B
ELGISCHE
K
AMER VAN
VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
Handelingen
Annales
I
NTEGRAAL VERSLAG
VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN DE
C
OMPTE RENDU INTÉGRAL
DE LA RÉUNION PUBLIQUE DE LA
COMMISSIE VOOR DE
V
OLKSGEZONDHEID
,
HET
L
EEFMILIEU
EN DE
M
AATSCHAPPELIJKE HERNIEUWING
COMMISSION DE LA
S
ANTÉ PUBLIQUE
,
DE L
'E
NVIRONNEMENT
ET DU
R
ENOUVEAU DE LA
S
OCIÉTÉ
VAN
DU
23-11-1999
23-11-1999
HA 50
COM 049
HA 50
COM 049
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
2
HA 50
COM 049
AGALEV-ECOLO
:
Anders gaan leven / Ecologistes conférés pour l'Organisation de luttes originales
CVP
:
Christelijke Volkspartij
FN
:
Front National
PRL FDF MCC
:
Parti Réformateur libéral - Front démocratique francophone - Mouvement du citoyens pour le changement
PS
:
Parti socialiste
PSC
:
Parti social-chrétien
SP
:
Socialistische Partij
VLAAMS BLOK
:
Vlaams Blok
VLD
:
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
:
Volksunie & ID21
Abréviations dans la numérotation des publications :
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
DOC 50 0000/00 : Documents parlementaires de la 50e
DOC 50 0000/00 : Parlementaire documenten van de 50e zittingsperiode +
législature, suivi du n° et dy n° consécutif
het nummer en het volgnummer
QRVA
: Question et Réponses écrites
QRVA
: Schriftelijke Vragen en Antwoorden
HA
: Annales (Compte Rendu intégral)
HA
: Handelingen (Beknopt Verslag)
CRA
: Compte Rendu Analitique
BV
: Beknopt Verslag
PLEN
: Séance plénière
PLEN
: Plenum vergadering
COM
: Réunion de commission
COM
: Commissievergadering
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Officiele publicaties, van de Kamer van volksvertegenwoordigers
Commandes :
Bestellingen :
Place de la Nation, 1008 Bruxelles
Natieplein, 1008 Brussel
Fax : 02/549 82 60
Fax : 02/549 81 60
Tél. : 02/549 82 74
Tel. : 02/549 82 74
www.laChambre.be
www.deKamer.be
e-mail : aff.generales@laChambre.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Inhoud
Dinsdag 23 november 1999
COMMISSIE
VOOR
DE
VOLKSGEZONDHEID,
HET
LEEFMILIEU
EN
DE
MAATSCHAPPELIJKE
HERNIEUWING
-
COM 049
Mondelinge vraag van mevrouw Magda De Meyer aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over
het zout in het brood (nr. 414)
5
sprekers : Magda De Meyer, Magda Aelvoet, minister
van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmi-
lieu
Mondelinge vraag van de heer Peter Vanvelthoven aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu
over
de zogenaamde legionella-crisis
(nr. 418)
6
sprekers : Peter Vanvelthoven, Magda Aelvoet, minis-
ter van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leef-
milieu
Mondelinge vraag van de heer Ferdy Willems aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over
de foie gras (nr. 432)
7
sprekers : Ferdy Willems, Magda Aelvoet, minister
van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmi-
lieu
Mondelinge vraag van de heer Jean-Pierre Viseur aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over
de herziening van de Europese richtlijn
94/62
inzake
verpakkingen
en
verpakkingsafval
(nr. 390)
8
sprekers : Jean-Pierre Viseur, Magda Aelvoet, minis-
ter van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leef-
milieu
Mondelinge vraag van de heer Jean-Pierre Viseur aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over
de genetische gemodificeerde organis-
men
(nr. 439)
9
sprekers : Jean-Pierre Viseur, Magda Aelvoet, minis-
ter van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leef-
milieu
Mondelinge vraag van mevrouw Miche`le Gilkinet aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over
een objectieve informatie over de
geneesmiddelen voor menselijk gebruik
(nr. 453)
11
sprekers : Miche`le Gilkinet, Magda Aelvoet, minister
van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmi-
lieu
Sommaire
Mardi 23 novembre 1999
COMMISSION
DE
LA
SANTE
´
PUBLIQUE,
DE
L'ENVIRONNEMENT ET DU RENOUVEAU DE LA
SOCIE
´ TE´ - COM 049
Question orale de Mme Magda De Meyer a` la ministre de
la Protection de la consommation, de la Sante´ publique et
de l'Environnement sur
le sel dans le pain (n° 414)
5
orateurs : Magda De Meyer, Magda Aelvoet, ministre
de la Protection de la consommation, de la Sante´
publique et de l'Environnement
Question orale de M. Peter Vanvelthoven a` la ministre de
la Protection de la consommation, de la Sante´ publique et
de l'Environnement sur
la crise de la le´gionellose
(n° 418)
6
orateurs : Peter Vanvelthoven, Magda Aelvoet, mini-
stre de la Protection de la consommation, de la Sante´
publique et de l'Environnement
Question orale de M. Ferdy Willems a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement sur
le foie gras (n° 432)
7
orateurs : Ferdy Willems, Magda Aelvoet, ministre de
la Protection de la consommation, de la Sante´ publique
et de l'Environnement
Question orale de M. Jean-Pierre Viseur a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement sur
la re´vision de la directive europ-
e´enne 94/62 relative aux emballages et aux de´chets
d'emballages
(n° 390)
8
orateurs : Jean-Pierre Viseur, Magda Aelvoet, mini-
stre de la Protection de la consommation, de la Sante´
publique et de l'Environnement
Question orale de M. Jean-Pierre Viseur a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement sur
les organismes ge´ne´tiquement mo-
difie´s
(n° 439)
9
orateurs : Jean-Pierre Viseur, Magda Aelvoet, mini-
stre de la Protection de la consommation, de la Sante´
publique et de l'Environnement
Question orale de Mme Miche`le Gilkinet a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement sur
des informations objectives sur les
me´dicaments a` usage humain
(n° 453)
11
orateurs : Miche`le Gilkinet, Magda Aelvoet, ministre
de la Protection de la consommation, de la Sante´
publique et de l'Environnement
HA 50
COM 049
3
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Mondelinge vraag van de heer Luc Goutry aan de minister
van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu
over
de millenniumbug in de ziekenhuizen (nr. 435)
13
sprekers : Luc Goutry, Magda Aelvoet, minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu
Mondelinge vraag van de heer Luc Goutry aan de minister
van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu
over
het dreigend tekort aan verpleegkundigen (nr. 425)
15
sprekers : Luc Goutry, Magda Aelvoet, minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu
Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen aan de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen en aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over
de kwaliteit in het beleid (nr. 460)
(Het antwoord werd verstrekt door de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu)
16
sprekers : Jo Vandeurzen, Magda Aelvoet, minister
van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmi-
lieu
Question orale de M. Luc Goutry a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement sur
le bogue du mille´naire dans les
ho^pitaux
(n° 435)
13
orateurs : Luc Goutry, Magda Aelvoet, ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique et
de l'Environnement
Question orale de M. Luc Goutry a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement sur
le risque imminent de pe´nurie
d'infirmiers
(n° 425)
15
orateurs : Luc Goutry, Magda Aelvoet, ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique et
de l'Environnement
Question orale de M. Jo Vandeurzen au ministre des
Affaires sociales et des Pensions et a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement sur
la qualite´ de la politique (n° 460)
(La re´ponse a e´te´ donne´e par la ministre de la Protection
de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement)
16
orateurs : Jo Vandeurzen, Magda Aelvoet, ministre de
la Protection de la consommation, de la Sante´ publique
et de l'Environnement
4
HA 50
COM 049
23-11-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
COMMISSION DE LA SANTE´ PUBLIQUE,
DE L'ENVIRONNEMENT
ET DU RENOUVEAU DE LA SOCIE´TE´
COMMISSIE VOOR DE VOLKSGEZONDHEID,
HET LEEFMILIEU
EN DE MAATSCHAPPELIJKE HERNIEUWING
RE
´ UNION PUBLIQUE DU
MARDI 23 NOVEMBRE 1999
OPENBARE VERGADERING VAN
DINSDAG 23 NOVEMBER 1999
De vergadering wordt geopend om 10.05 uur door me-
vrouw Yolande Avontroodt, voorzitter.
La re´union est ouverte a` 10.05 heures par Mme Yolande
Avontroodt
, pre´sidente.
Mondelinge vraag van mevrouw Magda De Meyer aan
de minister van Consumentenzaken, Volksgezond-
heid en Leefmilieu over
het zout in het brood
(nr. 414)
Question orale de Mme Magda De Meyer a` la ministre
de la Protection de la consommation, de la Sante´
publique et de l'Environnement sur
le sel dans le
pain
(n° 414)b>
Mevrouw Magda De Meyer (SP) : Mevrouw de voorzitter,
mevrouw de minister, collega's, vanuit wetenschappelijke
hoek wordt er de aandacht op gevestigd dat bij de
consumptie van brood het zoutgehalte zeer belangrijk is.
Te veel zout kan leiden tot maagkanker, beroertes,
enzovoort. De nationale wetgever is zich daar terdege
van bewust. We zijn dan ook een van de enige landen
met een zoutnorm voor ons brood. Deze norm werd
bepaald op 2% van de droge stof of 1,65% van het
bloemgewicht. We staan vrij eenzaam in Europa met
deze norm. In geen enkele andere lidstaat wordt blijkbaar
een dergelijke norm opgelegd en er bestaat nog geen
Europese regelgeving.
Door de eenmaking van de Europese markt is het brood
uit andere landen ook vrij in onze winkels te verkrijgen.
Zo zit in het Frans brood heel wat meer zout dan het
onze, namelijk 650 mg natrium in 100 g wit brood en
700 g in bruin brood tegenover respectievelijk 624 g en
575 g bij ons. De consument grijpt jammer genoeg vaak
naar dat zoutere brood. Dit verhoogt meteen de druk op
de Belgische bakkers om meer zout dan toegelaten in het
brood te doen. De Belgische federatie roept nochtans
haar leden op om de Belgische wet strikt na te leven in
het belang van de volksgezondheid. Ze klaagt echter ook
de ongelijke behandeling in Europa aan. De Eetwaren-
inspectie treedt blijkbaar niet meer op omdat er toch
gemakkelijk brood vanuit Europa verkrijgbaar is in de
winkels en het moeilijk wordt om dat alles te controleren.
Een onderzoek van Test Aankoop ten slotte toonde aan
dat 30% van de door hen onderzochte broodsoorten te
zoutrijk was. Volgens hen zou het bovendien beter zijn de
zoutnorm voor brood nog te verlagen aangezien degene
die iedere dag de aanbevolen hoeveelheid van 300 g
brood verbruikt, bijna 4 g zout binnenkrijgt indien het
brood het wettelijk maximum bevat. Dit is bijna de helft
van de dagelijkse maximumdosis, aanbevolen door de
Nationale Raad voor de Voeding. Het Vlaams Instituut
voor Gezondheidspromotie toonde aan dat volkoren-
brood bij ons meer zout bevat dan in Duitsland, Amerika,
Engeland en Nederland.
Mevrouw de minister, wordt het zoutgehalte in het brood
op dit ogenblik nog geregeld gecontroleerd en worden er
overtredingen vastgesteld ? Is het niet aangewezen de
zoutnorm in het brood nog te verlagen naar analogie met
de praktijk in de ons omringende landen, met uitzonde-
ring van Frankrijk ? Kan er op Europees vlak niet worden
aangedrongen op een algemene norm in het belang van
de volksgezondheid ? Eigenlijk weet niemand precies
wat en hoeveel de Belgen vandaag eten. Vanuit weten-
schappelijke hoek wordt al lang aangedrongen op een
voedselconsumptiepeiling om de nodige bijsturingen te
doen en vanuit een degelijke basis een gezondheids-
beleid te voeren. Wordt er in het kabinet of binnen de
administratie gedacht aan een dergelijke peiling ?
Minister
Magda Aelvoet :
Mevrouw
de
voorzitter,
collega's, ik zal me beperken tot de hoofdpunten. Ach-
teraf krijgt u van mij een kopie met meer gedetailleerde
informatie.
Het klopt niet dat de Eetwareninspectie niet langer con-
troles zou uitvoeren op het zoutgehalte in het brood. De
controles zitten in het normale routinepakket. Mijn
HA 50
COM 049
5
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda Aelvoet
inspectiediensten komen tot dezelfde conclusie. Onge-
veer in een derde van de gevallen wordt de zoutnorm
overschreden. Daarbij is het positief dat door de contro-
les wordt vastgesteld dat de dalende trend zich voortzet.
In Belgie¨ heeft men effectief gezocht naar een compro-
mis tussen smaak en gezondheid. Het probleem was dat
de mensen gewoon waren brood met een hoog zoutge-
halte te eten. Het gehalte is algemeen beschouwd ge-
daald van 2,6 naar 1,9%. We komen van ver maar het
probleem van de ree¨le overschrijding blijft bestaan. Tot in
1985 trachtte Europa een harmonisering tot stand te
brengen. Door een te grote weerstand van verscheidene
lidstaten heeft ze die pogingen opgegeven. Men concen-
treert zich nu vooral op wetgeving die horizontaal kan
worden toegepast, zoals deze inzake additieven.
Er is geen enkele hoop om op Europees niveau een
harmonisatie over dit probleem tot stand te brengen en
het af te dwingen. Door de Eetwareninspectie en de
Hoge Gezondheidsraad wordt wel al gedurende bijna
2 jaar gewerkt om een peiling van voedselconsumptie op
te zetten. De twee belangrijkste invalshoeken zijn
voedselveiligheid en nutritionele kwaliteit. Wat deze laat-
ste peiling betreft, ben ik nu in staat de opdracht te geven
om een financieringsplan op te stellen zodat men snel
werk kan maken van die peiling.
Mevrouw Magda De Meyer (SP) : Mevrouw de voorzitter,
mevrouw de minister, ik ben verheugd te vernemen dat
de Eetwareninspectie blijft controleren en de overtredin-
gen signaleert. Ik vermoed dat daaraan sancties zijn
verbonden. Ik weet echter niet wat die inhouden. Wat
gebeurt er met het buitenlands brood dat hier wordt
verkocht ? Men kan daar blijkbaar niet tegen optreden.
Minister Magda Aelvoet : Inderdaad. In de wet is wel
uitdrukkelijk voorzien dat men sancties kan opleggen. Ik
heb echter geen informatie gekregen over hoe zwaar die
wel zijn. Ik wil dat wel navragen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Peter Vanvelthoven
aan de minister van Consumentenzaken, Volksge-
zondheid
en
Leefmilieu
over
de zogenaamde
legionella-crisis
(nr. 418)
Question orale de M. Peter Vanvelthoven a` la ministre
de la Protection de la consommation, de la Sante´
publique et de l'Environnement sur
la crise de la
le´gionellose
(n° 418)b>
De heer Peter Vanvelthoven (SP) : Mevrouw de voor-
zitter, mevrouw de minister, twee weekends geleden zijn
vier mensen plots gestorven als gevolg van de besmet-
ting met de legionellabacterie, de zogenaamde vetera-
nenziekte. Veel andere mensen werden verzorgd op de
afdeling intensieve zorgen van diverse ziekenhuizen in
de omgeving van Kapellen. Anderen waren verontrust en
lieten zich veiligheidshalve onderzoeken.
Kiemen van deze gevreesde longaandoening zouden
zijn verspreid tijdens een handelsbeurs die de week
daarvoor plaats vond in Kapellen en die door 60 000
mensen werd bezocht. Aangezien de longspecialist van
het Brasschaats ziekenhuis vrij snel het verband kon
leggen tussen de handelsbeurs en de sterfgevallen ten
gevolge van een zware longontsteking, kon men waar-
schijnlijk vermijden dat nog meer mensen stierven. Het
crisisbeheer functioneerde uitstekend waardoor de be-
volking en de ziekenhuizen tijdig op de hoogte werden
gebracht. Blijkbaar is bij een dergelijke besmetting een
snelle diagnose van levensbelang.
Het is duidelijk dat er bepaalde maatregelen noodzakelijk
zijn. Ik ben er me ook van bewust dat het gros van die
maatregelen genomen moet worden door de deel-
regeringen. Men pleit al langer dan vandaag voor de
oprichting van een permanent crisiscentrum. Toch wens
ik te beklemtonen dat ook nu de crisis zeer goed werd
opgevolgd.
De Vlaamse regering heeft ondertussen een aantal tijde-
lijke maatregelen bevolen. Toch had ik van u graag
vernomen of de federale overheid in het kader van deze
crisis bepaalde initiatieven heeft genomen. Oordeelt u
het nuttig specifieke maatregelen te nemen om dergelijke
besmettingen in de toekomst te voorkomen ? Ik kan me
niet voorstellen dat voor dergelijke zaken in Vlaanderen
andere beslissingen zouden worden genomen dan in
Wallonie¨. Overlegt u met de deelregeringen ?
Minister
Magda Aelvoet :
Mevrouw
de
voorzitter,
collega's, deze crisis heeft gelukkig geen grote omvang
gekregen. De federale overheid heeft in de loop van de
bewuste zaterdagnacht alle spoeddiensten van de Bel-
gische ziekenhuizen gealarmeerd. Provinciegouverneur
Paulus werd speciaal weggeroepen van het verlovings-
feest van Mathilde en Filip. Er was ook een in de
provincie Antwerpen geconcentreerde gerichte actie om
de huisartsen te informeren. Huisartsen met wachtdienst
werden op de hoogte gehouden door diensten voor
sociale interventie van het Rode Kruis. De andere artsen
werden verwittigd via een persoonlijk schrijven.
Naast de huisartsen van Antwerpen zijn ook de dokters
met wachtdienst van het arrondissement Sint-Niklaas
verwittigd omdat het grenst aan de getroffen gemeente.
Belgie¨ bleek in staat zeer vlug te reageren dankzij onder
andere de alerte reactie van een dokter en het Klinazie-
kenhuis.
6
HA 50
COM 049
23-11-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda Aelvoet
Om dergelijke besmettingen in de toekomst te voorko-
men is voorlichting belangrijk. De informatie van de
artsen behoort ten dele tot de bevoegdheid van de
federale overheid. Ze kan gebeuren via een circulaire
met concrete raadgevingen over de follow-up van de
veteranenziekte-epidemie. Men kan ook aanbevelingen
doen over de diagnose en de behandeling van de ziekte.
Deze informatie is bestemd voor huisartsen, pneumol-
ogen, reanimatieartsen, artsen interne geneeskunde en
artsen die patie¨nten volgen in terminale kuuroorden. De
inlichtingen over de veteranenziekte zijn permanent be-
schikbaar op de website van het ministerie van Volksge-
zondheid onder de rubriek
frequently asked questions.
De preventie behoort onbetwistbaar tot de bevoegdheid
van de gemeenschappen. Ze kunnen regelmatig contro-
les uitvoeren om de eventuele aanwezigheid op te spo-
ren in zwembaden, ziekenhuizen, enzovoort. Het beste
middel om het risico terug te dringen is het goed onder-
houden van de waterleidingen en -installaties. Dat geldt
vooral voor warm water in ziekenhuizen, thermale instel-
lingen en plaatsen waar publiek komt. Het is ook belang-
rijk de organisatie van het toezicht op de veteranenziekte
de nodige plaats te gunnen. Dit zou kunnen gebeuren via
het systeem van aangifte waardoor de gegroepeerde
gevallen
worden
gedetecteerd
en
de
preventie-
maatregelen worden gestuurd. Dit punt zal worden voor-
gelegd aan de Hoge Gezondheidsraad. Vermits er een
zo duidelijk aanknopingspunt is ten aanzien van gewes-
ten en gemeenschappen, staat dit punt ook op de
agenda van het interministerieel overleg op dat niveau.
De heer Peter Vanvelthoven : Ik dank de minister voor
haar duidelijk antwoord.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Ferdy Willems aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid
en Leefmilieu over
de foie gras (nr. 432)
Question orale de M. Ferdy Willems a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique
et de l'Environnement sur
le foie gras (n° 432)b>
De heer Ferdy Willems (VU&ID) : Mevrouw de voorzit-
ter, mevrouw de minister, eenden en ganzen worden
onder dwang gevoederd zodat hun lever tot 10 keer het
normale volume krijgt. Dit brengt bij de dieren een
pathologie teweeg, namelijk leversteatose. Hierover be-
staat een uitgebreid rapport dat eind vorig jaar ver-
scheen. Het werd gepubliceerd door het Wetenschappe-
lijk Dierengezondheids- en Dierenwelzijnscomite´ van het
Europees Parlement. Bovendien drukt de opgezwollen
lever rechtstreeks tegen de longen zodat de dieren
tijdens de laatste dagen van hun leven naar lucht moeten
happen.
De huisvestingsomstandigheden staan haaks op wat
staat in artikel 4 van de wet op het dierenwelzijn. Het
koninklijk besluit van toenmalig minister Bourgeois regelt
bovendien op een onaanvaardbare manier de opsluiting-
somstandigheden. Meestal worden de dieren pneuma-
tisch en soms elektrisch met mai¨s gevoederd met een
buis van 21 tot 28 cm die in hun strot wordt geduwd. Op
die manier krijgen ze dagelijks e´e´n vierde van hun
lichaamsgewicht binnen.
De landen die zich naast Belgie¨ aan deze zaken bezon-
digen, zijn Frankrijk, Israe¨l en Polen. Ondanks het feit dat
Polen een belangrijke producent is, heeft Polen in 1998
die methodes geschrapt. In Belgie¨ gaat het om een
tiental producenten en gaveurs die deze taak uitvoeren
voor en na hun dagtaak.
De Raad van Europa heeft op 22 juni 1999 een verbod
goedgekeurd om de dieren op de nu gangbare wijze op
te sluiten en dit vanaf 2010. Onder druk van Frankrijk
werd dit echter zwaar afgezwakt. De houding van Frank-
rijk hoeft niet te verwonderen aangezien jaarlijks 20
miljoen eenden en een even groot aantal ganzen dage-
lijks onder dwang worden gevoederd. Ik heb ook een
video bij waarop beelden staan uit de Franse Pe´rigord en
Upigny in Belgie¨. Er wordt geen commentaar gegeven.
De omslagteksten liegen er echter niet om :
Zijn zieke
lever kost u 3 700 frank per kilo, hem kost het de
marteldood
. Onderaan staat een andere zin waarin ik
me kan terugvinden :
Beschaafde mensen worden kots-
misselijk van foie gras
.
Dit lijkt me de morele conclusie van dit gegeven. De inzet
voor dierenrechten kan nooit een negatie inhouden van
de nog belangrijkere mensenrechten. Omgekeerd kan
men stellen dat dierenrechten ook belangrijk zijn voor de
menselijke waardigheid. Het is een goede zaak dat deze
regering het aspect dierenwelzijn expliciet en nominatim
onder de bevoegdheid van de minister van Volksgezond-
heid heeft gebracht. In een maatschappij waarin dieren
worden mishandeld en gemarteld en waar deze hande-
lingen zelfs wettelijk worden beschermd, wordt de volks-
gezondheid van de mens aangetast.
Mevrouw de minister, wilt u nagaan hoe een geleidelijk
verbod op de praktijk van het dwangvoederen kan wor-
den uitgevaardigd vanaf 2003 en dit op basis van de
wet ? Kan het koninklijk besluit van 1994, dat het indivi-
dueel opsluiten van eenden mogelijk maakt, worden
herzien ? Genieten de producenten van foie gras nog
altijd van een subsidie van ongeveer 7,5 miljoen frank,
dat gedeeltelijk bestaat uit Europees geld ter ondersteu-
HA 50
COM 049
7
23-11-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Ferdy Willems
ning van achtergestelde gebieden. Dit werd geregeld
door toenmalig minister Bourgeois in uitvoering van een
beslissing van zijn voorganger, de heer De Keersmaeker.
Het was de bedoeling de pneumatische ­ meest inten-
sieve ­ gavagemethode te stimuleren om de productie te
verhogen.
Zult u, zoals de Europese Commissie aanbeveelt, initia-
tieven nemen om de ontwikkeling van diervriendelijkere
productiemethoden te stimuleren ? Ik vraag ook dat de
invoer wordt ontmoedigd en dat uiteindelijk ook dit dier-
onvriendelijk en mensonwaardig systeem wordt afge-
schaft.
Minister
Magda Aelvoet :
Mevrouw
de
voorzitter,
collega's, ik wens te beginnen met te verwijzen naar een
parlementair debat over dit onderwerp dat plaatsvond in
1994 in het Belgisch Parlement. Dit gebeurde naar
aanleiding van een wetsvoorstel van een lid van mijn
partij. We stelden toen vast dat er geen meerderheid was
om een wetswijziging door te voeren. Mijnheer Willems, u
moet uw oproep dus ook richten tot uw collega's in het
parlement.
Mijn diensten bereiden op dit moment een wetsontwerp
voor tot wijziging van de wet van 1986 inzake de be-
scherming van het welzijn van de dieren. Ik heb opdracht
gegeven om hierin opnieuw een verbodsbepaling van
dwangvoedering op te nemen. We zullen achteraf wel
zien welk lot aan deze bepaling zal beschoren zijn. Ik ga
akkoord om op korte termijn een verbod op individuele
huisvesting, zoals dat in de aanbeveling van Europa was
voorzien, op te nemen in het koninklijk besluit van 1994.
In dat verband zal ik het nodige doen. Dit betreft echter
enkel de individuele huisvesting.
De subsidieregeling is ondertussen veranderd. Er wor-
den geen gelden meer ter beschikking gesteld ter onder-
steuning van dit soort praktijken. Men heeft de sector van
de foie grasproducenten aangeschreven om de aandacht
te vestigen op de noodzaak van het zoeken naar alter-
natieve productiemethodes. Ik heb terzake nog geen
voorstellen van hen gekregen. Ik zal de zaak verder
opvolgen.
Een verbod om foie gras uit Frankrijk of uit andere landen
in te voeren, is totaal uitgesloten. Er is vrij handelsver-
keer binnen de Europese Unie. Het is niet mogelijk om de
invoer uit derde landen te verbieden omdat daarvoor
geen internationale normen bestaan. Men moet in elk
geval rekening houden met dat aspect wanneer men
discussieert over een verbod op het voederen onder
dwang. In Frankrijk bestaan geen regels voor de produ-
centen van foie gras terwijl er in ons land tenminste een
aantal randvoorwaarden voor een dergelijke productie
zijn vastgelegd.
De heer Ferdy Willems (VU&ID) : Mevrouw de minister,
het feit dat er in 1994 geen meerderheid werd gevonden,
houdt net een aansporing in om daar nu opnieuw op
terug te komen.
Minister Magda Aelvoet : Dat heb ik ook aangekondigd.
De heer Ferdy Willems (VU&ID) : Dat verheugt mij. We
kijken met veel belangstelling uit naar het wetsvoorstel
over dierenwelzijn. Als oppositiepartij zullen we dat on-
dersteunen. We zijn tevreden dat u maatregelen neemt
om de huisvesting te regelen en dat er geen subsidies
meer aan de sector zullen worden verstrekt. Het is
betekenisvol dat u nog geen antwoord hebt gekregen van
de sector op uw schrijven.
We weten ook dat een verbod op de invoer onmogelijk is.
Bij ons gaat het echter om de finaliteit waarbij men op
halflange termijn deze methode radicaal afschaft.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Question orale de M. Jean-Pierre Viseur a` la ministre
de la Protection de la consommation, de la Sante´
publique et de l'Environnement sur
la re´vision de la
directive europe´enne 94/62 relative aux emballages
et aux de´chets d'emballages
(n° 390)b>
Mondelinge vraag van de heer Jean-Pierre Viseur aan
de minister van Consumentenzaken, Volksgezond-
heid en Leefmilieu over
de herziening van de Euro-
pese
richtlijn
94/62
inzake
verpakkingen
en
verpakkingsafval
(nr. 390)
M. Jean-Pierre Viseur (AGALEV-ECOLO) : Madame la
pre´sidente, madame la ministre, chers colle`gues, la
directive europe´enne 94/62, dont la re´vision est en cours,
porte sur la proble´matique des de´chets.
La division De´chets de la DG XI vient de proposer un
second document d'orientation en vue de cette re´vision.
Il semble que la Commission europe´enne adoptera une
proposition de directive d'ici la fin de l'anne´e. Certains
Etats membres, ainsi que le secteur de l'industrie, sou-
haitent voir retarder la re´vision : au niveau europe´en, on
constate des jeux d'influence de la part des lobbies.
Personnellement, j'estime que cette re´vision devrait e^tre
oriente´e, de manie`re plus contraignante, vers la pre´ven-
tion en matie`re de de´chets et d'emballages.
Madame la ministre, je voudrais savoir comment s'e´la-
bore la position de la Belgique a` cet e´gard. Il est e´vident
que dans notre architecture institutionnelle, les de´chets
ne concernent pas uniquement l'Etat fe´de´ral. Une
8
HA 50
COM 049
23-11-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jean-Pierre Viseur
concertation est-elle - ou sera-t-elle - organise´e entre les
ministres des diffe´rents gouvernements de ce pays ?
Quelles sont les grandes lignes de la position que
de´fendra la Belgique en cette matie`re ?
Re´clamera-t-on, pour les pays, une marge de manoeuvre
en matie`re d'e´cofiscalite´, pour la pre´vention et la re´utili-
sation des de´chets, en particulier des de´chets d'embal-
lages ? De nouvelles mesures de pre´vention sont-elles
envisage´es ? Par exemple, la re´utilisation qui constitue la
meilleure des pre´ventions, sera-t-elle conside´re´e comme
e´chelon obligatoire - le plus important - au niveau de la
hie´rarchie des obligations ?
Les emballages biode´gradables ou minimalise´s feront-ils
l'objet d'une promotion ? Enfin, un contro^le sera-t-il
exerce´ au niveau europe´en quant au flux des emballages
et des de´chets d'emballages, afin de ve´rifier certains
objectifs, e´tablis de fac¸on tre`s concre`te ?
Mme Magda Aelvoet, ministre : Madame la pre´sidente,
chers colle`gues, j'aborderai en premier lieu la question
relative a` la proce´dure : a` quel niveau est de´termine´e la
position adopte´e par la Belgique dans cette matie`re ?
Un accord de coope´ration du 5 avril 1995 installe au sein
de la Confe´rence interministe´rielle environnement, un
Comite´ de coordination de la politique internationale de
l'environnement, le CCPIE. On y retrouve les ministe`res
des cabinets fe´de´raux et re´gionaux les plus importants
concerne´s par certaines questions, par exemple, pour les
repre´sentants des re´gions, le de´veloppement durable, la
mobilite´, l'e´nergie, etc. Telles sont les compe´tences
principales traite´es par ce comite´ de coordination.
Celui-ci est charge´, entre autres, d'e´laborer les points de
vue de la Belgique qui seront de´fendus aupre`s des
organisations internationales ou lors de confe´rences
ministe´rielles.
Le commentaire belge et le point de vue de la Belgique
en vue de la re´vision de la directive europe´enne relative
aux emballages et aux de´chets d'emballages sont ainsi
de´termine´s au sein du groupe directeur De´chets dudit
comite´ de coordination.
La re´vision de la directive en question a de´ja` e´te´ discute´e
par le groupe directeur De´chets, mais les discussions
n'ont pas encore abouti a` la de´finition d'un point de vue
belge officiel : on y travaille encore a` l'heure actuelle.
Je puis toutefois vous communiquer les principaux com-
mentaires belges formule´s lors de la re´union du comite´
21, comite´ compose´ des repre´sentants des Etats mem-
bres et cre´e´ en vertu de l'article 21 de la directive 94 sur
les emballages. Les deux e´le´ments cle´s de la position
belge sont les suivants : d'abord, l'expression d'une
pre´fe´rence nette pour la pre´vention quantitative et quali-
tative a` la source et ensuite, la manifestation d'un me´con-
tentement au sujet du travail du Comite´ europe´en de
normalisation dans le cadre des normes harmonise´es,
destine´es a` concre´tiser les exigences essentielles de la
directive 92/62 CE.
Le fait d'exprimer une nette pre´fe´rence pour la pre´vention
quantitative et qualitative a` la source, montre que la
re´utilisation est un e´le´ment primordial; viennent ensuite
la re´duction, le recyclage, etc.
Vos questions spe´cifiques concernant les compe´tences
tant fe´de´rales que re´gionales seront certainement abor-
de´es lors de la concertation organise´e dans le cadre du
comite´ de coordination en vue de la formulation d'autres
commentaires belges et de la de´finition d'un point de vue
de la Belgique.
Je ferai le ne´cessaire pour inte´grer des e´le´ments qui vont
dans cette direction au niveau de l'organisation concre`te
des travaux qui se de´rouleront dans les mois a` venir.
M. Jean-Pierre Viseur (AGALEV-ECOLO) : Je remercie
la ministre de sa re´ponse. La proble´matique des de´chets
est complexe, et la fac¸on dont elle est aborde´e au niveau
des diffe´rentes institutions ne l'est pas moins. Je me
re´jouis d'avoir obtenu des pre´cisions sur les lieux ou` de
telles questions sont discute´es.
Je rele`ve un grand point positif sur le plan de la re´utili-
sation. J'insiste, quant a` moi, car cela figure dans la
de´claration gouvernementale, sur l'e´cofiscalite´. La de´cla-
ration gouvernementale fait en effet re´fe´rence a` une
fiscalite´ favorable a` l'environnement. C'est certainement
un domaine ou` l'on peut essayer d'impulser cette partie
de la de´claration gouvernementale.
La pre´sidente : L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Question orale de M. Jean-Pierre Viseur a` la ministre
de la Protection de la consommation, de la Sante´
publique et de l'Environnement sur
les organismes
ge´ne´tiquement modifie´s
Mondelinge vraag van de heer Jean-Pierre Viseur aan
de minister van Consumentenzaken, Volksgezond-
heid en Leefmilieu over
de genetische gemodifi-
ceerde organismen
(nr. 439)
M. Jean-Pierre Viseur (AGALEV-ECOLO) : Madame la
pre´sidente, madame la ministre, ma question porte plus
pre´cise´ment sur les aliments transge´niques, car c'est
principalement sur ce plan que la population nourrit des
inquie´tudes, a` juste titre, selon moi. On parle e´norme´-
HA 50
COM 049
9
23-11-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jean-Pierre Viseur
ment des OGM et finalement, la surinformation a` laquelle
on assiste va peut-e^tre a` l'encontre du but recherche´ :
entre les de´cisions et les de´clarations, le citoyen a parfois
des difficulte´s a` faire la part des choses au niveau des
dispositions en vigueur.
Madame la ministre, je voudrais vous poser une se´rie de
questions, afin de clarifier la situation.
En ce qui concerne la mise sur le marche´ d'aliments
importe´s - de pays hors Communaute´ europe´enne -,
quels sont ceux autorise´s a` la vente ? Selon les dernie`-
res statistiques connues, quelles sont les quantite´s im-
porte´es par la Belgique ? En ge´ne´ral, on parle du mai¨s,
du soja et du colza, mais re´cemment, il a e´galement e´te´
question de tomates Ze´ne´ca - destine´es a` e^tre transfor-
me´es -, pour lesquelles le comite´ scientifique de l'Union
europe´enne a remis un avis favorable. Les produits issus
de ces tomates seront-ils biento^t mis sur le marche´ ou un
moratoire existe-t-il a` ce sujet ?
Il a beaucoup e´te´ question de l'e´tiquetage et notamment
du fameux seuil d'un pour cent. Celui-ci concerne-t-il les
produits d'origine, non transforme´s, ou vise-t-il e´gale-
ment les produits transforme´s ? L'e´tiquetage a` partir du
seuil d'un pour cent d'un des composants est-il de´ja`
d'application ? Sinon, quand le sera-t-il ?
Un moratoire existe-t-il pour d'autres aliments, non seu-
lement les aliments destine´s a` la consommation humaine
mais e´galement les aliments destine´s au be´tail, puisque
des demandes ont e´te´ introduites aupre`s de l'Union
europe´enne pour des betteraves fourrage`res ?
J'en viens aux cultures d'aliments transge´niques en
Belgique. En principe, a` ma connaissance, aucune va-
rie´te´ transge´nique n'est aujourd'hui admise en Belgique
en vue de l'ensemencement dans un but commercial.
Cependant, les surfaces teste´es sont de plus en plus
nombreuses; elles font l'objet d'une autorisation du de´-
partement de l'Agriculture, notamment, et d'un avis favo-
rable du de´partement de la Sante´ publique - le vo^tre,
madame la ministre - ou du Conseil de biose´curite´.
Re´cemment, ayant pose´ une question e´crite a` ce sujet,
j'ai appris que l'on e´tait passe´ de 245 000 me`tres carre´s
cultive´s a` titre expe´rimental en 1995, a` 965 000 me`tres
carre´s en 1999. Donc, la surface a quadruple´ en quatre
ans. Par ailleurs, je me pose la question de savoir ce que
deviennent les aliments une fois re´colte´s : ils ne sont pas
destine´s a` la commercialisation, mais qu'en fait-on ?
En tout cas, les re´centes de´clarations de producteurs de
betteraves e´taient relativement alarmantes et tendaient a`
laisser croire que les betteraves cultive´es a` titre expe´ri-
mental e´taient me´lange´es aux autres.
J'aborde la question de la re´glementation au niveau
europe´en. Deux textes concernent la proble´matique des
OGM : d'une part, la directive 90/920 relative a` l'environ-
nement et a` la disse´mination des produits ge´ne´tiquement
modifie´s dans l'environnement et, d'autre part, le re`gle-
ment Novel food 25/97. La re´vision projete´e porte-t-elle
sur le premier texte, sur le second ou sur les deux ?
Quelle position le gouvernement entend-il de´fendre en
cette matie`re ?
J'en viens au sujet concernant les autres niveaux de
pouvoirs en Belgique. Madame la ministre, votre position
est tre`s diffe´rente de celle adopte´e par les ministres
flamand et wallon. Afin d'e´viter toute ambigui¨te´, je pre´-
cise imme´diatement que, dans le cas pre´sent, c'est votre
approche que je soutiens. Des rencontres interministe´-
rielles sont-elles organise´es pour tenter d'harmoniser les
positions des diffe´rentes institutions belges en ce qui
concerne la se´curite´ alimentaire ?
Mme Magda Aelvoet, ministre : Madame la pre´sidente,
chers colle`gues, les aliments OGM actuellement admis
sur le marche´ europe´en sont les suivants : le soja, et plus
pre´cise´ment, le round up redding soja, le maximiser mai¨s
et une liste d'aliments notifie´s dans le cadre de l'article 5
du re`glement europe´en 258/97. Cette liste vise principa-
lement diffe´rents types d'huiles raffine´es, plus particulie`-
rement des huiles obtenues par la production de colza ou
de mai¨s transge´niques.
A l'heure actuelle, l'Inspection des denre´es alimentaires
ne dispose d'aucune information statistique sur l'impor-
tation d'OGM.
Le re`glement 1139/98 fixe des re`gles en matie`re d'e´ti-
quetage. De manie`re ge´ne´rale, lorsque l'ADN est modifie´
ou que la prote´ine est de´tectable, les mots
a` base de
soja - ou de mai¨s - ge´ne´tiquement modifie´
doivent
figurer dans la liste des ingre´dients.
J'attire votre attention sur le fait, monsieur Viseur, que le
Comite´ permanent europe´en a e´labore´ deux autres re`-
glements pour comple´ter les re`gles d'e´tiquetage. Les
nouvelles re`gles sont plus contraignantes que la re`gle
pre´vue par le re`glement initial.
Quelles modifications principales les deux re`glements
apportent-ils ? Je pre´cise qu'ils ne sont pas encore
publie´s, mais qu'ils devraient l'e^tre tout prochainement,
car le processus de´cisionnel est termine´.
M. Jean-Pierre Viseur (AGALEV-ECOLO) : Ils seront
applicables de`s leur publication ?
Mme Magda Aelvoet, ministre : Oui. Il s'agit en premier
lieu de l'application de la re`gle d'un pour cent, vise´e dans
l'une de vos questions, monsieur Viseur . Il est clairement
pre´cise´ a` ce sujet que la pre´sence non voulue d'organis-
mes ge´ne´tiquement modifie´s ne pose aucun proble`me si
elle est infe´rieure au seuil d'un pour cent; elle ne doit
donc pas e^tre mentionne´e sur l'e´tiquette. Cette re`gle se
10
HA 50
COM 049
23-11-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda Aelvoet
justifie par le fait que les instruments techniques dont
nous disposons actuellement ne sont performants qu'a`
concurrence de 99%; de`s lors, au-dessous d'un pour
cent, les OGM ne peuvent e^tre de´tecte´s.
La deuxie`me modification pre´voit qu'il faut pouvoir repe´-
rer la pre´sence d'OGM non seulement dans le produit
final, mais e´galement dans chaque ingre´dient. Cette
modification va donc dans le sens d'une re´glementation
plus stricte.
Dans le me^me ordre d'ide´es, je signale qu'un re`glement
a e´te´ vote´ en ce qui concerne les additifs dans les
aliments, par exemple, la le´cithine ou des produits aro-
matiques, qui seront dore´navant soumis aux me^mes
re`gles d'e´tiquetage. Cette e´volution me parai^t tout a` fait
normale.
J'en viens a` votre question sur les champs d'expe´rimen-
tation. Aussi longtemps que l'on ne prendra pas, a`
l'e´chelle europe´enne, la de´cision d'admettre un nouvel
OGM en culture ou sur le marche´, le produit en question
ne pourra e^tre commercialise´.
Le ministe`re de l'Agriculture est responsable du contro^le
aussi longtemps que les produits se trouvent dans les
champs. Vous avez e´voque´ la possibilite´ de proble`mes
quant a` la surveillance de ces terrains. Je compte le
signaler a` mon colle`gue M. Gabriels, afin qu'il fasse
proce´der a` une enque^te. Il est clair que les produits
re´colte´s doivent e^tre stocke´s. Leur commercialisation ne
pourra se faire sans autorisation des instances euro-
pe´ennes.
La directive 90/220 sera revue : le processus a e´te´
entame´. Vous avez tout a` fait raison de faire un lien entre
ladite directive et le re`glement Novel food, car si l'article
10 de la directive 90/220 est modifie´, la directive Novel
food
devra e´galement e^tre revue.
Lors de la seconde lecture de la proposition du Conseil
relative a` la directive 90/220, plusieurs Etats membres se
sont prononce´s en faveur du maintien dans tous les cas
de l'application de la directive 90/220, quel que soit le
re`glement sectoriel - ou la directive - en vigueur. Donc, le
syste`me actuel est maintenu.
Je tiens a` attirer votre attention, monsieur Viseur, sur le
fait que l'accord de gouvernement pre´voit, de fac¸on
explicite, que le principe de pre´caution sera applique´ lors
de la re´vision de la directive 90/220.
A propos des de´clarations divergentes de certains minis-
tres re´gionaux, je pre´cise que toute question relative aux
OGM doit e^tre discute´e dans le cadre de l'accord de
coope´ration en matie`re de biose´curite´. Je pense au
Comite´ de coordination pour la politique internationale
environnementale et a` la Confe´rence interministe´rielle
pour l'environnement.
L'e´tiquetage des aliments et la trac¸abilite´ des OGM dans
la chai^ne alimentaire sont des e´le´ments tre`s importants
qui doivent e^tre revus, compte tenu des aspects scienti-
fiques et techniques actuellement en cours de discussion
au niveau europe´en.
Je tiens e´galement a` pre´ciser que M. Mahoux a de´pose´
au Se´nat une proposition de loi demandant une applica-
tion tre`s claire des re`gles en matie`re d'e´tiquetage et
inte´grant les progre`s re´alise´s sur le plan europe´en.
M. Jean-Pierre Viseur (AGALEV-ECOLO) : Madame la
pre´sidente, je remercie la ministre de sa re´ponse tre`s
claire, de´taille´e, conforme a` mes attentes.
Vous avez dit, madame la ministre, que les aliments
produits a` titre expe´rimental e´taient stocke´s, e´ventuelle-
ment, en attendant d'e^tre mis sur le marche´. Je m'e´-
tonne, car il s'agit de denre´es pe´rissables. Certes, c'est
principalement le de´partement de l'Agriculture qui est ici
concerne´. Je prends note du fait que vous allez contacter
votre colle`gue de l'Agriculture, afin de ve´rifier si des
contro^les sont effectue´s. Je me renseignerai e´galement
de mon co^te´. Nous y verrons alors plus clair.
Pourriez-vous me remettre une copie du texte de votre
re´ponse ?
Mme Magda Aelvoet, ministre : J'ai rec¸u une partie des
e´le´ments de re´ponse hier soir, et une autre, ce matin.
Certaines donne´es transmises par l'administration n'e´-
taient pas tout a` fait correctes. Je vais faire proce´der aux
adaptations ne´cessaires et je vous communiquerai la
re´ponse ulte´rieurement.
La pre´sidente : L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Question orale de Mme Miche`le Gilkinet a` la ministre
de la Protection de la consommation, de la Sante´
publique et de l'Environnement sur
des informa-
tions objectives sur les me´dicaments a` usage hu-
main
Mondelinge vraag van mevrouw Miche`le Gilkinet aan
de minister van Consumentenzaken, Volksgezond-
heid en Leefmilieu over
een objectieve informatie
over de geneesmiddelen voor menselijk gebruik
(nr. 453)
Mme Miche`le Gilkinet (AGALEV-ECOLO) : Madame la
pre´sidente, madame la ministre, chers colle`gues, le
de´veloppement d'une information me´dicale objective sur
les me´dicaments a` usage humain est aujourd'hui incon-
tournable si l'on souhaite de´velopper une politique de
sante´ qui tienne compte a` la fois de l'inte´re^t de nos
concitoyens et de la ne´cessite´ de rester dans le cadre de
HA 50
COM 049
11
23-11-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Miche`le Gilkinet
la mai^trise budge´taire. Or, on sait combien cette question
est sensible aujourd'hui. Chaque anne´e, le budget de la
Sante´ connai^t des de´passements importants dans le
secteur des me´dicaments. Plusieurs tentatives de mai^-
trise des de´penses ont avorte´. Aujourd'hui, on assiste
aux premie`res leve´es de bouclier de l'industrie pharma-
ceutique sur les mesures annonce´es au budget.
La surveillance et la commercialisation des me´dicaments
de´pendent directement de l'administration de la Protec-
tion de la sante´ dont vous avez la charge, madame la
ministre. C'est pourquoi je voudrais vous poser les
questions suivantes. Que comptez-vous entreprendre
dans ce secteur ? Quelles sont les expe´riences mises en
place par notre pays en vue de circonscrire la question ?
Ont-elles fait l'objet d'une e´valuation ? Pouvons-nous en
tirer profit ?
En ce qui concerne les ge´ne´riques, que comptez-vous
faire, madame la ministre, pour que notre pays rattrape le
retard qu'il a creuse´ au regard de certains pays voisins ?
D'une manie`re ge´ne´rale, ne jugez-vous pas utile de
le´gife´rer pour mieux encadrer la capacite´ promotionnelle
du secteur pharmaceutique ?
Mme Magda Aelvoet, ministre : Madame la pre´sidente,
chers colle`gues, le Centre belge d'information pharma-
cothe´rapeutique est une ASBL agre´e´e, subventionne´e
par le ministe`re des Affaires sociales, de la Sante´ publi-
que et de l'Environnement; sa mission est de fournir aux
praticiens de l'art de gue´rir des informations sur les
me´dicaments, tendant au plus haut degre´ d'objectivite´
possible. L'information a donc essentiellement trait aux
proprie´te´s des me´dicaments re´cemment mis sur le
marche´ et aux donne´es nouvelles concernant les pro-
prie´te´s et l'emploi des me´dicaments connus. En pharma-
cologie et dans d'autres disciplines, elle tend a` favoriser
l'emploi judicieux et efficace des me´dicaments. Ainsi, le
Centre
belge
d'information
pharmacothe´rapeutique
e´dite, depuis de nombreuses anne´es de´ja`, des folios
Pharmacotherapeutica. Publie´s mensuellement, ces
folios abordent diverses questions; des fiches relatives
aux nouvelles mole´cules commercialise´es comple`tent
l'information.
Le Centre belge d'information pharmacothe´rapeutique
diffuse e´galement un re´pertoire commente´ des me´dica-
ments, qui est e´dite´ annuellement et reprend tous les
me´dicaments existant sur le marche´ belge. Je puis vous
dire que toutes les pharmacies l'utilisent, car il constitue
une re´fe´rence. Chaque chapitre est pre´ce´de´ d'un com-
mentaire soulignant des informations importantes sur
l'efficacite´ et la se´curite´ des me´dicaments cite´s et les
risques qui y sont lie´s. Ces publications sont envoye´es
gratuitement a` tous les praticiens, ce qui repre´sente
actuellement un budget de plus de vingt millions de
francs belges.
Plusieurs initiatives ont e´te´ prises en 1998 et 1999 pour
promouvoir la prescription et la de´livrance rationnelle des
me´dicaments. Un budget comple´mentaire d'environ 17
millions a e´te´ attribue´ au Centre belge d'information
pharmacothe´rapeutique pour de´velopper de nouveaux
projets en collaboration avec les professions me´dicales
et pharmaceutiques et sous les auspices d'un comite´
scientifique. Le but est donc de favoriser une prescription
rationnelle, fonde´e sur des preuves scientifiques.
Les nouveaux projets s'orientent dans trois directions. Le
premier projet concerne l'informatisation des trois publi-
cations actuelles du Centre belge ainsi que des fiches de
transparence e´dite´es par la Commission de transpa-
rence institue´e aupre`s de l'Inspection ge´ne´rale de la
pharmacie. Ces quatre publications seront transpose´es
en bases de donne´es e´lectroniques et permettront de
cre´er un website sur Internet. Un website statistique sera
tout prochainement accessible et un budget est pre´vu
pour re´aliser un site dynamique dans le courant de l'an
2000.
Le deuxie`me projet concerne la re´alisation de dossiers
de promotion de la compe´tence dans le domaine des
me´dicaments. Il s'agit surtout de mettre a` disposition des
utilisateurs une information standardise´e, consensuelle
et des lignes directrices qui puissent servir de guide de
bonne pratique.
Les groupes cibles sont, du co^te´ ne´erlandophone, des
groupes de me´decins, et du co^te´ francophone, des
cercles de qualite´ qui re´unissent me´decins et pharma-
ciens. Du co^te´ ne´erlandophone, le premier dossier pre´-
pare´ concerne des anti-inflammatoires non ste´roi¨diens et
les suivants, l'utilisation des antibiotiques dans le traite-
ment des maux de gorge et des cystites. Du co^te´
francophone, le premier the`me aborde´ concerne les
me´dicaments contre les maux de te^te.
Le troisie`me projet concerne la livraison d'une informa-
tion pharmacothe´rapeutique orale, par la voie de visi-
teurs me´dicaux inde´pendants, ayant rec¸u une formation
spe´ciale. Ceux-ci s'adresseront, dans un premier temps,
aux me´decins, en prive´, et a` leurs groupes locaux
d'e´valuation me´dicale.
Les the`mes aborde´s jusqu'ici sont ceux envisage´s dans
la constitution des dossiers de la promotion de la com-
pe´tence. Le contenu et l'avancement de ces dossiers
re´cents est suivi par un comite´ scientifique.
En ce qui concerne les ge´ne´riques, un groupe de travail
a e´te´ cre´e´ tout re´cemment au sein de mon de´partement.
Il se re´unira pour la premie`re fois le 9 de´cembre prochain
et une campagne d'information visant a` promouvoir la
prescription et l'utilisation des me´dicaments ge´ne´riques
12
HA 50
COM 049
23-11-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda Aelvoet
sera organise´e tout prochainement. Cette initiative rele`ve
des dispositions pre´vues dans la loi-programme. Il s'agit
d'une campagne qui doit attirer l'attention sur les possi-
bilite´s qu'offrent les me´dicaments ge´ne´riques.
Par ailleurs, un remboursement plus important sera
accorde´ pour les me´dicaments ge´ne´riques, justement
pour encourager leur utilisation.
Nous avons e´galement demande´ des efforts comple´-
mentaires au secteur de l'industrie pharmaceutique. Mais
dans la mesure ou` les objectifs que nous nous sommes
fixe´s ne seraient pas atteints, la taxe sur le chiffre
d'affaires pourrait e^tre augmente´e.
Mme Miche`le Gilkinet (AGALEV-ECOLO) : Dans quel
cas ?
Mme Magda Aelvoet, ministre : Au cas ou` une e´conomie
de l'ordre d'un milliard n'aurait pas e´te´ re´alise´e par
d'autres moyens.
Je voudrais encore signaler qu'il est tout a` fait surprenant
de constater que, par rapport aux Pays-Bas, soit quinze
ou seize millions d'habitants, la Belgique, qui compte une
dizaine de millions d'habitants, a quatre fois plus de
repre´sentants qui rendent visite aux me´decins pour les
encourager a` utiliser un certain nombre de me´dicaments,
ce qui est certainement un des moteurs de la consom-
mation non rationnelle de certains me´dicaments.
Mme Miche`le Gilkinet (AGALEV-ECOLO) : Je remercie
la ministre des re´ponses qu'elle a apporte´es a` mes
questions.
Je voudrais lui poser une question comple´mentaire en ce
qui concerne les ge´ne´riques. Selon moi, la Belgique
accuse un certain retard par rapport a` l'enregistrement
des ge´ne´riques. Peut-on acce´le´rer cet enregistrement
par rapport aux autres pays ?
Mme Magda Aelvoet, ministre : C'est un objectif de´clare´
de mon de´partement et de mon cabinet de raccourcir les
de´lais d'enregistrement pour les me´dicaments ge´ne´ri-
ques mais aussi pour les autres.
En effet, pour l'enregistrement des me´dicaments, un
de´lai de six cents jours est ne´cessaire, ce qui est e´norme
par rapport a` la moyenne europe´enne. Toute une se´rie
de mesures sont prises, a` court et a` moyen terme, pour
re´duire ce de´lai.
La pre´sidente : L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Mondelinge vraag van de heer Luc Goutry aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid
en Leefmilieu over
de millenniumbug in de zieken-
huizen
(nr. 435)
Question orale de M. Luc Goutry a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique
et de l'Environnement sur
le bogue du mille´naire
dans les ho
^ pitaux
De heer Luc Goutry (CVP) : Mevrouw de voorzitter,
mevrouw de minister, collega's, deze vraag is niet nieuw.
Ongeveer een jaar geleden heb ik aan uw voorganger, de
heer Colla, gevraagd hoe de overgang van 1999 naar
2000 zou verlopen op het vlak van de informatica. Er zijn
toen, wel een beetje laattijdig, een aantal initiatieven
genomen. Het gaat immers over een uiterst delicate
zaak. Alle kritische apparatuur die vooral patie¨nten in
intensieve zorg begeleidt, moet perfect de overgang
kunnen maken naar 2000. Daarvoor moet de software
millenniumbestendig zijn.
Ik heb intussen vernomen dat u hebt nagegaan hoever
men op het terrein staat en dat u daartoe een ultimatum-
enque^te hebt gehouden. Heel wat instellingen waren niet
ingegaan op een eerste enque^te. U hebt de draad
opnieuw opgenomen en een ultimatum gesteld tot
1 november. Ik herinner me een interview met een van
uw medewerkers kort na 1 november, waaruit bleek dat
de meeste ziekenhuizen de enque^te hebben beant-
woord.
Mevrouw de minister, wat zijn de resultaten van deze
enque^te en zijn deze reeds verwerkt. Kunnen we een
overzicht krijgen van de actuele situatie in de ziekenhui-
zen ? Welke concrete knelpunten blijven er nog over, en
waar ? Zijn de resterende problemen streekgebonden ?
Welke maatregelen zult u nemen om alle mogelijke
risico's terzake uit te sluiten ?
Minister
Magda Aelvoet :
Mevrouw
de
voorzitter,
collega's, de bedoeling was dat alle ziekenhuizen tegen
5 oktober de bevraging zouden beantwoorden. Dat was
niet het geval. Ik heb geen nieuwe enque^te georgani-
seerd maar de ziekenhuizen die nog niet hadden geant-
woord, aangemaand hun enque^te alsnog in te vullen.
De heer Luc Goutry (CVP) : De eerste enque^te ging nog
uit van minister Colla. Met de tweede enque^te bedoel ik
uw initiatief.
Minister Magda Aelvoet : Ik wou er alleen voor zorgen
dat degenen die nog niet hadden geantwoord, dit alsnog
zouden doen.
Wat zijn de resultaten daarvan vandaag ? 87% van de
algemene ziekenhuizen en 69% van de psychiatrische
ziekenhuizen hebben ons degelijke informatie bezorgd.
Aangezien de psychiatrische ziekenhuizen niet dezelfde
HA 50
COM 049
13
23-11-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda Aelvoet
problemen hebben inzake acute interventies, kunnen we
hier enigszins nuanceren. Daarmee bedoel ik niet dat
alles in orde is. Wanneer instellingen geen informatie
hebben overhandigd - en dat is nog altijd 13% - wijst dit
erop dat ze nog steeds een achterstand hebben in het
jaar 2000-project van de ziekenhuizen. In het andere
geval hadden ze wel geantwoord. De namen van deze
ziekenhuizen zijn op mijn initiatief aan de minister van
Binnenlandse Zaken bezorgd, met de vraag om ze door
te sturen naar de provinciegouverneurs die verantwoor-
delijk zijn voor de coo¨rdinatie van onder meer rampen-
plannen. Als minister van Volksgezondheid kan ik deze
lijst niet publiceren in de krant. Ik heb echter wel het
nodige gedaan opdat de gouverneurs op de hoogte
zouden zijn. Uiteraard zijn ook de verantwoordelijke
ministers van Volksgezondheid van de Gewesten en de
Gemeenschappen gei¨nformeerd. Met de Gemeenschap-
pen
en
Gewesten
hebben
we
overigens
een
samenwerkingsakkoord gesloten aangezien zij bevoegd
zijn voor de erkenning van de ziekenhuizen. Bovendien
hebben we gevraagd dat de gezondheidsinspecteurs van
de Gemeenschappen, ondersteund door een extern bu-
reau, een aantal ziekenhuizen zouden bezoeken. We
hebben een selectie gemaakt van 32 ziekenhuizen. Het
doel is na te gaan of de ingestuurde informatie overeen-
stemt met de realiteit binnen de instelling. Op 10 decem-
ber zal per ziekenhuis een individueel verslag en een
globaal rapport worden ingediend. Ook deze informatie
zal worden bezorgd aan de gouverneurs en aan de
Gewesten en de Gemeenschappen. Zo kan elke instan-
tie voor haar bevoegdheden de nodige conclusies trek-
ken en eventueel nog maatregelen nemen.
De enque^te toont aan dat de ziekenhuizen gestructu-
reerd en intensief hebben gewerkt aan de jaarovergang.
Wat de inzet van het personeel betreft, hebben verspreid
over heel het land, het afgelopen jaar 1 000 permanente
leden in de instellingen actief gewerkt binnen de jaar
2000-teams. 99% van het ziekenhuismateriaal, dat is
beschreven in de speciale jaar 2000-inventaris, is gecon-
troleerd. 190 000 biomedische toestellen werden gen-
ventariseerd, waarvan er 36 000 het label
hoog risico
kregen. Aan die categorie werd in alle ziekenhuizen
absolute prioriteit verleend. Van die 36 000 toestellen
werd tot op vandaag 85% millenniumbestendig ver-
klaard. De overige 15% werd ofwel vervangen door
nieuw materiaal, of is nog in studie of aanpassing.
Wanneer men hiermee niet tijdig klaar geraakt, zullen
deze toestellen tijdens de jaarovergang niet worden
gebruikt om elk probleem te vermijden.
Wat de maatregelen voor de eindejaarsnacht betreft,
heeft 50% van de ziekenhuizen preventief beslist om de
activiteiten te verlagen. Uiteraard worden de urgenties
behandeld maar deze aanpak maakt het mogelijk om de
werkmassa beter te beheersen en cree¨ert bovendien
extra opvangcapaciteit op een aantal plaatsen, indien op
andere plaatsen onvoorziene moeilijkheden zouden rij-
zen. De enque^te signaleert geen belangrijke beweging
inzake transfers. Slechts 3% van de ziekenhuizen over-
weegt een transfer van patie¨nten als mogelijke oplossing
bij problemen. Het betreft voornamelijk kleine, psychia-
trische ziekenhuizen. De transfer van patie¨nten zal alleen
plaatsvinden na voorafgaandelijke afspraak met het gast-
ziekenhuis. Van alle ziekenhuizen voorziet 93% in een
versterkte personeelsbezetting in de periode rond
oudejaar. Het extra personeel is ter plaatse aanwezig of
kan worden opgeroepen.
Welke knelpunten blijven nog over ? Aan de ziekenhui-
zen werd gevraagd de belangrijkste knelpunten te mel-
den. Hieruit bleek dat de afhankelijkheid van leveranciers
van voornamelijk energie en communicatiemiddelen,
door de instellingen als de meest onzekere factor wordt
beschouwd. Korte onderbrekingen van de energie-
toevoer kunnen in principe weinig problemen veroorza-
ken aangezien de ziekenhuizen beschikken over nood-
stroomgeneratoren. Ik heb er bij de instellingen op
aangedrongen dit materiaal uitgebreid te testen en in een
voldoende voorraad brandstof voor de generatoren te
voorzien. Daarnaast heeft de heer Flahaut me een paar
dagen geleden gemeld dat de generale staf over heel wat
specialisten beschikt die zich bezighouden met het veilig
stellen
van
levensnoodzakelijke
functies
in
crisis-
periodes. Ze hebben nog een extra controle gedaan.
Bovendien heb ik gevraagd dat de verantwoordelijken
contact zouden opnemen met mijn administratie om de
laatste punten nog te bekijken zodat de nodige voorzor-
gen kunnen worden genomen.
Op het laatste seminarie dat werd georganiseerd om de
ziekenhuizen te informeren, hebben de bedrijven Elec-
trabel en Belgacom de sector verzekerd dat ze alle
mogelijke maatregelen hebben genomen.
Er is geen bepaald soort instellingen waarvan wordt
verwacht dat ze meer problemen zullen opleveren dan
andere. Maar het spreekt vanzelf dat het probleem
complexer is. Grote instellingen die over meer appara-
tuur beschikken, lopen statistisch gezien een groter
risico. Daarnaast beschikken ze over meer personeel en
middelen om de nodige voorbereidingen te treffen. Geen
enkel resultaat wijst echter op streekgebonden proble-
men.
Welke maatregelen zal ik desgevallend treffen om alle
risico's uit te sluiten ? Zoals ik reeds zei, worden momen-
teel ziekenhuizen bezocht. De resultaten en conclusies
zullen begin december ter beschikking zijn. Belangrijk
daarbij is de samenwerking tussen de verschillende
bevoegdheidsniveaus inzake volksgezondheid. Momen-
teel verloopt deze samenwerking in alle openheid. Twee
weken geleden hebben we hierover nog een vergadering
gehad met alle betrokkenen. Alle risico's uitsluiten is
onmogelijk. Bovendien is het de eerste keer dat we met
14
HA 50
COM 049
23-11-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda Aelvoet
een dergelijk probleem worden geconfronteerd. Er zijn
dus geen voorbeelden in het verleden. Volksgezondheid
zal echter door een aantal leden van mijn administratie
vertegenwoordigd zijn op het crisiscentrum van de rege-
ring. Ook ikzelf zal die nacht geen champagnekurken
laten knallen. Ik blijf stand-by.
De heer Luc Goutry (CVP) : Mevrouw de voorzitter, ik
dank de minister voor haar uitvoerig en gefundeerd
antwoord. Mevrouw de minister, alleen uw terughou-
dendheid over informatie wens ik een beetje te relative-
ren. Het gaat immers over een zaak die de patie¨nt
rechtstreeks aanbelangt. Wanneer het op het eind van
het jaar bij sommige ziekenhuizen dreigt mis te lopen,
moet men daarover worden gei¨nformeerd. Wanneer im-
mers iets fout gebeurt, wie is dan juridisch verantwoor-
delijk ?
Globaal gezien zijn grote inspanningen geleverd om de
zaak zo grondig mogelijk voor te bereiden. Als u me nu
nog zegt waar u oudejaarsnacht doorbrengt, zal ik u met
plezier een bezoekje brengen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Luc Goutry aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid
en Leefmilieu over
het dreigend tekort aan verpleeg-
kundigen
(nr. 425)
Question orale de M. Luc Goutry a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique
et de l'Environnement sur
le risque imminent de
pe´nurie d'infirmiers
De heer Luc Goutry (CVP) : Mevrouw de voorzitter,
mevrouw de minister, collega's, ik heb deze vraag inge-
diend op het ogenblik dat u bij de voorstelling van uw
beleidsnota dit probleem heb aangeraakt. U hebt toen
gezegd dat er een dringend tekort is aan verpleegkundi-
gen en dat er acties moeten worden ondernomen om dit
probleem op te lossen.
Uw voorganger, de heer Colla, heeft op een bepaald
ogenblik het debat geopend over onder meer de oplei-
ding van A1- en A2-verpleegkundigen. Dit gebeurde
zonder veel overleg waardoor de grootste verwarring
ontstond. Er is een rondetafelconferentie georganiseerd
waarbij de minister voor 90% het woord heeft gevoerd,
de overige 10% waren voor de sector. Het hoeft dan ook
niemand te verbazen dat alles momenteel misloopt.
Voor de A2-verpleegkundigen in Vlaanderen zou de
instroom dit jaar 9% lager liggen.
Minister Magda Aelvoet : Dat is juist.
De
heer
Luc
Goutry
(CVP) :
Voor
de
A1-
verpleegkundigen zou de instroom verminderd zijn met
15%.
Minister Magda Aelvoet : Met 19%.
De heer Luc Goutry (CVP) : Dit heeft wellicht te maken
met de vereiste flexibiliteit in deze sector, de vlakke
loopbaan, de precaire loopbaanbee¨indiging, enzovoort.
Maar het heeft in elk geval ook te maken met de
onduidelijkheid die bestaat inzake de hervorming van de
opleiding van de gegradueerde en gediplomeerde ver-
pleegkundigen. Dit laat zich ook voelen in de onderwij-
sinstellingen. Er zijn scholen die zich specifiek hebben
gericht op de vierde graad van het beroepsonderwijs. Het
gaat om de zogenaamde gediplomeerde verpleegkundi-
gen. Ik ben me ervan bewust dat u dit probleem niet
zomaar kunt oplossen maar ik hoop niettemin dat het een
prioriteit zal worden in uw beleid. Er zijn al herhaalde
pogingen ondernomen om het koninklijk besluit van 1978
te wijzigen. Het wordt nu hoog tijd dat daarvan structureel
werk wordt gemaakt, meer bepaald inzake de beroeps-
titels
voor
verpleegkundigen,
de
opleidingen,
de
loopbaanmogelijkheden.
Mevrouw de minister, ik hoop dan ook oprecht dat dit op
uw initiatief zal gebeuren en dat het parlement hiertoe
zijn bijdrage mag leveren. Dat is de vorige keer niet
gebeurd. We hebben voortdurend geprobeerd tussen-
beide te komen op het kabinet van de heer Colla en
uiteindelijk is heel de zaak gewoon afgeblazen.
Wat zijn volgens u de voornaamste oorzaken van dit
fenomeen ? Welke maatregelen overweegt u om dit
probleem aan te pakken ? Heeft deze evolutie ook te
maken met de onduidelijkheid over de A1- en A2-
opleidingen ?
Minister Magda Aelvoet : Mevrouw de voorzitter, het is
uiteraard onmogelijk om op zo'n korte tijd te antwoorden
op de vraag wat nu precies de oorzaak is van deze
evolutie. In 1997 is een analysestudie gebeurd door het
Hoger Instituut van de Arbeid in Leuven. Daaruit bleek
dat zich tot zeker na 2000 helemaal geen probleem zou
voordoen. Ondertussen stellen we echter vast dat dit
tekort zich reeds 3 jaar later duidelijk aftekent.
Ik meen echter dat we algemeen in de samenleving
kunnen vaststellen dat het steeds moeilijker wordt om
mensen te vinden voor zorgberoepen. Dat heeft gedeel-
telijk te maken met beschikbaarheid, globale loopbaan-
perspectieven, verloning en appreciatie. Er zijn twee
duidelijke aanwijzingen waaruit blijkt dat er een tekort is.
Ten eerste, is het in de ziekenhuissector en de
bejaardensector nu al een probleem om verpleegkundi-
gen te vinden. Ten tweede, gaat de instroom in de
vormingsinstellingen serieus achteruit. Wanneer bij de
eerstejaars gegradueerde verpleegkundigen een daling
HA 50
COM 049
15
23-11-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda Aelvoet
wordt vastgesteld van 19%, dan is dit duidelijk een
trendbreuk. Voor de gediplomeerde verpleegkundigen is
dat 9%. Dat zijn de cijfers in Vlaanderen. Ik beschik niet
over de gegevens aan Franstalige kant. Volgens mijn
administratie is het trouwens geen sinecure om correcte
statistische gegevens vast te krijgen.
In overleg met minister Vandenbroucke heb ik een werk-
groep opgericht die zich moet buigen over deze proble-
matiek. Dit moet gebeuren in samenwerking met de
Gemeenschappen en Gewesten aangezien de opleiding
zelf een bevoegdheid is op dat niveau.
De verhouding tussen verzorgers, gediplomeerden, ge-
gradueerden en vroedvrouwen die in Vlaanderen een
aparte categorie zijn geworden, moet in elk geval worden
uitgeklaard. Wanneer de werkgroep de eerste lijnen heeft
uitgetekend, zullen deze ter discussie aan het parlement
worden voorgelegd.
Binnen de Vlaamse Gemeenschap verloopt de aanwer-
ving van gediplomeerden een stuk beter dan voor ande-
ren. Aangezien tewerkstelling vooral een probleem is
voor mensen met een lagere opleiding en men vanuit het
beroepsonderwijs kan doorstromen naar de gediplo-
meerden, zou het geen goede zaak zijn om dit als
vormingsmogelijkheid af te bouwen.
De voorzitter : Wanneer de werkgroep conclusies heeft
genomen, zullen deze aan het parlement worden voor-
gelegd. Zo niet zal het parlement zelf een initiatief
nemen.
De heer Luc Goutry (CVP) : Mevrouw de voorzitter,
mevrouw de minister, we zullen op dit probleem blijven
hameren, niet omdat we ons in de oppositie bevinden
maar omdat het ons, gezien ook de vergrijzing van de
bevolking, echt bezighoudt.
Mevrouw de minister, u zegt dat een werkgroep zal
worden opgericht in samenwerking met de Gemeen-
schappen. Wie zal daarvan deel uitmaken ? Ik zou ook
graag weten wanneer en volgens welke timing deze
werkgroep zal bijeenkomen, zodat we vanuit het parle-
ment tijdig ons ongeduld kunnen laten blijken.
Minister Magda Aelvoet : Mevrouw de voorzitter, ik heb
gezegd dat er een werkgroep Volksgezondheid en So-
ciale Zaken wordt opgericht. Dat is het eerste niveau
waarop de zaken moeten worden bekeken. Ten tweede,
is er een gei¨nstitutionaliseerd overleg tussen de verschil-
lende ministers van Volksgezondheid van de Gewesten
en Gemeenschappen. Dat thema is op de agenda van
25 november geplaatst. Uiteraard zal er een wisselwer-
king zijn tussen ons en de andere ministers van Volks-
gezondheid en Sociale Zaken. Wat de timing betreft,
hoop ik dat we binnen drie maanden meer duidelijkheid
hebben over deze zaak en over de acties die moeten
worden ondernomen.
De heer Luc Goutry (CVP) : Mevrouw de minister, het
zal op een bepaald ogenblik toch belangrijk zijn ook de
sector in deze werkgroep te betrekken.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen aan de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen en aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid
en Leefmilieu over
de kwaliteit in het beleid (nr. 460)
(Het antwoord zal worden verstrekt door de minister
van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leef-
milieu)
Question orale de M. Jo Vandeurzen au ministre des
Affaires sociales et des Pensions et a` la ministre de
la Protection de la consommation, de la Sante´ publi-
que et de l'Environnement sur
la qualite´ de la
politique
(La re´ponse sera donne´e par la ministre de la Protec-
tion de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement)
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Mevrouw de voorzitter,
mevrouw de minister, collega's, mijn vraag gaat over een
zeer fundamentele discussie op het vlak van de gezond-
heidszorg, met name de manier waarop met betrekking
tot
de
ziekenhuizen,
de
hulpverleners
en
de
gezondheidswerkers kwaliteit wordt gemeten en transpa-
rant gemaakt en de wijze waarop evaluatie een instru-
ment van het overheidsbeleid kan zijn.
De voorbije jaren zijn heel wat initiatieven genomen
inzake kwaliteitsevaluatie en het bevorderen van de
kwaliteit in de ziekenhuizen, bij de hulpverleners en bij de
gezondheidswerkers. Ik heb daarvan een lijst opgesteld,
maar heb vastgesteld dat hij niet exhaustief is.
Wat die initiatieven betreft, verwijs ik onder meer naar
artikel 19 van de ZIV-wet met betrekking tot de Weten-
schappelijke Raad, alsook naar het accrediteringssys-
teem en naar artikel 9quater van de ziekenhuiswet, dat
de Koning toelaat een aantal kwaliteitsnormen voor zorg-
programma's vast te leggen. Daarnaast is er nog het
koninklijk besluit op de peer review en dat betreffende de
afdeling artsen van de Hoge Raad voor de Gezondheids-
beroepen. Ook de Gemeenschappen hebben terzake
initiatieven genomen. Wat Vlaanderen betreft, denk ik
meer bepaald aan het kwaliteitsdecreet, dat nu in volle
uitwerking is.
Terecht is in de beleidsnota's van de ministers aangege-
ven dat de evaluatie van de praktijkvoering en van de
ziekenhuiswerking een belangrijk instrument is van het
16
HA 50
COM 049
23-11-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jo Vandeurzen
volksgezondheidsbeleid. Ook het zichtbaar maken en het
objectiveren van de kwaliteit kunnen voor een gezonde
dynamiek in het gezondheidsbeleid zorgen. Toch kan ik
mij niet van de indruk ontdoen dat bij tal van die initiatie-
ven de coherentie enigszins uit het oog werd verloren.
Het is absoluut noodzakelijk dat er een degelijke inven-
tarisatie wordt gemaakt van wat in de regelgeving is
opgenomen en van wat operationeel en niet operationeel
is. Ik vrees immers dat er een verschil is tussen
werkelijk
land
en wettelijk land.
Mevrouw de minister, vandaar dat ik u enkele vragen wil
stellen. Hoe worden de beschikbare instrumenten aan-
gewend ? Zijn ze operationeel ? Zijn daarvan al resulta-
ten bekend ? Kan men deze al evalueren ? Is een
vereenvoudiging niet noodzakelijk ? Deze werd trouwens
in het regeerakkoord aangekondigd. Tot slot werd een cel
van experts opgericht. Deze cel zal op het niveau van de
Volksgezondheid en van het RIZIV de bestaande exper-
tise bundelen. Wat is de rol van deze cel en in welke mate
is zij al operationeel ?
Minister Magda Aelvoet : Mevrouw de voorzitter, het is
juist dat er inzake kwaliteitszorg en -evaluatie reeds een
groot aantal instrumenten bestaat. Mijnheer Vandeurzen,
zoals u zelf al zei, is uw opsomming inderdaad niet
exhaustief. Reeds vanaf 1995 tracht men met verschil-
lende projecten de kwaliteitsevaluatie in een ziekenhuis-
setting te ondersteunen en te stimuleren. Bij ministerieel
besluit van 15 september 1999 werden acht medische
colleges opgericht om de kwaliteit in hun eigen discipline
nader te bepalen. Per discipline werden gegevensban-
ken samengesteld. Deze zullen worden geanalyseerd op
het gebied van de kwaliteit in de toekomst.
Twee elementen zijn in deze belangrijk : ten eerste, het
toetsen van de eigen kwaliteit aan het geheel van de
discipline; ten tweede, het formuleren van aanbevelingen
via een overlegstructuur tussen vertegenwoordigers van
ziekenhuizen, artsen en verzekeringsinstellingen ten be-
hoeve van de bevoegde minister. Deze overlegstructuur
beschikt
over
een
gemeenschappelijk
secretariaat
Volksgezondheid-RIZIV. Dit heeft als voordeel dat de
gegevens waarover de administratie en de overlegstruc-
tuur beschikken aan elkaar kunnen worden gekoppeld.
Op die manier ontstaat dus een koppeling tussen mini-
male klinische en minimale financie¨le gegevens.
Zowel minister Vandenbroucke als ikzelf hechten veel
belang aan het feit dat de kwaliteitsevaluatie en de
kwaliteitsondersteuning is gebaseerd op een gegevens-
verzameling van het departement Volksgezondheid en
het RIZIV. Dit is reeds enkele jaren aan de gang.
Uiteraard moeten de gegevens worden gekoppeld en
omgevormd tot bruikbare informatie voor zowel het be-
leid inzake volksgezondheid als het ziekenhuisbeleid
zelf.
Ik verwijs naar de inspanningen van beide kabinetten om
op basis van de beschikbare gegevens een beeld te
krijgen van de noodzakelijke programmatie van gespe-
cialiseerde zorgprogramma's. Door het aanwijzen van
leemtes binnen de bestaande registratie of van noodza-
kelijke koppelingen kan enerzijds, een gerichte program-
matie en anderzijds, een dynamisch financieringsmodel
dat op de zich wijzigende behoeften inspeelt, worden
uitgewerkt. Deze elementen moeten het uitgangspunt
vormen bij de vereenvoudiging van de aanwezige instru-
menten en de bevordering van de transparantie.
De koppeling van de minimale klinische en financie¨le
gegevens is opgenomen in de programmawet die weldra
bij het parlement zal worden ingediend. Men staat dus al
vrij ver met de realisatie ervan.
Ook op het niveau van de individuele praktijken is een
harmonieuze integratie gepland tussen de verschillende
instrumenten zoals de accreditering, de analyse van
individuele gegevens en de nationale peer review-
commissie. Een verdubbeling van structuren met iden-
tieke of gelijklopende bevoegdheden moet absoluut wor-
den vermeden. Ik verwijs dienaangaande naar het
medisch dossier dat omwille van het bestaan van
dubbelstructuren geen al te positieve afloop heeft ge-
kend. Samen met minister Vandenbroucke heb ik een
akkoord bereikt over het samensmelten van de verschil-
lende onderdelen tot e´e´n instrument. Donderdag zal een
persconferentie worden gehouden waarop dit gedetail-
leerd zal worden bekendgemaakt. Ik heb er de voorkeur
aan gegeven u hiervan vandaag op de hoogte te bren-
gen, zodat u het niet via de pers moet vernemen.
Wat de cel van experts betreft, vestig ik er de aandacht
op dat het gaat om een specifieke werkgroep die optreedt
voor zowel het College van geneesheren als de overleg-
structuur. Zij is belast met de volgende opdrachten : ten
eerste, het verschaffen van uniforme richtlijnen aan de
colleges - de acht colleges waarover ik zojuist heb
gesproken - inzake werking en doelstellingen; ten
tweede, het formuleren van voorstellen op basis van de
jaarverslagen van de colleges en van de besluiten die
betrekking hebben op de federale politiek inzake pro-
grammatie, goedkeuring en financiering. Deze besluiten
worden meegedeeld aan zowel het departement Volks-
gezondheid als het RIZIV.
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Mevrouw de voorzitter,
ik dank de minister voor haar uitvoerige antwoord. Toch
wil ik nog enkele bedenkingen formuleren. Als ik goed
ben ingelicht, is de koppeling MKG-MFG inderdaad al
volop bezig. Ik hoor echter al geruchten dat er opnieuw
een circuit ontstaat. Ik verklaar me nader. Bij wijze van
start heeft men bij de ziekenhuizen de facturatiegege-
vens van 1996 opgevraagd om vanuit het departement
Volksgezondheid een en ander te kunnen linken. Het
werd aangekondigd als een eenmalige operatie. Naar
HA 50
COM 049
17
23-11-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jo Vandeurzen
verluidt zou voor 1998 eenzelfde operatie komen. Aldus
zou men opnieuw rechtstreeks de gevraagde gegevens
moeten opsturen. Dit lijkt me geen goede procedure. Ik
hoop dat men via het RIZIV de reguliere circuits gebruikt.
Het zou immers verkeerd zijn een nieuw circuit van
informatiegaring te doen ontstaan. Ik herhaal dat het een
gerucht is, maar er is geen rook zonder vuur.
Samen met de heer Brouns heb ik een brief geschreven
met het verzoek om voor alle commissieleden een uit-
eenzetting te geven in verband met deze problematiek.
Welke gegevens en welke informatie verzamelt het mi-
nisterie van Volksgezondheid op dit ogenblik op federaal
niveau ? Persoonlijk ben ik ervan overtuigd dat men goed
bezig is. Ik behoor dus niet tot degenen die het tegendeel
beweren. Men beschikt momenteel al over zeer veel
informatie. Het zou echter goed zijn dat de commissie-
leden uit de eerste hand worden gei¨nformeerd over de
technische aspecten en over de gehanteerde beleids-
instrumenten. Met deze herhaal ik dus mijn schriftelijk
verzoek. Het zou boeiend zijn te vernemen wat wordt
geregistreerd, ook door het RIZIV. Dit zou ons ook helpen
de interferentie en de door het beleid vooropgestelde
doelstellingen in te schatten.
Mevrouw de minister, ik hoop dat u naar aanleiding van
het overleg met de Gemeenschappen erop zult aandrin-
gen dat geen aparte gegevensbanken worden aange-
legd. Jammer genoeg is men daarmee in Vlaanderen al
min of meer bezig.
De voorzitter : Mijnheer Vandeurzen, volgens mij heeft
Vlaanderen het recht dat te doen.
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Mevrouw de minister,
dit is niet logisch. Men moet de gegevens eenmalig
opvragen. Eens ze goed zijn gevalideerd, moeten ze ter
beschikking staan van eenieder die bij het beleid is
betrokken. In de plaats van dezelfde gegevens door twee
of drie overheden te laten opvragen, pleit ik voor een
betere organisatie van de toegang van de Gemeen-
schappen tot de gegevens van het RIZIV en het federale
ministerie. Aan de patie¨nten, de hulpverleners, de
gezondheidswerkers en de ziekenhuizen wordt niet uit-
gelegd dat men wegens de staatsstructuur dezelfde
gegevens drie keer moet opvragen. Als men op federaal
niveau de ambitie heeft om gegevens te verzamelen en
een registratieverplichting op te leggen, moet men zo
consequent zijn ervoor te zorgen dat die gegevens ook
ter beschikking staan van de Gemeenschappen indien zij
deze voor de uitvoering van hun beleid nodig hebben.
Het kan niet dat dezelfde gegevens meermaals moeten
worden verstrekt. De informaticatechnologie laat toe dit
op een betere wijze te organiseren.
Minister Magda Aelvoet : Mevrouw de voorzitter, ik stel
voor dat de leden van de commissie een werkbezoek
brengen aan de administratie Volksgezondheid. Dit zal
hen toelaten na te gaan hoe de gegevensbank is opge-
bouwd en welke mogelijkheden ze biedt. Ik zal het nodige
doen opdat mijn administratie alle gewenste informatie
verschaft. De commissie kan zelf de datum van een
dergelijk geleid bezoek bepalen.
Tot slot wijs ik erop dat op dit ogenblik de Vlaamse
Gemeenschap zich buigt over een registratie voor de
parameters volksgezondheid en milieu. Bij mijn weten is
men niet bezig met een registratie van klinische gege-
vens.
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Het zou in ieder geval
een mooie vorm van cohesie zijn indien de overheid deze
gegevens ook ter beschikking van de Gemeenschappen
zou stellen. Blijkbaar bestaan er nog communicatie-
problemen. Het gaat toch niet om staatsgeheimen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Regeling van de werkzaamheden
Ordre des travaux
De mondelinge vraag nr. 462 van mevrouw Annemie Van
de Casteele wordt naar een latere datum verschoven.
- De openbare commissievergadering wordt gesloten
om 11.51 uur.
- La re´union publique de commission est leve´e
a` 11.51 heures.
18
HA 50
COM 049
23-11-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000