B
ELGISCHE
K
AMER VAN
VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
Handelingen
Annales
I
NTEGRAAL VERSLAG
VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN DE
C
OMPTE RENDU INTÉGRAL
DE LA RÉUNION PUBLIQUE DE LA
COMMISSIE VOOR DE
S
OCIALE
Z
AKEN
COMMISSION DES
A
FFAIRES SOCIALES
VAN
DU
17-11-1999
17-11-1999
HA 50
COM 046
HA 50
COM 046
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
2
HA 50
COM 046
AGALEV-ECOLO
:
Anders gaan leven / Ecologistes conférés pour l'Organisation de luttes originales
CVP
:
Christelijke Volkspartij
FN
:
Front National
PRL FDF MCC
:
Parti Réformateur libéral - Front démocratique francophone - Mouvement du citoyens pour le changement
PS
:
Parti socialiste
PSC
:
Parti social-chrétien
SP
:
Socialistische Partij
VLAAMS BLOK
:
Vlaams Blok
VLD
:
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
:
Volksunie & ID21
Abréviations dans la numérotation des publications :
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
DOC 50 0000/00 : Documents parlementaires de la 50e
DOC 50 0000/00 : Parlementaire documenten van de 50e zittingsperiode +
législature, suivi du n° et dy n° consécutif
het nummer en het volgnummer
QRVA
: Question et Réponses écrites
QRVA
: Schriftelijke Vragen en Antwoorden
HA
: Annales (Compte Rendu intégral)
HA
: Handelingen (Beknopt Verslag)
CRA
: Compte Rendu Analitique
BV
: Beknopt Verslag
PLEN
: Séance plénière
PLEN
: Plenum vergadering
COM
: Réunion de commission
COM
: Commissievergadering
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Officiele publicaties, van de Kamer van volksvertegenwoordigers
Commandes :
Bestellingen :
Place de la Nation, 1008 Bruxelles
Natieplein, 1008 Brussel
Fax : 02/549 82 60
Fax : 02/549 81 60
Tél. : 02/549 82 74
Tel. : 02/549 82 74
www.laChambre.be
www.deKamer.be
e-mail : aff.generales@laChambre.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Inhoud
Woensdag 17 november 1999
COMMISSIE VOOR DE SOCIALE ZAKEN
-
COM 046
Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu en aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over
de associatie van ziekenhuizen
(nr. 303)
(Het antwoord werd verstrekt door de minister van Sociale
Zaken en Pensioenen)
5
sprekers : Jo Vandeurzen, Frank Vandenbroucke,
minister van Sociale Zaken en Pensioenen
Mondelinge vraag van mevrouw Trees Pieters aan de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
het
verstrekken van geneesmiddelen door dokters van wacht
(nr. 314)
6
sprekers : Trees Pieters, Frank Vandenbroucke,
minister van Sociale Zaken en Pensioenen
Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen aan de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen en aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over
het handhavingsbeleid met betrekking tot
de ziekenhuizen
(nr. 340)
(Het antwoord werd verstrekt door de minister van Sociale
Zaken en Pensioenen)
7
sprekers : Jo Vandeurzen, Frank Vandenbroucke,
minister van Sociale Zaken en Pensioenen
Mondelinge vraag van mevrouw Greta D'Hondt aan de
minister
van
Sociale
Zaken
en
Pensioenen
over
de bijdrageverminderingen (nr. 326)
9
sprekers : Greta D'Hondt, Frank Vandenbroucke,
minister van Sociale Zaken en Pensioenen
Mondelinge vraag van mevrouw Greta D'Hondt aan de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
de
selectieve welvaartaanpassingen inzake pensioenen
(nr. 327)
10
sprekers : Greta D'Hondt, Frank Vandenbroucke,
minister van Sociale Zaken en Pensioenen
Mondelinge vraag van de heer Luc Goutry aan de minister
van Sociale Zaken en Pensioenen over
de besluiten in
uitvoering van de zogenaamde Pax Medica
(nr. 329)
12
sprekers : Luc Goutry, Frank Vandenbroucke, minis-
ter van Sociale Zaken en Pensioenen
Mondelinge vraag van de heer Luc Goutry aan de minister
van Sociale Zaken en Pensioenen over
het statuut van
de podiumkunstenaars
(nr. 335)
12
sprekers : Luc Goutry, Frank Vandenbroucke, minis-
ter van Sociale Zaken en Pensioenen
Sommaire
Mercredi 17 novembre 1999
COMMISSION DES AFFAIRES SOCIALES - COM 046
Question orale de M. Jo Vandeurzen a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement et au ministre des Affaires sociales et des
Pensions sur
l'association d'ho^pitaux (n° 303)
(La re´ponse a e´te´ donne´e par le ministre des Affaires
sociales et des Pensions)
5
orateurs : Jo Vandeurzen, Frank Vandenbroucke,
ministre des Affaires sociales et des Pensions
Question orale de Mme Trees Pieters au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur
la prescription de
me´dicaments par les me´decins de garde
(n° 314)
6
orateurs : Trees Pieters, Frank Vandenbroucke,
ministre des Affaires sociales et des Pensions
Question orale de M. Jo Vandeurzen au ministre des
Affaires sociales et des Pensions et a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement sur
la politique de sanctions concernant
les ho^pitaux
(n° 340)
(La re´ponse a e´te´ donne´e par le ministre des Affaires
sociales et des Pensions)
7
orateurs : Jo Vandeurzen, Frank Vandenbroucke,
ministre des Affaires sociales et des Pensions
Question orale de Mme Greta D'Hondt au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur
les re´ductions de
cotisations
(n° 326)
9
orateurs : Greta D'Hondt, Frank Vandenbroucke,
ministre des Affaires sociales et des Pensions
Question orale de Mme Greta D'Hondt au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur
les adaptations
se´lectives des pensions au bien-e^tre
(n° 327)
10
orateurs : Greta D'Hondt, Frank Vandenbroucke,
ministre des Affaires sociales et des Pensions
Question orale de M. Luc Goutry au ministre des Affaires
sociales et des Pensions sur
les arre^te´s pris en exe´cution
de la 'pax medica'
(n° 329)
12
orateurs :
Luc
Goutry,
Frank
Vandenbroucke,
ministre des Affaires sociales et des Pensions
Question orale de M. Luc Goutry au ministre des Affaires
sociales et des Pensions sur
le statut des artistes de
spectacle
(n° 335)
12
orateurs :
Luc
Goutry,
Frank
Vandenbroucke,
ministre des Affaires sociales et des Pensions
HA 50
COM 046
3
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Mondelinge vraag van de heer Bruno Van Grootenbrulle
aan de minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
de tegemoetkoming voor hulp aan derden in het
invaliditeitsstelsel
(nr. 354)
14
sprekers : Bruno Van Grootenbrulle, Frank Vanden-
broucke, minister van Sociale Zaken en Pensioenen
Mondelinge vraag van de heer Daniel Bacquelaine aan de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
de
terugbetaling door de verzekering voor geneeskundige
verzorging van extramurale ambulante heelkundige ver-
strekkingen
(nr. 412)
16
sprekers : Daniel Bacquelaine, voorzitter van de PRL
FDF MCC-fractie, Frank Vandenbroucke, minister van
Sociale Zaken en Pensioenen
Mondelinge vraag van mevrouw Joe¨lle Milquet aan de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
de
follow-up van de door de vorige regering aangegane
verbintenissen om bepaalde moeilijkheden te verhelpen
die worden ondervonden door gezinnen waarvan een kind
kanker heeft
(nr. 395)
17
sprekers : Joe¨lle Milquet, Frank Vandenbroucke,
minister van Sociale Zaken en Pensioenen
Mondelinge vraag van de heer Yves Leterme aan de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
de
terugbetaling van dringende medische hulpverlening op
Frans grondgebied
(nr. 319)
19
sprekers : Yves Leterme, Frank Vandenbroucke,
minister van Sociale Zaken en Pensioenen
Question orale de M. Bruno Van Grootenbrulle au ministre
des Affaires sociales et des Pensions sur
l'allocation pour
l'aide de tiers dans le re´gime de l'invalidite´
(n° 354)
14
orateurs : Bruno Van Grootenbrulle, Frank Vanden-
broucke, ministre des Affaires sociales et des Pensions
Question orale de M. Daniel Bacquelaine au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur
le remboursement
par l'assurance soins de sante´ des prestations de chirur-
gie ambulatoire extra-hospitalie`re
(n° 412)
16
orateurs : Daniel Bacquelaine, pre´sident du groupe
PRL FDF MCC, Frank Vandenbroucke, ministre des
Affaires sociales et des Pensions
Question orale de Mme Joe¨lle Milquet au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur
le suivi des enga-
gements pris par le gouvernement pre´ce´dent en vue de
reme´dier a` certaines difficulte´s rencontre´es par des famil-
les dont un enfant est atteint du cancer
(n° 395)
17
orateurs : Joe¨lle Milquet, Frank Vandenbroucke,
ministre des Affaires sociales et des Pensions
Question orale de M. Yves Leterme au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur
le remboursement
de l'aide me´dicale urgente dispense´e sur le territoire
franc¸ais
(n° 319)
19
orateurs : Yves Leterme, Frank Vandenbroucke,
ministre des Affaires sociales et des Pensions
4
HA 50
COM 046
17-11-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
COMMISSION DES AFFAIRES SOCIALES
COMMISSIE VOOR DE SOCIALE ZAKEN
RE
´ UNION PUBLIQUE DU
MERCREDI 17 NOVEMBRE 1999
OPENBARE VERGADERING VAN
WOENSDAG 17 NOVEMBER 1999
De vergadering wordt geopend om 14.10 uur door de
heer Joos Wauters, voorzitter.
La re´union est ouverte a` 14.10 heures par M. Joos
Wauters, pre´sident.
Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid
en Leefmilieu en aan de minister van Sociale Zaken
en Pensioenen over
de associatie van ziekenhuizen
(nr. 303)
(Het antwoord zal worden verstrekt door de minister
van Sociale Zaken en Pensioenen)
Question orale de M. Jo Vandeurzen a` la ministre de
la Protection de la consommation, de la Sante´ publi-
que et de l'Environnement et au ministre des Affaires
sociales et des Pensions sur
l'association d'ho^pi-
taux
(La re´ponse sera donne´e par le ministre des Affaires
sociales et des Pensions)
De voorzitter : De heer Jo Vandeurzen heeft het woord.
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, er werd een koninklijk besluit uitge-
vaardigd dat de associatie van ziekenhuizen invoert in
het concept van onze gezondheidszorg.
Via een dergelijk uitstekend idee worden ziekenhuizen
gestimuleerd om gemeenschappelijke diensten van on-
der andere logistieke, farmaceutische en verpleegkun-
dige aard, uit te baten.
Een dergelijke associatie kan al dan niet worden aange-
gaan als rechtspersoon, louter op contractuele basis.
Oorspronkelijk stipuleerde het koninklijk besluit dat de
activiteiten op e´e´n vestigingsplaats moesten plaatsvin-
den, tenzij in de door het koninklijk besluit bepaalde
uitzonderlijke gevallen.
Later werd dit koninklijk besluit zo gewijzigd dat de
uitzonderingen de algemene regel werden, in die zin dat
de erkende activiteiten op meerdere vestigingsplaatsen
konden worden uitgeoefend, mits aan de gestelde voor-
waarden te voldoen en met voorbehoud van minimaal
opgelegde activiteitenniveaus.
Gezien de dynamiek op het terrein schept zulks uiteraard
de mogelijkheid een aantal diensten te ontdubbelen en
onder een en dezelfde erkenning te exploiteren. Dit is
zeker en vast ook het geval bij IVS-centra, vermits de
Vlaamse minister op dat vlak in het verleden toezeggin-
gen deed.
Mijnheer de minister, is een concept dat ontdubbeling
van de diensten mogelijk maakt wel een wenselijke
juridische constructie ?
Reeds een tijd geleden diende ik een wetsvoorstel in om
de zorgenassociatie juridisch te erkennen en rechtsper-
soonlijkheid eraan te verlenen, precies om een structu-
rele en logische oplossing te bieden die ook op het terrein
als positief wordt beschouwd en wordt aanvaard en die
zich niet alleen situeert binnen het enge kader van
programmatie en erkenningsnormen.
Mijnheer de minister, kan het koninklijk besluit waarvan
sprake volgens u worden gehandhaafd ? Meent u niet
dat er maatregelen moeten worden genomen om het
probleem van de ontdubbeling van de diensten tegen te
gaan ?
De voorzitter : De minister heeft het woord.
Minister Frank Vandenbroucke : Mijnheer de voorzitter,
collega's, de problematiek waarnaar de spreker verwijst
is niet alleen een technische kwestie maar eveneens een
gevoelige materie.
De wetgeving inzake fusies en associaties werd opge-
steld om via juridische samenwerkingsverbanden een
meerwaarde te cree¨ren. Deze meerwaarde heeft niet
alleen te maken met de kostenbeheersing via schaalver-
groting maar ook met de kwaliteit van de dienstverlening
en de medische zorg. Voor vele diensten, zeker voor
HA 50
COM 046
5
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Frank Vandenbroucke
medisch-technische diensten, is het activiteitenniveau
een belangrijke determinant voor de kwaliteit van de zorg
omdat het activiteitenniveau mee bepalend is voor de
opbouw en het behoud van de nodige specifieke exper-
tise.
Het koninklijk besluit van 23 juni 1998 heeft op ingrij-
pende wijze artikel 6 van het basisbesluit - het koninklijk
besluit van 25 april 1997 - gewijzigd. Deze wijziging laat
toe dat elk onderdeel van het voorwerp van een associ-
atie zich op meerdere vestigingsplaatsen kan bevinden.
Op elke vestigingsplaats moet volledig aan al de normen
worden voldaan, met uitzondering van het opgelegde
minimale activiteitenniveau dat voor tweederden moet
worden voldaan.
Het is echter gebleken dat deze restricties voor de
ziekenhuizen geen drempel vormen om nieuwe diensten
en programma's in associaties op te zetten en uit te
baten in een onterechte toepassing van het koninklijk
besluit van 23 juni 1998.
Ik wijs erop dat de wetgever inzake associaties duidelijk
de bestaande zorgprogramma's en diensten op het oog
had.
De interpretatie van de recente wetgeving inzake asso-
ciaties kan leiden tot een onnodige verspreiding van
vooral medisch-technische en dure diensten. Het brengt
niet alleen een belangrijke meerkost mee maar leidt
eveneens tot de omzeiling van de bestaande program-
matiecriteria. Door de onnodige verspreiding vinden de
activiteiten te gefragmenteerd plaats. Dit is nadelig voor
de kwaliteit van de geleverde zorg.
Mijnheer de voorzitter, collega's, ik ben me ten volle
bewust van de problematiek die ik reeds heb aangekaart
op een congres over het ziekenhuiswezen. Op dit ogen-
blik zoek ik samen met de minister van Volksgezondheid
naar wegen om inzake aanbodbeheersing de klemtoon
opnieuw te leggen op de samenwerking en de comple-
mentariteit. Alle aandacht moet opnieuw naar de be-
staande diensten gaan. Creatie van onverantwoorde en
onnodige nieuwe diensten en zorgprogramma's zal wor-
den voorkomen.
De voorzitter : De heer Jo Vandeurzen heeft het woord.
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
ik dank de minister voor zijn antwoord.
Ik ben me ervan bewust dat deze problematiek in een
breder debat over volksgezondheid technisch niet al te
veel passies doet oplaaien. Als men het aanbod dat
reeds zeer ruim is, wilt beheersen, kan men beter pro-
actief optreden en voorkomen dat de problemen groter
worden dan post factum te moeten bestraffen.
Er zullen heel wat juridische discussies losbreken over
de verworven rechten.
Mijnheer de minister, ik dring erop aan mijn wetsvoorstel
te onderzoeken. Als men de betrokken actoren kan
overhalen gezamenlijk financieel risico te nemen zal het
gezond verstand op het terrein zegevieren en zullen de
partners rationele beslissingen nemen. Op dit ogenblik
zijn de zorgassociaties een formeel juridische en dikwijls
virtuele constructie. Voor de financiering van de activitei-
ten werken de ziekenhuizen gewoon door alsof er gen
associatie is. Dit cree¨ert een financie¨le stimulans om een
juridische structuur te vinden.
Een ander probleem zijn de fusieziekenhuizen met meer-
dere campussen. Het debat mag niet alleen handelen
over ziekenhuizen die een associatie aangaan maar ook
over ziekenhuizen met meerdere campussen met een
aantal identieke activiteiten. Het wordt moeilijk om het
onderscheid te maken tussen een ziekenhuisassociatie
en een ziekenhuis met twee campussen dat identiek
dezelfde activiteiten kan organiseren. Men zal moeten
onderzoeken of de erkenning kan worden verbonden aan
een bepaling inzake de sites.
Dit is geen debat oppositie-meerderheid maar een debat
van logisch denken. Ik hoop hierop de volgende maan-
den te kunnen terugkomen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van mevrouw Trees Pieters aan de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
het
verstrekken van geneesmiddelen door dokters van
wacht
(nr. 314)
Question orale de Mme Trees Pieters au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur
la prescription
de me´dicaments par les me´decins de garde
De voorzitter : Mevrouw Trees Pieters heeft het woord.
Mevrouw Trees Pieters (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, de invoering van de SIS-kaart, die
in de loop van het jaar 2000 voor iedereen verplicht zal
zijn en die de bestaande kleefvignetten op voorschriften
volledig zal vervangen, biedt het voordeel dat alle gege-
vens van een patie¨nt worden gecentraliseerd. Dit is zeker
toe te juichen.
In de artsenkrant lees ik evenwel dat het gebruik van de
SIS-kaart een aantal problemen met zich brengt, in het
bijzonder voor de artsen met wachtdienst. Het gebeurt
vaak dat een dokter van wacht bij een oproep een
bepaald geneesmiddel ter beschikking stelt van zijn
patie¨nt en pas later, bijvoorbeeld bij een huisbezoek, het
remgeld ontvangt. Nadien kan hij met het voorschrift,
voorzien van een kleefbriefje, het product recupereren bij
6
HA 50
COM 046
17-11-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Trees Pieters
de apotheker. Wanneer de SIS-kaart zal worden gebruikt
en de kleefvignetten volledig verdwenen zullen zijn, zal
dit niet meer mogelijk zijn en zal de arts volledig afhan-
kelijk zijn van de goodwill van zijn patie¨nt.
Een bijkomend probleem is dat de arts gedurende zijn
wachtdienst veelal te maken heeft met patie¨nten die hem
onbekend zijn of niet tot zijn trouwe patie¨nten behoren.
Ofwel is de patie¨nt eerlijk en zal hij het geneesmiddel
achteraf met een voorschrift bij de apotheek halen en
terugbezorgen aan de betrokken arts - in dat geval is er
geen probleem -, ofwel laat de patie¨nt na dit te doen en
dan zal de arts zijn geld niet kunnen recupereren. Om
alsnog zijn geld te recupereren, bestaat de mogelijkheid
dat de arts een voorschrift maakt en het product verkrijgt
met zijn eigen SIS-kaart of, erger nog, dat hij een
voorschrift maakt op naam van een ander patie¨nt die
daarmee instemt.
Mijnheer de minister, ziet u enige mogelijkheid om dit
probleem te verhelpen ?
De voorzitter : De minister heeft het woord.
Minister Frank Vandenbroucke : Mijnheer de voorzitter,
mevrouw Pieters, ik stel met genoegen vast dat u de
invoering van de SIS-kaart toejuicht en er de voordelen
van onderkent. Er zijn inderdaad een aantal problemen
van praktische aard verbonden aan het gebruik van de
SIS-kaart.
Mevrouw Pieters, ik wens erop te wijzen dat het voor-
beeld dat u aanhaalt slechts in uitzonderlijke gevallen
wordt toegestaan. De huidige wetgeving, die onder de
bevoegdheid van minister Aelvoet valt, bepaalt dat de
arts slechts in dringende gevallen zelf geneesmiddelen
mag afleveren. De arts heeft terzake niet veel vrijheid.
Toch is het zo, dat in die uitzonderlijke gevallen en
bijvoorbeeld ook wanneer iemand als gevolmachtigde
geneesmiddelen gaat afhalen voor een patie¨nt, gedrags-
veranderingen van de patie¨nten, apothekers en artsen
worden verwacht bij de invoering van de SIS-kaart.
De SIS-kaart moet ertoe bijdragen dat de ziekteverzeke-
ring als een waardevol instrument wordt beschouwd,
waarvan niet iedereen te pas en te onpas gebruik kan
maken. Dat systeem kan alleen werken indien correcte
afspraken worden gemaakt tussen de verschillende be-
trokkenen.
Ik ben mij wel bewust van het feit dat een gedrags-
wijziging zal moeten worden teweeggebracht in een
aantal uitzonderlijke situaties waarvoor wij niet meteen
kunnen legifereren. In het concrete geval dat door u
wordt aangehaald, bestaat de enige juiste aanpak erin
dat de patie¨nt naar de apotheker van zijn keuze gaat en
het geneesmiddel aan de arts terugbezorgt.
Ik besef dat dit voor u een niet heel bevredigend ant-
woord is, maar volgens mij is het wel het correcte
antwoord.
De voorzitter : Mevrouw Trees Pieters heeft het woord.
Mevrouw Trees Pieters (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, dit feit zal zich slechts uitzonderlijk
voordoen. Het zal waarschijnlijk slechts gebeuren wan-
neer de dokter van wacht is en 's nachts patie¨nten op
bezoek krijgt die moeilijkheden hebben om een apothe-
ker te vinden. Doch, naast alle voordelen die de SIS-
kaart biedt, moet men toch rekening houden met even-
tuele achterpoortjes. Het is onze taak te proberen die te
sluiten.
Mijnheer de minister, ik neem genoegen met uw ant-
woord. Ik verzoek u uw onderzoek te willen voortzetten,
zodat het geheel sluitend wordt.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen aan de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen en aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid
en Leefmilieu over
het handhavingsbeleid met be-
trekking tot de ziekenhuizen
(nr. 340)
(Het antwoord zal worden verstrekt door de minister
van Sociale Zaken en Pensioenen)
Question orale de M. Jo Vandeurzen au ministre des
Affaires sociales et des Pensions et a` la ministre de
la Protection de la consommation, de la Sante´ publi-
que et de l'Environnement sur
la politique de sanc-
tions concernant les ho
^ pitaux
(La re´ponse sera donne´e par le ministre des Affaires
sociales et des Pensions)
De voorzitter : De heer Jo Vandeurzen heeft het woord.
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, in een debat over de
uitgaven voor de gezondheidszorg zou er ook plaats
moeten worden gemaakt voor een visie op het
handhavingsbeleid. Het is wat minimalistisch als dit in de
vorm van een vraag moet worden behandeld. Het begrip
handhavingsbeleid wordt met betrekking tot de volksge-
zondheid niet dikwijls gebruikt, hoewel het integraal deel
uitmaakt van een coherent overheidsoptreden. Met deze
vraag wil ik een aanzet geven om dat debat te voeren.
In ons land zijn er heel wat concepten in verband met de
gezondheidszorg. Denk maar aan programmatie- en
erkenningsnormen. Er wordt ook heel wat op poten gezet
HA 50
COM 046
7
17-11-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jo Vandeurzen
om gegevens te registreren en uit te wisselen. Als het
over de Gemeenschappen gaat, dient men dat uitwisse-
len van gegevens weliswaar tussen aanhalingstekens te
plaatsen. Volksgezondheid en Riziv zijn immers niet altijd
zo transparant. Ik heb gemerkt dat het consequent doen
naleven van dit alles in de praktijk niet zo eenvoudig is. In
de ziekenhuiswet staan een aantal bepalingen die be-
trekking hebben op het sanctioneren, bijvoorbeeld de
bepalingen van artikel 64 van de wet op de ziekteverze-
kering. Verder zijn er nog de inspectiediensten van de
Gemeenschappen.
Toch heb ik de indruk dat de Gemeenschappen, het
ministerie van Volksgezondheid en het Riziv, vaak naar
elkaar verwijzen als het erop aankomt te zeggen wie
moet optreden, het proces-verbaal opstellen en de vol-
gende stappen zetten. Uiteraard moet men handhaven
wat kan worden gehandhaafd. Als de overheid het nalaat
om nieuwe medische technologie proactief toe te laten
en daardoor bijna ethische vragen cree¨ert, dan schept
dat een gigantische handhavingsprobleem. De partners
moeten echter goed afspreken wie instaat voor welke
vormen van handhaving. Wie zorgt ervoor dat er geen
medische technische akten gefinancierd worden of ere-
lonen gegenereerd worden in niet-erkende diensten ?
Wie doet de vaststellingen binnen en buiten de zieken-
huizen ?
Mijnheer de minister, is er op dit ogenblik in verband met
het handhavingsbeleid sprake van een goede taakverde-
ling die iedereen accepteert ? Wie doet de vaststellingen,
zowel in als buiten de ziekenhuizen ? U weet dat zich al
een groot nieuw debat aankondigt over een aantal zaken
die vroeger in ziekenhuizen werden gedaan maar nu zo
routineus worden dat ze ook buiten ziekenhuizen kunnen
worden uitgevoerd. Wie staat in voor een adequate
reactie en het doen respecteren van die normen, zowel
wat het financieren ervan betreft als inzake het gebruik
maken van bepaalde infrastructuur ?
De voorzitter : De minister heeft het woord.
Minister Frank Vandenbroucke : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer Vandeurzen, ingevolge de bijzondere wet van 8
augustus 1980 zijn de gemeenschappen bevoegd voor
het beleid betreffende de zorgverstrekking in en buiten
de verpleeginrichtingen, met uitzondering van, onder
meer, de erkenningsnormen, de programmatie en de
financiering. Geruchten dat toestellen gee¨xploiteerd wor-
den in diensten voor medische beeldvorming zonder aan
de normen te voldoen, doen inderdaad de ronde. Deze
problematiek was in de breedte ook reeds in de vorige
legislatuur bekend.
Sinds geruime tijd laten wijzigingen in de reglementering
toe dat bijkomende toestellen worden gee¨xploiteerd. Met
het oog op het beantwoorden aan de ree¨le behoeften
werd via een wijziging in de normering en het instellen
van een programmatie onder meer een kader gecree¨erd,
waardoor bijkomende magnetische resonantietomogra-
fen met ingebouwd elektronisch telsysteem kunnen wor-
den opgesteld in ziekenhuizen waar een daadwerkelijke
noodzaak bestaat. Het lijkt mij niet zo opportuun om
tijdens de desbetreffende erkenningsprocedures zelf een
soort van jacht te maken op de zogenaamd zwarte
toestellen. Beter wordt een meer systematisch overleg
met de betrokken gemeenschappen en ook met de
verantwoordelijken van het RIZIV georganiseerd, naar
mijn mening.
De voorzitter : De heer Jo Vandeurzen heeft het woord.
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, eerlijk gezegd had ik het niet over
die toestellen. Natuurlijk ken ik de uitbreiding van de
programmatie en wat u zegt is logisch en coherent. Wat
het genoemde toestel betreft, had men hier reeds vroe-
ger toe moeten overgaan. Dan was heel de heisa over de
geloofwaardigheid van het beleid vermeden, maar dat is
een andere discussie.
Ik wil het iets breder stellen. Het gaat namelijk ook over
ambulante scanners en over hartcatharisatiediensten,
waar ook prestaties voor kunnen worden verricht. Ik wil
hier geen specifieke anekdotes aanhalen, maar uit de
vorige legislatuur weet ik dat op de vraag wie er nu
bevoegd is voor het uitvoeren van inspecties buiten de
ziekenhuismuren, de Vlaamse Gemeenschap pertinent
meende hiervoor niet bevoegd te zijn. De federale minis-
ters van Volksgezondheid en Sociale Zaken uit de vorige
legislatuur namen aan dat dit wel iets voor de gemeen-
schappen was. Ik vind dat er consensus moet bestaan
over de vraag wie gemandateerd is om vaststellingen te
doen en wie dan wordt geacht te reageren, zowel inzake
het financieren van activiteiten met erelonen die er daar
kunnen zijn, als inzake de erkenning. In die zin is het
antwoord van de minister niet echt relevant. Het gaat niet
over een probleem dat nu wordt opgelost omdat men de
programmatie uitbreidt. Het gaat er wel over of nu
vaststaat wie er moet optreden. Het gaat immers over
veel andere zaken dan het toestel dat door de minister
werd vernoemd.
Ik stel de vraag niet in een polemische vorm. Ik had er de
voorkeur aan gegeven dat de minister antwoordde dat
buiten de ziekenhuizen, bijvoorbeeld de gemeenschap-
pen geacht worden op te treden.
Minister Frank Vandenbroucke : Ik stel voor dat we
daarop nog eens terugkomen. Stel me dus nogmaals de
vraag, zodat ik preciezer kan antwoorden.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
8
HA 50
COM 046
17-11-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
voorzitter
Mondelinge vraag van mevrouw Greta D'Hondt aan
de minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
de bijdrageverminderingen (nr. 326)
Question orale de Mme Greta D'Hondt au ministre
des Affaires sociales et des Pensions sur
les re´duc-
tions de cotisations
De voorzitter : Mevrouw Greta D'Hondt heeft het woord.
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, het doel van mijn vraag is grotere
duidelijkheid te bekomen over de verhouding tussen de
Maribel en de sociale Maribel en het engagement dat
terzake werd genomen. Tijdens de vorige legislatuur was
er een akkoord dat van de 108 miljard frank die toen was
ingeschreven, een voorafname ten belope van 12,2%
zou gebeuren ten gunste van de social profit sector.
Daarbovenop kwam de sociale Maribel. Mijn vraag is of
in het verhoogde bedrag dat de regering heeft aangekon-
digd, bovenop de 108 miljard frank waartoe men zich
reeds had gee¨ngageerd, eveneens 12,2% wordt voorbe-
houden voor de social profit sector.
Mijnheer de minister, toen ik deze vraag voorbereidde
had ik daaromtrent geen enkele zekerheid. Ondertussen
heb ik een kopie gekregen van een brief die uw collega
van Volksgezondheid heeft verstuurd, waaruit blijkt dat
de regering het engagement zou hebben dat binnen de
structurele bijdrageverminderingen voor het jaar 2000,
12,2% voorbehouden blijft voor de non-profit sector. Als u
dit bevestigt krijgt de non-profit sector het equivalent van
1,5 miljard frank waartoe men zich reeds had gee¨nga-
geerd en 12,2%, niet alleen berekend op de 108 miljard
frank die de vorige legislatuur had vooropgesteld, maar
ook op het bijkomende bedrag. Klopt deze interpretatie
inzake de toekenning van de lastenverlaging aan de
social profit sector ?
De voorzitter : De minister heeft het woord.
Minister Frank Vandenbroucke : Mijnheer de voorzitter,
mevrouw D'Hondt, u had eigenlijk schriftelijk een veel
uitgebreidere vraag ingediend. Ik had dienaangaande
allerlei interessante dingen te vertellen.
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Ik heb die andere
vragen niet willen stellen omdat ik vermoed dat ze aan
bod zullen komen als wij uw beleidsnota bespreken.
Minister Frank Vandenbroucke : Kunnen we deze vraag
dan ook niet op dat moment bespreken ?
Ik kan de afspraken die al min of meer zijn gemaakt, nu
toelichten, maar het precieze uitzicht van de operatie die
we wensen uit te voeren inzake de structurele lasten-
vermindering, gaat uitvoerig aan bod komen bij de be-
spreking van de Programmawet, wat volgende week
gebeurt.
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Mijn vraag is heel
concreet. Toen ik ze indiende, was ik nog niet van alle
elementen op de hoogte. Ondertussen heb ik een kopie
gekregen van de brief van minister Aelvoet.
Minister Frank Vandenbroucke : Ik heb die brief nog niet
gezien.
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : De brief dateert van
29 oktober, dus nadat ik mijn vraag had ingediend. De
minister zegt erin dat voor het jaar 2000 12,2% is
voorbehouden voor de non-profit sector.
Minister Frank Vandenbroucke : Ik vraag mij af of
inzake de interpretatie daarvan geen onduidelijkheid
bestaat. Ik stel voor dat wij hierop terugkomen bij het
debat over de Programmawet. Gaat u daarmee ak-
koord ?
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Ik krijg dus geen ant-
woord vandaag ?
Minister Frank Vandenbroucke : Nee. U stelt mij een
uitgebreide vraag. In mijn antwoord zou ik stelselmatig
moeten verwijzen naar de Programmawet. U brengt nu
dit ene punt naar voren.
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Mijnheer de minister,
het derde punt in de vraag die ik u had overgemaakt
handelde duidelijk over de non-profit sector. Ik wou mij
beperken tot dit onderdeel van de vraag omdat dit
probleem de sector bezighoudt. Komt de non-profit sec-
tor al dan niet in aanmerking voor de bijkomende vermin-
dering van 24,3 miljard frank ? Ik denk dat die vraag heel
duidelijk is.
De voorzitter : Mevrouw D'Hondt, u hebt gelijk om uw
vraag te stellen maar ik merk dat de minister niet op de
hoogte is van het schrijven van zijn collega.
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Ik wil de minister graag
die brief bezorgen. Er is daar geen enkel geheim rond.
Als de brief circuleert, zullen ook anderen hem hebben
en ik niet alleen. Ik ken de datum van de bespreking van
de programmawetten echter niet en ik zou graag zo vlug
mogelijk een antwoord hebben.
Minister Frank Vandenbroucke : Ik engageer mij ertoe
dat ik bij de bespreking van de sociale programmawet
volgende week hoe dan ook zal antwoorden op uw vraag.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
HA 50
COM 046
9
17-11-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Mondelinge vraag van mevrouw Greta D'Hondt aan
de minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
de selectieve welvaartaanpassingen inzake pen-
sioenen
(nr. 327)
Question orale de Mme Greta D'Hondt au ministre
des Affaires sociales et des Pensions sur
les adap-
tations se´lectives des pensions au bien-e^tre
De voorzitter : Mevrouw Greta D'Hondt heeft het woord.
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, artikel 16 van de wet tot
modernisering van de sociale zekerheid en de vrijwaring
van de pensioenen voorziet in een selectieve toekenning
van welvaartverhoging aan de gepensioneerde werkne-
mers.
In dezelfde commissie hebben wij gedebatteerd over de
fameuze kaderwetten en ik moet u, mijnheer de minister,
niet overtuigen van de noodzaak om maatregelen te
nemen om de legitimiteit van de wettelijke pensioenen
ook in de toekomst te verzekeren.
Samen met ons was u mede-indiener van amendemen-
ten die deze legitimiteit verzekerden. Enerzijds was er de
toekomstige aanpassing van het loonplafond, anderzijds
was er voor de huidige en toekomstige gepensioneerden
een selectieve welvaartaanpassing omdat wij op dat
moment niet over de budgettaire ruimte beschikten om
dit niet-selectief te doen en omdat wellicht principie¨le
redenen konden worden aangevoerd voor selectiviteit.
De toepassing van die welvaartvastheid is dit jaar in
beperkte mate ingevoerd, met name de fameuze 0,5%.
Dit is natuurlijk heel weinig. Op dit ogenblik neemt u
maatregelen om de laagste pensioenen met een min of
meer forfaitair bedrag te verhogen, een meeruitgave van
3,5 miljard in 2000 en 7 miljard in 2001.
De toepassing van de 0,5% midden dit jaar werd
op 800 miljoen geraamd en zou op jaarbasis neerkomen
op 1,6 miljard frank.
Als ik dat vergelijk met de uitgaven die u voorstelt om de
laagste pensioenen te verhogen, betekent dit viermaal de
vorige uitgave.
Persoonlijk vind ik het heel belangrijk dat in de wetgeving
op de vrijwaring van het wettelijk pensioenstelsel een
welvaartbinding vermeld stond, waardoor de gepensio-
neerden de zekerheid hadden niet van begroting tot
begroting afhankelijk te zijn voor de aanpassing van hun
pensioen.
Een mechanisme van - weliswaar selectieve - welvaart-
aanpassing biedt immers een garantie. Temeer omdat bij
de huidige maatregel, waarbij de laagste pensioenen
terecht met 1000 frank worden verhoogd, het pensioen
duidelijk niet de enige vorm van inkomen is. In het kader
van de beleidsbrief kom ik hier trouwens nog op terug.
Mijn vraag is dus waarom u niet het in de wet ingeschre-
ven instrument van de welvaartaanpassing hebt gebruikt
en de 0,5 van de vorige keer niet substantieel hebt
verhoogd ? Budgettair kon u immers 1,5% hebben toe-
gepast, terwijl uw maatregel nu minder legitimiteit krijgt.
De voorzitter : De minister heeft het woord.
Minister Frank Vandenbroucke : Mijnheer de voorzitter,
mevrouw D'Hondt heeft een heel belangrijke discussie
aangesneden. Er moeten keuzes worden gemaakt. Ik
weet nog heel goed wat wij destijds in de kaderwetgeving
samen hebben verdedigd. Met betrekking tot de pensioe-
nen hebben wij gezegd dat wij het wettelijke pensioen-
stelsel prioritair wilden stellen, dat we daarom geregeld
selectieve welvaartsaanpassingen wilden doen en dat
we de pensioenplafonds willen verhogen. U zult vastge-
steld hebben dat dit in het regeerakkoord letterlijk is
overgenomen, wat voor mij uiteraard geen enkel pro-
bleem vormde.
Het nieuwe regeerakkoord ligt volkomen in de lijn van de
continui¨teit van de kaderwet en van de pensioen-
hervorming. Het zegt letterlijk :
Het wettelijke pensioen-
stelsel is prioritair en we zullen geregeld een selectieve
welvaartsaanpassing doen en de plafonds ook aanpas-
sen.
Mevrouw D'Hondt heeft gelijk wanneer ze zegt dat,
indien we dat niet doen, we op termijn een probleem van
legitimiteit en van betekenis van het wettelijke stelsel
cree¨ren.
Het regeerakkoord bevat nog iets anders, namelijk dat
men een bijzondere inspanning wil doen voor de laagste
pensioenen, zowel van werknemers als van zelfstandi-
gen, voor de gemengde loopbanen, rustpensioenen,
overlevingspensioenen, enzovoort.
Het antwoord op de vraag waarom ik nu kom met deze
maatregel die de laagste pensioenen viseert en niet met
de selectieve welvaartsaanpassing, is eenvoudig. Het is
een kwestie van prioriteiten kiezen voor de legislatuur. Ik
zou aan mevrouw D'Hondt dus willen zeggen dat wij in
deze bondgenoten blijven want ik wens het hele regeer-
akkoord uit te voeren. Een deel van het regeerakkoord is
inderdaad de welvaartsaanpassing en de plafonds. Ik
hoop dat de regering vier jaar aan de macht blijft - hier
kunnen we misschien van mening verschillen - zodat we
vier jaar bondgenoot zullen zijn om dat te realiseren.
Ik vond het belangrijk om eerst iets te doen voor de
laagste pensioenen. Ik ben het met mevrouw D'Hondt
eens dat het niet zo eenvoudig is om een definitie te
geven van een
laag pensioen, onder meer omdat men
te maken heeft met mensen met een klein pensioen,
maar die een onvolledige loopbaan hebben of omdat
men te maken heeft met mensen die misschien wel een
klein pensioen hebben, maar die daarnaast een relatief
belangrijk bijkomend inkomen hebben. Bovendien is het
10
HA 50
COM 046
17-11-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Frank Vandenbroucke
bijzonder moeilijk een maatregel te treffen die eenvoudig
is en toch door het publiek niet verkeerd wordt begrepen.
Heel veel mensen denken immers dat hun pensioen een
laag pensioen is. Ik maak hier dus, en ik wil dat bena-
drukken, geen gemakkelijke keuze. Sta mij toe misschien
heel even de scherpte daarvan toe te lichten door te
wijzen op de techniek die wij gebruiken. Uit de vraag van
mevrouw D'Hondt blijkt immers dat er daarover, alhoewel
waarschijnlijk niet bij haar, misverstanden kunnen ont-
staan.
Ten eerste heeft mevrouw D'Hondt verwezen naar een
forfaitaire verhoging van de laagste pensioenen. Het gaat
hier niet om een forfaitaire verhoging. Wij hebben beslist
om het minimumpensioen in het regime van de alleen-
staanden van werknemers en zelfstandigen vanaf 1 juli
met 1000 F per maand te verhogen. Dat betekent dat die
mensen worden geviseerd die aan de voorwaarden
voldoen om een minimumpensioen te hebben. Zij moe-
ten tweederden van de loopbaan kunnen bewijzen.
Ten tweede, dit betekent dat men zich volkomen inschrijft
in de logica van het minimumstelsel. Zelfs indien men in
de voorwaarden verkeert, omdat men tweederden van
een loopbaan kan bewijzen, dan nog krijgt men dat
minimumpensioen maar pro rata van de loopbaan. Bij-
voorbeeld iemand die net tweederden van een loopbaan
heeft zal, als hij alleenstaand is, geen 1000 F verhoging
krijgen, maar wel 667 F. Anderzijds is het in de logica van
het minimumstelsel zo dat wie een gezinspensioen heeft,
het equivalent krijgt van 1000 F voor een alleenstaande,
dus 1250 F, en dat iemand die een gezinspensioen
zelfstandigen geniet, 1333 F bijkrijgt. We spreken eigen-
lijk over een verhoging die zich situeert tussen 667 en
1333 F per maand. We geven ook geen echte opslag, we
trekken de grenzen naar omhoog. Iemand die helemaal
onderaan zat, krijgt de volledige verhoging en iemand die
ergens tussen het huidige minimum en het nieuwe mini-
mum zit, krijgt slechts enkele honderden franken.
Dit is opnieuw een tamelijk complex verhaal. Ik zal
samen met de Rijksdienst voor Pensioenen een
informatiecampagne voeren, zodat de mensen weten
wat zij kunnen verwachten.
Wij hebben ervoor gekozen 450 000 tot 500 000 mensen
een min of meer significante verhoging te geven, terwijl
heel veel anderen van deze verhoging niet zullen kunnen
genieten.
Ik ben mij daarvan heel goed bewust. Het werd een
keuze uit solidariteit, die onvermijdelijk een zekere selec-
tiviteit inhoudt.
Wij pleiten voor deze selectieve verhoging en niet voor
een algemene welvaartsaanpassing, omdat de pensioe-
nen reeds 8 tot 9 jaar niet meer werden aangepast aan
de welvaartsverhoging. Hiervoor waren goede redenen.
Mijn partij was toen ook aan de macht en ik verwijt
niemand iets. Het ontbreken van een welvaarts-
aanpassing woog vooral zwaar door voor de minima.
Grosso modo bestaan bij de senioren twee soorten
sociale problemen. Volgende week zal ik daar bij het
bespreken van mijn beleidsnota nog grondiger op in-
gaan.
Enerzijds zijn er de mensen met een gemiddeld pen-
sioen, dat niet riant is maar waarvan die mensen goed
kunnen leven zolang ze niet ziek worden of in bijzondere
problemen terechtkomen. Zij komen wel in de problemen
als zij langdurig ziek worden. Vandaar dat ik enorm veel
belang hecht aan mijn beleid voor langdurige zieken.
Anderzijds ontmoet ik mensen die een bijzonder klein
pensioen hebben, zelfs wanneer zij een bijzonder lange
loopbaan achter de rug hebben, zoals gewezen zelfstan-
digen en die hierdoor effectief in problemen zitten, of zij
nu ziek of gezond zijn. Voor deze mensen wordt een
verhoging van de minima ingevoerd.
Het principe van de welvaartsaanpassing maakt, zoals u
terecht zegt, deel uit van een structuurpolitiek, waarbij er
regelmatig een welvaartsaanpassing moet worden door-
gevoerd, teneinde binnen tien, twintig, dertig jaar niet
voor een pijnlijke verrassing te staan en te zien dat wij
eigenlijk geen deftig pensioenstelsel meer hebben.
Bij een welvaartsaanpassing worden kleine kruimels
verdeeld over zeer veel mensen en een grote sociale
nood wordt hierbij niet acuut beantwoord.
Deze
aanpassing
is
echter
noodzakelijk
om
het
pensioenstelsel performant te houden, daarover ben ik
het met u eens. Vroeger behoorde dit niet tot onze
prioriteiten.
Wij zullen daarover in deze commissie nog een funda-
menteel debat voeren en ik ga er vanuit dat ik met deze
ene maatregel niet aan het einde van mijn Latijn ben.
De voorzitter : Mevrouw Greta D'Hondt heeft het woord.
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
ik schrijf mij graag in voor het fundamentele debat en ik
hoop inderdaad dat de minister met deze maatregel niet
aan het einde van zijn Latijn is. Iedereen stelt zijn
prioriteiten zoals hij meent ze te moeten stellen en ik
neem er akte van.
Mijnheer de minister, ik ben het helemaal eens met uw
analyse. Om de ons welbekende redenen konden in de
voorbije jaren de pensioenen niet aangepast worden aan
de welvaart. Het was nochtans wenselijk geweest, want
vooral de oudere gepensioneerden hebben koopkracht
verloren.
HA 50
COM 046
11
17-11-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Greta D'Hondt
Vandaar dat ik indertijd graag aan iedereen wat gegeven
had, maar er moest een keuze worden gemaakt en
daarom werd wat gegeven aan de oudste gepensioneer-
den. De ontwaarding van het pensioen is inderdaad het
sterkst bij deze mensen. Het is precies ook deze groep
die het meest geconfronteerd wordt met uw tweede
bekommernis, en ik onderschrijf die ten volle, namelijk de
afhankelijkheid van de toediening van allerlei zorgen, die
ook toeneemt met de leeftijd.
Wij zullen daar naar aanleiding van het debat over uw
beleidsnota en de programmawet graag veel dieper op
ingaan. Het wordt een zeer gewichtig debat voor ieder-
een die het ernstig meent met de wettelijke pensioenen
en de verdediging daarvan voor de toekomst.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Luc Goutry aan
de minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
de besluiten in uitvoering van de zogenaamde Pax
Medica
(nr. 329)
Question orale de M. Luc Goutry au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur
les arre^te´s pris
en exe´cution de la 'pax medica'
De voorzitter : De heer Luc Goutry heeft het woord.
De heer Luc Goutry (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, ik heb deze vraag twee weken
geleden aan de minister van Volksgezondheid gesteld.
Hij antwoordde me dat het voorwerp van deze vraag tot
uw bevoegdheden behoorde.
De vraag handelt over de uitvoering van de Pax Medica.
De wet dateert van 10 december 1997 en draagt de
naam reorganisatie van de volksgezondheid. Er moesten
enkel nog uitvoeringsbesluiten worden genomen. Een
aantal daarvan werden reeds genomen, zoals de evalua-
tie van de praktijkvoering en de samenstelling van de
Hoge Raad voor de Gezondheidsberoepen.
Een besluit blijft evenwel achter, namelijk wat de
geneesheren-stagiairs betreft. Ze worden gedurende een
bepaalde periode tewerkgesteld. Er is evenwel geen
gelijkstelling van deze periode voor het pensioenstelsel.
Nochtans bestaat hierover een ontwerp van koninklijk
besluit. Het werd tijdens de vorige legislatuur op
2 februari 1999 voor advies naar de Raad van State
gestuurd. Het besluit blijft evenwel uit.
Bent u hiervan op de hoogte ? Wanneer zal dit koninklijk
besluit verschijnen ? De wet op de Pax Medica kan dan
eindelijk worden uitgevoerd en elke verwarring vermeden
in verdere besprekingen met het artsenkorps.
De voorzitter : De minister heeft het woord.
Minister Frank Vandenbroucke : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer Goutry, er bestaat een akkoord dat voorziet in
de mogelijkheid van regularisatie van de opleidingsjaren
van de geneesheren-specialisten voor het pensioen van
zelfstandigen. Het ontwerp van koninklijk besluit werd
voorgelegd aan de Ministerraad en aan de Raad van
State. Het werd aan het advies aangepast en aan de
Koning ter ondertekening voorgelegd. Het zou door het
kabinet van minister Colla zijn overgemaakt voor publi-
catie in het Belgisch Staatsblad. Tot hier is er een spoor.
De oorspronkelijke documenten werden niet teruggevon-
den. Er werd afgesproken met mijn diensten dat het-
zelfde koninklijk besluit zo spoedig mogelijk opnieuw ter
ondertekening zou worden voorgelegd.
De voorzitter : De heer Luc Goutry heeft het woord.
De heer Luc Goutry (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, ik ben blij de vraag te hebben
gesteld. Ik heb u tenminste kunnen aanzetten de zaak
opnieuw te bekijken. Ik begrijp dat u achter de snelle
uitvoering van de Pax Medica staat. Ik reken erop dat het
nieuwe koninklijk besluit zo snel mogelijk ter publicatie
zal worden voorgelegd.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Luc Goutry aan de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
het
statuut van de podiumkunstenaars
(nr. 335)
Question orale de M. Luc Goutry au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur
le statut des
artistes de spectacle
De voorzitter : De heer Luc Goutry heeft het woord.
De heer Luc Goutry (CVP) : Mijnheer de voorzitter, ook
u hebt interesse voor de podiumkunstenaars. U hebt
actief meegespeeld in het theater dat we hier gedurende
een paar jaar hebben opgevoerd. Het was een stuk met
veel bedrijven, spannende momenten en heel wat regis-
seurs. Ook de heer Anthuenis heeft zijn bijdrage geleverd
aan dat stuk. Het zat vol mooie dialogen en af en toe was
er zelfs publiek dat het een goede vertoning vond. We
hebben dus nogal wat werk gestoken in een zeer moeilijk
onderwerp. De mensen die samen met mij hard hebben
gewerkt in de vorige legislatuur zullen mij niet tegenspre-
ken als ik zeg dat het pad van het sociaal statuut van de
podiumkunstenaars bezaaid ligt met wolfijzers en schiet-
12
HA 50
COM 046
17-11-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Luc Goutry
geweren. Men dient hier een zaak te regelen voor
mensen die zeer sterk individualistisch optreden. In hun
beroep kan dat ook niet anders. Bovendien zijn zij
moeilijk te vatten wegens het quasi ontbreken van stan-
daarden en vaste lijnen.
Mijnheer de minister, wij hebben niettemin in een con-
structieve geest samengewerkt. Binnen deze commissie
hebben wij hiervoor een subcommissie opgericht. Er
werd herhaaldelijk vergaderd en we hebben mensen van
het terrein uitgenodigd. We zijn er zelfs in geslaagd onze
subcommissie haar werkzaamheden te laten afsluiten
met een rapport. Dat rapport, dat nog steeds bestaat,
was een vrij uitvoerige neerslag van de verschillende
discussiepunten. Wij hebben ook gepoogd om in de
conclusies tot een aantal aanbevelingen te komen. Alle
hier aanwezige collega's die daarvan kunnen getuigen
zullen beamen dat wij inspanningen gedaan hebben om
naar elkaar te luisteren en punten te vinden waarover wij
het principieel eens konden zijn. Deze punten moesten
de aanzet vormen om tot een operationeel systeem te
komen. Aan het einde van de vorige legislatuur hebben
wij samen met de heer De Clerck een wetsvoorstel
opgesteld waarin wij getracht hebben de aanbevelingen
vorm te geven. Het is immers niet genoeg om dingen aan
te bevelen, men moet ze ook toepasbaar maken. Wij
hebben een systeem opgesteld dat mits een aantal
bijsturingen in grote lijnen zou kunnen overleven en het
probleem oplossen. Toch is e´e´n en ander verloren ge-
gaan. Het verwondert mij enigszins dat bij het begin van
deze legislatuur iedereen terugvalt op de stellingen van
jaren geleden. De collega's van de SP hebben een
wetsvoorstel ingediend dat een vroeger wetsvoorstel
herneemt. Uiteraard is dat hun volste recht. Ook de
collega's van de PS hebben een woordelijke herneming
ingediend van een voorstel dat in het kader van de
aanbevelingen niet meer zo sterk aan bod kwam. Juist
hieromtrent ontstonden de grootste moeilijkheden. Ook
de mensen van de SP hadden nogal wat moeite met dit
voorstel van de PS en via de aanbevelingen waren we
erin geslaagd hiervan wat afstand te nemen. Ik stel
echter vast dat dit voorstel integraal hernomen werd.
Destijds werd het ook door Ecolo-Agalev gesteund maar
nu is het blijkbaar alleen door de mensen van de PS
ingediend.
Mijnheer de voorzitter, het blijft enigszins raden naar de
houding van uw partij. Ik kan echter aannemen dat u zich
consequent blijft houden aan de aanbevelingen die we in
het verleden geformuleerd hebben. Dat zou u sieren.
Mijnheer de minister, ik ben nieuwsgierig hoe deze zaak
verder zal verlopen. Alle fracties hebben de politieke wil
aan de dag gelegd om het probleem op te lossen. Het
was niet eenvoudig en we zijn er niet helemaal uitgeko-
men. We mogen elkaar dus nu de rekening niet presen-
teren. Ik las echter onlangs tot mijn verwondering dat in
de Ministerraad afgesproken zou zijn dat :
een proce-
dure zal worden gevolgd bij het nemen van een beslis-
sing over het sociaal statuut van de kunstenaars
. Via de
media heb ik vernomen dat u gewonnen bent voor een
pragmatische oplossing waardoor artiesten een keuze
zouden kunnen maken met betrekking tot hun statuut.
Dat was trouwens van onze aanbevelingen. Waarom zou
men mensen in een keurslijf dwingen en hen in een
tegennatuurlijke situatie brengen die niet werkt ? Laat
hen het statuut toepassen dat voor hen het meest
logische is. Op dat vlak hadden wij ook in de vorige
legislatuur geen problemen met elkaar.
Mijnheer de minister, kunt u ons iets meer zeggen over
de afgesproken procedure en de timing ? Hoe zult u die
aanpakken ? Bestaat er binnen de regering een consen-
sus om de keuzevrijheid te waarborgen, zodat men zelf,
uiteraard in een consequente opstelling, zijn statuut kan
kiezen ? Zal de regering rekening houden met de aan-
bevelingen van de subcommissie die gewerkt heeft in de
vorige legislatuur en waar iedereen toch vertegenwoor-
digd was ? Zijn er vanwege de regering bepaalde initia-
tieven op komst die deze zaak zouden regelen, zodat wij
eens en voor altijd toch wat meer klaarheid krijgen over
het moeilijke probleem van het sociaal statuut voor de
podiumkunstenaars.
De voorzitter : De minister heeft het woord.
Minister Frank Vandenbroucke : Mijnheer de voorzitter,
collega Goutry, ik benadruk dat binnen de regering de
absolute wil aanwezig is om de passage uit het regeer-
akkoord die bepaalt dat
een sociaal en fiscaal statuut
voor de kunstenaars zal worden uitgewerkt
te realise-
ren. Wij hebben nog geen precieze afspraken gemaakt
over de timing. Ik heb dat punt aangekaart op de Minis-
terraad. Mevrouw Onkelinx, ikzelf, minister Demotte en
anderen hebben zich gee¨ngageerd om voorstellen te
doen.
Ik wil even teruggrijpen naar het advies van 29 oktober
1998 van de parlementaire subcommissie waarnaar u
verwijst. Alhoewel er binnen de subcommissie van de
commissie voor de Sociale Zaken inderdaad een con-
sensus werd bereikt over een aantal heel belangrijke
principes, is het toch eufemistisch om te zeggen dat alle
klassieke tegenstellingen overwonnen waren. Ik denk
niet dat dat juist is. Ik lees bijvoorbeeld op bladzijde 90
van het verslag van de sub-commissie onder aanbeve-
ling 2 dat er geen consensus was over de vraag onder
welke
sociale
zekerheidsregeling
de
schouwspel-
artiesten zouden ressorteren. Het is de fameuze vraag of
het zelfstandigen dan wel werknemers moeten zijn. Ook
over een aantal andere belangrijke punten bleven er toch
wel uiteenlopende visies bestaan tussen de fracties. Ik
denk bijvoorbeeld aan de aanbeveling 4 van de sub-
commissie omtrent de aanduiding van de instantie die de
administratieve verplichtingen van de organisator zou
moeten overnemen.
HA 50
COM 046
13
17-11-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Frank Vandenbroucke
Het is op een bepaalde manier tekenend, zonder ervan
een punt van kritiek te willen maken, dat het verslag van
de subcommissie niet werd overgemaakt aan en verder
werd behandeld in de commissie voor de Sociale Zaken,
maar dat de aanbevelingen rechtstreeks werden gericht
tot de federale regering waar het maar definitief moest
worden opgelost. Onder meer naar aanleiding van de
vaststelling dat over een aantal principekwesties de
standpunten van de diverse fracties dermate ver uiteen-
lagen dat van een werkbare synergie geen sprake kon
zijn, heeft de vorige regering tijdens haar vergadering
van 29 april 1999 een onderzoeksopdracht gegeven aan
een team bestaande uit de professoren Andre´ Nayer, Jef
Van Langendonck en Xavier Parant. Het onderzoek moet
niet alleen gaan over het wenselijke sociale en fiscale
statuut, maar ook over de omvang van de artistieke
activiteit in de Belgische economie en het economisch
draagvlak daarvoor.
In die onderzoeksopdracht staat uitdrukkelijk dat er onder
meer een evaluatie moet gebeuren van de thans gel-
dende regelen en van de conclusies van de ronde tafels,
met de vertegenwoordigers van de artistieke beroepen
die momenteel in elke provincie worden georganiseerd.
Die evaluaties zullen onder andere gebeuren op basis
van het verslag gemaakt door de parlementaire sub-
commissie. Ik wil wel degelijk dat het parlementaire werk
wordt gevaloriseerd. U trekt daar terecht aan de alarm-
bel. Er is parlementair werk gebeurd en dat moet worden
gevaloriseerd. Bovendien moet de onderzoeksopdracht
die aan de professoren werd gegeven, ook worden
gevaloriseerd. Ik hoop dat daar een aantal tegenstellin-
gen in kunnen worden uitgeklaard.
De onderzoeksopdracht wordt begeleid door een bege-
leidingscomite´ dat is samengesteld uit vertegenwoordi-
gers van de eerste minister, van de vice-eerste ministers,
van de ministers van Pensioenen, Tewerkstelling en
Arbeid en Sociale Zaken, van Kleine en Middelgrote
Ondernemingen en van Financie¨n.
Het begeleidingscomite´ heeft reeds op 13 september en
18 oktober vergaderd. De woordvoerders van het natio-
naal artiestenplatform en de onderzoeksploeg hebben
verslag uitgebracht over de stand van zaken. De
onderzoeksopdracht moet tegen april afgerond zijn. In
januari zal een tussentijds verslag worden voorgelegd.
Ik deel uw bekommernis dat we moeten vermijden van
bepaalde tegengestelde opvattingen partijpolitieke sym-
bolen te maken. Er moeten pragmatische oplossingen
worden gezocht. De artiest en zijn concrete noden moe-
ten centraal staan. We moeten vermijden dat tegenge-
stelde standpunten uitgroeien tot grote ideologische
strijdrossen. Al de politieke partijen zullen met deze
overweging rekening moeten houden. Als we in ons
opzet willen lukken, moeten we pragmatisch te werk
gaan en beslissingen nemen. Ik hoop voor het zomerre-
ces beslissingen te kunnen nemen. De regering en ikzelf
willen echter absoluut een oplossing zoeken.
De voorzitter : De heer Luc Goutry heeft het woord.
De heer Luc Goutry (CVP) : Mijnheer de voorzitter, ik
waardeer het gefundeerde antwoord van de minister en
zijn belangstelling voor de problematiek.
Mijnheer de minister, u hebt onze boodschap goed
begrepen. We zouden het bijzonder spijtig vinden dat al
het werk dat reeds geleverd werd opnieuw een maat voor
niets zou zijn en men een nieuwe studie zou bestellen.
Mijnheer de minister, ik ben het volkomen met u eens dat
we een pragmatische oplossing moeten zoeken.
Op dit ogenblik hebben we niets in handen. Tussen niets
en het maximum ligt de weg bezaaid met honderden
hindernissen. Ik stel voor werk te maken van het statuut
van de artiesten zodat de betrokkenen een bescherming
genieten. Niemand zal er bezwaar tegen hebben dat dit
statuut als het nodig blijkt nog verfijnd wordt.
Bijkomende studieopdrachten kunnen ons, mijns inziens,
niet veel nieuwe elementen bijbrengen. Integendeel, de
tegenstellingen tussen Franstaligen en Nederlandstali-
gen kunnen er alleen maar door geaccentueerd worden.
Zonder van deze problematiek een communautaire zaak
te willen maken, wens ik erop te wijzen dat de Neder-
landstalige leden ongeveer hetzelfde standpunt verde-
digden.
Ik herhaal dat we een pragmatische oplossing moeten
zoeken. Laat zelfstandigen zelfstandig en loontrekken-
den loontrekkend blijven. Deze schijnbaar eenvoudige
punten bleken in het verleden echter politiek niet haal-
baar.
De CVP kijkt met belangstelling uit naar de verdere
besprekingen. Ik dring erop aan dat deze commissie op
de hoogte wordt gebracht van nieuwe beslissingen. Dat
de subcommissie nooit verslag heeft uitgebracht aan de
commissie heeft alles te maken met het einde van de
vorige legislatuur.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Question orale de M. Bruno Van Grootenbrulle au
ministre des Affaires sociales et des Pensions sur
l'allocation pour l'aide de tiers dans le re´gime de
l'invalidite´
Mondelinge vraag van de heer Bruno Van Grooten-
brulle aan de minister van Sociale Zaken en Pensioe-
nen over
de tegemoetkoming voor hulp aan derden
in het invaliditeitsstelsel
(nr. 354)
14
HA 50
COM 046
17-11-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Le pre´sident : La parole est a` M. Bruno Van Grooten-
brulle.
M. Bruno Van Grootenbrulle (PS) : Monsieur le pre´si-
dent, monsieur le ministre, avant l'adoption de la loi du 22
fe´vrier 1998 qui consacrait une large place a` l'ame´liora-
tion de la situation des malades chroniques et des
personnes de´pendantes, le re´gime de l'invalidite´ limitait
la notion d'aide d'une tierce personne aux seuls tra-
vailleurs sans charge de famille.
En effet, les isole´s et les cohabitants peuvent e^tre
assimile´s a` la cate´gorie
chef de me´nage et donc
percevoir le taux pre´fe´rentiel de 65% du salaire plafonne´,
soit une majoration de, respectivement, 20 ou 25%, si le
conseil me´dical de l'invalidite´ de´cide que l'aide d'une
tierce personne est ne´cessaire du fait que leur e´tat
physique ou mental ne leur permet pas d'accomplir seuls
les actes courants de la vie quotidienne. Des conditions
sont bien entendu requises, notamment une invalidite´
d'au moins 11 points et ces personnes ne peuvent
se´journer dans un ho^pital ou une institution.
Il est impossible de pre´tendre, sur le plan juridique, qu'il
existe pour ces personnes une ve´ritable allocation pour
aide de tierce personne puisque la technique utilise´e se
limite a` assimiler deux cate´gories d'ayants droit a` une
autre cate´gorie. Cette technique est d'ailleurs assez
curieuse puisque la situation du me´nage de la personne
qui sollicite l'intervention majore´e ne change e´videmment
pas.
En revanche, les invalides
chef de me´nage qui avaient
besoin de l'aide d'un tiers ne pouvaient pre´tendre a` une
majoration puisqu'ils be´ne´ficiaient de´ja` d'une indemnite´
e´gale a` 65%. Sur la base de la loi du 22 fe´vrier 1998,
l'arre^te´ royal du 10 juillet 1998 a mis fin a` cette discrimi-
nation en instaurant une allocation mensuelle forfaitaire
pour les chefs de me´nage ayant besoin de l'aide d'une
tierce personne. Pour cette cate´gorie, il s'agit donc d'une
authentique allocation.
Il faut bien admettre que le syste`me est loin d'e^tre
cohe´rent. S'agissant non pas de couvrir la perte d'une
re´mune´ration mais bien de comple´ter une indemnite´
insuffisante en raison des frais supple´mentaires qu'en-
trai^ne la plus forte re´duction d'autonomie de la personne
invalide, il serait logique d'octroyer une allocation forfai-
taire a` toutes les personnes concerne´es. Cette allocation
pourrait e´ventuellement e^tre diffe´rencie´e en fonction du
degre´ d'autonomie. Il n'est pas normal que le me^me
besoin soit couvert d'une fac¸on variable selon les indivi-
dus : pourcentage du salaire pour les isole´s et les
cohabitants, montant forfaitaire pour les chefs de me´-
nage. Monsieur le ministre, je souhaiterais connai^tre
votre avis sur ce proble`me.
Le pre´sident : La parole est au ministre.
M. Frank Vandenbroucke, ministre : Monsieur le pre´si-
dent, cher colle`gue, il est exact que la majoration de
l'indemnisation accorde´e a` la suite de la reconnaissance
de la ne´cessite´ de l'aide d'une tierce personne s'est
de´veloppe´e historiquement suivant des modalite´s diffe´-
rentes pour les titulaires sans personne a` charge, d'une
part, et pour les titulaires avec personnes a` charge,
d'autre part.
Les titulaires sans personne a` charge peuvent, depuis
longtemps, be´ne´ficier d'un supple´ment d'indemnite´, dans
la mesure ou` ils peuvent pre´tendre au taux avec person-
nes a` charge s'ils remplissent les conditions de recon-
naissance de l'aide de tiers. Ce n'est qu'a` partir du 1er
octobre 1998 que les titulaires avec personnes a` charge
peuvent pre´tendre a` une allocation comple´mentaire pour
aide de tiers qui s'ajoute au montant de l'indemnite´ avec
personnes a` charge.
L'indemnisation pour aide de tiers constitue un syste`me
ou une notion dont l'e´volution, telle que constate´e, ne
peut e^tre conside´re´e comme acheve´e. Je crois que votre
question est pertinente de ce point de vue. Sur le plan de
la logique du syste`me, la majoration d'indemnisation
pour aide de tiers devrait se diffe´rencier comple`tement
de la notion de charge de famille ou de personne a`
charge. Cette indemnisation supple´mentaire devrait ten-
dre a` couvrir le risque spe´cifique constitue´ par la de´pen-
dance imposant le recours a` l'aide d'une tierce personne.
Le souci d'augmenter la cohe´rence du syste`me, qui est
largement accepte´ sur le plan des principes devra tenir
compte, pour se re´aliser, de l'incidence financie`re d'une
mesure d'e´galisation pour les deux cate´gories de titulai-
res ainsi que de la proble´matique des droits acquis pour
les titulaires be´ne´ficiant a` l'heure actuelle d'un avantage
qui serait conside´re´ comme plus important.
Je puis assurer l'honorable membre que tout sera mis en
oeuvre pour parachever l'e´volution entreprise dans le
sens d'une plus grande cohe´rence et en pre´voyant des
mesures transitoires ade´quates.
Le pre´sident : La parole est a` M. Bruno Van Grooten-
brulle.
M. Bruno Van Grootenbrulle (PS) : Monsieur le pre´si-
dent, je remercie le ministre pour sa re´ponse et j'ai pris
acte de sa de´claration.
Le pre´sident : L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
HA 50
COM 046
15
17-11-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Regeling van de werkzaamheden
Ordre des travaux
De voorzitter : De mondelinge vragen van mevrouw
Annemie Van de Casteele (nr. 386) en van de heer Jef
Valkeniers (nr. 370) worden naar een latere datum ver-
schoven.
Question orale de M. Daniel Bacquelaine au ministre
des Affaires sociales et des Pensions sur
le rem-
boursement par l'assurance soins de sante´ des pres-
tations de chirurgie ambulatoire extra-hospitalie`re
Mondelinge vraag van de heer Daniel Bacquelaine
aan de minister van Sociale Zaken en Pensioenen
over
de terugbetaling door de verzekering voor
geneeskundige verzorging van extramurale ambu-
lante heelkundige verstrekkingen
(nr. 412)
Le pre´sident : La parole est a` M. Daniel Bacquelaine.
M. Daniel Bacquelaine (PRL FDF MCC) : Monsieur le
pre´sident, monsieur le ministre, le de´veloppement des
soins ambulatoires extra-hospitaliers devrait s'amplifier
dans les anne´es a` venir. D'ailleurs, votre note de politi-
que ge´ne´rale insiste sur certains aspects allant en ce
sens. Actuellement, le concept d'hospitalisation et d'ho^-
tellerie hospitalie`re est encore trop souvent utilise´, alors
que ce n'est plus tout a` fait justifie´.
He´las, il semble bien que la nomenclature, telle qu'en-
core conc¸ue actuellement - je me re´jouis d'ailleurs de
votre intention de la faire e´voluer -, pre´voit encore des
limites a` la pratique d'actes chirurgicaux, notamment en
dehors de l'ho^pital, faisant ainsi en sorte que des pa-
tients, pour pouvoir be´ne´ficier du remboursement, soient
oblige´s d'accepter une hospitalisation. Donc, les patients
qui peuvent re´ellement choisir entre l'hospitalisation et
l'acte extra-hospitalier ambulatoire sont uniquement ceux
qui
ont
les
moyens
d'assumer
l'e´ventuel
non-
remboursement de la prestation.
J'ai e´te´, personnellement, alerte´ par plusieurs profes-
sionnels de la sante´, notamment les ophtalmologues et
les praticiens qui recourent a` l'implantologie, en dentis-
terie. En effet, certaines prestations chirurgicales ambu-
latoires, qu'ils peuvent exe´cuter en toute se´curite´, se
heurtent aux limites fixe´es par la nomenclature en ma-
tie`re de remboursement.
Monsieur le ministre, quelle est votre position a` l'e´gard du
de´veloppement
de
la
chirurgie
ambulatoire
extra-
hospitalie`re, notamment la possibilite´ de l'inclure dans la
nomenclature des soins de sante´, spe´cialement par une
adaptation du § 2 de l'article 15 de l'arre^te´ royal du
15 septembre 1984 e´tablissant la nomenclature des
soins de sante´, en adaptant a` la hausse les chiffres K120
ou N200, qui imposent actuellement une limitation de la
chirurgie ambulatoire.
Le pre´sident : La parole est au ministre.
M. Frank Vandenbroucke, ministre : Monsieur le pre´si-
dent, monsieur Bacquelaine, ma re´ponse sera tout
d'abord d'ordre technique, sur la base des renseigne-
ments fournis par mon administration, avant de me livrer
a` quelques commentaires personnels ou politiques.
L'article 15, § 2 de la nomenclature des prestations de
sante´ dispose pre´cise´ment que
Sauf en cas de force
majeure, les interventions d'une valeur e´gale ou supe´-
rieure a` K120 ou N200 ou I200 doivent e^tre effectue´es
dans une institution hospitalie`re agre´e´e par l'autorite´
compe´tente et qui comprend au moins un service C ou
T.
Cela signifie que la prestation doit e^tre effectue´e dans un
ho^pital, mais le patient ne doit pas e^tre hospitalise´. Le
patient peut e^tre traite´ de manie`re ambulatoire dans
l'ho^pital sans e^tre redevable d'une journe´e d'entretien.
En ce qui concerne la premie`re question pose´e, il
convient d'observer qu'une simple modification de l'arti-
cle 15, § 2 de la nomenclature pre´cite´e sera insuffisante
pour re´soudre la proble´matique de la chirurgie ambula-
toire effectue´e en dehors de l'ho^pital, des normes en ce
qui concerne l'e´quipement du cabinet du me´decin spe´-
cialiste et de la se´curite´ des patients doivent entre autres
e^tre cre´e´es par le ministre ayant la Sante´ publique dans
ses attributions.
De`s que l'on pourra garantir que les interventions dans le
cabinet du me´decin spe´cialiste peuvent e^tre effectue´es
sous les me^mes conditions de qualite´ que dans un
ho^pital, la proble´matique en ce qui concerne l'interven-
tion de l'assurance pourra e^tre examine´e par les instan-
ces compe´tentes de l'INAMI.
Je poursuivrai en ne´erlandais avec quelques conside´ra-
tions personnelles.
De vraag die u stelt is niet zo nieuw. Het probleem is
bekend. Er kwam van de oftalmologen tot nu toe geen
duidelijk antwoord. De deskundigen zijn het niet eens
over de veiligheidsproblematiek. Bij oudere patie¨nten
waar zich de meeste complicaties kunnen voordoen, is
het noodzakelijk om na een ingreep in een zekere
bewakingstijd te voorzien. De redenering dat door het
toelaten van chirurgie buiten het ziekenhuis budgettaire
besparingen kunnen worden gerealiseerd, klopt niet he-
16
HA 50
COM 046
17-11-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Frank Vandenbroucke
lemaal omdat de ingrepen in het kader van de dag-
hospitalisatie geen aanleiding geven tot betaling van
ligdagen. Er bestaat een voor de gemeenschap goedko-
pere ingreep die toch bepaalde garanties voor kwaliteit
en veiligheid biedt.
Ik begrijp het argument van de patie¨nt, namelijk dat het
comfort beter wordt gediend in de ambulante sector en
dat hospitaalinfecties kunnen worden vermeden. Ik wil
onderzoeken welke kleine ingrepen probleemloos buiten
het ziekenhuis kunnen gebeuren en welke nomenclatuur-
aanpassingen daarvoor nodig zijn, maar wens de klem-
toon te leggen op de veiligheidsmarges die moeten
worden genomen.
Le pre´sident : La parole est a` M. Daniel Bacquelaine.
M. Daniel Bacquelaine (PRL FDF MCC) : Monsieur le
pre´sident, je voudrais remercier le ministre pour sa
re´ponse.
J'ajouterai seulement que pour ma part, oeuvrant moi-
me^me dans le secteur, j'estime que les installations
purement ambulatoires, extra-hospitalie`res, d'ophtalmo-
logie - pour celles que je connais dans la re´gion franco-
phone du pays - sont certainement performantes, voire
plus performantes que certaines en milieu hospitalier.
L'obstacle technique n'existe donc pas. C'est une ques-
tion de simple volonte´.
Je suis d'accord que des normes d'encadrement restent
indispensables : il serait impensable de permettre n'im-
porte quoi. Mais a` comparer avec d'autres pays euro-
pe´ens, comme l'Allemagne, ou avec les Etats-Unis, on
se rend compte d'une e´volution constante vers des
plateaux techniques ultrasophistique´s en dehors de mi-
lieux hospitaliers. Ils permettent d'e´viter les inconve´-
nients lie´s a` la pathologie hospitalie`re que sont les
infections, proble`me qui se re´pandra probablement et
s'aggravera dans l'avenir, a` de´faut de prendre certaines
mesures radicales en la matie`re. Ce proble`me des
infections hospitalie`res est notamment lie´ a` l'utilisation
des antibiotiques. Il commence a` pre´senter une acuite´
assez menac¸ante.
Ajoutons l'aspect de la concurrence : en effet, il existe
une concurrence de´loyale entre les me´decins hospita-
liers qui peuvent pratiquer des actes rembourse´s et les
me´decins extra-hospitaliers dont les actes ne permettent
pas de remboursement aux patients.
Mais hormis ce proble`me de concurrence, sur le plan du
confort du patient et de la facilite´ de l'acte, notamment de
la disponibilite´ du me´decin et du patient, la chirurgie
ambulatoire extra-hospitalie`re est une voie vers laquelle
nous devons nous diriger, tout en respectant les normes
de se´curite´ et les normes techniques qui doivent faire
l'objet d'agre´ments de la part du de´partement de la Sante´
publique; j'en suis bien d'accord.
Cependant, il me semble qu'il convient d'abandonner
l'hospitalocentrisme et cette ide´e que
tout ce qui est
bien fait ne peut qu'e^tre fait a` l'ho^pital
. C'est faux.
Le pre´sident : L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Question orale de Mme Joe¨lle Milquet au ministre
des Affaires sociales et des Pensions sur
le suivi
des engagements pris par le gouvernement pre´ce´-
dent en vue de reme´dier a` certaines difficulte´s ren-
contre´es par des familles dont un enfant est atteint
du cancer
Mondelinge vraag van mevrouw Joe¨lle Milquet aan
de minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
de follow-up van de door de vorige regering aange-
gane verbintenissen om bepaalde moeilijkheden te
verhelpen die worden ondervonden door gezinnen
waarvan een kind kanker heeft
(nr. 395)
Le pre´sident : La parole est a` Mme Joe¨lle Milquet.
Mme Joe¨lle Milquet (PSC) : Monsieur le pre´sident,
monsieur le ministre, comme vous le savez, plusieurs
manifestations se sont de´roule´es l'anne´e dernie`re a`
l'initiative de parents d'enfants cance´reux qui ont rendu
publiques toute une se´rie de proble´matiques lie´es a`
l'absence d'une prise en charge suffisante d'un certain
nombre de me´dicaments et d'encadrement suffisant pour
le traitement de leurs enfants atteints d'un cancer.
A l'e´poque, Mme De Galan avait pris des initiatives,
comme par exemple le remboursement de certains me´-
dicaments comme le Zofran, ou encore l'augmentation
du financement pour l'encadrement des huit centres
d'oncologie pe´diatrique, ainsi que l'encadrement psycho-
social.
Au-dela` de ces initiatives, qui re´pondaient a` certaines
des revendications, Mme De Galan s'e´tait engage´e tre`s
fermement a` prendre des arre^te´s royaux - qui auraient du^
entrer en vigueur au 1er juillet 1999 - sur une se´rie de
points que je vais e´nume´rer. Elle s'e´tait e´galement en-
gage´e a` demander a` son successeur de relayer la
pre´paration qui aurait du^ en e^tre faite dans les diffe´rents
cabinets.
J'aimerais vous interroger sur les quelques points qui
avaient e´te´ promis et que les familles d'enfants cance´-
reux attendent toujours car aucun arre^te´ royal n'a e´te´
pris.
Le premier point concerne l'acce´le´ration de l'octroi des
allocations familiales majore´es pre´vues en faveur des
enfants handicape´s et la modification du syste`me de
re´vision des majorations accorde´es. Bien que certaines
HA 50
COM 046
17
17-11-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Joe¨lle Milquet
choses aient e´te´ re´alise´es en la matie`re re´cemment, les
familles souhaiteraient n'avoir une re´e´valuation que tous
les trois ans. Or, il apparai^trait que l'enfant devrait passer
une fois par an devant le me´decin pour voir sa situation
confirme´e. Nous aimerions donc connai^tre vos intentions
par rapport a` la modification du syste`me de re´vision des
majorations accorde´es. Car depuis peu, les enfants
atteints de certaines pathologies peuvent be´ne´ficier de
ce syste`me.
La deuxie`me promesse de Mme De Galan concernait le
statut dit BIM (be´ne´ficiaire de l'intervention majore´e). La
ministre s'e´tait engage´e a` raccourcir la proce´dure qui
permet a` l'enfant de be´ne´ficier de ce statut afin de faire
coi¨ncider la date de la reconnaissance de ce statut avec
la date du premier diagnostic de la maladie. J'aurais
aussi aime´ connai^tre votre position sur ce point. Allez-
vous confirmer cette promesse ?
Le troisie`me point concerne l'inscription d'un certain
nombre de me´dicaments en vue de leur remboursement
par l'INAMI. Il s'agit en particulier de me´dicaments qui
soignent les conse´quences d'un traitement, par chimio-
the´rapie notamment, comme les antinause´eux, par
exemple. Je dois toutefois admettre qu'il y a eu quelques
ame´liorations depuis peu au niveau du remboursement
en ce qui concerne l'Hemla, les vitamines et tout ce qui
est ne´cessaire et comple´mentaire aux chimiothe´rapies.
Ce remboursement doit perdurer un certain temps apre`s
le traitement, car des conse´quences douloureuses peu-
vent encore se faire sentir.
Enfin, et bien que cela ne vous concerne pas directe-
ment, la ministre s'e´tait engage´e a` tout mettre en oeuvre
pour ame´liorer le syste`me des interruptions de carrie`re
en vue de rencontrer les difficulte´s des parents qui
doivent renoncer a` un emploi pour garder a` domicile des
enfants atteints d'un cancer. Je sais que cela est de la
compe´tence d'un autre ministre, mais j'aimerais savoir si
vous faites e´galement vo^tre cette intention.
Voila`, monsieur le ministre, beaucoup de familles sont en
attente d'une de´cision sur ces points sensibles. Je serai
donc tre`s attentive a` votre re´ponse.
Le pre´sident : La parole est au ministre.
M. Frank Vandenbroucke, ministre : Monsieur le pre´si-
dent, madame Milquet, en matie`re d'allocations familia-
les majore´es pour enfants handicape´s, une majoration
de 15 ou 20% peut e^tre ajoute´e depuis le 1er juillet 1999
au pourcentage d'incapacite´ lorsqu'il est satisfait aux
conditions de quatre ou cinq crite`res spe´cifiques.
Sans entrer dans le de´tail, je vous signale que je discu-
tais hier avec Mme Monandise de l'association des
parents d'enfants cance´reux; nous avons eu l'occasion
de revoir toute cette proble´matique.
De ce fait, les handicape´s atteignent plus facilement le
pourcentage d'incapacite´ de 66% au moins, qui permet
d'ouvrir le droit aux allocations familiales majore´es. C'est
un pas en avant. Ces crite`res s'appliquent e´galement aux
enfants atteints d'un cancer quoique que ceux-ci attei-
gnent plus facilement le seuil des 66% sans recourir aux
nouveaux crite`res.
Premier e´le´ment de re´ponse a` vos questions : la pro-
messe de mon pre´de´cesseur, Mme Magda De Galan,
consistait a` ne plus re´clamer pour les enfants cance´reux
qu'ils subissent annuellement un examen me´dical afin de
prouver qu'ils satisfont aux crite`res. Cette promesse a
e´te´ re´alise´e entre-temps par circulaire. On me dit main-
tenant qu'une disposition le´gale est impossible parce
qu'il faut maintenir le principe de la re´vision pe´riodique de
l'incapacite´, e´tant donne´ que l'e´tat de sante´ de l'enfant
atteint d'une maladie grave, comme le cancer, peut
e´voluer.
Toutefois, il a e´te´ pre´vu par circulaire que les pathologies
lourdes doivent e^tre reconnues pour une pe´riode plus
longue, sans proce´der a` une re´vision. En cas de modifi-
cation de l'e´tat d'autonomie, les inte´resse´s peuvent faire
eux-me^mes une demande en re´vision.
Voila` l'e´tat de la question. Je re´fle´chis a` la possibilite´
d'une modification plus fondamentale du syste`me d'allo-
cations majore´es. En effet, peut-e^tre la loi actuelle,
me^me compte tenu des modifications apporte´es par
arre^te´s royaux ou par circulaires, doit e^tre re´vise´e fonda-
mentalement.
Deuxie`mement, en ce qui concerne l'interruption de
carrie`re, en Re´gion flamande, il est vrai qu'il existe la
prime d'encouragement, ce qui explique la diffe´rence
entre le montant alloue´ en Flandre et le montant octroye´
en Wallonie ou a` Bruxelles. Le paiement fe´de´ral de
l'intervention pour interruption de carrie`re est effectue´ par
l'ONEM et est identique partout; il est de la compe´tence
de Mme Onkelinx. Tout ce que je peux vous dire sur le
plan des faits, bien que cela reste insatisfaisant, c'est
qu'il appartient a` la Re´gion wallonne et a` la Re´gion de
Bruxelles-Capitale de pre´voir une prime e´quivalente a`
celle organise´e au niveau flamand.
Troisie`mement, l'octroi du re´gime pre´fe´rentiel pour les
enfants handicape´s s'effectue sur la base d'un dossier
introduit par la mutualite´. Mon pre´de´cesseur a adresse´
une lettre au colle`ge intermutualiste lui demandant d'oc-
troyer rapidement le re´gime pre´fe´rentiel et, au moins, a`
partir du jour auquel le service me´dical compe´tent du
ministe`re des Affaire sociales a constate´ le taux d'inca-
pacite´ minimal de 66%.
Je crois donc que Mme De Galan a re´alise´ ce qu'elle
avait promis. Il me reste a` e´tablir un bilan de l'action et a`
analyser la manie`re dont les choses se de´roulent sur le
terrain; c'est ce a` quoi je m'astreins actuellement.
18
HA 50
COM 046
17-11-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Frank Vandenbroucke
Quatrie`mement, mon pre´de´cesseur s'est e´galement en-
gage´ a` acce´le´rer le remboursement de certains me´dica-
ments utilise´s en cas de cancer. Le conseil technique des
spe´cialite´s pharmaceutiques a cre´e´ un groupe de travail
d'oncologie dans lequel sie`gent des spe´cialistes. Ce
groupe de travail examine l'extension des indications et
l'admission de nouveaux me´dicaments. Les propositions
de ce groupe de travail sont ensuite sanctionne´es par le
conseil technique des spe´cialite´s pharmaceutiques. Le
groupe de travail se re´unit actuellement tous les deux
mois.
A ce jour, les de´cisions suivantes ont e´te´ prises. Je les
e´nume`re malgre´ la masse de de´tails, mais ce bilan me
semble utile.
Les antie´me´tiques Zofran, Kytril, Novaban sont mainte-
nant aussi rembourse´s quand ils sont destine´s aux
enfants. La re´glementation pre´voyait auparavant des
posologies pour lesquelles les enfants n'entraient jamais
en ligne de compte pour le remboursement de ces
me´dicaments. Aujourd'hui, ces posologies ont e´te´ sup-
prime´es. C'est un re´el progre`s.
Les me´dicament suivants sont e´galement admis au
remboursement : Hycamtin, Navelbine, Campto, Vesa-
noi¨d, Leustatin, Caelix et Ethyol.
Neupogen, Granocyte, Taxol, et Taxote´re´ sont de´ja` rem-
bourse´s mais le groupe de travail examine actuellement
l'assouplissement des conditions de remboursement.
Un autre groupe de travail institue´ aupre`s du conseil
technique des spe´cialite´s pharmaceutiques examine la
possibilite´ d'assouplir le remboursement des inhibiteurs
de la pompe a` protons (IPP) comme Losec.
A l'heure actuelle, il existe de´ja` un assouplissement pour
les antagonistes H2 tels que Zantac, Tagamet et autres.
Un assouplissement du remboursement de vitamines et
de sels est envisage´ pour la mucoviscidose. Cependant,
jamais une demande n'a e´te´ introduite pour le cancer.
Le produit Hemla n'est pas connu a` l'INAMI. Il est
possible qu'un dossier a` ce sujet n'ait jamais e´te´ introduit.
En ce qui concerne les me´dicaments, j'aimerais signaler
de fac¸on plus ge´ne´rale que de nombreux me´dicaments
contre le cancer ne sont en premier lieu rembourse´s que
pour les adultes et non pour les enfants. Cette discrimi-
nation est en rapport avec le dossier introduit par la firme
pharmaceutique. Etant donne´ que l'e´tude clinique de la
firme porte surtout sur les adultes, la firme ne demande
pas d'ordinaire l'indication
enfants. Voila` l'origine d'une
se´rie de ces proble`mes.
Il s'agit d'une matie`re a` suivre. Pour ma part, je suis en
liaison directe avec l'association concerne´e. J'ai l'inten-
tion de re´fle´chir de manie`re fondamentale aux re´gimes
d'allocations familiales. Je tiens a` dire que je ne suis pas
ferme´ a` d'e´ventuelles propositions mais, comme vous
l'avez justement dit, cette matie`re rele`ve de la compe´-
tence de ma colle`gue, la ministre du Travail, puisqu'elle a
trait aux interruptions de carrie`re. Il vous est e´galement
possible de prendre des initiatives au niveau de la
Re´gion wallonne ou de la Re´gion de Bruxelles.
Le pre´sident : La parole est a` Mme Joe¨lle Milquet.
Mme Joe¨lle Milquet (PSC) : Monsieur le pre´sident, je
remercie le ministre pour ses explications. J'espe`re que
c'est dans un de´lai relativement court que nous pourrons
satisfaire des personnes qui vivent des situations diffici-
les.
Le pre´sident : L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Mondelinge vraag van de heer Yves Leterme aan de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
de
terugbetaling van dringende medische hulpverlening
op Frans grondgebied
(nr. 319)
Question orale de M. Yves Leterme au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur
le rembourse-
ment de l'aide me´dicale urgente dispense´e sur le
territoire franc¸ais
De voorzitter : De heer Yves Leterme heeft het woord.
De heer Yves Leterme (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
allereerst mijn dank voor het geduld waarmee u mijn
afwezigheid hebt getolereerd, zij het dat het een ambts-
halve afwezigheid was.
Mijnheer de minister, mijn vraag betreft de dringende
medische hulpverlening aan Belgische onderdanen op
Frans grondgebied. Wanneer een Belgische verzekerde
iets meemaakt op Frans grondgebied waarvoor drin-
gende medische hulpverlening moet worden ingeroepen
en daardoor in een Frans ziekenhuis belandt, rijst er een
probleem van terugbetaling van de kosten verbonden
aan die verzorging op Frans grondgebied. Volgens artikel
294 § 1, 10° van het koninklijk besluit van 3 juli 1996
worden de kosten voor opname dan terugbetaald aan
Belgisch tarief. Feitelijk betekent dit dat de verzekerde de
totale factuur van het Franse ziekenhuis moet betalen,
waarna in Belgie¨ een forfaitaire terugbetaling mogelijk is.
In heel wat gevallen is dat een zware financie¨le aderla-
ting.
Mijnheer de minister, bestaan er bilaterale afspraken
tussen overheden aan weerszijden van de grens ? Zo
nee, werden er dan reeds voorbereidingen getroffen om
afspraken tussen overheden en uitbetalingsinstellingen
HA 50
COM 046
19
17-11-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Yves Leterme
tot stand te brengen ? Zo ja, wat is dan de inhoud van die
afspraken ? Is het mogelijk een formulier E111 of E112 af
te leveren, waardoor in geval van dringend vervoer naar
een ziekenhuis in een buurland, een verrekening van de
kosten gebeurt tussen het ziekenhuis enerzijds en de
ziekteverzekering in het land van de verzorging ander-
zijds ? Deze mogelijke oplossing zou het voordeel heb-
ben dat de patie¨nt die terugbetaling ontvangt aan het
tarief van het land van verzorging, zelf geen middelen
zou hoeven voor te schieten. Vooral op dit punt zijn er
soms problemen.
De voorzitter : De minister heeft het woord.
Minister Frank Vandenbroucke : Mijnheer de voorzitter,
collega's, mijn antwoord kan kort zijn. De Europese
regelgeving en meer bepaald verordening 1408/71 artikel
22 1a verzet er zich niet tegen dat de opnamekosten van
een Belgisch verzekerde met de nationaliteit van een
Europese lidstaat die naar een andere lidstaat werd
vervoerd in het kader van dringende medische hulpver-
lening, zouden worden vergoed tegen het tarief van het
land van verzorging, mits aflevering van het formulier
E111. Wat het ziekenvervoer betreft, meldt de administra-
tie mij dat er thans discussies bezig zijn met het oog op
het vaststellen van regels inzake de financie¨le verreke-
ning. Het resultaat van die besprekingen is mij, eerlijk
gezegd, nog niet bekend. Men is daar echter mee bezig.
Belangrijk en concreet is dat ik een bepaling van de
programmawet zal verdedigen, waardoor artikel 136 § 1
wordt gewijzigd. Deze alinea voorziet er nu in dat,
behoudens uitzonderingen, de prestaties in het buiten-
land niet worden vergoed wanneer de verzekerde er om
verzoekt op het moment dat hij zich niet op het Belgisch
grondgebied bevindt. Concreet wil ik in uitzonderingen
voorzien wanneer er een conventie werd afgesloten
tussen het verzekeringscomite´ en de buitenlandse be-
voegde instellingen. Ik beoog daarbij speciaal een rege-
ling voor de grensoverschrijdende dringende medische
hulpverlening.
De voorzitter : De heer Yves Leterme heeft het woord.
De heer Yves Leterme (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, ik dank u voor uw concreet ant-
woord, dat perspectieven biedt op een goede oplossing
van de problemen van de mensen in de grensstreek. Wij
zullen de komende maanden waakzaam toezien op de
uitvoering van deze toezegging.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
- De openbare commissievergadering wordt gesloten
om 15.45 uur.
- La re´union publique de commission est leve´e
a` 15.45 heures.
20
HA 50
COM 046
17-11-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000