B
ELGISCHE
K
AMER VAN
VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
Handelingen
Annales
I
NTEGRAAL VERSLAG
VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN DE
C
OMPTE RENDU INTÉGRAL
DE LA RÉUNION PUBLIQUE DE LA
COMMISSIE VOOR HET
B
EDRIJFSLEVEN
,
HET
W
ETENSCHAPSBELEID
,
HET
O
NDERWIJS
,
DE
N
ATIONALE WETENSCHAPPELIJKE
EN CULTURELE INSTELLINGEN
,
DE
M
IDDENSTAND
EN DE
L
ANDBOUW
COMMISSION DE L
'E
CONOMIE
,
DE LA
P
OLITIQUE SCIENTIFIQUE
,
DE L
'E
DUCATION
,
DES
I
NSTITUTIONS SCIENTIFIQUES
ET CULTURELLES NATIONALES
,
DES
C
LASSES MOYENNES
ET DE L
'A
GRICULTURE
VAN
DU
23-11-1999
23-11-1999
HA 50
COM 048
HA 50
COM 048
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Inhoud
Dinsdag 23 november 1999
COMMISSIE VOOR HET BEDRIJFSLEVEN, HET WE-
TENSCHAPSBELEID, HET ONDERWIJS, DE NATIO-
NALE
WETENSCHAPPELIJKE
EN
CULTURELE
INSTELLINGEN,
DE
MIDDENSTAND
EN
DE
LANDBOUW
-
COM 048
Samengevoegde mondelinge vragen van :
- mevrouw Trees Pieters aan de minister van Landbouw
en Middenstand over
het statuut van de zelfstandigen
(nr. 223)
- de heer Danny Pieters aan de minister van Landbouw en
Middenstand over
de plannen tot verbetering van het
sociaal statuut van de zelfstandigen
(nr. 274)
- de heer Koen Bultinck aan de minister van Landbouw en
Middenstand over
de onduidelijkheid die ontstaan is over
de verhoging van laagste pensioenen voor zelfstandigen
(nr. 398)
- de heer Jean-Jacques Viseur aan de minister van
Landbouw en Middenstand over
de kinderbijslag van de
zelfstandigen
(nr. 465)
Sommaire
Mardi 23 novembre 1999
COMMISSION DE L'E
´ CONOMIE, DE LA POLITIQUE
SCIENTIFIQUE, DE L'E
´ DUCATION, DES INSTITUTIONS
SCIENTIFIQUES
ET
CULTURELLES
NATIONALES,
DES CLASSES MOYENNES ET DE L'AGRICULTURE
COM 048
Questions orales jointes de :
- Mme Trees Pieters au ministre de l'Agriculture et des
Classes moyennes sur
le statut des inde´pendants
(n° 223)
- M. Danny Pieters au ministre de l'Agriculture et des
Classes moyennes sur
les plans pour l'ame´lioration du
statut social des inde´pendants
(n° 274)
- M. Koen Bultinck au ministre de l'Agriculture et des
Classes moyennes sur
la confusion qui re`gne au sujet du
rele`vement des pensions les plus faibles des travailleurs
inde´pendants
(n° 398)
- M. Jean-Jacques Viseur au ministre de l'Agriculture et
des Classes moyennes sur
les allocations familiales des
inde´pendants
(n° 465)
2
HA 50
COM 048
AGALEV-ECOLO
:
Anders gaan leven / Ecologistes conférés pour l'Organisation de luttes originales
CVP
:
Christelijke Volkspartij
FN
:
Front National
PRL FDF MCC
:
Parti Réformateur libéral - Front démocratique francophone - Mouvement du citoyens pour le changement
PS
:
Parti socialiste
PSC
:
Parti social-chrétien
SP
:
Socialistische Partij
VLAAMS BLOK
:
Vlaams Blok
VLD
:
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
:
Volksunie & ID21
Abréviations dans la numérotation des publications :
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
DOC 50 0000/00 : Documents parlementaires de la 50e
DOC 50 0000/00 : Parlementaire documenten van de 50e zittingsperiode +
législature, suivi du n° et dy n° consécutif
het nummer en het volgnummer
QRVA
: Question et Réponses écrites
QRVA
: Schriftelijke Vragen en Antwoorden
HA
: Annales (Compte Rendu intégral)
HA
: Handelingen (Beknopt Verslag)
CRA
: Compte Rendu Analitique
BV
: Beknopt Verslag
PLEN
: Séance plénière
PLEN
: Plenum vergadering
COM
: Réunion de commission
COM
: Commissievergadering
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Officiele publicaties, van de Kamer van volksvertegenwoordigers
Commandes :
Bestellingen :
Place de la Nation, 1008 Bruxelles
Natieplein, 1008 Brussel
Fax : 02/549 82 60
Fax : 02/549 81 60
Tél. : 02/549 82 74
Tel. : 02/549 82 74
www.laChambre.be
www.deKamer.be
e-mail : aff.generales@laChambre.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
- de heer Pierre Lano aan de minister van Landbouw en
Middenstand over
de verbetering van het sociaal statuut
van de zelfstandigen
(nr. 283)
5
sprekers : Trees Pieters, Danny Pieters, Koen Bul-
tinck
, Jean-Jacques Viseur, Pierre Lano, Jaak Ga-
briels
, minister van Landbouw en Middenstand
Mondelinge vraag van de heer Lode Vanoost aan de
minister van Landbouw en Middenstand over
de planten-
tuin van Meise
(nr. 450)
14
sprekers : Lode Vanoost, Jaak Gabriels, minister van
Landbouw en Middenstand
Mondelinge vraag van de heer Daan Schalck aan de
minister van Landbouw en Middenstand over
de toepas-
sing voor de verkoop van tweedehandswagens van artikel
6 van het koninklijk besluit van 30 april 1999 betreffende
de uitoefening van ambulante activiteiten en de organisa-
tie van openbare markten
(nr. 410)
15
sprekers : Daan Schalck, Jaak Gabriels, minister van
Landbouw en Middenstand
Schorsing
Mondelinge vraag van de heer Karel Van Hoorebeke aan
de minister van Economie en Wetenschappelijk Onder-
zoek over
de omzetting van de Europese liftrichtlijn in
Belgische wetgeving en de vertaling van de geharmoni-
seerde normen in het Nederlands
(nr. 405)
16
sprekers : Karel Van Hoorebeke, Rudy Demotte, mi-
nister van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek
Mondelinge vraag van mevrouw Simonne Creyf aan de
minister van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek
over
de dekking tegen natuurrampen (nr. 441)
16
sprekers : Simonne Creyf, Rudy Demotte, minister
van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek
Mondelinge vraag van mevrouw Simonne Creyf aan de
minister van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek
over
de controle op de herverzekeraars (nr. 442)
18
sprekers : Simonne Creyf, Rudy Demotte, minister
van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek
- M. Pierre Lano au ministre de l'Agriculture et des Classes
moyennes sur
l'ame´lioration du statut social des inde´pen-
dants
(n° 283)
5
orateurs : Trees Pieters, Danny Pieters, Koen Bul-
tinck
, Jean-Jacques Viseur, Pierre Lano, Jaak Ga-
briels
, ministre de l'Agriculture et des Classes moyen-
nes
Question orale de M. Lode Vanoost au ministre de
l'Agriculture et des Classes moyennes sur
le jardin
botanique de Meise
(n° 450)
14
orateurs : Lode Vanoost, Jaak Gabriels, ministre de
l'Agriculture et des Classes moyennes
Question orale de M. Daan Schalck au ministre de
l'Agriculture et des Classes moyennes sur
l'application
de l'article 6 de l'arre^te´ royal du 30 avril 1999 relatif aux
ventes de voitures, l'exercice d'activite´s commerciales
ambulantes
et
l'organisation
des
marche´s
publics
(n° 410)
15
orateurs : Daan Schalck, Jaak Gabriels, ministre de
l'Agriculture et des Classes moyennes
Suspension
Question orale de M. Karel Van Hoorebeke au ministre de
l'Economie et de la Recherche scientifique sur
la trans-
position de la directive europe´enne 'ascenseur' en droit
belge et la traduction des normes harmonise´es en langue
ne´erlandaise
(n° 405)
16
orateurs : Karel Van Hoorebeke, Rudy Demotte, mi-
nistre de l'Economie et de la Recherche scientifique
Question orale de Mme Simonne Creyf au ministre de
l'Economie
et
de
la
Recherche
scientifique
sur
l'assurance en cas de calamite´ naturelle (n° 441)
16
orateurs : Simonne Creyf, Rudy Demotte, ministre de
l'Economie et de la Recherche scientifique
Question orale de Mme Simonne Creyf au ministre de
l'Economie et de la Recherche scientifique sur
le contro^le
sur les re´assureurs
(n° 442)
18
orateurs : Simonne Creyf, Rudy Demotte, ministre de
l'Economie et de la Recherche scientifique
HA 50
COM 048
3
23-11-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
4
HA 50
COM 048
23-11-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
COMMISSION DE L'E´CONOMIE,
DE LA POLITIQUE SCIENTIFIQUE,
DE L'E´DUCATION, DES INSTITUTIONS
SCIENTIFIQUES ET CULTURELLES
NATIONALES, DES CLASSES MOYENNES
ET DE L'AGRICULTURE
COMMISSIE VOOR HET BEDRIJFSLEVEN,
HET WETENSCHAPSBELEID,
HET ONDERWIJS, DE NATIONALE
WETENSCHAPPELIJKE EN CULTURELE
INSTELLINGEN, DE MIDDENSTAND
EN DE LANDBOUW
RE
´ UNION PUBLIQUE DU
MARDI 23 NOVEMBRE 1999
OPENBARE VERGADERING VAN
DINSDAG 23 NOVEMBER 1999
De vergadering wordt geopend om 10.05 uur door me-
vrouw Muriel Gerkens, voorzitter.
La re´union est ouverte a` 10.05 heures par Mme Muriel
Gerkens
, pre´sidente.
Samengevoegde mondelinge vragen van :
- mevrouw Trees Pieters aan de minister van Land-
bouw en Middenstand over
het statuut van de zelf-
standigen
(nr. 223)
- de heer Danny Pieters aan de minister van Land-
bouw en Middenstand over
de plannen tot verbete-
ring van het sociaal statuut van de zelfstandigen
(nr. 274)
- de heer Koen Bultinck aan de minister van Land-
bouw en Middenstand over
de onduidelijkheid die
ontstaan is over de verhoging van laagste pensioe-
nen voor zelfstandigen
(nr. 398)
- de heer Jean-Jacques Viseur aan de minister van
Landbouw en Middenstand over
de kinderbijslag
van de zelfstandigen
(nr. 465)
- de heer Pierre Lano aan de minister van Landbouw
en Middenstand over
de verbetering van het sociaal
statuut van de zelfstandigen
(nr. 283)
Questions orales jointes de :
- Mme Trees Pieters au ministre de l'Agriculture et
des Classes moyennes sur
le statut des inde´pen-
dants
(n° 223)b>
- M. Danny Pieters au ministre de l'Agriculture et des
Classes moyennes sur
les plans pour l'ame´lioration
du statut social des inde´pendants
(n° 274)b>
- M. Koen Bultinck au ministre de l'Agriculture et des
Classes moyennes sur
la confusion qui re`gne au
sujet du rele`vement des pensions les plus faibles
des travailleurs inde´pendants
(n° 398)b>
- M. Jean-Jacques Viseur au ministre de l'Agriculture
et des Classes moyennes sur
les allocations fami-
liales des inde´pendants
(n° 465)b>
- M. Pierre Lano au ministre de l'Agriculture et des
Classes moyennes sur
l'ame´lioration du statut so-
cial des inde´pendants
De voorzitter : Mevrouw Trees Pieters heeft het woord.
Mevrouw Trees Pieters (CVP) : Mevrouw de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, mijn vraag werd inge-
diend de maandag na de State of the Union, dus half
oktober 1999. Bij monde van de kabinetschef werd mij
gevraagd ze uit te stellen en vorige week hebben collega
Danny Pieters en ik eraan herinnerd dat een vraag van
een maand geleden nog niet werd beantwoord. Onder-
tussen is mijn vraag wat langer geworden omdat omtrent
het lot van de zelfstandigen een aantal bijkomende
uitspraken van de minister in de pers zijn verschenen.
Het is op dit ogenblik nuttig het geheel van het statuut
van de zelfstandigen te behandelen.
Het regeerakkoord van de regering Verhofstadt bepaalde
dat bijzondere aandacht zou worden besteed aan de
verhoging van de pensioenen van de zelfstandigen. Dit is
een punt dat de CVP kan bijtreden. Afgaande op wat vo´o´r
de verkiezingen werd gezegd, waren wij toch wel enigs-
zins verbaasd over het minimale bedrag van de voorge-
stelde verhoging. Wij hebben altijd gehoord dat voor
deze verhoging algemene middelen van het Rijk zouden
worden aangewend, zo niet zou het stelsel dit niet
kunnen ophoesten. Het stelsel is sinds lange tijd precair
en kampt met een zwaar gecumuleerd verlies. In die
context is het nuttig de zaken even op een rij te stellen,
want vele mensen kennen de werkelijke situatie van het
stelsel van de sociale zekerheid van de zelfstandigen
niet.
HA 50
COM 048
5
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Trees Pieters
De bijdragen die de zelfstandigen betalen, worden bere-
kend op het netto bedrijfsinkomen van drie jaar, vooraf-
gaand aan het jaar van de inning. Het netto bedrijfsin-
komen
wordt
omgezet
in
een
bruto-inkomen
en
gei¨ndexeerd en op dat bedrag wordt een bijdrage van
16,7% berekend, met inachtneming van minima- en
maximaplafonds. De solidariteit wordt mede gefinancierd
door de overheid, die ieder jaar een bijdrage levert in het
statuut van zowel de werknemers als de zelfstandigen,
omdat de gei¨nde bedragen niet volstaan voor de volle-
dige financiering van het sociaal statuut. Ik wijs erop dat
de bijdragen van de zelfstandigen 16,7% en die van de
werknemers 34% bedragen. De bijdrage van de overheid
in het stelsel van de zelfstandigen ligt rond 33%. Dit is
ongeveer 64 000 frank per zelfstandige, terwijl de tussen-
komst van de overheid in het stelsel van de werknemers
per hoofd 85 000 frank bedraagt. Deze cijfers zijn deels
te verklaren door het feit dat het stelsel van de zelfstan-
digen een relatief jong stelsel is en nu een aantal
pensioentrekkers omvat die niet of nauwelijks hebben
bijgedragen. Ten gevolge daarvan is het een zeer precair
stelsel, dat af te rekenen heeft met een gecumuleerde
schuld, opgebouwd van 1956 tot nu, van 32,5 miljard
frank, die bijna integraal op rekening van de ziekteverze-
kering en de pensioenen komt. Deze schuld genereert
uiteraard jaarlijks intrestlasten en die liggen om en bij de
5 miljard frank.
Het schuldbeheer is voor het stelsel een moeilijke op-
dracht. Ze gebeurt via leningen, aangegaan door de
Rijksdienst voor Sociale Verzekeringen van Zelfstandi-
gen zelf. Met het oog op het terugbetalen van de schuld
aan het RIZIV worden de lopende leningen van het RSVZ
geconsolideerd. Men wil alle schulden van het sociaal
statuut van de zelfstandigen samenvoegen, ten einde
een noodzakelijk efficie¨nt schuldbeheer te voeren.
Het stelsel van de zelfstandigen is een apart stelsel en wil
hier zijn verantwoordelijkheid dragen als een goede
huisvader of -moeder. Dit betekent dat het reserves wil
aanleggen om de geconsolideerde schuld jaar na jaar af
te betalen. De pensioenen zijn na vele jaren van discus-
sie op het niveau van het gewaarborgd inkomen ge-
bracht. Dat heeft precies vijf stappen gevergd.
Er werd berekend dat het pensioenstelsel vooral vanaf
2015 en 2020 financieringsproblemen zal kennen, omdat
op dat ogenblik het aantal zelfstandige pensioengerech-
tigden fors zal stijgen. Daarom werd onder de vorige
legislatuur een hervorming van het systeem in het stelsel
van de zelfstandigen doorgevoerd. Een niet onbelang-
rijke pijler hiervan, ook inzake werknemers, is het optrek-
ken van de pensioenleeftijd voor vrouwen van 60 naar
65 jaar. Hierdoor betalen zij langer en genieten zij minder
lang van hun pensioen. Samen met nog andere ingrepen
leidt dit ertoe dat op het systeem van de zelfstandigen
jaarlijks boni tot stand komen, wat dan geldt als garantie
voor de aflossing van de schuld in eerste instantie en in
tweede instantie als garantie voor de betaalbaarheid van
de toekomstige pensioenen. Dit als korte situatieschets.
In de regeringsverklaring van oktober 1999 lezen wij nu
dat de laagste pensioenen zullen worden verhoogd en
dat bijzondere aandacht zal worden besteed aan de
pensioenen voor de zelfstandigen. Dit zal gebeuren
vanaf 1 juli 2000. De verhoging bedraagt 1 000 frank per
maand voor alleenstaanden en 1 333 frank voor gezin-
nen. De meeruitgave voor deze maatregel wordt per jaar
geschat op 2,2 miljard frank. Vermits deze nieuwe maat-
regel vanaf 1 juli 2000 van kracht zal worden, werd
hiervoor op het budget een bedrag ingeschreven
van 1,1 miljard frank. Door u werd gesteld dat voor het
begrotingsjaar 2000 dan ook de rijkstoelage voor het
sociaal statuut van de zelfstandigen met 1,1 miljard frank
zou worden verhoogd ten einde deze maatregel te finan-
cieren. Nu blijkt dat er geen bijkomende rijkstoelage zal
worden toegekend en dat de verhoging van het pensioen
voor de zelfstandigen op kosten van het stelsel zelf zal
gebeuren. In deze context wil ik nog even herhalen dat
het stelsel van de zelfstandigen niet over voldoende
reserves beschikt voor het betalen van de bijkomende
verhoging, dit omwille van de schulden uit het verleden
die nog moeten worden afbetaald en de leningen die
daarvoor werden aangegaan ten bedrage van 32,5 mil-
jard frank. Om die schulden af te lossen wordt er jaarlijks
een reservefonds aangelegd. Bij de beheerders van het
statuut van de zelfstandigen is de vrees dan ook groot -
en terecht ! - dat de reserves zullen moeten worden
aangesproken om de beloofde pensioenverhoging uit te
betalen, waardoor de aflossing van de schuld van het
stelsel in het gedrang zou kunnen komen. Wat wij steeds
hebben voorspeld zou nu kunnen gebeuren, met name
dat de bijdragen de hoogte zullen ingaan omdat anders
de financie¨le leefbaarheid van het stelsel in gevaar komt.
Ik heb twee verkiezingsbeloften van de VLD uit de
verkiezingsperiode
genoteerd.
De
eerste
dateert
van 17 februari 1998 en was te vinden in een artikel van
Rik Daems in De Standaard en andere kranten. Daarin
werd gesteld dat het totale stelsel van sociale zekerheid
van de zelfstandigen moest worden aangepast en ver-
hoogd. Zowel door het kabinet van toenmalig minister
van Middenstand Pinxten als door mij werd hierop gerea-
geerd met de melding dat de gehanteerde cijfers niet juist
waren en dat de betaalbaarheid van het systeem in het
gedrang zou komen. In De Standaard en in De Morgen
van vrijdag 29 oktober 1999 staat dat de zelfstandigen
zelf hun pensioenverhoging moeten betalen.
Het komt erop neer dat mensen een verhoging wordt
beloofd die ze uiteindelijk zelf moeten betalen.
Mijn vraag is dan ook heel concreet : op welke manier zal
de pensioenverhoging voor zelfstandigen worden gefi-
nancierd ?
6
HA 50
COM 048
23-11-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Trees Pieters
Er wordt eveneens voorgesteld de kinderbijslag voor het
eerste kind gelijk te schakelen met de voorzieningen
voor werknemers en een leeftijdstoeslag toe te kennen
voor alle kinderen. Aanvankelijk werd gezegd dat dit
1,8 miljard frank zou kosten. We hebben altijd becijferd,
en dit in de hervorming van de sociale zekerheid steeds
vooropgesteld, dat de gelijkschakeling van de kinderbij-
slag ongeveer 5 miljard frank zou kosten. Nu heeft de
minister toegegeven dat de eerste berekening niet cor-
rect was en deze maatregel inderdaad 4,5 miljard frank
zou kosten. Intussen werd wel met het vorige prijskaartje
naar de zelfstandige kiezer gestapt.
Waar zullen de middelen worden gehaald om dit te
bekostigen ? Het stelsel zelf kan dit niet betalen. De
zelfstandigen zullen niet bereid worden gevonden daar-
voor hogere bijdragen te betalen. Dit bleek reeds uit
verschillende enque^tes. Ze zijn geen vragende partij om
verhoogde bijdragen te betalen.
De uitkering voor arbeidsongeschiktheid valt onder de
ziekte- en invaliditeitsuitkering. Dit is pas een dringend
probleem. De uitkering is zeer laag voor de zelfstandige
en begint vrij laat te spelen. Een stapsgewijze verhoging
in het licht van de vrijkomende of vrijgekomen middelen
zal bijdragen tot het optimaliseren van dit systeem. Ik
pleit ervoor, als met de middelen van het sociaal statuut
iets wordt ondernomen, dat in het kader van de uitkering
voor arbeidsongeschiktheid, deze uitkering wordt opge-
trokken en sneller uitgekeerd. De nood is immers zeer
hoog.
Voor de aanpassing van de faillissementswetgeving
wordt een jaarlijks budget van 175 miljoen frank voorzien.
Bij de stemming over de begroting werd hierover niets
gezegd. Daarvan wordt jaarlijks 19 miljoen gebruikt. Er is
dus ruimte om dit bedrag fors op te trekken en te
verruimen in perioden. Immers, eens het jaar voorbij is,
kan dit geld niet meer worden aangewend.
We wensen dat de minister, bij de voorstelling van de
begroting, de correcte maatregelen meedeelt in verband
met
de
verhoging
van
de
kinderbijslag,
de
arbeidsongeschiktheidsuitkering en de faillissements-
verzekering. Daarover bestond blijkbaar een akkoord in
de regering, maar in de State of the Union van de premier
werd daaromtrent niets gezegd.
De minister doet blijkbaar graag beloftes, maar schat de
juiste becijfering niet in met het oog op het overtuigen van
een bepaald publiek.
Graag kreeg ik van de minister een concreet antwoord
over de pensioenen, de kinderbijslag, de arbeidsonge-
schiktheid en de faillissementswetgeving zoals bespro-
ken in de hervorming van de sociale zekerheid.
La pre´sidente : La parole est a` M. Danny Pieters.
Je vous demande de tenir compte de ce qui a e´te´ dit par
l'orateur pre´ce´dent qui a e´videmment l'avantage d'e^tre le
premier a` prendre la parole.
De heer Danny Pieters (VU&ID) : Mevrouw de voorzitter,
ik zal trachten bondig te zijn, op voorwaarde dat dit niet
ten koste gaat van het antwoord op de concrete vragen
die worden gesteld. Het gevaar van het samenvoegen
van vragen is immers dat men een algemeen antwoord
krijgt dat niet ingaat op de specifieke vragen.
Allereerst stel ik een aantal positieve punten vast. Ten
eerste, de verhoging van de minimumpensioenen voor
zelfstandigen beantwoordt aan een ree¨le behoefte. Ten
tweede, mijnheer de minister, gaat u blijkbaar uit van
realistischer cijfergegevens dan uw voorganger wat de
kostprijs van de dekking van de kleine risico's betreft,
bijvoorbeeld van de kinderbijslagen. De vorige bewinds-
ploeg verspreidde dienaangaande nogal paniekerige
cijfergegevens.
Ten tweede, het is voor ons belangrijk te weten welke
fundamentele visie over het statuut van de zelfstandigen
aan de basis ligt van de aangekondigde maatregelen. Wij
moeten tot een globale aanpak terzake komen. In sa-
menhang hiermee zou ik willen vernemen of het niet
langer uw opvatting is en die van uw partij dat de
kinderbijslagen en de gezondheidszorg niet hoeven te
worden gedekt op basis van de professionele categorie,
maar thuishoren in een universele regeling die de hele
bevolking dekt. Als dat zo is, rijst de vraag of het
ontwikkelen van een zelfstandigenstatuut in een soort
afgunstperspectief met de werknemers daartoe de
juiste weg is. Moeten terzake geen bredere initiatieven
worden genomen, waardoor het sociaal statuut van de
zelfstandigen zich zou concentreren op datgene waarop
het zich moet concentreren, met name de inkomens-
vervanging ?
Ten derde, mijnheer de minister, zou het niet passend zijn
om over de globale ontwikkeling van het sociaal statuut
een brede reflectie op gang te brengen met de betrokken
groepen, onder meer het NCMV - straks UNIZO - en
andere zelfstandige organisaties die als representatief
zouden kunnen worden erkend, met het parlement en
wellicht ook met uw collega's van andere departementen
zoals Sociale Zaken.
Ten slotte, hoe zult u de voorstellen financieren die u nu
reeds hebt gedaan en die u zinnens bent te doen, waarbij
het lijkt alsof u van plan bent om inzake datgene wat men
als afgunst ten aanzien van de werknemersstelsels zou
kunnen beschouwen, de lat gelijk te leggen. Ook zo-even
is daarop reeds gealludeerd. Denkt u dat te zullen doen
door middel van een bijdrageverhoging of zullen zij ten
laste zijn van de algemene middelen ? Dat betekent dat
een solidariteit wordt gecree¨erd tussen de gehele bevol-
king en de bijzondere groep van de zelfstandigen.
HA 50
COM 048
7
23-11-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Danny Pieters
Mevrouw de voorzitter, ten slotte zou ik willen suggereren
dat men het probleem van het sociaal statuut van de
zelfstandigen een eigen plaats zou geven binnen deze
commissie. Het is immers een belangrijk aspect van onze
werkzaamheden. Ook voor problemen inzake handels-
recht is er een aparte subcommissie.
De voorzitter : De heer Koen Bultinck heeft het woord.
De heer Koen Bultinck (Vlaams Blok) : Mevrouw de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, vooreerst wil ik
duidelijk maken dat het Vlaams Blok zich volledig kan
aansluiten bij wat de vorige sprekers hebben gezegd
over het sociaal statuut van de zelfstandigen. Mijn vraag
betrof specifiek de verhoging van de pensioenen voor
zelfstandigen. Ik zal mij dan ook strikt tot dat thema
beperken.
Reeds in de regeringsverklaring van het nieuwe kabinet
werd een verhoging van de laagste pensioenen voor
zelfstandigen aangekondigd. Tijdens het debat over de
regeringsverklaring heeft het Vlaams Blok dit initiatief
toegejuicht.
Bijkomend hebben wij onderstreept dat wij vragende
partij zijn voor het wegwerken van de andere discrimina-
ties tussen de sociale zekerheidsstelsels van zelfstandi-
gen en werknemers. Bij het opstellen van de begroting
voor 2000 werd duidelijk dat vanaf juli 2000 de minimum-
pensioenen voor zelfstandigen met 1 000 frank zouden
worden verhoogd voor alleenstaanden en met 1 333
frank voor gezinnen. De globale kostprijs van deze
maatregel bedraagt ongeveer 2,2 miljard frank. De finan-
ciering zou gebeuren door een verhoging van de rijks-
toelage voor het sociaal statuut van de zelfstandigen.
Daar wringt juist het schoentje.
Mijnheer de minister, op 11 oktober heeft een van uw
kabinetsmedewerkers op het algemeen beheerscomite´
van het Rijksinstituut voor Sociale Verzekering der Zelf-
standigen verklaard dat er wel degelijk een verhoging
van de minimumpensioenen zou komen maar dat dit niet
zou gebeuren door een bijkomende rijkstoelage aan het
stelsel, zeker niet voor het jaar 2000. Uiteindelijk zal deze
maatregel dus moeten worden betaald met overschotten
uit het stelsel zelf. Als politicus kan men de mensen
gemakkelijk een verhoging beloven als men ze er uitein-
delijk zelf voor laat betalen, toch in het eerste jaar.
Een bijkomend probleem in deze zaak is dat het RSVZ in
1997 een lening is aangegaan voor 32,5 miljard frank
waarmee de schulden uit het verleden moeten worden
gefinancierd. Tot 2001 moet men per jaar ongeveer 1,2
miljard frank afbetalen. Vanaf 2002 zou het gaan om een
bedrag van 5,2 miljard frank. Het RSVZ kent dus zware
afbetalingsproblemen. In het algemeen beheerscomite´
werd op 18 april 1999 afgesproken dat eventuele over-
schotten van het stelsel naar een reserverekening zou-
den gaan. Uiteindelijk blijkt echter dat een deel van de
reserve zal moeten worden aangesproken, zeker in het
eerste jaar, om de pensioensverhoging die de politici
hebben beloofd te kunnen betalen.
Mijnheer de minister, ik heb een aantal concrete vragen.
Als wij kijken naar de begroting voor 2000, stellen wij vast
dat er geen noemenswaardige verhoging komt van de
rijkstoelage aan het stelsel van het sociaal statuut van de
zelfstandigen. Overweegt de regering om daaraan even-
tueel bij amendement alsnog een mouw te passen ? Als
dat niet het geval is, overweegt u dan om in een
verhoging van de rijkstoelage te voorzien in de begroting
voor 2001 ? Behoort het tot de vaste geplogenheden dat
nieuwe initiatieven in de sociale zekerheid altijd eerst
gefinancierd worden door het stelsel zelf en pas in
tweede orde door een verhoging van de rijkssubsidie ?
Mijnheer de minister, hebt u zich soms laten strikken door
de grote regeringservaring van de heer Vandenbroucke
die deze truc wel degelijk kende ? Hij wist dat iets
gelijkaardigs geen probleem was voor het stelsel van de
werknemers omdat de reserves daar nu eenmaal groter
zijn. Mijnheer de minister, overweegt u een verhoging
van de bijdrage van de zelfstandigen voor hun sociale
zekerheid in globo ?
La pre´sidente : La parole est a` M. Jean-Jacques Viseur.
M. Jean-Jacques Viseur (PSC) : Madame la pre´sidente,
monsieur le ministre, chers colle`gues, je n'aborderai pas
l'ensemble de la proble´matique du statut des inde´pen-
dants, ce qui fut fait avant moi et je n'ai pas grand-chose
a` ajouter. Je vais de`s lors me concentrer sur le proble`me
des allocations familiales des inde´pendants.
Il s'agit d'une vieille anomalie, justifie´e essentiellement
par des motifs budge´taires : alors que le re´gime des
allocations familiales visait a` couvrir la totalite´ des en-
fants, on a maintenu une diffe´rence pour le 1er enfant
des inde´pendants. Cette diffe´rence est contraire a` la
philosophie ge´ne´rale puisque les prestations d'alloca-
tions familiales sont une cre´ance socio-e´ducative qui doit
s'analyser dans le chef de l'enfant. De`s lors, le principe
simple qu'un enfant e´gale un enfant ne devait pas
exclure de ce re´gime le premier enfant des inde´pen-
dants.
Cette anomalie repose aussi sur une difficulte´ : dans un
me´nage, lorsqu'une des personnes est inde´pendante et
l'autre pas, on attribue le droit a` l'allocation au non
inde´pendant. Cette situation particulie`re rend encore plus
anormale la situation des me´nages inde´pendants
purs.
La logique me^me du syste`me e´tait vicie´e puisqu'elle
aboutissait a` ce que, dans un domaine tre`s visible, on
freine l'activite´ des inde´pendants. En effet, le premier
enfant survient souvent lorsque les inde´pendants sont
jeunes, donc en de´but de carrie`re, pe´riode la plus difficile
pour parvenir a` de´velopper une activite´.
8
HA 50
COM 048
23-11-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jean-Jacques Viseur
Aujourd'hui, on dispose de marges budge´taires. Le bu-
reau du Plan revoit une nouvelle fois a` la hausse ses
pre´visions de croissance. On voit qu'en matie`re de
se´curite´ sociale, il y a une acce´le´ration des recettes due
a` la fois a` l'augmentation du nombre d'emplois et des
traitements des salarie´s et on constate un e´quilibre
notamment en ce qui concerne le re´gime des soins de
sante´ des inde´pendants. Du co^te´ de l'assurance-vie et
des mutuelles, on aboutit a` l'e´quilibre, ce qui ne s'e´tait
jamais vu dans les anne´es pre´ce´dentes.
Dans cette logique, les contraintes qui ont pese´ a` l'e´po-
que ou` il fallait aboutir a` des budgets aussi stricts que
possible disparaissent peu a` peu. Il me parai^t normal
qu'un des premiers actes a` poser dans le cadre de
l'ame´lioration de la conjoncture et de l'apparition des
marges budge´taires est de veiller a` ce que cette anoma-
lie pre´judiciable en ce qui concerne les allocations fami-
liales du premier enfant des inde´pendants soit corrige´e.
Quant aux chiffres de cette correction, on a parle´ de 4 - 5
milliards. Il ne s'agit pas la` d'un effort de´mesure´, compte
tenu des possibilite´s actuelles. Il serait pre´fe´rable, en la
matie`re, de reconnai^tre clairement un droit e´quivalent
pour tous les premiers enfants pluto^t que de tenter des
alignements tre`s techniques et progressifs. Cette vieille
revendication des inde´pendants me parai^t justifie´e et
devrait e^tre rencontre´e tre`s rapidement. Monsieur le
ministre, quelles sont, sur ce plan, les de´cisions que l'on
peut attendre dans les prochains mois ?
De voorzitter : De heer Pierre Lano heeft het woord.
De heer Pierre Lano (VLD) : Mevrouw de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, het maakt deel uit van de
nieuwe politieke cultuur dat, wanneer alle vraagstellers in
de zaal aanwezig zijn, de oppositie het eerst aan het
woord komt en ik vind dit correct.
Sommigen beweren dat de regering bepaalde beloften
niet heeft nagekomen, anderen vinden positieve punten
terug in het beleid. Het spreekt vanzelf dat alle beloften
niet onmiddellijk kunnen worden ingelost.
Mevrouw Pieters, de minister heeft duidelijk onderstreept
dat hij werk wil maken van de verbetering van het sociaal
statuut van de zelfstandigen. Hij heeft daarbij gewezen
op de grote achterstand die dit statuut heeft opgelopen
ten opzichte van het werknemersstatuut. De knelpunten
zijn, en de sprekers hebben die hier nogmaals herhaald,
de lagere gezinsbijslag en het ontbreken van leeftijds-
toelagen voor het eerste kind, het lage pensioen voor
zelfstandigen, de afwezigheid van een verzekering voor
kleine risico's en de lagere invaliditeitsuitkering.
Ik kom niet terug op het bedrag van 7 miljard frank dat
door de regering werd uitgetrokken voor de verhoging
van de laagste pensioenen, waarvan 3,5 miljard frank dit
jaar. Mevrouw Pieters verwijt de minister dat hij nog geen
maatregelen heeft genomen ter verbetering van het
sociaal statuut. De PSC, bij monde van de heer Viseur,
heeft zelfs voorgesteld de gelijkschakeling met het
werknemersstatuut in 1 maand door te voeren. Ik wens
de minister veel succes !
Mijnheer de minister, graag vernam ik van u hoe het
Rijksinstituut voor de Sociale Zekerheid van Zelfstandi-
gen het overschot van 3 tot 4 miljard frank op haar
begroting zal aanwenden ? Zult u, na de aanpak van de
pensioenproblematiek, ook een oplossing zoeken voor
de achterstand in de andere takken van de sociale
zekerheid ? Hoe zult u de verschillen tussen het sociaal
statuut van de zelfstandigen en dat van de werknemers,
aanpakken ? U hebt verkozen om eerst het pensioen-
stelsel te verbeteren. Welke maatregelen zullen worden
uitgewerkt om op systematische wijze ook de andere
aspecten van het sociaal statuut van de zelfstandigen
aan te pakken ?
Er zou over deze problematiek een breed debat moeten
worden gevoerd en ik stel voor dat terzake volgend jaar
een rondetafelconferentie zou worden georganiseerd.
De voorzitter : De minister heeft het woord.
Minister Jaak Gabriels : Mevrouw de voorzitter, hoewel
de verschillende vragen met betrekking tot het sociaal
statuut van de zelfstandigen werden samengevoegd, zal
ik toch trachten elke vraag afzonderlijk te beantwoorden.
Sommige specifieke vragen vereisen immers een speci-
fiek antwoord.
Mevrouw Pieters, u zegt dat ik 1 dag na de stemming van
de begroting voor het jaar 2000, een reeks maatregelen
heb aangekondigd ter verbetering van het sociaal statuut
van de zelfstandigen en dat de budgettaire weerslag van
deze maatregelen niet in de begroting van het jaar 2000
is terug te vinden. Mevrouw Pieters, tijdens mijn perscon-
ferentie van 15 oktober heb ik enkel verklaard dat de
maatregelen inzake de laagste pensioenen een eerste
stap in de goede richting zijn en dat wij voor de volgende
jaren de aandacht zullen richten op de realisatie van een
aantal andere punten. Tijdens die persconferentie heb ik
precies ontvouwd welke die andere aandachtspunten
zijn.
Het regeerakkoord voorziet in het optrekken van de
laagste pensioenen en meer bepaald die van de zelfstan-
digen. De pensioenen van de zelfstandigen behoren
precies tot de laagste pensioenen en het is dus evident
dat er specifiek naar verwezen wordt. Wat werd er
concreet beslist ? Ik heb, samen met mijn collega van
Pensioenen, een besluit aan de Ministerraad voorgelegd
om vanaf volgend jaar de laagste pensioenen te laten
toenemen met een gemiddelde van 1 000 frank per
maand voor een alleenstaande en 1 333 frank voor een
gezinshoofd. Met deze maatregel worden vooral de
HA 50
COM 048
9
23-11-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jaak Gabriels
zelfstandigen geviseerd. Relatief gezien zijn er natuurlijk
minder zelfstandigen dan loontrekkenden in onze sa-
menleving, maar de globale groep waarvoor deze verho-
ging geldt, bestaat uit 229 000 werknemers en 222 000
zelfstandigen.
Verhoudingsgewijs komen ongeveer evenveel zelfstan-
digen als loontrekkenden voor deze maatregel in aan-
merking.
De financiering van dit systeem gebeurt inderdaad door
algemene middelen, maar ook de middelen, die in de
verschillende stelsels worden vastgelegd, kunnen daar-
voor worden aangewend omdat ze eveneens als alge-
mene middelen worden beschouwd. Het spreekt vanzelf
dat dit een soort prefinanciering kan worden genoemd,
die nadien kan worden gecorrigeerd.
De raming voor het jaar 2000 bedraagt 7 miljard frank.
Vermits het systeem pas op 1 juli van kracht wordt, is er
slechts sprake van 3,5 miljard frank, waarvan 1,2 miljard
frank voor de pensioenen van zelfstandigen. Dit is mo-
gelijk omdat er op dit ogenblik beschikbare reserves zijn.
Het is mij niet onbekend dat het RSVZ een financie¨le
structuur heeft die op het eerste gezicht rooskleurig lijkt,
maar die, over verschillende jaren geprojecteerd, een
heel ander beeld geeft. Op dit ogenblik is er een gecu-
muleerd overschot van een goede 9 miljard frank, maar
dit is een fictief cijfer omdat vanaf 2002 jaarlijks de door
u genoemde schuld moet worden afgelost ten belope van
5,2 miljard extra. Het overschot zal op die wijze smelten
als sneeuw voor de zon.
In samenspraak met de beroepsorganisaties zijn wij een
aantal sporen aan het ontwikkelen om de schuld ver-
vroegd terug te betalen. Als men de indruk wekt dat er
een overschot is, zou men wel eens kunnen denken dat
wij nog meer zouden kunnen doen. Wie het systeem op
langere termijn bekijkt, weet dat dit een verkeerde voor-
stelling is. Wij wensen zo vlug mogelijk tot concrete
afspraken te komen om de schuld vervroegd terug te
betalen, waardoor de omvang van de afbetaling, die
normaal gesproken in 2002 5,2 miljard frank zou bedra-
gen, drastisch zou worden ingekrompen. Een haalbare
idee zou erin bestaan, mits een vervroegde afbetaling, de
aflossing vanaf 2002 terug te brengen tot 2,2 miljard
frank. Dit denkspoor wordt momenteel uitgewerkt.
Collega's, u hoeft zich dus geen zorgen te maken, bij de
berekening van de totaliteit zal men niet naar een ver-
hoogde bijdrage van de zelfstandigen moeten gaan.
Deze ongegronde vrees, die vroeger reeds door andere
leden werd geuit, wens ik met klem tegen te spreken.
Niemand wordt gerold, integendeel, wij hebben geza-
menlijk een aantal mogelijkheden onderzocht en wat wij
nu hebben uitgewerkt, heeft zowel betrekking op de
werknemers als op de zelfstandigen, maar op zeer korte
termijn moeten een aantal correcties worden aange-
bracht.
Mevrouw Pieters, ik heb niet gezegd dat ik dit al als een
beslissing beschouw. Op de persconferentie heb ik uit-
drukkelijk gezegd dat wij ook bezig zijn met en werken
aan de ongelijkheid inzake kinderbijslagen en invaliditeit.
Bovendien onderzoeken wij de situatie van zelfstandigen
ingeval van faillissement en het statuut van de meewer-
kende echtgenoot.
Dit is dus uiteraard nog niet concreet. Sommige zaken
zijn nog volop bezig, sommige zaken zijn al iets concreter
dan andere. U zegt dat ik mij op een nogal lichtzinnige
wijze op een bedrag zou hebben beroepen van 1,8
miljard frank, terwijl het over 4,4 miljard frank gaat omdat
het aantal kinderen daalt. Daarom ligt de aanvankelijke
raming ook een stuk lager. Als men over cijfers spreekt,
kan ik u de exacte gegevens op dit ogenblik meedelen.
Dit bedrag van 1,8 miljard frank werd gewoon tijdens de
persconferentie genoemd. Er werd immers gevraagd wat
de financie¨le weerslag zou zijn als men alleen de ouders
zou nemen met 1 kind. Meer werd alleen bij wijze van
voorbeeld tijdens die persconferentie meegegeven, me-
vrouw, en niet anders, want dat staat nergens in de
documenten. Er werd alleen gevraagd hoe groot dat
verschil was. Waarmee men dat zal betalen is natuurlijk
een andere vraag, waarop ik straks nog even terugkom.
U hebt ook naar de invaliditeit verwezen. In dat verband
zijn we ook met een aantal mogelijkheden bezig, maar er
is nog geen concrete mogelijkheid die onze voorkeur
wegdraagt. In verband met de faillissementsverzekering
hebt u terecht verwezen naar het bedrag waarin in de
begroting is voorzien, namelijk 175 miljoen frank, waar-
van slechts een peulenschil, iets meer dan 10%, wordt
opgenomen. Precies om die reden en met inachtneming
van de 6 000 faillissementen per jaar, moeten we zeker
werken aan een herziening van de reglementering ter-
zake, wil ook dit instrument bruikbaar zijn voor de betrok-
kenen.
In primeur kan ik u ook nog meedelen dat wij de wet die
werd goedgekeurd in januari 1999, maar niet uitvoerbaar
was omwille van juridisch-technische redenen in verband
met de meewerkende echtgenoot, via een amendement
- vrij aanvullend pensioen voor de meewerkende echtge-
noot - willen activeren. Wij zullen de sociale programma-
wet die weldra wordt ingediend aangrijpen om via een
amendement de uitvoerbaarheid hiervan te garanderen.
Dit is niet onbelangrijk : het volstaat niet wetten goed te
keuren, men moet ook voor ogen houden dat ze uitvoer-
10
HA 50
COM 048
23-11-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jaak Gabriels
baar zijn. Dat was tot nu toe nog niet het geval. Deze en
andere concrete maatregelen geven voldoende aan
waarmee wij in verband met het statuut bezig zijn en wat
onze specifieke aandachtspunten zijn.
Ik weet ook dat een verhoging van 1 000 frank - gezins-
pensioen 1 333 frank - slechts als een aanzet kan
worden bekeken. U begrijpt ook dat als wij verder gaan
dan waarin in het regeerakkoord op jaarbasis is voorzien,
wij vanzelfsprekend ook naar middelen moeten zoeken
die ons dat toelaten.
Op de vragen van de heer Pieters kan ik het volgende
antwoorden. Uw eerste vraag betrof de fundamentele
visie op het sociaal statuut. Het sociaal statuut omvat drie
trappen.
De eerste trap omvat de basisrechten die zoveel mogelijk
op dezelfde lijn moeten worden gebracht met de mini-
male rechten in de sociale zekerheid van de loon- en
weddetrekkenden. Er moeten prioritaire maatregelen
worden genomen voor het verbeteren van het actuele
sociaal statuut met het oog op de zelfstandigen die
behoren tot de lagere inkomenscategoriee¨n. U weet dat
dit een grote groep is. De studie van het Vlaams Econo-
misch Verbond heeft nog eens duidelijk gemaakt dat 40%
van de gepensioneerde zelfstandigen niet over toerei-
kende middelen beschikt. Het gaat dus om een zeer
grote groep die tijdens hun actieve loopbaan niet voor het
eigen pensioen en de sociale voorzieningen hebben
kunnen zorgen. Het is belangrijk dat die dooddoener de
wereld uit wordt geholpen. Men heeft zich daar van
bepaalde zijde te lang op blind gestaard. U hebt dit
terecht een denkspoor uit jaloezie genoemd. Daarvan
moeten we afstappen.
Een tweede trap voorziet in aanmoedigingen vanwege
de overheid om optioneel aanvullende rechten op te
bouwen, bijvoorbeeld het bestaande vrij aanvullend pen-
sioen.
Een derde trap is de particuliere verzekering waarin de
overheid niet tussenbeide komt.
Als deze drie elementen gecombineerd toegepast wor-
den, bieden ze ons de mogelijkheid om inzake dit sociaal
statuut op relatief korte termijn - uiteraard zal dit een
aantal jaren duren - een serieus inhaalmanoeuvre uit te
voeren.
Daarnaast ging het om de reflectie in samenspraak met
de Kamer. Momenteel stelt men samen met de betrokken
diensten denksporen op om een aantal prioritaire
aandachtspunten te bepalen. Men werkt dus aan het
verzamelen van gegevens en cijfers en aan het uitwer-
ken van concrete voorstellen. Ik zal uw vraag zeer
positief beantwoorden. Zodra er concrete voorstellen
worden geformuleerd, zal ik het parlement zoveel moge-
lijk betrekken bij deze discussie. Het gaat hier immers om
een belangrijke materie die in de toekomst over de
grenzen van meerderheid en oppositie heen haar beslag
moet kunnen krijgen. Dat kan ik het parlement toezeg-
gen.
Wat de kinderbijslagen en de ziekteverzekering betreft,
ben ik van mening dat het recht op kinderbijslag een
algemeen recht zou moeten worden dat voor alle kinde-
ren gelijk is, ongeacht het beroep dat de ouders uitoefen.
Ook
inzake
de
ziekteverzekering,
die
een
niet-
arbeidsgebonden sociaal risico dekt, moet in de toe-
komst worden gewerkt aan een uniforme regeling voor
alle ingezetenen. U begrijpt dat het heel wat middelen
vergt om dat principe in de praktijk om te zetten. Wij
moeten echter de vinger op de wonde blijven leggen. Als
wij van bepaalde organisaties die zich vooral met het
gezinsbeleid bezighouden horen dat kinderbijslag een
recht van het kind is, dan begrijpt u dat het overkomt als
een tergende discriminatie als het beroep van de ouders
in feite het verschil bepaalt. Dat heb ik ook op de
persconferentie gezegd. Daarvoor moeten wij in elk
geval denksporen ontwikkelen. Het gaat niet op om hier
alleen een principe te verkondigen, waarmee ik het
overigens eens ben; wij moeten er ook de nodige mid-
delen voor uittrekken. Het is een van de ambities van
deze regering om een actieve welvaartsstaat tot stand te
brengen. Mijns inziens past dit in het kader van het
invullen van de actieve welvaartsstaat.
Ik meen dat ik al geantwoord heb op de vraag over het
invullen van de financiering. Dat is nog niet concreet
maar er werden ons reeds oplossingen aangereikt voor
onderdelen van dit probleem. Het zou te ver gaan om
hierop nu in te gaan. We zoeken samen met verschil-
lende groepen naar creatieve oplossingen. Er bestaan
mogelijkheden om middelen te genereren die op het
eerste zicht niet beschikbaar zijn.
Gesprekken met verschillende instanties hebben ons dit
reeds geleerd. We kunnen dit op een ordelijke wijze laten
verlopen : eerst het probleem omschrijven, de inhoud
ervan bepalen, de middelen aanduiden die worden aan-
gewend om het op te lossen om vervolgens de prioritei-
ten vast te leggen. Het is belangrijk dit gezamenlijk
tijdens dit debat te overleggen.
Vervolgens kom ik tot de vragen van de heer Bultinck. De
eerste vraag heb ik reeds beantwoord, met name 1 000
frank voor alleenstaanden en 1 333 frank voor gezinnen
ingaande vanaf 1 juli 2000. Deze pensioenmaatregel is
definitief beslist. Het is evident dat dit op lange termijn
niet door de kassen zelf kan worden betaald. Een vooraf-
name lijkt ons wel mogelijk. Het zijn gedeeltelijk alge-
mene middelen, het is een vorm van correctie die ach-
teraf wordt toegepast. Er worden nu reeds ideee¨n
uitgewerkt om op relatief korte termijn tot een andere
HA 50
COM 048
11
23-11-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jaak Gabriels
aflossing van de schuld te komen, waardoor het pro-
bleem van een fictief overschot zich niet meer zal voor-
doen en de verleiding om tot gelijkaardige methodes over
te gaan niet meer mogelijk wordt.
Voor werknemers gebeurt het op dezelfde wijze. Wan-
neer het financieel evenwicht van de stelsels het vereist,
zullen we daarvoor in bijkomende rijkssubsidies voor-
zien.
J'en arrive a` la question de M. Viseur. Il est vrai que
l'arre^te´ approuve´ le 12 novembre dernier par le conseil
des ministres avait pour seul objectif d'aligner, sur quel-
ques points technico-juridiques non ne´gligeables, le re´-
gime des allocations familiales des inde´pendants sur
celui des salarie´s.
En ce qui concerne l'alignement relatif au montant des
allocations familiales pour le premier enfant, je suis en
principe favorable a` la the`se du droit ge´ne´ral, e´gal pour
chaque enfant, aux allocations familiales, quelle que soit
la profession de ses parents. Mais j'ajoute que l'exe´cu-
tion de ce principe sera fort probablement re´alise´e par
phases, sauf si nous disposons des moyens suffisants
pour le faire en une fois.
Je ne souhaite proposer une de´cision qu'apre`s que mon
cabinet ait acheve´ ses recherches concernant le prix de
revient budge´taire de cette proposition, ainsi que celles
qu'il me`ne en vue de l'ame´lioration du statut social des
inde´pendants.
Op de vraag in verband met de boni van het sociaal
statuut heb ik reeds geantwoord. De 1,2 miljard die wordt
afgenomen zal worden gecompenseerd. De rest wordt
via het bestaansminimum geregeld. Vanaf 2002 zal in het
huidige afbetalingsplan voor 5,2 miljard aan afbetalingen
worden opgenomen.
Wat de verbetering van het sociaal statuut betreft, heb ik
reeds gezegd dat een denktank momenteel verschillende
opties bestudeert. In een eerste fase wordt de situatie
gei¨nventariseerd, worden de prioritaire aandachtspunten
bepaald, worden cijfers en gegevens verzameld en ten-
slotte worden ook voorstellen geformuleerd die zeker het
voorwerp zullen zijn van een parlementair debat, zoals
de heer Pieters vroeg. Het is mijn bedoeling om de
voorstellen die uit deze denkoefening voortkomen stap
voor stap in het parlement toe te lichten.
De voorzitter : Mevrouw Trees Pieters heeft het woord.
Mevrouw Trees Pieters (CVP) : Mevrouw de voorzitter,
ik heb aandachtig geluisterd naar de uiteenzetting van de
minister. Toch wens ik te herhalen dat het stelsel van de
zelfstandigen een minimaal stelsel is dat slechts vier
sectoren bestrijkt, in vergelijking met zeven bij de werk-
nemers. Ook zijn de bijdragen beperkter. Het is een
keuze van de zelfstandigen zelf om niet de globale
verzekering die voor de werknemers geldt, over te ne-
men. Er is duidelijk voor grote risico's gekozen, met
aparte bijdragen voor kleine risico's, en beperkte secto-
ren. Dit wordt in de discussie altijd vergeten. Wanneer we
over de bijdragen van werknemers praten, weten we dat
de werknemers zelf 13% bijdragen en dat de rest ten
laste van de werkgevers valt. De bijdrage in het stelsel
van de zelfstandigen bedraagt 16,7% tegenover 34%.
Toch zijn er binnen het zelfstandigenstelsel schrijnende
toestanden, vooral in verband met pensioenen, faillisse-
menten en arbeidsongevallenuitkering. Daarom onder-
streep ik nogmaals dat de aanzet zeer goed is. De
minister zegt dat naar bijkomende middelen moet worden
gezocht als de pensioenen met 1333 frank worden
verhoogd. Daar knelt het schoentje. De minister geeft
duidelijk aan dat het stelsel precair is. Een van de
sprekers heeft aangestipt dat de minister zich door de
heer Vandenbroucke heeft laten rollen om een protocol af
te sluiten dat bepaalt dat voor de eerstkomende jaren uit
de reserves zal worden geput. Ik moet zeggen dat ik de
mening van die spreker deel. Het geld van het systeem
waarover de minister het heeft, komt niet voort uit de
algemene middelen, maar wel uit het stelsel van de
zelfstandigen zelf. Wie kan garanderen dat dit na 2001 of
2002 zal veranderen en dat het stelsel opnieuw gezond
zal zijn en dat de bedragen die worden aangewend voor
de hogere pensioenen door de overheid zullen worden
aangezuiverd. Ik zou graag de tekst van het protocol zien
dat bepaalt dat aan de reserves in het reservefonds voor
zelfstandigen niet geraakt wordt. Ik ben er helemaal niet
gerust in. Ik ben ervan overtuigd dat de sector, waarmee
de minister wil onderhandelen, er niet zal instappen
omdat hij niet beseft hoe precair het stelsel is, hoe hard
men heeft moeten vechten om de grote schuld af te
bouwen en dat het reservefonds nu de eerste kleine
stappen kan doen. De minister moet niet doen alsof de
parlementsleden niets over deze zaken weten. Ik ken de
situatie lang genoeg om te weten wat ik zeg.
Minister Jaak Gabriels : Het verwondert me dat u op dit
ogenblik reeds meedeelt dat de sector niet akkoord gaat.
Er werden nog geen voorstellen gedaan.
Mevrouw Trees Pieters (CVP) : Mijnheer de minister, ik
heb naar uw antwoord geluisterd. Ik weet wat de sector
erover denkt.
Minister Jaak Gabriels : Het zou verstandiger zijn als
men de voorstellen afwacht.
Mevrouw Trees Pieters (CVP) : Mijnheer de minister, ik
ken de sector van de zelfstandigen zeer goed.
Minister Jaak Gabriels : Mevrouw Pieters, u kunt niet
beweren dat de sector niet akkoord zal gaan als u de
voorstellen niet kent.
12
HA 50
COM 048
23-11-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Mevrouw Trees Pieters (CVP) : Mijnheer de minister, ik
laat u het voordeel van de twijfel.
Wat de kinderbijslagen betreft, stel ik vast dat u de
berekening van 1,8 miljard frank hebt gemaakt op basis
van het eerste en enige kind. Op die manier maakt u de
discriminatie ten opzichte van de gezinnen met verschei-
dene kinderen waarvan het eerste kind was uitgesloten
alleen groter. Als dit niet de bedoeling is, hebt u foute
berekeningen gemaakt zoals dat in het verleden reeds
het geval was. Ik herinner u eraan dat de heer Daems
terzake op al de punten een foute berekening had
gemaakt.
Mijnheer de minister, alhoewel de middelen voorhanden
zijn, bent u blijkbaar niet van plan een snelle oplossing te
zoeken voor de problematiek van de faillissements-
verzekering.
Over de verzekering voor het vrij aanvullend pensioen
voor de meewerkende echtgenote zal ik een nieuwe
mondelinge vraag indienen.
De voorzitter : De heer Danny Pieters heeft het woord.
De heer Danny Pieters (VU&ID) : Mevrouw de voorzitter,
mijnheer de minister, ik wens een paar verduidelijkingen
over twee belangrijke punten.
Mijnheer de minister, u hebt gezegd dat het statuut van
de zelfstandigen drie belangrijke trappen bevat. Een
eerste trap heeft betrekking op de basisrechten en de
minimale bescherming. De tweede trap bevat de aanvul-
lende rechten. De derde trap heeft betrekking op de
particuliere verzekering. Dit betekent dat we afstappen
van het principe van inkomensvastheid op basis van de
bijdragen dat werd ingevoerd werd met de wet-Mainil.
Mijnheer de minister, ofwel had u een vierde trap moeten
toevoegen, ofwel kiest u resoluut voor een ander beleid
dat het sociaal statuut reduceert tot een minimum-
verzekering. Al de rest zijn aanvullende verzekeringen. Ik
herhaal dat uw systeem niet klopt als het beperkt blijft tot
drie trappen.
Mijn tweede bemerking handelt over de langetermijnvisie
inzake kinderbijslagen en gezondheidszorg. Hebt u een
persoonlijk standpunt toegelicht of deelt de voltallige
regering uw mening ? U hebt immers gezegd dat in de
langetermijnvisie de kinderbijslagen en de gezondheids-
zorg een recht voor iedereen zijn. Deelt de regering dit
standpunt ?
De voorzitter : De heer Koen Bultinck heeft het woord.
De heer Koen Bultinck (Vlaams Blok) : Mevrouw de
voorzitter, ik dank de minister voor zijn antwoord. Het
Vlaams Blok is voorstander van de afschaffing van de
discriminatie tussen de verschillende sociale zekerheid-
stelsels. Het mag echter niet bij woorden blijven.
La pre´sidente : La parole est a` M. Jean-Jacques Viseur.
M. Jean-Jacques Viseur (PSC) : Madame la pre´sidente,
je suis heureux de constater que le ministre partage mon
opinion. Je crois que nous sommes d'ailleurs tous
d'accord pour reconnai^tre la ne´cessite´ de l'e´galite´ des
allocations familiales pour tous puisque celles-ci font
partie inte´grante des droits de l'enfant.
Je voudrais ajouter deux remarques.
Premie`rement, il ne doit pas e^tre impossible d'e´valuer
rapidement le cou^t re´el de l'ope´ration. Il suffit de connai^-
tre le nombre de premiers enfants d'inde´pendants ne
be´ne´ficiant que de ce statut pour connai^tre le montant
que cela repre´sentera en matie`re d'allocations familiales.
Deuxie`mement, pour la premie`re fois depuis vingt ans, il
y a de re´elles marges de manoeuvre, notamment en
matie`re de se´curite´ sociale, tout en tenant compte du
proble`me des pensions et de l'e´volution des soins de
sante´.
Me^me s'il est ne´cessaire de passer par un plan plurian-
nuel, il serait souhaitable que, de`s l'an 2000, un re´el
effort soit consenti pour les allocations familiales du
premier enfant des inde´pendants.
De voorzitter : De heer Pierre Lano heeft het woord.
De heer Pierre Lano (VLD) : Mevrouw de voorzitter, ik
neem er akte van dat de minister op een creatieve wijze,
stap voor stap, alle wegen zal bewandelen die binnen het
regeerakkoord haalbaar zijn om het statuut van de zelf-
standigen te verbeteren. Het verheugt mij ook dat hij dit
wenst te doen zonder vooroordelen en zonder taboes.
De voorzitter : De minister heeft het woord.
Minister Jaak Gabriels : Mevrouw de voorzitter, op de
bijkomende vraag van mevrouw Pieters wens ik toch nog
even te antwoorden. Zij zegt dat ik mij heb laten rollen in
het protocol met de minister van Pensioenen. Er is op dit
ogenblik geen protocol, dus ik heb mij niet laten rollen.
Het gaat hier om een afspraak tussen de twee kabinetten
waarmee wij die voorstellen naar voren hebben gebracht.
Als er een protocol komt, zal dat uiteraard op de realiteit
inspelen en alle rechten voorbehouden voor het RSVZ.
De opmerking met betrekking tot de boni gold ook voor
de vorige regering. Dit is een deel van de algemene
middelen die men kan benutten, op voorwaarde dat het
geen verhoging van de bijdragen veroorzaakt, want dan
is het weer een camouflagetechniek en die willen wij niet
toepassen.
In verband met het stelsel heb ik u al gezegd dat ik van
mening ben dat de zelfstandige organisaties wel zullen
meedenken als wij concrete voorstellen op tafel leggen,
in plaats van ze op voorhand te verwerpen. Elke stap ter
HA 50
COM 048
13
23-11-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jaak Gabriels
verbetering van het statuut, hoe gering ook, draagt hun
goedkeuring weg. Ik denk bijvoorbeeld aan de meewer-
kende echtgenoot. Waarom was dat niet uitvoerbaar ?
Normaal kan een bijdrage maar worden afgetrokken als
er fiscale attesten zijn van de inkomsten. Wanneer men
in 1999 een wet goedkeurt, met onmiddellijke toepas-
sing, kunnen de inkomsten van 1999 natuurlijk nog niet
worden bewezen. Die kunnen pas in 2000 worden voor-
gelegd. Daarom was die wet niet toepasbaar. Wij zullen
dat nu met een amendement proberen te regelen. Dat is
een vraag van belangrijke beroepsorganisaties, die mij
daaraan onlangs nog uitdrukkelijk herinnerd hebben. Ik
stel vast dat zij niet zomaar verwerpen wat wij voorstel-
len.
Over de faillissementen heb ik zo-even tot twee keer toe
gezegd dat er momenteel slechts een goede 10% wordt
benut van wat voorradig is, wat betekent dat de regle-
mentering terzake dringend moet worden aangepast. In
verband met het voorbeeld van 1,8 miljard moet ik toch
iets rechtzetten. Ik heb tijdens die persconferentie -
mevrouw Pieters legt mij woorden in de mond die ik niet
heb uitgesproken - bij wijze van voorbeeld gezegd dat dit
voor gezinnen met e´e´n kind alleen al een uitgave
van 1,8 miljard zou betekenen. Ik heb daar niet verklaard
dat het mijn intentie is om daar uitsluitend gezinnen met
e´e´n kind van te laten genieten en dat de gezinnen met
verscheidene kinderen worden uitgesloten. Zo komt het
nu immers al over en dat is toch te ver gezocht. De
personen die deze persconferentie hebben bijgewoond,
kunnen dat getuigen. Ik hoop dat mevrouw Pieters niet
alleen dat ene krantenbericht als bron zal aanvaarden.
De vragen van de heer Pieters zijn van fundamentele
aard. Wij verlaten het denkpatroon van Mainil niet, inte-
gendeel, wij verhogen en versterken de inkomens-
vastheid. Daarom is die vrees ongegrond. Ik heb mijn
intenties met betrekking tot de kinderbijslagen en de
ziekteverzekering te kennen gegeven. Het zal erop aan-
komen deze intenties in daden om te zetten. Ik voeg er
echter onmiddellijk aan toe dat dit niet gemakkelijk zal
zijn.
De heer Danny Pieters (VU&ID) : Is dat het standpunt
van de regering ?
Minister Jaak Gabriels : Ik heb officieel meegedeeld dat
het onze intentie is daaraan te werken. Tot nu toe heeft
niemand enig ander antwoord laten horen. Deze beslis-
sing kan evenwel niet officieel zijn, zolang men niet
concreet zegt wat men gaat doen en hoe men het gaat
financieren. Wij werken in die richting, om de regering
daarmee op het gepaste ogenblik te confronteren.
Mijnheer Bultinck, u zei dat het niet beperkt mocht blijven
tot mooie beloftes. Dat is evident. Daarom zijn wij trou-
wens onmiddellijk, twee maanden na het aantreden van
de nieuwe regering, begonnen met het verhogen van de
pensioenen. Dat zijn geen beloftes maar daden. Ook
inzake de andere punten wensen wij zeer snel te hande-
len. Daaromtrent heb ik mijn engagement hier reeds
duidelijk gemaakt.
Je n'ai pas dit, monsieur Viseur, que les allocations
familiales e´taient un droit de l'enfant. Mais si les asso-
ciations concernant les familles l'estiment ainsi, il y a
effectivement alors une discrimination entre les enfants
des inde´pendants et ceux des salarie´s.
En fait, il existe d'autres possibilite´s pour re´soudre ce
proble`me : aux Pays-Bas, le syste`me fiscal est adapte´ a`
cet effet.
M. Jean-Jacques Viseur (PSC) : C'est vrai. Mais nous
ne sommes pas aux Pays-Bas !
M. Gabriels, ministre : Je citais cet exemple pour vous
prouver que d'autres solutions existent. Il faut les trouver
mais, a` ce jour, je ne suis pas encore en mesure de vous
dire quelle piste sera choisie. Nous en envisagerons
plusieurs.
Ik wil systematisch tot een verbetering komen, maar
wens wel een duidelijk kader te schetsen. Dan ziet men
hoe aan de verschillende onderdelen wordt gewerkt.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Lode Vanoost aan de
minister van Landbouw en Middenstand over
de
plantentuin van Meise
(nr. 450)
Question orale de M. Lode Vanoost au ministre de
l'Agriculture et des Classes moyennes sur
le jardin
botanique de Meise
(n° 450)b>
De voorzitter : Mijnheer Vanoost, de heer Schalck heeft
ermee ingestemd voorrang te verlenen aan uw vraag,
rekening houdend met uw drukke agenda in andere
commissies.
De heer Lode Vanoost (AGALEV-ECOLO) : Mevrouw
de voorzitter, ik dank de heer Schalck voor zijn welwil-
lendheid.
Mijnheer de minister, in verband met de plantentuin in
Meise vernam ik graag hoe u de toegang tot de tuin
wenst te regelen en wat de stand van zaken dienaan-
gaande is. Ik beperk me tot de commentaar bij de
beslissing die u al dan niet reeds hebt genomen.
Mijnheer de minister, tijdens de vorige legislatuur heb ik
uw voorganger hierover reeds ondervraagd. Graag ver-
nam ik uw standpunt terzake.
14
HA 50
COM 048
23-11-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
De voorzitter : De minister heeft het woord.
Minister
Jaak
Gabriels :
Mevrouw
de
voorzitter,
collega's, het domein van Boechout is steeds omheind
geweest. Vier jaar geleden werd begonnen met het
gefaseerd herstellen van de omheining. Dit werk is
bee¨indigd. Er werden toegangen gecree¨erd die aan de
wettelijke normen voldoen wat de doorgang van
interventiewagens van de brandweer betreft, zoals be-
paald in de wetgeving met betrekking tot preventie en
bescherming. Het innen van toegangsgeld gebeurt se-
dert 1958. Naarmate meer collecties toegankelijk werden
gemaakt, werd meer toegangsgeld gei¨nd. De enige
wijziging ten opzichte van de vroegere toestand is de
plaats waar het toegangsgeld zal worden gei¨nd. Dit zal
gebeuren aan de ingang van het domein en niet meer
voor de diverse locaties in het domein zelf. Als gevolg
daarvan zullen meer bezoekers moeten betalen, maar de
prijs wordt verlaagd in vergelijking met de vroegere
situatie, terwijl het aanbod sterk wordt verhoogd.
Uit hoorzittingen met de omwonenden van de gemeente
Meise, bleek het niet-innen van een toegangsprijs een
mogelijke struikelblok te zijn, mede gezien de prijs van
een jaarabonnement voor een inwoner van Meise, na-
melijk 250 frank. Ook het feit dat het toegangshek,
gelegen in Meise-dorp niet evenveel zou geopend zijn als
de hoofdingang, bleek een probleem. Na bespreking met
het gemeentebestuur van Meise bleek dit laatste bereid
om in te staan voor de financiering van een technische
infrastructuur via een chipkaartlezer, waardoor de inwo-
ners van Meise en de houders van een abonnement ook
in de toekomst gebruik kunnen maken van de ingang
Meise-dorp. De gepersonaliseerde kaarten zouden gratis
ter beschikking worden gesteld van de inwoners van
Meise. De abonnementen voor de niet-inwoners zijn
betalend. Het gemeentebestuur zal blijven instaan voor
de kosten van het technisch onderhoud van de infrastruc-
tuur.
Samengevat, vanaf het voorjaar 2000 zal de innings-
plaats voor het toegangsgeld wijzigen. Meer personen
zullen een toegangsticket moeten kopen dan vroeger,
maar de prijs wordt verlaagd en het aanbod sterk
uitgebreid. Voor niet-inwoners van Meise zullen de vol-
gende tarieven gelden : volwassenen 160 frank, scholen
50 frank, groepen 120 frank, geleid bezoek 1 500 frank,
een jaarabonnement voor het gezin 1 000 frank en een
individueel abonnement 500 frank. Voor de inwoners van
Meise zal de toegang gratis zijn mits een gepersonali-
seerde chipkaart werd aangevraagd. Het gemeentebe-
stuur zal een bijdrage leveren door het financieren van
een technische infrastructuur en het bekostigen van het
technisch onderhoud ervan.
Vraag blijft of de overheid ingangsgeld moet heffen op
publieke domeinen ?
Volgens mij is dit noodzakelijk, ook gezien de status van
het domein : de plantentuin van Meise heeft een geres-
ponsabiliseerd statuut gekregen en moet dus ook zelf
voor een deel inkomsten zorgen. Het is dan ook logisch
dat men zelf voor een deel naar inkomsten gaat zoeken.
Indien wij in de toekomst dit prachtige domein optimaal
willen laten renderen, zullen wij nog naar andere vormen
moeten zoeken. Dergelijk prachtig domein mogen wij
immers niet laten verloederen.
De voorzitter : De heer Lode Vanoost heeft het woord.
De heer Lode Vanoost (AGALEV-ECOLO) : Mevrouw
de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik moet toch
enige nuance aanbrengen. Inderdaad werd altijd al toe-
gang gevraagd tot bepaalde delen van het domein.
Meise kende een traditie waarbij de inwoners geregeld
het open gedeelte van het park bezochten.
Toen uw voorganger zijn plannen lanceerde, ontstond de
indruk dat de gewone Meisenaar die van de nabijheid
van het park gebruik wilde maken voor een wandeling, dit
niet meer zou kunnen doen. Ik merk dat u rekening houdt
met deze mensen en hen de mogelijkheid wil blijven
bieden hun wandeling te maken. De te vragen prijzen
zullen blijkbaar redelijk zijn. Iedereen is het er wel over
eens dat de plantentuin van Meise een belangrijke en
interessante wetenschappelijke instelling is. Het is niet
onredelijk dat men voor een bezoek hieraan een prijs
moet betalen. De discussie ging er echter over of men de
toegang zou uitbreiden tot het geheel van het domein in
tegenstelling tot vroeger.
Tegen het concept van uw voorganger is er wel weer-
stand gekomen. Het verheugt mij dat terzake hoorzittin-
gen werden gehouden om alles toe te lichten. De ge-
meente Meise zal hieraan nu meewerken en dit mogelijk
maken. Ik hoop dat u er toezicht op zult houden dat dit
wordt gerespecteerd, zowel wat de instelling als wat de
gemeente betreft. Verder hoop ik dat men enige soepel-
heid aan de dag zal leggen en de mensen de nodige
informatie zal bezorgen; dat is echter de verantwoorde-
lijkheid van de gemeente. Ik hoop dat u als toeziend
minister in het oog zult houden dat het geheel vlot
verloopt, tot genoegdoening van alle betrokkenen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Daan Schalck aan de
minister van Landbouw en Middenstand over
de
toepassing voor de verkoop van tweedehands-
wagens van artikel 6 van het koninklijk besluit van
30 april 1999 betreffende de uitoefening van ambu-
lante activiteiten en de organisatie van openbare
markten
(nr. 410)
HA 50
COM 048
15
23-11-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
voorzitter
Question orale de M. Daan Schalck au ministre de
l'Agriculture et des Classes moyennes sur
l'applica-
tion de l'article 6 de l'arre^te´ royal du 30 avril 1999
relatif aux ventes de voitures, l'exercice d'activite´s
commerciales ambulantes et l'organisation des mar-
che´s publics
(n° 410)b>
De voorzitter : De heer Daan Schalck heeft het woord.
De heer Daan Schalck (SP) : Mevrouw de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, net als alle andere am-
bulante activiteiten werden automarkten door de meest
recente wetgeving verboden op prive´-terreinen. Niet al-
leen in het verleden zorgde dat voor heel wat problemen
voor mensen die automarkten organiseerden, ook van-
daag vinden er nog een aantal plaats op particuliere
terreinen van grote winkelcomplexen. In Gent werd de
sector van de automarkten gesaneerd. De automarkten
op particuliere terreinen zijn verdwenen en de stad heeft
samen met de rijkswacht en een prive´-concessiehouder
een dergelijke markt op het openbaar domein ingericht.
Voor de buurten waar die markten vroeger plaatsvonden,
was dit een hele opluchting. Meestal ging het om dicht-
bevolkte gebieden waar men 's morgens om vijf uur al
begon aan te schuiven en op straat te verkopen. Dat
bracht heel wat overlast mee die nu is weggevallen. Ook
deze markten worden nu geconfronteerd met het konink-
lijk besluit van 30 april 1999. Ik meen dat de verplichting
om de zogenaamde rommelkaart in zijn bezit te hebben
om als particulier tweedehandsgoederen te kunnen ver-
kopen is opgeschort tot 1 januari.
Particulieren die hun auto wensen te verkopen zitten niet
in een halfvast circuit van rommelmarkten en zijn veel
minder dan andere particuliere verkopers op de hoogte
van deze problematiek. Als zij zich kwamen aanbieden,
beschikten ze nooit over die kaart. Momenteel stelt deze
problematiek zich natuurlijk niet meer. Het stadsbestuur
is toen ter plaatse kaarten gaan uitreiken maar dat
vormde uiteraard geen oplossing voor mensen die niet uit
Gent afkomstig waren en toch hun voertuig op deze
markt wilden verkopen. Het opnieuw invoeren van der-
gelijke kaarten en het toepassen ervan op de verkoop
van voertuigen zou de gereglementeerde markt ernstig in
het gedrang kunnen brengen.
Mijnheer de minister, als deze verplichting na 1 januari
opnieuw zou worden ingevoerd, zou u dan speciale
aandacht kunnen besteden aan de problematiek van
tweedehandsmarkten voor voertuigen en er een speci-
fieke regeling voor uitwerken ?
De voorzitter : De minister heeft het woord.
Minister Jaak Gabriels : Mevrouw de voorzitter, mijnheer
Schalck, inzake de problematiek van de ambulante acti-
viteiten en de organisatie van openbare markten lijkt het
mij niet aangewezen om op dit ogenblik voor e´e´n of
verscheidene sectoren in een uitzondering te voorzien op
een reglementering die op een ongelukkige en onuitvoer-
bare wijze werd opgelegd. Op mijn voorstel heeft de
Ministerraad vorige week ingestemd met een verlenging
van het huidige moratorium op inspecties op het gebruik
van de rommelkaart met drie maanden, tot 1 maart. In
samenspraak met de diensten van de ministers van
Economische Zaken, Binnenlandse Zaken en Financie¨n
trachten mijn diensten momenteel zo snel mogelijk een
nieuwe regeling van de problematiek van de rommel-
markten in haar totaliteit op punt te stellen. Deze nieuwe
regeling zal een evenwicht inhouden tussen het respect
voor het hobbyisme en de strijd tegen de illegale handel.
Ik zal daarmee zo snel mogelijk komen. Deze regeling zal
in elk geval simpel, eenvoudig en niet bureaucratisch
zijn.
De voorzitter : De heer Daan Schalck heeft het woord.
De heer Daan Schalck (SP) : Mevrouw de voorzitter,
mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik hoop
dat de nieuwe regeling dergelijke initiatieven in de toe-
komst mogelijk zal blijven maken.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
- De openbare commissievergadering wordt geschorst
om 11.25 uur.
- La re´union publique de commission est suspendue
a` 11.25 heures.
- La se´ance est reprise a` 14.12 heures.
- De vergadering wordt hervat om 14.12 uur.
- Voorzitter : de heer Jos Ansoms
Le pre´sident : La se´ance est reprise.
De vergadering is hervat.
Ordre des travaux
Regeling van de werkzaamheden
Le pre´sident : La question orale n° 348 de M. Jean-
Jacques Viseur est reporte´e a` une date ulte´rieure.
Mondelinge vraag van de heer Karel Van Hoorebeke
aan de minister van Economie en Wetenschappelijk
Onderzoek over
de omzetting van de Europese
liftrichtlijn in Belgische wetgeving en de vertaling
van de geharmoniseerde normen in het Nederlands
(nr. 405)
16
HA 50
COM 048
23-11-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
pre´sident
Question orale de M. Karel Van Hoorebeke au minis-
tre de l'Economie et de la Recherche scientifique sur
la transposition de la directive europe´enne 'ascen-
seur' en droit belge et la traduction des normes
harmonise´es en langue ne´erlandaise
De voorzitter : De heer Karel Van Hoorebeke heeft het
woord.
De heer Karel Van Hoorebeke (VU&ID) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, aangezien ik mijn vraag
over de liftrichtlijn niet goed heb voorbereid, zal ik de
tekst ervan letterlijk aflezen. Zo weet tenminste iedereen
waarover het gaat.
Deze vraag handelt eveneens over een Europese richtlijn
die op 1 juli 1999 de richtlijn van 29 juni 1995 verplicht
van toepassing verklaarde op alle nieuwe liften.
Van 1 juli 1997 tot en met 30 juni 1999 was deze richtlijn
louter richtinggevend. De richtlijn werd in de Belgische
regelgeving omgezet via het koninklijk besluit van
10 augustus 1998 betreffende liften. Dit koninklijk besluit
heeft thans een verplichtend karakter voor alle nieuwe
liften in de Belgische federatie.
Inzake de vertaling van de geharmoniseerde normen die
voortvloeien uit de Europese richtlijn, laat de Neder-
landse tekst op zich wachten. Tot op heden werden de
normen omgezet in slechts drie van de elf officie¨le
EU-talen, namelijk Duits, Engels en Frans.
Deze situatie leidt tot discriminatie tussen de liften-
bouwers in de vijftien EU-lidstaten en de Belgische
federatie. Enkel degenen die beschikken over een
Duitse, Franse of Engelse versie van de geharmoni-
seerde normen kunnen probleemloos nieuwe liften plaat-
sen. Anderstalige, zoals Deense, Finse, Griekse, Neder-
landse, Portugese, Spaanse, Zweedse liftenbouwers
blijven in de kou staan, omdat zij niet beschikken over de
correcte vertaling van de geharmoniseerde normen.
In concreto, mijnheer de minister, gaat het om concur-
rentievervalsing ten aanzien van liftenbouwers uit het
Vlaams en Brussels hoofdstedelijk gewest.
Daaromtrent wens ik volgende vragen te stellen. Ten
eerste, bent u van oordeel dat het gelijkheidsbeginsel in
het gedrang komt door het niet-vertalen van de gehar-
moniseerde normen voor liften in het Nederlands, met
name door de concurrentievervalsing ten aanzien van de
liftenbouwers uit het Vlaams Gewest en Brussels Hoofd-
stedelijk Gewest ? Zo ja, welke stappen zult u onderne-
men om de technische normen die voortvloeien uit de
liftrichtlijn onverwijld te laten vertalen in het Nederlands ?
Op welke rechtsbeginselen beroept u zich om een be-
perkte vertaling naar het Frans van de geharmoniseerde
normen uit de liftrichtlijn te verantwoorden ?
Ten tweede, is er sprake van een correcte uitvoering van
de liftrichtlijn zolang de geharmoniseerde normen niet
werden vertaald in het Nederlands ? Zo ja, welke argu-
menten hanteert u om deze stelling te staven en derhalve
concurrentievervalsing toe te staan ten aanzien van de
liftenbouwers in het Vlaams Gewest en het Brussels
Hoofdstedelijk Gewest ? Zo niet, is de toepassing van de
liftrichtlijn onmogelijk tot een Nederlandse vertaling be-
schikbaar is voor de liftenbouwers in het Vlaams Gewest
en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Tot hier, mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister,
beperken zich mijn concrete vragen terzake.
De voorzitter : De minister heeft het woord.
Minister Rudy Demotte : Mijnheer de voorzitter, in ant-
woord op de vragen van de heer Van Hoorebeke, kan ik
volgende inlichtingen verschaffen.
Ten eerste, de Europese normen worden uitgewerkt door
drie Europese normalisatie-instituten, namelijk het CEN,
het CENELEC en het ETSI. De eerste twee zijn interna-
tionale verenigingen volgens Belgisch recht. Het ETSI
heeft een statuut naar Frans recht, dat gelijkaardig is aan
dat van een vereniging zonder winstoogmerk. De Euro-
pese normalisatie-instituten zijn instellingen van privaat
recht waarop de taalwetgeving niet van toepassing is.
Voor de CEN zijn de werktalen Duits, Engels en Frans,
terwijl het CENELEC en het ETSI het Engels als werktaal
hebben.
De Europese normen moeten binnen de zes maanden na
hun publicatie door de Europese instituten worden om-
gezet in de Belgische normen, waarvoor het Belgisch
Instituut voor Normalisatie instaat, geholpen door het
Belgisch Elektrotechnisch Comite´. De productie van Eu-
ropese normen is zeer hoog. Alleen al het CEN en het
CENELEC waren in 1998 verantwoordelijk voor de pu-
blicatie van ruim 1500 normatieve documenten. Het BIN
heeft slechts beperkte middelen om in de vertaling van
normen te voorzien en geeft hierbij prioriteit aan de
normen die van toepassing kunnen zijn voor de nieuwe
aanpakrichtlijnen. De vertaling geschiedt in samenwer-
king met het Nederlands Normalisatie Instituut.
Dit is meer bepaald het geval voor de geharmoniseerde
normen die geassocieerd zijn met de richtlijn 95/16/CE
van 28 juni 1995 over liften.
Normaal zullen de Nederlandstalige versies van de be-
trokken normen in het begin van het jaar 2000 beschik-
baar zijn.
Ten tweede, zijn de normen in principe juridisch niet
afdwingbaar. Toch spelen zij een belangrijke rol in de
Europese regelgeving. In het kader van de richtlijnen van
de nieuwe aanpak, geeft de Europese Commissie aan de
Europese normalisatie-instellingen mandaten om gehar-
moniseerde Europese normen uit te werken.
HA 50
COM 048
17
23-11-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Rudy Demotte
De Raad van de Europese Unie legde volgende nieuwe
aanpakpolitiek vast in zijn resolutie 85-C 136-01 van
7 mei 1985. De harmonisatie, op wettelijke basis, van de
nationale wetgevingen, beperkt zich tot het aannemen
van essentie¨le veiligheidseisen of andere eisen van
algemeen belang, waaraan de producten moeten vol-
doen om op de markt te mogen worden gebracht en
alsdan vrij in de Europese Gemeenschap te kunnen
worden verhandeld.
De uitwerking door de bevoegde Europese normalisatie-
instellingen, het CEN, het CENELEC en het ETSI, van
technische specificaties die de industrie nodig heeft om
producten voort te brengen en op de markt te brengen
die beantwoorden aan de door de richtlijn vastgestelde
essentie¨le eisen. Daarbij moet rekening worden gehou-
den met de stand van de technologie.
Geen enkel verplichtend karakter is verbonden aan die
technische specificaties, met dien verstande dat ze het
statuut van facultatieve normen blijven behouden.
Tegelijkertijd geldt voor de producten, vervaardigd over-
eenkomstig de geharmoniseerde normen, of in de over-
gangsperiode conform bepaalde nationale normen, het
vermoeden dat zij voldoen aan de door de desbetref-
fende richtlijn vastgelegde essentie¨le eisen.
Het komt erop neer dat de fabrikant de mogelijkheid heeft
zijn producten niet volgens de bedoelde normen te
vervaardigen. In dat geval moet hij aantonen dat zijn
producten beantwoorden aan de essentie¨le eisen van de
richtlijn.
De voorzitter : De heer Karel Van Hoorebeke heeft het
woord.
De heer Karel Van Hoorebeke (VU&ID) : Mijnheer de
voorzitter, ik dank de minister voor zijn uitvoerig en
technisch onderbouwd antwoord.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Ordre des travaux
Regeling van de werkzaamheden
Le pre´sident : La question orale n° 430 de M. Jean-Paul
Moerman est reporte´e a` une date ulte´rieure.
Mondelinge vraag van mevrouw Simonne Creyf aan
de minister van Economie en Wetenschappelijk On-
derzoek over
de dekking tegen natuurrampen
(nr. 441)
Question orale de Mme Simonne Creyf au ministre de
l'Economie et de la Recherche scientifique sur
l'as-
surance en cas de calamite´ naturelle
De voorzitter : Mevrouw Simonne Creyf heeft het woord.
Mevrouw Simonne Creyf (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, op 2 oktober 1998, vlak na de
rampzalige overstromingen van september, heeft de Mi-
nisterraad een wetsontwerp tot dekking van natuurram-
pen goedgekeurd. Het ontwerp werd voor dringend ad-
vies overgezonden naar de Raad van State. Hier eindigt
mijn verhaal.
In de pers heb ik vernomen dat de BVVO na een gesprek
met minister Demotte lof sprak over de dossierkennis van
de minister inzake verzekeringen en over zijn intentie om
de dekking tegen natuurrampen opnieuw bij te werken.
Mijnheer de minister, heeft de Raad van State een advies
verleend ? Is er een wetsontwerp ? Wat is de stand van
zaken in dit dossier ? We weten immers dat Belgie¨ om de
twee jaar wordt geconfronteerd met overstromingen. Dit
dossier sleept zich van overstroming tot overstroming.
De voorzitter : De minister heeft het woord.
Minister
Rudy
Demotte :
Mijnheer
de
voorzitter,
collega's, tijdens de vorige regeerperiode werd een wets-
ontwerp met betrekking tot de natuurrampen voorbereid.
Dit ontwerp werd voorgelegd aan de Ministerraad van
2 oktober 1998 en aan de Raad van State op 6 oktober.
De Raad van State heeft eerst nagegaan of het wel
degelijk om een verzekering ging. Sommigen meenden
dat het ging om hulp aan personen, een gemeenschaps-
materie. Na enkele weken werd van deze hypothese
afgestapt.
Vervolgens heeft de Raad van State zich vragen gesteld
over de overeenstemming van het ontwerp met het
Europees recht. Mijn voorganger heeft in mei 1998 een
vraag in die zin aan de Commissie gericht. Toen ik
minister werd, heb ik die vraag aan de Commissie
herhaald. Volgens mijn informatie bevinden we ons in
een vicieuze cirkel. Enerzijds, houdt de Raad van State
het ontwerp in beraad in afwachting van een Europees
advies; anderzijds, weigert de Commissie zich uit te
spreken over de ontwerpteksten. Ze beschouwt dit als
een inmenging in de Belgische bevoegdheden.
De problemen met het Europees recht hebben twee
oorzaken,
namelijk
het
monopolie
van
de
herverzekeringskas en het opgelegd tarief. Het ontwerp
bepaalt dat de verzekeraars verplicht zouden zijn zich te
18
HA 50
COM 048
23-11-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Rudy Demotte
herverzekeren bij e´e´n welbepaalde instelling. Tevens
staat in het ontwerp dat de premie voor natuurrampen bij
koninklijk besluit zou worden vastgelegd. Die twee bepa-
lingen hebben tot doel de gevolgen van een voorselectie
te vermijden. Het gaat hier om de voorwaarden tussen
alle verzekeraars en alle verzekerden. De twee ge-
noemde bepalingen zouden aanleiding geven tot proble-
men met het Europees recht. Bovendien is de Belgische
positie verzwakt sinds het ontwerp bij de Raad van State
is ingediend. De afwijkingen van het Europees recht
waren in feite gerechtvaardigd door de afwezigheid van
het marktaanbod. Dit is niet meer het geval wanneer een
grote onderneming aan alle klanten een dekking tegen
natuurrampen voorstelt. Zonder het antwoord van de
Europese Commissie af te wachten, heeft mijn kabinet
het ontwerp aangepast.
Een nieuwe tekst staat op het punt te worden afgewerkt.
De twee bepalingen die problemen veroorzaakten, wer-
den weggelaten. Andere wijzigingen werden met een
tweeledige bedoeling aangebracht. Enerzijds, wou men
een reeks vragen oplossen die zonder antwoord zijn
gebleven in het ontwerp van 1998, bijvoorbeeld de
criteria die een ramp bepalen. Anderzijds, wou men de
wet zo snel mogelijk in werking laten treden. Volgens de
laatste berichten zou de Europese Commissie een ad-
vies uitbrengen over de tekst van 1998. Zonder definitief
te zijn, zou dit advies ernstige twijfels kunnen omvatten.
Het is mijn bedoeling de Ministerraad zo snel mogelijk
een nieuw ontwerp voor te leggen.
De voorzitter : Mevrouw Simonne Creyf heeft het woord.
Mevrouw Simonne Creyf (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
ik dank de minister voor zijn zeer omstandig antwoord.
Het viel te verwachten dat een aantal punten het voor-
werp van discussie zouden uitmaken.
Mijnheer de minister, als ik het goed begrijp, ligt het
ontwerp van 1998 vooralsnog bij de Raad van State ? De
Raad van State heeft nog geen afgerond advies gegeven
dat ons ter beschikking kan worden gesteld ? Verder is er
een nieuw ontwerp. Hebt u dat ook voorgelegd aan de
Raad van State en de Europese Commissie ? Is het de
bedoeling dat het nieuwe ontwerp ook die weg volgt ?
Minister Rudy Demotte : Mevrouw, we wisten dat er nog
twee problemen bestonden. Die twee punten zijn uit de
tekst geschrapt. Normaal moet het zo werken.
Mevrouw Simonne Creyf (CVP) : Dan hoeft het inder-
daad niet opnieuw naar de Raad van State en de
Europese Commissie te worden gestuurd.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van mevrouw Simonne Creyf aan
de minister van Economie en Wetenschappelijk On-
derzoek over
de controle op de herverzekeraars
(nr. 442)
Question orale de Mme Simonne Creyf au ministre de
l'Economie et de la Recherche scientifique sur
le
contro
^ le sur les re´assureurs
De voorzitter : Mevrouw Simonne Creyf heeft het woord.
Mevrouw Simonne Creyf (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, in 1995 vermeldde toenmalig mi-
nister Di Rupo dat de controledienst voor verzekeringen
een voorontwerp van wet had voorbereid over de con-
trole op de herverzekeringsmarkt. Het werd toen op zijn
kabinet bestudeerd. Op onze herhaalde vragen kregen
wij steeds
binnen enkele maanden als antwoord. Deze
maanden zijn nu jaren geworden en nog is er geen wet
die de controle op de herverzekeraars regelt.
Op dit ogenblik kan iedereen zich herverzekeraar noe-
men.
Er
is
geen
enkel
toezicht.
Malafide
herverzekeringsmaatschappijen verschijnen op onze
markt en enkele jaren later verdwijnen ze, met alle
gevolgen van dien.
Herverzekeringsmaatschappijen die omwille van de wet-
geving in het buitenland geen voet aan de grond krijgen,
proberen het hier omdat hier geen enkele wetgeving
terzake bestaat.
Mijnheer de minister, wat is de stand van zaken in dit
dossier ? Is er al een voorontwerp van wet ? Wat mogen
wij binnen welke termijn van de minister verwachten ?
De voorzitter : De minister heeft het woord.
Minister Rudy Demotte : Mijnheer de voorzitter, geachte
collega's, mijn voorganger heeft inderdaad de controle-
dienst voor de verzekeringen gevraagd een wetsontwerp
betreffende de controle van de herverzekeraars voor te
bereiden.
Dit ontwerp werd op 21 oktober 1997 aan de commissie
voorgesteld. Er moet worden voorkomen dat weinig
ernstige of volledig oneerlijke bedrijven zich in Belgie¨
vestigen. De pers had op hetzelfde ogenblik melding
gemaakt
van
het
faillissement
van
drie
pseudo-
herverzekeraars.
Deze controledienst heeft haar werkzaamheden aange-
vat eind 1997. Ze baseerde zich op een ontwerp uit 1994.
Het voorstel werd voorgelegd aan de commissie voor de
verzekering in augustus 1998. De adviezen van deze
commissie en van de controledienst zijn eind januari
1999 op het kabinet van mijn voorganger toegekomen.
Het ontwerp werd besproken in een interkabinetten-
werkgroep, maar er werd op dit niveau geen akkoord
bereikt. Er werd fel kritiek geleverd, in het bijzonder door
HA 50
COM 048
19
23-11-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Rudy Demotte
de vertegenwoordigers van de ministers uit de partij van
het geachte lid. Men was van oordeel dat het ontwerp de
vrijheid van de ondernemingen te veel beperkte. Vooral
de bepaling inzake het aandeelhouderschap en het
minimumkapitaal veroorzaakte problemen. Het ontwerp
werd dus niet bekrachtigd vo´o´r de ontbinding van de
Kamers. Wel schijnt de markt vanaf dat ogenblik zelf-
regulerend op te treden. De aankondiging van het ont-
werp volstond blijkbaar. Het is mijn bedoeling dit ontwerp
opnieuw ter tafel te leggen. Toch is het voor mij niet van
prioritair belang.
De voorzitter : Mevrouw Simonne Creyf heeft het woord.
Mevrouw Simonne Creyf (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, ten eerste, de vraag rijst in welke
mate de controle op de herverzekeringsmaatschappijen
zal worden uitgevoerd. Misschien is het wel belangrijk dat
de herverzekeraars zelf vragende partij zijn voor een
regeling terzake, precies omdat de concurrentie oneerlijk
is, aangezien er hier geen wetgeving bestaat en in de
andere landen wel.
Ten tweede, de controle moet niet zeer uitgebreid en
verregaand
zijn.
Er
zijn
een
aantal
minimum-
voorwaarden, zoals de identificatie van de eigenaars, de
erkenning van het management en de indiening van de
gewaarborgde jaarrekeningen.
Als men een aantal van deze minimale voorwaarden zou
opleggen, was dit een stap in de goede richting.
De voorzitter : De minister heeft het woord.
Minister Rudy Demotte : Mijnheer de voorzitter, we
hebben gemerkt dat op dit ogenblik een soort auto-
regulering werkt. Zolang er zich geen problemen voor-
doen, kan de toestand blijven bestaan. Vandaar mijn idee
dat dit niet prioritair was. Als dit nodig zou blijken, zal ik
de wet als stok achter de deur te voorschijn halen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
- De openbare commissievergadering wordt gesloten
om 14.35 uur.
- La re´union publique de commission est leve´e
a` 14.35 heures.
20
HA 50
COM 048
23-11-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000