
1997 was van de 7,3 miljoen US-dollar amper 2,1 miljoen
werkelijk gebruikt voor de werking van het tribunaal.
De griffier heeft op verzoek van de UNO al een plan
opgesteld om een aantal NGO's te financieren die bij-
stand verlenen aan de slachtoffers van de genocide. Het
Office of International Oversight Services - OIOS - verwijt
de griffier dan weer daaromtrent geen echt beleid te
voeren en niet de juiste procedures of richtlijnen te
hebben ontwikkeld voor het selecteren van de projecten
die uit het Trustfund kunnen worden gefinancierd. Het
HA 50
COM 056
15
30-11-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Eddy Boutmans
opzet is dus wel goed, maar de uitwerking blijkt nog
deficie¨nt te zijn. Volgens de meer recente berichten
waarvan mij melding wordt gemaakt, zijn er omtrent de
werking van de griffie, ondanks veel goede wil, nog altijd
grote problemen.
Collega's, ik moet toegeven dat uw bezorgdheid terecht
is. De laatste storting van Belgie¨ is dan ook al drie jaar
geleden gedaan en wordt niet meer aangevuld zo lang er
geen duidelijkheid is over de werking.
De bijdrage voor het vliegtuig blijkt correct te zijn ge-
bruikt. Er werd een huurovereenkomst voor de huur van
een vliegtuig afgesloten voor een jaar, van augustus
1996 tot augustus 1997.
De oplossing ligt natuurlijk in de eerste plaats bij de
Verenigde Naties, aangezien het tribunaal onder haar
auspicie¨n werkt. Ons wordt verzekerd dat terzake het
nodige wordt gedaan. In december 1998 is resolutie
53 213 aangenomen inzake de begroting en is er een
review-groep opgericht die de taak heeft aanbevelingen
te formuleren om de werking van het tribunaal vanuit
juridisch-bestuurlijk oogpunt te hervormen of althans
adviezen te formuleren.
Onze administratie volgt dat probleem op via de rappor-
ten van de Algemene Vergadering van de Verenigde
Naties en met name onze Permanente Vertegenwoordi-
ging in New-York besteedt de nodige aandacht aan deze
zaak, vooral naar aanleiding van de jaarlijkse goedkeu-
ring van de begroting van het tribunaal. Zeer binnenkort
zal de begroting 2000 van het Rwanda-tribunaal in de
Zesde Commissie en later in de Algemene Vergadering
ter sprake komen.
De controle die wij dienaangaande uitoefenen, is uiter-
aard zeer indirect en wij moeten hopen dat de verdere
ontwikkelingen gunstig zijn. Onlangs heeft de procedure-
regeling tot discussies geleid door een nogal betwiste
beslissing die niet noodzakelijk aan een fout van het
tribunaal te wijten was. Wij kunnen alleen maar betreuren
dat de start van het tribunaal zo ongelukkig is geweest. Ik
denk dat wij de beslissing om het tribunaal te steunen
moeten behouden, maar uiteraard, over de concrete
besteding van de middelen toch de nodige verantwoor-
ding moeten afwachten vooraleer wij verder kunnen
gaan.
In verband met uw laatste vraag of er nog gelijksoortige
problemen zijn met andere bestedingen van de Vere-
nigde Naties, zegt men mij dat dit over het algemeen niet
het geval is, althans niet in deze mate. De diverse
gespecialiseerde organisaties van de Verenigde Naties
hebben de laatste jaren een vrij grondige hervorming
doorgemaakt inzake het beheer van hun middelen. De
problemen die er vroeger verschillend van agency tot
agency zijn geweest, hebben in grote lijnen tot een beter
beheer geleid.
De voorzitter : Mevrouw Els Van Weert heeft het woord.
Mevrouw Els Van Weert (VU&ID) : Mijnheer de voorzit-
ter, ik dank de staatssecretaris voor het grondige en
uitgebreide antwoord. Ik heb nog twee vraagjes. Mijn
bronnen stelden dat de middelen die onder meer door
Belgie¨ voor dat Rwanda-tribunaal zouden zijn gestort,
daarvoor helemaal niet zouden zijn gebruikt. De staats-
secretaris beweert dat hij geen weet heeft van de uitein-
delijke bestemming van die middelen. Zij beweren dat die
zouden zijn gebruikt om lonen van VN-functionarissen te
betalen die met deze zaak helemaal niet bezig zijn
geweest.
Als ik het goed heb begrepen, verklaart de staatssecre-
taris dat de storting van de bedragen die nu in de
begroting als steun aan het Rwanda-tribunaal zijn inge-
schreven, aan bepaalde voorwaarden is verbonden. Hij
wil namelijk eerst zekerheid hebben over de besteding
van die middelen, of begrijp ik dat verkeerd ? Ik steun dit
uitgangspunt.
De voorzitter : De staatssecretaris heeft het woord.
Staatssecretaris Eddy Boutmans : Mijnheer de voorzit-
ter, mevrouw Van Weert, ik ben van oordeel dat we een
afweging moeten maken als er een nieuwe vraag tot
storting komt. Men moet ons eerst een uitleg geven over
wat in het verleden is gebeurd. Ik twijfel eraan dat die
toestand nog kan worden rechtgetrokken, maar we moe-
ten ten minste garanties krijgen dat een eventuele finan-
cie¨le steun voor dit absoluut noodzakelijke initiatief in de
toekomst op een correcte manier wordt aangewend.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
- De openbare commissievergadering wordt gesloten
om 11.25 uur.
- La re´union publique de commission est leve´e
a` 11.25 heures.
16
HA 50
COM 056
30-11-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000