B
ELGISCHE
K
AMER VAN
VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
Handelingen
Annales
I
NTEGRAAL VERSLAG
VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN DE
C
OMPTE RENDU INTÉGRAL
DE LA RÉUNION PUBLIQUE DE LA
COMMISSIE VOOR DE
J
USTITIE
COMMISSION DE LA
J
USTICE
VAN
DU
09-11-1999
09-11-1999
HA 50
COM 035
HA 50
COM 035
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Inhoud
Dinsdag 9 november 1999
COMMISSIE VOOR DE JUSTITIE
-
COM 035
Samengevoegde mondelinge vragen van :
- de heer Bart Laeremans aan de minister van Justitie over
de zorgwekkende achterstand bij het Hof van Cassatie
(nr. 300)
- de heer Geert Bourgeois aan de minister van Justitie
over
de gerechtelijke achterstand bij het Hof van Cassa-
tie
(nr. 256)
5
sprekers : Bart Laeremans, Geert Bourgeois, Marc
Verwilghen, minister van Justitie, Fred Erdman, voor-
zitter
Mondelinge vraag van de heer Jean-Pol Henry aan de
minister van Justitie over
de personeelsproblemen in het
gerechtelijk arrondissement Charleroi
(nr. 264)
10
sprekers : Jean-Pol Henry, Marc Verwilghen, minister
van Justitie, Fred Erdman, voorzitter
Mondelinge vraag van de heer Karel Van Hoorebeke aan
de minister van Justitie over
de kostprijs van inlichtingen
gevraagd door onderzoeksrechters en politiediensten
(nr. 312)
12
Sommaire
Mardi 9 novembre 1999
COMMISSION DE LA JUSTICE
-
COM 035
Questions orales jointes de :
- M. Bart Laeremans au ministre de la Justice sur
l'inquie´tant arrie´re´ de la Cour de cassation (n° 300)
- M. Geert Bourgeois au ministre de la Justice sur
l'arrie´re´
judiciaire de la Cour de cassation
(n° 256)
5
orateurs : Bart Laeremans, Geert Bourgeois, Marc
Verwilghen, ministre de la Justice, Fred Erdman,
pre´sident
Question orale de M. Jean-Pol Henry au ministre de la
Justice
sur
les proble`mes des effectifs dans
l'arrondissement judiciaire de Charleroi
(n° 264)
10
orateurs : Jean-Pol Henry, Marc Verwilghen, ministre
de la Justice, Fred Erdman, pre´sident
Question orale de M. Karel Van Hoorebeke au ministre de
la Justice sur
la re´mune´ration des renseignements de-
mande´s par les juges d'instruction et les services de
police
(n° 312)
12
2
HA 50
COM 035
AGALEV-ECOLO
:
Anders gaan leven / Ecologistes conférés pour l'Organisation de luttes originales
CVP
:
Christelijke Volkspartij
FN
:
Front National
PRL FDF MCC
:
Parti Réformateur libéral - Front démocratique francophone - Mouvement du citoyens pour le changement
PS
:
Parti socialiste
PSC
:
Parti social-chrétien
SP
:
Socialistische Partij
VLAAMS BLOK
:
Vlaams Blok
VLD
:
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
:
Volksunie & ID21
Abréviations dans la numérotation des publications :
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
DOC 50 0000/00 : Documents parlementaires de la 50e
DOC 50 0000/00 : Parlementaire documenten van de 50e zittingsperiode +
législature, suivi du n° et dy n° consécutif
het nummer en het volgnummer
QRVA
: Question et Réponses écrites
QRVA
: Schriftelijke Vragen en Antwoorden
HA
: Annales (Compte Rendu intégral)
HA
: Handelingen (Beknopt Verslag)
CRA
: Compte Rendu Analitique
BV
: Beknopt Verslag
PLEN
: Séance plénière
PLEN
: Plenum vergadering
COM
: Réunion de commission
COM
: Commissievergadering
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Officiele publicaties, van de Kamer van volksvertegenwoordigers
Commandes :
Bestellingen :
Place de la Nation, 1008 Bruxelles
Natieplein, 1008 Brussel
Fax : 02/549 82 60
Fax : 02/549 81 60
Tél. : 02/549 82 74
Tel. : 02/549 82 74
www.laChambre.be
www.deKamer.be
e-mail : aff.generales@laChambre.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
sprekers : Karel Van Hoorebeke, Marc Verwilghen,
minister van Justitie
Mondelinge vraag van de heer Luc Goutry aan de minister
van Justitie over
de wedden van griffiers en secretaris-
sen
(nr. 328)
12
sprekers : Luc Goutry, Marc Verwilghen, minister van
Justitie
Samengevoegde mondelinge vragen van :
- de heer Tony Van Parys aan de minister van Justitie over
de financiering van het snelrecht (nr. 336)
- de heer Bart Laeremans aan de minister van Justitie over
de invoering van het snelrecht (nr. 342)
- de heer Geert Bourgeois aan de minister van Justitie
over
de invoering van de snelrechtprocedure (nr. 359)
14
sprekers : Tony Van Parys, Bart Laeremans, Geert
Bourgeois, Marc Verwilghen, minister van Justitie,
Fred Erdman, voorzitter
Mondelinge vraag van de heer Geert Bourgeois aan de
minister van Justitie over
de annulering van de verkiezin-
gen voor de Adviesraad van de magistratuur
(nr. 357)
20
sprekers : Geert Bourgeois, Marc Verwilghen, minis-
ter van Justitie
Mondelinge vraag van de heer Geert Bourgeois aan de
minister van Justitie over
het contractueel administratief
personeel van de griffies en parketten
(nr. 365)
21
sprekers : Geert Bourgeois, Marc Verwilghen, minis-
ter van Justitie
orateurs : Karel Van Hoorebeke, Marc Verwilghen,
ministre de la Justice
Question orale de M. Luc Goutry au ministre de la Justice
sur
la re´mune´ration des greffiers et secre´taires (n° 328)
12
orateurs : Luc Goutry, Marc Verwilghen, ministre de la
Justice
Questions orales jointes de :
- M. Tony Van Parys au ministre de la Justice sur
le financement de la proce´dure acce´le´re´e (n° 336)
- M. Bart Laeremans au ministre de la Justice sur
l'introduction de la proce´dure acce´le´re´e (n° 342)
- M. Geert Bourgeois au ministre de la Justice sur
l'introduction de la proce´dure acce´le´re´e (n° 359)
14
orateurs : Tony Van Parys, Bart Laeremans, Geert
Bourgeois, Marc Verwilghen, ministre de la Justice,
Fred Erdman, pre´sident
Question orale de M. Geert Bourgeois au ministre de la
Justice sur
l'annulation des e´lections pour le Conseil
consultatif de la magistrature
(n° 357)
20
orateurs : Geert Bourgeois, Marc Verwilghen, mini-
stre de la Justice
Question orale de M. Geert Bourgeois au ministre de la
Justice sur
le personnel contractuel administratif des
greffes et des parquets
(n° 365)
21
orateurs : Geert Bourgeois, Marc Verwilghen, mini-
stre de la Justice
HA 50
COM 035
3
09-11-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
4
HA 50
COM 035
09-11-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
COMMISSION DE LA JUSTICE
COMMISSIE VOOR DE JUSTITIE
RE
´ UNION PUBLIQUE DU
MARDI 9 NOVEMBRE 1999
OPENBARE VERGADERING VAN
DINSDAG 9 NOVEMBER 1999
De vergadering wordt geopend om 10.25 uur door de
heer Fred Erdman, voorzitter.
La re´union est ouverte a` 10.25 heures par M. Fred
Erdman, pre´sident.
Samengevoegde mondelinge vragen van :
- de heer Bart Laeremans aan de minister van Justitie
over
de zorgwekkende achterstand bij het Hof van
Cassatie
(nr. 300)
- de heer Geert Bourgeois aan de minister van Jus-
titie over
de gerechtelijke achterstand bij het Hof
van Cassatie
(nr. 256)
Questions orales jointes de :
- M. Bart Laeremans au ministre de la Justice sur
l'inquie´tant arrie´re´ de la Cour de cassation (n° 300)b>
- M. Geert Bourgeois au ministre de la Justice sur
l'arrie´re´ judiciaire de la Cour de cassation (n° 256)b>
De voorzitter : De heer Bart Laeremans heeft het woord.
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, ik heb het jaarverslag bij van het Hof van
Cassatie, waaraan ook de media reeds heel wat aan-
dacht hebben besteed. Mede door het Augusta-proces
en een aantal andere factoren zoals het toenemend
aantal cassatieberoepen blijft de achterstand bij dit ge-
rechtshof stijgen. De situatie wordt zorgwekkend. Mo-
menteel moet gemiddeld drie jaar op een uitspraak
worden gewacht. Dit betekent dat de rechtsonzekerheid
stijgt en dat geen eind komt aan de lijdensweg van veel
personen. Iedereen weet dat een zaak na een succes-
volle behandeling in Cassatie weer voor een hof van
beroep moet worden behandeld, met alle gevolgen van
dien. Iedereen heeft er dan ook belang bij dat sneller kan
worden gewerkt.
Eveneens opvallend is het verschil tussen het aantal
Nederlandstalige en Franstalige zaken. Ook dit verschil
wordt steeds groter. In 1997 was de verhouding 58%
tegenover 42%. Nu is de verhouding zozeer scheefge-
groeid dat in de eerste kamer van het Hof van Cassatie
een verhouding is ontstaan van 63% Nederlandstalige
zaken tegenover 37% Franstalige zaken. Bij de uitspra-
ken is de verhouding 68% tegenover 32%. De motivatie
hiervoor is dat de Nederlandstaligen blijkbaar veel harder
werken om de achterstand kleiner te maken. Dit lijkt
echter een sisyfusarbeid te worden, zeker wanneer men
rekening houdt met de paritaire samenstelling van het
Hof, die helemaal niet democratisch is en geen weerspie-
geling is van de demografische verhoudingen.
Ik had eerst een verzoek tot interpellatie ingediend
vanwege een zeer merkwaardige uitspraak van het Hof
zelf die terug te vinden is op bladzijde 265 van het
jaarverslag. Bij mijn weten is het de eerste maal dat het
Hof zelf opwerpt dat er een oplossing bestaat die afwijkt
van de klassieke nepoplossing. Het stelt voor dat de
taalpariteit zou worden doorbroken in de zin dat de
algemene vergaderingen paritair zouden worden samen-
gesteld, maar dat er toch meer Nederlandstalige magis-
traten zouden zijn dan Franstalige. Het is zeer merkwaar-
dig dat het Hof, toch een van de laatste unitaire
bolwerken en op dat vlak een vrij conservatieve instelling,
zelf de pariteit in vraag stelt. Ik had graag gezien dat de
Kamer zich hierover in een stemming zou uitspreken,
maar dat zal nu niet mogelijk zijn.
Het is ook merkwaardig dat helemaal geen vooruitgang
wordt geboekt met betrekking tot de refendarissen. De
wettelijke regeling dateert van 1997, maar nu blijkt dat de
examens veel te laat werden georganiseerd en dat
vervolgens de benoemingen veel te laat werden gedaan.
Er moet helemaal opnieuw worden begonnen omdat veel
te weinig personen die voor de examens waren geslaagd
nog bereid waren om het ambt uit te oefenen. Nochtans
zou de pariteitsvereiste via deze referendarissen voor
een deel kunnen worden omzeild omdat de regels voor
de pariteit niet gelden voor deze categorie.
Gelet op de merkwaardige uitspraak van het Hof van
Cassatie wens ik de minister te vragen wat zijn persoon-
lijke visie op dit probleem is. Is hij het ermee eens dat de
pariteit best wordt doorbroken of heeft hij andere voor-
stellen om de achterstand snel weg te werken ? Wat gaat
HA 50
COM 035
5
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Bart Laeremans
hij doen om snel een aantal bijkomende referendarissen
in dienst te nemen ? Zullen die prioritair worden toege-
wezen aan de Nederlandstalige magistraten ? Die lijden
het meest onder de achterstand en zolang de pariteit blijft
behouden, zal het probleem bestaan.
De voorzitter : De heer Geert Bourgeois heeft het
woord.
De heer Geert Bourgeois (VU&ID) : Mijnheer de voor-
zitter, ik zal niet herhalen wat reeds is gezegd. Het
jaarverslag van het Hof van Cassatie is inderdaad een
interessant document en het zou vaker moeten worden
gebruikt als basis voor verdere discussies. Mijn vraag
heeft betrekking op de zorgwekkende gerechtelijke ach-
terstand en vooral de weerslag ervan op de Nederlands-
talige rechtzoekende. Het is niet de eerste maal dat dit
onderwerp wordt aangekaart. Het Hof signaleert dat er
een grote achterstand is en geeft hiervoor een aantal
oorzaken. Er zijn conjuncturele oorzaken zoals het
Uniop-proces en het Agusta-Dassault-proces, die veel
energie en inspanning hebben gevergd omdat moest
worden gezeteld in verenigde kamers. Er zijn echter ook
structurele oorzaken. Het Hof onderstreept dat het
steeds meer wordt beschouwd als een derde aanleg. Dit
komt steeds meer voor in zaken waarvoor geen ver-
plichte bijstand van een advocaat voor het Hof van
Cassatie noodzakelijk is en waarin de rechtzoekende zelf
of via een advocaat in cassatie kan gaan. Het Hof klaagt
tevens aan, zij het niet in deze termen, dat de pariteit leidt
tot een ongelijke behandeling van de Nederlandstalige
en Franstalige rechtzoekenden. Deze ongelijkheid geldt
zelfs voor de raadsheren bij het Hof van Cassatie : aan
Nederlandstalige kant ligt de werklast veel hoger dan aan
Franstalige kant. De cijfers van het aantal arresten in de
eerste kamer, 68% tegen 32%, zeggen in dit verband
voldoende. Elke Nederlandstalige raadsheer bij het Hof
klaagt dat de werkdruk onhoudbaar is en dat daaraan iets
moet worden gedaan. Aan Nederlandstalige kant worden
de doorloopperiode en de werklast steeds groter.
Mijn eerste vraag aan de minister is dan ook of hij de
exacte cijfers kan geven per kamer en per afdeling. Dit is
in het verslag van het Hof niet altijd duidelijk. Kan de
minister, ook per kamer en per afdeling, een beeld geven
van de gemiddelde doorlooptijd van de zaken ? Voor de
eerste kamer heeft men het voor Franstalige zaken over
18 maanden, voor de tweede over minder dan een jaar.
Hiermee weten we echter nog niets over de doorlooptijd
voor een Nederlandstalige en een Franstalige zaak. Hoe
denkt de minister de achterstand bij het Hof en de
scheeftrekkingen aan Nederlandstalige kant weg te wer-
ken ? Het Hof doet een aantal suggesties : verhoging van
het rolrecht, weigering van zaken die niet van belang zijn
voor de evolutie van het recht, een soort voorafgaande
toelating, formules voor een vereenvoudigde afhandeling
van de zaken en tenslotte ook het doorbreken van de
pariteit aan Nederlandstalige kant. In tegenstelling tot wat
collega Laeremans beweert, wordt deze suggestie hier
niet voor een eerste keer door het Hof geformuleerd.
Tijdens de vorige regeerperiode werd een wetsontwerp
ingediend dat werd gei¨nspireerd door het Hof van Cas-
satie en waarin een schuchtere poging werd gedaan om
de pariteit te doorbreken. Er werd voorgesteld e´e´n bijko-
mende Nederlandstalige raadsheer te benoemen. Dit
wetsontwerp is na een veto van de PS gesneuveld. Het
Hof heeft zelf gesuggereerd dat dit niet hoeft te beteke-
nen dat het Hof niet meer paritair zou moeten zijn
samengesteld wanneer het in verenigde kamers verga-
dert. Het doorbreken van de pariteit is een kwestie van
elementaire rechtvaardigheid en gelijke behandeling. Ik
dring er dan ook op aan dat de minister op deze
suggestie ingaat.
De voorzitter : De minister heeft het woord.
Minister Marc Verwilghen : Mijnheer de voorzitter, we
stellen inderdaad vast dat er reeds geruime tijd proble-
men bestaan in verband met de ambten bij het Hof van
Cassatie. De heer Bourgeois heeft naar de vorige regeer-
periode verwezen toen een schuchtere poging werd
ondernomen om de taalpariteit, al was het maar even, te
doorbreken met e´e´n bijkomende Nederlandstalige raads-
heer. Hij zal zich evenzeer herinneren dat we tijdens de
vorige regeerperiode een debat hebben gevoerd over de
referendarissen die aan het Hof van Cassatie zouden
worden toegevoegd teneinde de werkdruk te verminde-
ren. Voor deze referendarissen moest de taalpariteit niet
gelden, met alle daaraan verbonden gevolgen. Het grote
heil dat deze maatregel zou brengen, is duidelijk uitge-
bleven. Uit het verslag van het Hof kunnen we gedeelte-
lijk opmaken waarom.
Dit verslag is trouwens een interessant document. Er
wordt een aantal suggesties aangereikt; andere sugges-
ties zijn vatbaar voor verschillende connotaties of inter-
pretaties en zijn niet altijd even duidelijk. Het zou goed
zijn om naar aanleiding van het jaarverslag met de leden
van het Hof een gesprek te kunnen voeren.
Ik zal u een overzicht geven met cijfergegevens over de
gerechtelijke achterstand per kamer en per afdeling. Het
is wel mogelijk om deze som te maken op basis van de
gegevens in het jaarverslag, maar ik geef toe dat dit
enige inventiviteit en rekenkunde vereist. In de eerste
kamer waren er 742 nieuwe zaken, er werden 552
arresten gewezen en er moeten er nog 1306 worden
gewezen. Bij de opdeling naar taal geeft dit de volgende
verhouding : in de Nederlandstalige afdeling zijn er 474
nieuwe zaken, 376 gewezen arresten en 985 te wijzen
arresten; in de Franstalige afdeling zijn er 268 nieuwe
zaken, 176 arresten en 321 te wijzen arresten. Er is dus
een duidelijk verschil. In de tweede kamer waren er 1 743
nieuwe zaken, 1 582 gewezen arresten en 1 445 te
6
HA 50
COM 035
09-11-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Marc Verwilghen
wijzen arresten. In de Nederlandstalige afdeling waren er
996 nieuwe zaken, 886 gewezen arresten en 1 145 te
wijzen arresten; in de Franstalige afdeling waren er 747
nieuwe zaken, 716 gewezen arresten en 300 nog te
wijzen arresten. Het verschil is hier dus minder uitgespro-
ken. Ik zal straks toelichten waarom. In de derde kamer
waren er 210 nieuwe zaken, 174 gewezen arresten en
215 nog te wijzen arresten. In de Nederlandstalige afde-
ling waren er 133 nieuwe zaken, 89 gewezen arresten en
138 te wijzen arresten; in de Franstalige afdeling waren
er 77 nieuwe zaken, 85 gewezen arresten en 110 te
wijzen arresten.
Dit leidt mij tot de doorlooptijd. Ook hier zal ik kamer per
kamer behandelen. Het grootste probleem is in de eerste
kamer gesitueerd. De doorloopperiode in de Nederlands-
talige afdeling is zeer lang; verdere specificaties worden
hierover niet gegeven. Ik kan er dan ook geen cijfer op
plakken. In de Franstalige afdeling is de doorlooptijd 18
maanden. Straks zal ik een aantal mogelijke oplossingen
naar voren schuiven. De gemiddelde doorlooptijd in de
tweede kamer bedraagt minder dan een jaar. Dit kan
misleidend overkomen want men moet weten dat som-
mige zaken binnen een zeer korte termijn worden behan-
deld. Met name alle beslissingen met betrekking tot de
voorlopige hechtenis worden in de tweede kamer, de
Strafkamer, behandeld. De doorlooptijd van e´e´n jaar
moet dus worden gerelativeerd. In de derde kamer is de
gemiddelde doorlooptijd zowel in de Nederlandstalige als
in de Franstalige afdeling minder dan een jaar. Men kan
dus moeilijk spreken van een achterstand. Deze kamer
buigt zich vooral over burgerlijke zaken met een sociaal-
rechterlijke connotatie. Om die reden heeft deze kamer
zich ter beschikking gesteld om een deel van het werk
van de eerste kamer over te nemen, hetgeen niet is
opgenomen in de statistieken van de derde kamer. De
Franstalige afdeling houdt zich vooral met fiscale zaken
bezig. De stijging van het aantal zaken in de Nederlands-
talige kamer zal alleen tot gevolg hebben dat minder
zaken van de eerste naar de derde kamer worden
overgeheveld.
Ik meen dat er grosso modo drie methodes bestaan om
de achterstand weg te werken. Deze methodes worden
trouwens voor een deel aangereikt door het Hof van
Cassatie zelf. Ten eerste, kunnen bijkomende aanwer-
vingen worden overwogen. Ten tweede, kan de interne
organisatie, al dan niet tijdelijk, worden herschikt. Ten
derde, kunnen de structurele oorzaken worden aange-
pakt. Er is terecht op gewezen dat er twee belangrijke
elementen zijn. Enerzijds, zijn er de structurele oorzaken
die mits een aantal ingrepen op termijn kunnen worden
verholpen. Anderzijds, spelen ook conjuncturele elemen-
ten een rol. Die kunnen niet zo gemakkelijk worden
voorspeld. Men kan niet altijd zien op welk ogenblik men
zou kunnen worden geconfronteerd met zaken zoals het
Uniopproces en het Agusta-Dassault-proces.
Door de wet van 6 mei 1997 strekkende tot bespoediging
van de procedure voor het Hof van Cassatie werd de
personeelsformatie van het Hof aangepast. Het aantal
raadsheren is drastisch verhoogd van 24 tot 28 waardoor
het totaal van de zetel op 30 werd gebracht. Het aantal
advocaten-generaal werd van 10 tot 12 verhoogd. De
graad van referendaris bij het Hof van Cassatie werd
ingesteld. Het aantal griffiers werd van vijf op zes ge-
bracht, dat van adjunct-griffiers van drie op vier. Op e´e´n
plaats van raadsheer na is geen enkele plaats vacant,
buiten de ambten van referendaris. Daar werden tien
plaatsen vooropgesteld, waarvan er drie zijn ingevuld,
twee door Nederlandstaligen en een door een Fransta-
lige. Wel meen ik dat de Kamer van volksvertegenwoor-
digers slechts onlangs een kandidaat heeft voorgedra-
gen voor het vacante ambt van bijkomend raadsheer bij
het Hof van Cassatie. Er werd mij gevraagd de benoe-
ming van een vierde, Nederlandstalige, referendaris te
ondertekenen. Een andere Nederlandstalige laureaat
heeft aanvaard het ambt van referendaris op 1 septem-
ber 2000 op te nemen. Tegen dan zullen dus vijf van de
tien plaatsen zijn opgevuld. Het Hof van Cassatie zal dan
ook verplicht zijn om opnieuw een vergelijkend examen
te organiseren om een nieuwe wervingsreserve voor
referendarissen aan te leggen. Bovendien heeft het Hof
vanwege de achterstand bij de Nederlandstalige zaken
de taalverhouding vastgelegd op acht Nederlandstalige
en twee Franstalige referendarissen. Alle referendaris-
sen moeten een bewijs leveren van hun kennis van de
andere landstaal. Volledigheidshalve deel ik u mee dat
e´e´n Nederlandstalige substituut-procureur-generaal bij
het parket van het hof van beroep te Brussel naar het
parket-generaal bij het Hof van Cassatie zal worden
gedetacheerd.
Dan kom ik bij de herschikkingen die door het Hof zelf in
het jaarverslag werden voorgesteld. Er wordt een aantal
organisatorische
verbeteringen
voorgesteld;
tevens
wordt het thema van de taalverhouding aangereikt. Ook
wordt voorgesteld om te zetelen in afdelingen van drie
raadsheren in plaats van de gebruikelijke vijf. Dit zou het
geval zijn in zaken waarvoor reeds een precedent be-
staat en eenparigheid over de uitspraak wordt bereikt.
Wat de verbetering van enkele organisatorische aspec-
ten betreft, verwijst het Hof naar de wijze waarop de
zaken worden vastgesteld en de administratieve afhan-
deling in het algemeen moet worden verbeterd. Dit is dus
een stuk zelfkritiek en ik neem aan dat het Hof hiervoor
zelf een oplossing vindt. In het volgend gerechtelijk jaar
zal de Nederlandstalige afdeling van de tweede kamer
een nieuwe organisatie krijgen. Zo zullen de zittingen
worden ontdubbled en zal in beperkte samenstelling
worden gezeteld. De zittingen in de eerste kamer zullen
per thema worden gegroepeerd en er zal worden ge-
streefd naar een specialisatie per advocaat-generaal.
HA 50
COM 035
7
09-11-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Marc Verwilghen
De huidige taalpariteit leidt tot een onevenwicht in de
werklast omdat er meer Nederlandstalige zaken zijn dan
Franstalige. De eerste voorzitter heeft beslist dat enkele
Franstalige magistraten die vlot Nederlands spreken ook
in Nederlandstalige zaken kunnen zetelen. Dit heeft tot
gevolg dat de verhouding in de zittingen er als volgt uit
ziet : vijf zittingen in het Nederlands per maand tegen-
over drie in het Frans. Een identieke beslissing werd
genomen door de procureur-generaal met betrekking tot
de advocaten-generaal. Op korte termijn zullen de refe-
rendarissen worden ingeschakeld voor de Nederlandsta-
lige zaken.
Dan kom ik bij het doorbreken van de taalpariteit
zoals collega Laeremans heeft aangehaald. Op pagina
265 lees ik inderdaad de zin die hij heeft voorgelezen.
Ondertussen heeft de procureur-generaal bij het Hof, de
heer Piret, mij enige opheldering gegeven over deze zin.
Ik citeer :
In zijn jaarverslag heeft het Hof niet vooropge-
steld de taalpariteit te doorbreken daar het geen afbreuk
wil doen aan zijn statuut van federaal orgaan waar
pariteit de regel is, zoals de Ministerraad, het Arbitrage-
hof en de Raad van State. Het verslag vermeldt het
doorbreken van de taalpariteit als theoretische mogelijk-
heid, doch niet als wenselijke verbetering
.
Het Hof van Cassatie heeft grosso modo drie structurele
oorzaken voor de achterstand vooropgesteld. Onduide-
lijke wetgevingstechniek en complexe normen leiden
ertoe dat makkelijker geschillen ontstaan. Er zou dus
moeten worden gepleit voor meer aandacht voor de
kwaliteit van het wetgevend werk. Dit is een oud zeer. In
de regeringsverklaring werd zowel de wetsevaluatie ex
ante als ex post voorgesteld. Hierbij wordt vooral beoogd
dat de wetten niet alleen inhoudelijk worden getest, maar
dat ook een kosten-batenanalyse zou worden gemaakt
van de sociale weerslag van die wetten vooraleer ze
worden goedgekeurd. Dit zou moeten worden gekoppeld
aan een toetsing a posteriori in een systeem van com-
missions des lois dat in het buitenland reeds bestaat. Dit
zal ongetwijfeld aanleiding geven tot betere wetten die op
hun beurt zouden moeten leiden tot minder betwistingen.
Dit lijkt op het eerste gezicht zo alhoewel ik de indruk heb
dat in deze complexer wordende maatschappij nogal
gemakkelijk wordt overgegaan tot het instellen van
steeds meer procedures.
Daarnaast wordt het Hof te veel als een derde aanleg
beschouwd. Dit is niet in alle materies het geval, maar in
elk geval wel in materies waarin de rechtsonderhorige
niet noodzakelijkerwijze de bijstand nodig heeft van een
advocaat bij het Hof van Cassatie alhoewel ik moet
vaststellen dat zelfs de rechtsfiguur van de advocaat bij
het Hof van Cassatie door het Hof ook ter discussie wordt
gesteld wanneer het stelt dat nogal snel cassatieberoep
wordt aangetekend en dat het voorafgaand advies niet
altijd nauwkeurig wordt opgevolgd. Wat dit eerste punt
betreft heeft het Hof zeker gelijk. Als de bijstand van een
advocaat bij het Hof van Cassatie in fiscale zaken
verplicht zou worden gemaakt, dan zouden heel wat
rechtsonderhorigen niet zo snel naar het middel van
cassatie grijpen. De toename van het aantal fiscale
zaken spreekt voor zich. Het Hof doet nog een aantal
bijkomende suggesties zoals het verhogen van rol-
rechten en leave of appeal, waarbij toelating zou moeten
worden gekregen om een cassatieberoep te mogen
instellen.
Tevens werd gevraagd naar mijn persoonlijk standpunt.
Ik mag dagdromen zoveel ik wil, maar het probleem is
veel complexer. Het gaat om een evenwicht dat in vraag
wordt gesteld. Moet de taalpariteit worden doorbroken ?
Dit is in Belgie¨ niet zo evident als op het eerste zicht lijkt.
Het lijkt mij dan ook niet aangewezen om hierover voor
de vuist weg een uitspraak te doen zonder dat ik hiervoor
kan rekenen op een meerderheid. Wanneer een oneven-
wicht bestaat, zullen beslissingen moeten worden geno-
men waarbij meer moet worden gekeken naar het belang
van de rechtsonderhorige dan naar symbolische of harde
aanspraken van gemeenschappen die niet bijdragen tot
een werkbare oplossing.
De voorzitter : Ik wijs erop dat het wetsontwerp tot
uitbreiding van de kaders bij het Hof van Cassatie dat
door de Senaat aan de Kamer werd overgezonden het
heeft over een verhoging met vijf raadsheren, drie Ne-
derlandstaligen en twee Franstaligen. De Kamer heeft dit
aantal teruggebracht op vier teneinde de absolute taal-
pariteit te behouden. Daarnaast heeft de minister geallu-
deerd op een bespreking van het jaarverslag in de
commissie in aanwezigheid van vertegenwoordigers van
het Hof van Cassatie. We hebben een lijst opgesteld van
alle verslagen die we reeds hebben ontvangen. Ik vraag
de minister om deze lijst even te overlopen en ons mee te
delen welke verslagen eventueel aanleiding kunnen ge-
ven tot een bespreking. Ik vind het eigenaardig dat de
wetgever in een wet bepaalt dat een evaluatieverslag
moet worden opgesteld en er verder geen aandacht aan
schenkt. Ik vraag de minister ook om ervoor te zorgen dat
de verslagen die nog niet binnen zijn zouden worden
afgewerkt.
De heer Bart Laeremans heeft het woord.
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, natuurlijk kunnen wij ook lezen. Op pagina 265
van het jaarverslag van het Hof van Cassatie wordt een
duidelijk onderscheid gemaakt tussen de oplossing op
korte termijn en de oplossing op lange termijn. Er staat :
Een andere oplossing zou zijn de taalpariteit te doorbre-
ken, maar bepalen dat in de algemene vergadering
slechts paritair zou mogen worden gezeteld
. Natuurlijk
gebruikt het Hof in dergelijke delicate materies ver-
bloemde bewoordingen. De tekst is echter duidelijk. Dat
8
HA 50
COM 035
09-11-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Bart Laeremans
de procureur-generaal het Hof nu terugfluit, is wellicht te
wijten aan het feit dat hij die passage van het verslag niet
zo nauwkeurig heeft gelezen toen het werd opgesteld en
nu
tegenover
zijn
Franstalige
achterban
-
want
procureur-generaal Piret is natuurlijk een Franstalige -
verplicht is wat gas terug te nemen. Na voorlezing van de
brief van 4 november is het resultaat in elk geval zeer
dubbelzinnig. Dit lokte bij mijn collega de terechte uit-
spraak uit dat een dergelijke dubbelzinnigheid toch wel
merkwaardig is, aangezien dit Hof voor de eenheid van
rechtspraak moet zorgen.
Mijnheer de minister, u geeft als antwoord dat er een
meerderheid moet zijn om dit te doorbreken en dat men
niet zomaar in het wilde weg mag schieten.
De heer Erdman heeft in zijn uiteenzetting gezegd dat er
in de Senaat wel degelijk een meerderheid was. Het is
dus niet onmogelijk opnieuw een meerderheid te vinden.
Aangezien wij de principes van de democratie in het
parlement toepassen, kan er op dit vlak geen probleem
bestaan. Er zijn genoeg argumenten om de pariteit te
doorbreken. De Vlamingen in dit land hebben recht op
een gelijke behandeling door het hoogste rechtscollege.
Dit betekent dat zij even snel moeten worden geholpen
als de Franstaligen. Zij moeten tevens de garantie heb-
ben dat hun dossier correct wordt begrepen. Daarom
moet hun dossier in principe worden behandeld door een
Nederlandstalige magistraat. Deze elementen zijn veel
belangrijker dan de achterhaalde kunstmatige pariteit.
Ik dring erop aan dat de minister de nodige initiatieven
neemt om de pariteit zo snel mogelijk te doorbreken.
De voorzitter : De heer Geert Bourgeois heeft het
woord.
De heer Geert Bourgeois (VU&ID) : Mijnheer de voor-
zitter, de minister heeft mijn vraag over de doorlooptijd
niet beantwoord. Hij verwijst naar het jaarverslag. Hierin
wordt echter geen concrete periode vermeld. Aan Fran-
stalige kant bedraagt de doorlooptijd in de eerste kamer
18 maanden terwijl de doorlooptijd aan Nederlandstalige
kant als
zeer lang wordt bestempeld. Ik zou graag
weten hoelang de doorlooptijd precies is. Het kan voor de
minister niet moeilijk zijn deze informatie op te vragen. In
een rechtstaat is het niet geoorloofd dat het verschil in
behandeling tussen een Nederlandstalige en een Fran-
stalige rechtzoekende zo groot is. De enige fundamen-
tele oplossing voor dit probleem bestaat in het doorbre-
ken van de pariteit. Overigens stelt het Hof van Cassatie
zelf voor dat de pariteit behouden blijft op het niveau van
de algemene vergadering. Ik meen niet dat de Fransta-
ligen hiertegen bezwaren kunnen hebben.
De andere suggesties kunnen volgens mij niet worden
aanvaard. Volgens de minister zou het Hof van Cassatie
van plan zijn de achterstand aan Nederlandstalige kant te
laten wegwerken door tweetalige Franstalige magistra-
ten. In dit geval cree¨ert men opnieuw een ongelijkheid
aangezien er geen tweetalige Nederlandstalige magistra-
ten mee in de Franstalige kamers zetelen. Een dergelijke
toestand kan tot een verschillende ontwikkeling in de
rechtspraak leiden.
De dispariteit van acht tegen twee bij de referendarissen
kan misschien gedeeltelijk bijdragen tot de oplossing van
het probleem. Indien ik het goed heb begrepen is dit
echter een zaak voor de Griekse kalender. Op korte
termijn kunnen wij geen oplossing verwachten.
Ik pleit voor het tot stand komen van een dialoog. Ik
herhaal dat ik niet inzie welke bezwaren de Franstaligen
kunnen hebben. Ik betreur dat de heer Piret in een brief
aan de minister laat weten dat het Hof van Cassatie geen
voorstander is van een dergelijke oplossing. Zijn voor-
gangster, mevrouw Liekendael, toonde op dit vlak meer
moed. Zij heeft in deze commissie verklaard dat de
pariteit niet langer verdedigbaar is. Dit heeft helemaal
niets te maken met communautaire argumenten. Wij
stellen enkel vast dat het gelijkheidsprincipe wordt ge-
schonden en dat de Nederlandstalige raadsheren te veel
worden belast.
De voorzitter : De minister heeft het woord.
Minister Marc Verwilghen : Mijnheer de voorzitter, ik wil
even reageren op uw voorzet. Naar aanleiding van een
aantal wetswijzigingen met betrekking tot het Hof van
Cassatie bepaalt het jaarverslag :
Het jaarverslag moet
in de eerste plaats dienen om aan het parlement en de
regering, waarvoor het wettelijk is bestemd, en aan het
publiek de inlichtingen te verschaffen waarop zij recht
hebben. Tevens biedt het verslag aan het Hof echter de
gelegenheid tot introspectie en tot het voorbereiden van
de toekomst aan de hand van een lering daaruit.
Wie dit
leest, is het ongetwijfeld met mij eens dat dit document
onze aandacht verdient en dat het niet uitsluitend het
voorwerp mag uitmaken van een vraag of een interpel-
latie van de leden van de commissie voor de Justitie. Ik
stel dan ook voor dat er contact wordt opgenomen met
het Hof van Cassatie ten einde een rechtstreeks debat
over dit verslag te kunnen voeren. Op die manier zouden
eventuele problemen onmiddellijk aan het licht komen. Ik
heb het antwoord van de heer Piret voorgelezen in
verband met de vraag van de heer Laeremans met
betrekking tot pagina 265 van het verslag. Wellicht
zouden wij dan ook een antwoord krijgen op de pran-
gende vraag over de duur van de doorlooptijd van een
Nederlandstalige zaak in de eerste kamer. Wij weten dat
de doorlooptijd in de Franstalige afdeling 18 maanden
bedraagt, maar aan de hand van sommige elementen uit
het verslag kunnen wij alleen maar veronderstellen dat
de doorlooptijd van een Nederlandstalige zaak veel lan-
ger is dan 18 maanden. Ik ben het ermee eens dat dit
HA 50
COM 035
9
09-11-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Marc Verwilghen
onaanvaardbaar is. Een dialoog met het Hof van Cassa-
tie zou deze toestand kunnen ophelderen. We stellen
echter vast dat een dergelijke dialoog in ons land ont-
breekt. Nochtans is dit de enige mogelijkheid om de drie
machten toe te laten in het belang van de rechts-
onderhorigen een meer efficie¨nte strategie uit te werken.
De voorzitter : De heer Bart Laeremans heeft het woord.
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, de minister heeft een constructief voorstel
geformuleerd. In de loop van de vorige legislatuur waren
wij echter al overeengekomen dat er jaarlijks en bij het
begin van een nieuwe legislatuur een contactmoment
zou zijn tussen het Hof van Cassatie en de commissie
voor de Justitie.
De voorzitter : Mijnheer Laeremans, ik had mij voorge-
nomen de methoden van de senaatscommissie voor de
Justitie ook in de Kamer toe te passen, in de zin dat wij
een dialoog zouden voeren met alle korpsoversten. In dat
geval is de inhoud van de agenda zeer belangrijk ten
einde te vermijden dat er alleen maar met scherp wordt
geschoten en dat er geen constructieve voorstellen wor-
den gedaan.
Ik heb inderdaad een voorzet gegeven door alle versla-
gen te vragen die ons volgens de wet moeten worden
bezorgd. Indien ik geen negatieve reacties krijg op mijn
initiatief, stel ik voor dat we contact opnemen met de
eerste voorzitter en de procureur-generaal om in januari
2000, een symbolisch jaar dat vele mensen inspireert,
een vruchtbare bespreking over deze problematiek te
voeren. Of er al dan niet een openbaar debat zal worden
gevoerd, is nog niet duidelijk. We moeten uiteraard
rekening houden met de opvatting van de
rigoristen
inzake de scheiding van de machten.
Minister Marc Verwilghen : Mijnheer de voorzitter, ik wil
u erop wijzen dat het Hof van Cassatie wettelijk verplicht
is een jaarverslag op te stellen. Ik pleit ervoor de dialoog
te voeren met het Hof van Cassatie in plaats van met alle
korpsoversten.
De voorzitter : Beide zaken hebben niets met elkaar te
maken.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Question orale de M. Jean-Pol Henry au ministre de
la Justice sur
les proble`mes des effectifs dans
l'arrondissement judiciaire de Charleroi
Mondelinge vraag van de heer Jean-Pol Henry aan de
minister van Justitie over
de personeelsproblemen
in
het
gerechtelijk
arrondissement
Charleroi
(nr. 264)
Le pre´sident : La parole est a` M. Jean-Pol Henry.
M. Jean-Pol Henry (PS) : Monsieur le pre´sident, je vais
essayer d'e^tre bref afin que vous puissiez aborder
aujourd'hui la discussion de la note de politique ge´ne´rale.
Mon colle`gue M. Giet a de´ja` interpelle´ le ministre la
semaine dernie`re sur la situation de la magistrature et
des parquets dans les grandes villes. Je voudrais revenir
plus spe´cifiquement sur la situation a` Charleroi ou`,
comme dans tant d'autres grandes villes mais ni plus ni
moins, nous sommes confronte´s a` des proble`mes de
petite de´linquance mais aussi de faits qui de´coulent
d'une inse´curite´ et d'une criminalite´ plus importante. Cela
provoque dans la population, peut-e^tre de manie`re sub-
jective, un sentiment grandissant d'impunite´ des auteurs
et d'inse´curite´ de la population. Parfois de manie`re
objective, mais parfois aussi avec certains sous-
entendus politique, la population a tendance a` se tourner
vers les acteurs de premie`re ligne, c'est-a`-dire la police
communale, la gendarmerie, le bourgmestre, sans savoir
que derrie`re eux se trouvent le parquet et la magistrature.
Je soutiens votre souhait d'une justice plus rapide et plus
efficace. Ma question a un sens tre`s positif. A Charleroi,
me^me si les proble`mes sont aigus, les bonnes volonte´s
sont la` et diverses initiatives ont e´te´ prises par le procu-
reur du Roi, le pre´sident du tribunal, le commissaire de
police en chef et le bourgmestre. Mais, au-dela` de
certains proble`mes lie´s a` l'organisation me^me des insti-
tutions, il y aurait aussi un proble`me de nature quantita-
tive, des cadres insuffisants, des cadres non comple´te´s
ainsi qu'un staff administratif sous-dimensionne´.
Pouvez-vous me de´crire la situation a` Charleroi ? Le
cadre du personnel place-t-il Charleroi dans une position
difficile par rapport a` d'autres arrondissements judiciaires
comparables ? Si la situation du cadre est pre´occupante,
quelles solutions pouvez-vous nous proposer a` court
terme ?
Le pre´sident : La parole est au ministre.
M. Marc Verwilghen, ministre : Monsieur le pre´sident, il
est exact que j'ai e´te´ interpelle´ a` plusieurs occasions ces
derniers temps au sujet de la proble´matique des cadres
en ce qui concerne tant la magistrature que le parquet ou
les greffes de certains arrondissements judiciaires. Je
constate que dans certains il n'y a pas de proble`me et
que dans d'autres les proble`mes sont parfois aigus. Les
exemples sont connus. Ils ont de´ja` e´te´ traite´s, aussi bien
a` Bruxelles qu'a` Lie`ge.
10
HA 50
COM 035
09-11-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Marc Verwilghen
Aujourd'hui, vous me posez une question sur les cadres
du personnel de Charleroi. Pour vous donner un maxi-
mum d'informations, je vais vous remettre deux tableaux.
L'un d'eux a trait a` la juridiction et l'autre au parquet du
tribunal de premie`re instance de Charleroi.
Je rappelle que la loi du 20 juillet 1998 a augmente´ et fixe´
les cadres des magistrats du tribunal de premie`re ins-
tance de Charleroi de la manie`re suivante, qui me parai^t
conside´rable :
- un pre´sident;
- 7 vice-pre´sidents (+1);
- 30 juges (+3);
- un procureur du Roi;
- 33 substituts du procureur du Roi (+3).
Cependant, l'article 11 de ladite loi pre´voit, en ce qui
concerne le tribunal de premie`re instance de Charleroi,
que pour une place de juge et une place de substitut du
procureur du Roi, il ne pourra e^tre proce´de´ effectivement
a` l'appel aux candidats par voie de publication au Moni-
teur que moyennant une de´cision du Roi, c'est-a`-dire par
arre^te´ royal de´libe´re´ en Conseil des ministres et sur base
d'une e´valuation. A de´faut de cette de´cision du Roi,
l'appel aux candidats interviendra au plus tard le 1er avril
2000.
Dans le souci de faire avancer les choses, une e´tude a
e´te´ remise au procureur ge´ne´ral qui me l'a fait parvenir.
Cette e´tude a e´te´ signe´e par le bourgmestre, le procureur
du Roi, le pre´sident du premier tribunal, le commandant
de district, le commissaire en chef de la police judiciaire
et le commissaire en chef de la police communale. Elle
montre que des proble`mes structurels se posent.
J'e´tudie actuellement le dossier. Je remettrai mes conclu-
sions au Conseil des ministres qui devra de´libe´rer et
prendre sa de´cision.
Je constate cependant que la situation actuelle au tribu-
nal de premie`re instance de Charleroi n'est pas aussi
de´sastreuse que dans certains autres arrondissements
judiciaires. Par exemple, a` Lie`ge, au sie`ge, le cadre
actuel est de 37 personnes dont 33 effectives, soit une
diffe´rence de 4 unite´s. Au parquet, le cadre actuel est de
33 dont 28 effectifs, soit une diffe´rence de 5.
En ce qui concerne les magistrats du sie`ge, j'ai pre´pare´
deux arre^te´s royaux pour les nominations a` deux des
4 places vacantes. Ce proble`me devrait e^tre re´gle´ assez
rapidement. Les deux autres places sont en cours de
re´examen et une de´cision devrait e^tre prise ende´ans les
deux mois.
La proble´matique des 5 places de substituts du procureur
du Roi est beaucoup plus aigue¨ et se fait sentir beaucoup
plus fortement puisqu'aucune des vacances n'a attire´
des candidats. Faute de candidatures, j'ai du^ faire a`
nouveau publier ces 5 places vacantes au Moniteur
belge.
Je signale e´galement qu'une place de juge de comple´-
ment est vacante pour le ressort de la cour d'appel de
Mons, mais avec affectation aux tribunaux de premie`re
instance de Charleroi et de Mons. Les dossiers des
candidats a` cette place m'ont e´te´ soumis pour de´cision.
Celle-ci est pre^te mais elle doit encore e^tre soumise a` la
signature royale.
Il est en outre a` noter qu'au tribunal de premie`re instance
de Charleroi, 17 juristes sous contrat ont e´te´ recrute´s
(11 au sie`ge et 6 au parquet) afin d'offrir un soutien
spe´cialise´ aux magistrats.
Voila` donc la situation des cadres. Je n'ai pas l'impres-
sion qu'ils soient sous-dimensionne´s. La premie`re chose
a` faire est de comple´ter le cadre. De`s que cela sera fait,
l'e´tude envoye´e re´cemment par le procureur ge´ne´ral de
Mons pourra e^tre prise en conside´ration afin de voir si les
cadres doivent encore e^tre e´tendus, aussi bien en ce qui
concerne les magistrats du sie`ge que ceux du parquet.
Le pre´sident : La parole est a` M. Jean-Pol Henry.
M. Jean-Pol Henry (PS) : Monsieur le pre´sident, je
remercie le ministre pour les renseignements tre`s pre´cis
qu'il vient de donner.
Je vous assure de mon appui. L'e´largissement des
cadres est ne´cessaire partout en Belgique et plus spe´ci-
fiquement dans les grandes villes ou` le sentiment d'inse´-
curite´ est ressenti par la population et ou` une justice plus
rapide et plus efficace est indispensable, a` condition,
monsieur le ministre, que vous en ayez les moyens
humains et financiers. Je suis convaincu de votre volonte´
d'y arriver.
Cette politique re´pressive efficace doit aussi s'inse´rer
dans une politique globale, sans oublier tout ce qui est
pre´ventif, c'est-a`-dire une politique tendant vers plus de
formation, plus d'emploi, une ame´lioration du cadre de
vie, mais aussi plus de moyens - ce n'est pas de votre
compe´tence - aux villes, aux communes et aux bourg-
mestres. Dans le cadre de la re´forme de la police et de la
gendarmerie, il faut donner a` ceux-ci ce que la population
re´clame a` juste titre, une plus grande se´curite´.
De voorzitter : Mijnheer de minister, door de tabellen
van slechts e´e´n arrondissement rond te delen, neemt u
een groot risico. Het is dan ook best mogelijk dat u
dezelfde vragen zult krijgen met betrekking tot de
28 andere arrondissementen.
HA 50
COM 035
11
09-11-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
voorzitter
Aansluitend op de vorige vraag, wil ik de leden erop
wijzen dat het Hof van Cassatie de voorstellen aan-
gaande een Nederlandstalige plaats heeft goedgekeurd.
Wij zullen binnenkort de nodige documenten ontvangen
ten einde de hoorzitting te organiseren en over te gaan
tot de stemming over de tweede kandidatuur.
M. Marc Verwilghen, ministre : Je remercie M. Henry
pour son soutien.
Le pre´sident : L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Mondelinge vraag van de heer Karel Van Hoorebeke
aan de minister van Justitie over
de kostprijs van
inlichtingen gevraagd door onderzoeksrechters en
politiediensten
(nr. 312)
Question orale de M. Karel Van Hoorebeke au minis-
tre de la Justice sur
la re´mune´ration des renseigne-
ments demande´s par les juges d'instruction et les
services de police
De voorzitter : De heer Karel Van Hoorebeke heeft het
woord.
De heer Karel Van Hoorebeke (VU&ID) : Mijnheer de
voorzitter, hoewel dit geen vraag is met een politieke
inslag, is ze niet onbelangrijk.
De problematiek is niet nieuw. De Belgische Vereniging
van Banken houdt zich er al geruime tijd mee bezig.
Aangezien het aantal fiscale misdrijven toeneemt, wor-
den de bankinstellingen vrij geregeld gecontacteerd door
parketten, onderzoeksrechters, rijkswacht en politie voor
dringende informatie inzake rekeningen en kluizen.
Meestal gaat het om een reeks opzoekingen. Men vraagt
soms informatie die betrekking heeft op verschillende
jaren. De vraag rijst of men verplicht is deze inlichtingen
te verschaffen en of er een vergoeding kan worden
aangerekend. Tot op heden gebeurde dit vrij arbitrair. Er
is op dit vlak nood aan een duidelijke reglementering.
Graag had ik van de minister vernomen of hierover
onderhandelingen aan de gang zijn en of er concrete
afspraken worden gemaakt.
De voorzitter : De minister heeft het woord.
Minister Marc Verwilghen : Mijnheer de voorzitter, het
probleem dat de heer Van Hoorebeke heeft aangehaald,
zou best op een definitieve en structurele manier worden
opgelost. De praktijk heeft uitgewezen dat er tot op
heden op een andere manier wordt gewerkt. Onder de
geldende reglementering betreffende de gerechtskosten
in strafzaken verschilt de praktijk van gerechtelijk arron-
dissement tot arrondissement. Zo heeft het parket van
Brussel met verscheidene banken een akkoord afgeslo-
ten waarbij de banken zich ertoe verbinden geen kosten
meer te factureren indien ze onder een bepaald bedrag -
op dit ogenblik 3000 frank - vallen, terwijl de gerechtelijke
overheid zich ertoe engageert de vragen te beperken tot
wat strikt noodzakelijk is in het kader van het onderzoek.
Als gevolg van dit akkoord worden nu nog maar zelden
zeer belangrijke bedragen als kosten ingebracht.
De andere gerechtelijke arrondissementen hoeven niet
noodzakelijkerwijze dezelfde afspraken te maken. De
problemen zijn er dan ook van een andere aard.
De problematiek zal niettemin op relatief korte termijn
worden opgelost met het ontwerp van nieuw reglement
op de gerechtskosten in strafzaken. Het toekomstige
artikel 48 van dit nieuwe reglement van gerechtskosten
houdt een specifieke tarifering in met betrekking tot de
informatieverstrekking door banken en financie¨le instel-
lingen. Deze tarifering werd uitgewerkt in overleg met de
Belgische Vereniging van Banken. De heer Van Hoore-
beke heeft er terecht op gewezen dat deze vereniging het
gesprek op gang heeft gebracht.
Nadat de minister van Begroting het ontwerp van regle-
ment heeft goedgekeurd, zal het voor advies aan de
Raad van State worden voorgelegd.
Met het nieuwe reglement zal dit probleem op een
structurele manier worden opgelost.
De voorzitter : De heer Karel Van Hoorebeke heeft het
woord.
De heer Karel Van Hoorebeke (VU&ID) : Mijnheer de
voorzitter, het antwoord van de minister stemt mij zeer
tevreden.
De voorzitter : Ik zie de toekomst van de advocatuur
rooskleurig in aangezien de kostprijs van de inlichtingen
die worden gevraagd door onderzoeksrechters en par-
ketten door de advocaten in rekening kunnen worden
gebracht. Dat is echter een ander verhaal.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Luc Goutry aan de
minister van Justitie over
de wedden van griffiers en
secretarissen
(nr. 328)
Question orale de M. Luc Goutry au ministre de la
Justice sur
la re´mune´ration des greffiers et secre´-
taires
12
HA 50
COM 035
09-11-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
De voorzitter : De heer Luc Goutry heeft het woord.
De heer Luc Goutry (CVP) : Mijnheer de voorzitter, deze
vraag heeft in de eerste plaats betrekking op de hoofd-
griffiers en de hoofdsecretarissen.
Op 30 juni 1999 verscheen in het Belgisch Staatsblad de
wet houdende de wijziging van de wetten van de magis-
traten van de rechterlijke orde.
Op dit vlak bestaat reeds geruime tijd een anomalie, die
ook met de nieuwe wet niet van de baan is. Er wordt op
financieel vlak een onderscheid gemaakt tussen de ver-
schillende klassen. Voor de magistraten werd dit onder-
scheid weggewerkt. Men heeft zich hierbij gebaseerd op
de bevolkingscijfers. Het klassenonderscheid tussen de
hoofdgriffiers en de hoofdsecretarissen, enerzijds en de
magistraten, anderzijds van dezelfde rechtsmachten be-
staat echter nog steeds. Men gebruikt nog altijd verschil-
lende maatstaven om de remuneratie te bepalen.
Het antwoord van de minister op een mondelinge vraag
over dit onderwerp luidt dat het Arbitragehof in een arrest
van 16 december 1998 de knoop definitief heeft doorge-
hakt en bepaalt dat de griffier een orgaan is van de
gerechtelijke macht waartoe hij behoort en dat een
verschillende behandeling van magistraten en griffiers
dus niet is toegestaan.
Ik had dan ook graag van de minister vernomen of dit
arrest een einde zal maken aan de door mij geschetste
anomalie ?
De voorzitter : De minister heeft het woord.
Minister Marc Verwilghen : Mijnheer de voorzitter, de
heer Goutry haalt een anomalie aan die wellicht aan de
aandacht van de partijen van het Octopusakkoord is
ontsnapt. Het is overigens niet de enige anomalie. Ik
herinner eraan dat het tuchtrecht voor de magistratuur op
een zeer indringende wijze is hervormd. Hierbij werd het
gedeelte dat betrekking heeft op de griffiers en de
parketsecretarissen evenwel over het hoofd gezien. On-
danks alle goede intenties slaagt men er niet altijd in om
met een wetswijziging alle problemen uit de weg te
ruimen.
De heer Goutry verwijst terecht naar de wet van 29 april
1999. Met deze wet wordt de vlakke loopbaan voor de
magistraten gei¨nstalleerd. Wij hebben de weddebij-
slagen en de periodieke verhogingen van de wedden van
de magistraten vastgelegd, afhankelijk van het aantal
inwoners van het rechtsgebied. Met deze bepaling is
iedereen het eens. Er rijzen echter problemen omdat de
vergelijking moet worden doorgetrokken naar de perso-
nen die de magistraten helpen, met name de griffiers. Op
dit vlak worden wij geconfronteerd met een vrijwel on-
houdbare situatie. Onrechtstreeks cree¨ert de nieuwe wet
een discriminatie omdat bij de inwerkingtreding de voor-
zitters van de rechtbanken van eerste aanleg, de
arbeidsrechtbanken en de rechtbanken van koophandel
evenals de procureurs des Konings en de arbeidsaudi-
teurs een wedde zullen ontvangen die is gebaseerd op
een bevolkingscijfer van 250 000 inwoners, terwijl hun
griffiers en de parketten van dezelfde rechtsmachten op
bevolkingscijfers van 500 000 inwoners moeten worden
gekwalificeerd. De voormelde bevolkingscijfers staan
voor de rechtsmachten in klassen.
Men kan zich afvragen of deze indeling moet worden
gehandhaafd. Onlangs werd mij een gelijkaardige vraag
gesteld door de heer Fre´de´rique, die verwees naar de
toestand in de vredegerechten eerste en tweede klasse.
Dit is geen gezonde situatie want wanneer deze wet op
1 januari 2000 van toepassing wordt, zullen de korps-
oversten tot de eerste klasse behoren terwijl de griffiers
van dezelfde rechtsmacht tot de tweede klasse moeten
worden gerekend.
Om een einde te maken aan deze onbillijke toestand heb
ik mijn administratie opgedragen een voorontwerp van
wetswijziging op te stellen. De oplossing die ik, mits
goedkeuring van de Ministerraad, aan het parlement
wens voor te leggen, zal erin bestaan de artikelen 366,
369 ten derde, 372 en 374 ten derde van het Gerechtelijk
Wetboek indien nodig met terugwerkende kracht vanaf
1 januari 2000 aan te passen naar analogie met de
bepalingen die gelden voor de magistratuur.
De budgettaire implicatie van deze rechtzetting zou vol-
gens een voorlopige raming van de diensten van het
departement 4,2 miljoen frank op jaarbasis bedragen.
Ik heb de intentie deze aangelegenheid zo spoedig
mogelijk te agenderen. Of dit nog mogelijk zal zijn vo´o´r
1 januari 2000, valt echter te betwijfelen gezien alle
formaliteiten die moeten worden vervuld. Deze wet zal
dan ook ab initio de terugwerkende kracht vanaf 1 januari
2000 moeten inhouden.
De voorzitter : De heer Luc Goutry heeft het woord.
De heer Luc Goutry (CVP) : Mijnheer de voorzitter, ik
dank de minister vol overtuiging voor zijn zeer positieve
antwoord. Hij wil tegemoetkomen aan de terechte be-
zorgdheid van de betrokkenen. De personeelsleden van
het betrokken korps wachten vol belangstelling op maat-
regelen terzake. Het parlement zal alles in het werk
stellen om de geplande wijziging zo vlug mogelijk te
realiseren.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
HA 50
COM 035
13
09-11-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
voorzitter
Samengevoegde mondelinge vragen van :
- de heer Tony Van Parys aan de minister van Justitie
over
de financiering van het snelrecht (nr. 336)
- de heer Bart Laeremans aan de minister van Justitie
over
de invoering van het snelrecht (nr. 342)
- de heer Geert Bourgeois aan de minister van Jus-
titie over
de invoering van de snelrechtprocedure
(nr. 359)
Questions orales jointes de :
- M. Tony Van Parys au ministre de la Justice sur
le
financement de la proce´dure acce´le´re´e
- M. Bart Laeremans au ministre de la Justice sur
l'introduction de la proce´dure acce´le´re´e (n° 342)b>
- M. Geert Bourgeois au ministre de la Justice sur
l'introduction de la proce´dure acce´le´re´e (n° 359)b>
De voorzitter : De heer Tony Van Parys heeft het woord.
De heer Tony Van Parys (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
ik verklap waarschijnlijk geen geheim wanneer ik u zeg
dat de problematiek van het snelrecht voor heel wat
deining zorgt. Er worden fundamentele bedenkingen
geuit door de magistratuur. Vandaag las ik in de media
dat de Vereniging van Vlaamse Balies fundamentele
kritiek heeft op het voorontwerp van wet. Ook de Liga
voor de Mensenrechten heeft fundamentele bezwaren.
Ik was getuige van een televisie-uitzending van de RTBF
waarin onder meer de heer Giet en een collega van Ecolo
fundamentele kritiek uitten op het ontwerp. Dit is een
merkwaardig gegeven aangezien het voorontwerp de
goedkeuring had gekregen in de Ministerraad. Zo werd
het in elk geval meegedeeld.
Mijnheer de minister, ten eerste wil ik u een fundamentele
vraag stellen. Bestaat er binnen de regering een akkoord
over uw ontwerp met betrekking tot het snelrecht ? Het is
heel belangrijk dat het parlement hierover duidelijkheid
krijgt. We willen een ondubbelzinnig antwoord op deze
vraag. De mededelingen van sommige coalitiepartners
geven me de indruk dat er een probleem bestaat. Ik stel
vast dat sommige coalitiepartners zich nog niet hebben
uitgesproken. Maar goed, dit is natuurlijk niet mijn pro-
bleem. U zult dat wel begrijpen. Mijn eerste vraag is dus
of er hierover een akkoord bestaat binnen de regering.
De CVP-kamerfractie gaat principieel akkoord met het
heterdaadrecht als reactie op de straatcriminaliteit. Ik ben
het met u eens dat we prompt moeten kunnen reageren
op allerlei geweldsdelicten zoals aanrandingen, vanda-
lisme, diefstal en hooliganisme. Men onderschat vaak de
vele nare gevolgen van deze criminaliteit. Ik zeg dit
vooral met de situatie in de grote steden in het achter-
hoofd. Het onveiligheidsgevoel heeft er vaak met straat-
criminaliteit te maken. Men heeft minstens de indruk dat
die straatcriminaliteit gedeeltelijk straffeloos blijft en dat
er geen reactie op komt. De publieke opinie en uiteraard
ook de slachtoffers vragen terecht een zichtbare en
snelle reactie. Vandaar dat we principieel akkoord gaan
met het heterdaadrecht.
Om die reden hebben we het heterdaadrecht ook uitdruk-
kelijk onderschreven in het Octopusakkoord. Het staat
ingeschreven in de derde peiler van dat akkoord. Ik
betreur dat deze teksten niet werden voorgelegd aan de
Octopuspartners. Het was een element van nieuwe po-
litieke cultuur in uitvoering van het Octopusakkoord dat
de teksten die het voorwerp uitmaakten van het akkoord
vooraf werden voorgelegd aan de Octopuspartners en
dat ze bovendien bij de Kamer bij wijze van wetsvoorstel
werden ingediend. Ik verwijs naar de teksten over de
politiehervorming en de ontwerpen in verband met de
verticalisatie van het Openbaar ministerie en het federaal
parket. Ook de voorbereidende teksten over de andere
elementen van de derde peiler, bijvoorbeeld de initiatie-
ven rond de magistratenschool en de afschaffing van de
militaire gerechten, werden reeds verspreid onder de
Octopuspartners. Op die manier konden we vooraf reeds
een standpunt innemen en met de grootst mogelijke
consensus naar het parlement komen. Ik betreur dat men
breekt met deze traditie die is gegroeid tussen de
Octopuspartners en een zeer concrete uiting was van
nieuwe politieke cultuur.
Mijnheer de minister, principieel zijn we het dus eens met
het heterdaadrecht, maar dit mag uiteraard de afhande-
ling van andere dossiers niet benadelen. Vandaar dat
extra middelen nodig zijn voor magistraten, griffiers,
administratief personeel en logistieke ondersteuning. In-
dien men een permanentie wil organiseren, ook in het
weekend, vergt dit bijkomende investeringen. Ik heb met
genoegen uw verklaring in de pers gelezen dat er hier-
voor minstens 200 bijkomende magistraten nodig zijn. Ik
heb ook de verklaring van uw woordvoerdster gelezen
dat door de Ministerraad 250 miljoen frank werd toege-
zegd. Ik heb ook vastgesteld dat u gisteren naar aanlei-
ding van de gesprekken die u met de magistratuur hebt
gevoerd, deze bijkomende middelen voor de magistra-
tuur hebt toegezegd.
Mijn tweede vraag is of u deze toezeggingen voor extra
middelen aan de magistraten die in de media zijn ver-
schenen, ook kunt hardmaken ? Heeft de regering extra
middelen toegezegd voor het snelrecht ? Met extra mid-
delen bedoel ik middelen die komen bovenop de midde-
len die op dit ogenblik beschikbaar zijn voor de goede
werking van de rechterlijke orde. Werden er toezeggin-
gen gedaan voor een kaderuitbreiding van minstens 200
magistraten en werd er voorzien in 250 miljoen frank ?
Ten eerste, vragen we dus of er vandaag een akkoord
bestaat binnen de regering over het ontwerp met betrek-
king tot het snelrecht. Ten tweede, willen we weten of dit
14
HA 50
COM 035
09-11-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Tony Van Parys
akkoord ook rekening houdt met de consequenties van
het snelrecht. Met andere woorden, bestaat er een
akkoord over extra middelen voor de realisatie van het
snelrecht ?
Mijnheer de voorzitter, tot zover de vragen die ik de
minister van Justitie wilde stellen over de reactie op de
straatcriminaliteit, wat toch wel een belangrijk probleem
is.
De voorzitter : Ik kan best aanvaarden dat eenieder
plots vragen ziet oprijzen wanneer het debat reeds zo ver
is gevorderd. Aangezien er een ontwerp op komst is als
ik me niet vergis, is het nog bij de Raad van State - lijkt dit
debat me een beetje onwezenlijk. Laten we dit debat
niettemin voortzetten in het kader van de vragen die
werden gesteld en uitgelokt zijn door de omstandighe-
den.
De heer Tony Van Parys (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
ik geef u gelijk. Normaal zou ik die vraag ook niet hebben
gesteld, aangezien we het ontwerp binnenkort in het
parlement kunnen bespreken. Vermits er hierover zoveel
verklaringen werden afgelegd door mensen die beweren
dat ze de regering steunen maar dit in vraag stellen,
kunnen we echter niet anders dan hierover duidelijkheid
te vragen in het parlement. Ik ben ervan overtuigd dat u
als voorzitter van de commissie voor de Justitie bijzonder
gevoelig bent voor het feit dat we hierover vandaag
klaarheid vragen.
De voorzitter : Ik heb daarmee absoluut geen proble-
men. Ik wil alleen in de marge opmerken dat soms ten
aanzien van het grote publiek de indruk wordt gewekt dat
wijzigingen in de wetgeving reeds zijn verworven op het
ogenblik dat er een voorontwerp is, met alle gevolgen
van dien natuurlijk, indien dit ooit gewijzigd wordt.
De heer Bart Laeremans heeft het woord.
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, ik kan zeer goed begrijpen dat bepaalde
partijen er niet zoveel belang bij hebben dat dit vuur nog
wordt opgestookt. Daarnaast moeten we in deze com-
missie vermijden dat dit debat overal wordt gevoerd,
vooral dan prominent in de media en met de magistraten,
maar niet in het parlement. Ik verwijs ook naar de
beruchte debatten op de RTBF en de RTL twee week-
enden geleden en naar de zeer opvallende verklaring
van de minister van Justitie, die met ontslag dreigde. Dit
moet toch enige weerklank krijgen in het parlement en in
deze commissie. De heer Giet van de PS en leden van
Agalev hebben in die debatten een aantal zaken ver-
klaard waaruit blijkt dat er binnen de meerderheid over
het snelrecht helemaal geen consensus bestaat.
Dit debat wordt door de meerderheid gedeeltelijk achter
de schermen gevoerd in de Ministerraad. We hebben
geen zicht op wat daar allemaal gebeurt, maar toch zijn
een aantal zaken via persmededelingen en uitlatingen
naar boven gekomen, onder meer over de heterdaad.
Het verbaast me een beetje dat de heer Van Parys het
snelrecht daarnet heterdaadrecht noemde. De moeili-
jkheid bij de PS is dat ze de discussie juist zoveel
mogelijk wil beperken tot heterdaad. Snelrecht kan vol-
gens de PS alleen worden toegepast in geval van
heterdaad. Hierdoor zouden heel wat gevallen van stads-
criminaliteit waarvoor snelrecht echt noodzakelijk is, niet
onder het snelrecht vallen. Ik heb het nu over situaties
waar de criminele feiten zeer eenvoudig zijn en de
aanwijzigingen van schuld klaarblijkelijk zijn. Voor deze
gevallen kan enkel een snelle reactie van het gerecht de
cascade van recidive in de steden doen stoppen.
Mijnheer de voorzitter, ik wil nog iets meedelen waarvan
de voorzitter ongetwijfeld voor de zoveelste keer zal
zeggen dat het gazettenpraat is. Ik vind dit echter een
zeer pertinent artikel. Het is verschenen op 2 november
in het Laatste Nieuws. In dit artikel laat men een agent
aan het woord die uiting geeft aan zijn frustraties over de
werking van het gerecht in de steden. Hij getuigt hoe
gedemotiveerd de politieagenten wel niet zijn doordat
talrijke jonge criminelen bijna onmiddellijk nadat ze wer-
den aangehouden, opnieuw worden vrijgelaten. Er zijn
politieagenten die tijdens e´e´n nachtdienst driemaal de-
zelfde persoon oppakken, omdat die telkens opnieuw
wordt vrijgelaten. De reactie daarop is dat zelfs de beste
agenten tegenwoordig de bandieten laten lopen. Dit
verklaart waarom er zo weinig tegen de stadcriminaliteit
kan worden ingebracht. Dit is dus een zeer belangrijk
debat.
We zijn zeer blij dat er eindelijk initiatieven worden
genomen. We stellen echter vast dat vooral vanuit Frans-
talige hoek heel veel weerwerk wordt geboden. Dit is
onbegrijpelijk in de huidige context.
Mijnheer de minister, ik wil u dan ook een aantal vragen
stellen.
Ten eerste, voelt u zich met uw ontwerp gesteund door
de regeringspartijen ? Zo niet, door welke partijen niet ?
Of gaat het om individuele uitlatingen van individuele
parlementsleden ?
Ten tweede, voor welk soort misdrijven zou snelrecht
worden aangewend ? Gaat het om misdrijven waarvoor
minimum in e´e´n jaar cel wordt voorzien of gaat het ook
om misdrijven waarvoor minimum in drie maanden cel
wordt voorzien ? Op deze manier kan het snelrecht
worden uitgebreid naar verschillende vormen van stads-
criminaliteit. Kunt u duidelijkheid geven over de proble-
matiek van heterdaad ? Is het snelrecht enkel nog van
toepassing op heterdaadsituaties of ook op andere situa-
ties ?
HA 50
COM 035
15
09-11-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Bart Laeremans
Ten derde, tegen welke datum wil u het snelrecht invoe-
ren ? Zijn er voldoende financie¨le middelen ? Er bestaat
enige tegenstrijdigheid tussen enerzijds, uw beleidsnota
waarin staat dat er nog geen akkoord werd bereikt over
de middelen en anderzijds, de uitspraken die u de laatste
dagen hebt gedaan. Als u het snelrecht daadwerkelijk
volgend jaar in het voorjaar wil invoeren, dan moeten
snel heel wat middelen voorhanden zijn, heel wat bijko-
mende magistraten worden benoemd en dan moet er
tevens voldoende celcapaciteit zijn. Indien men zich wil
houden aan de vooropgestelde plannen en de voorhech-
tenis op veel grotere schaal wil toepassen, is het onver-
mijdelijk dat er meer celcapaciteit komt. Mijnheer de
minister, zult u ingaan op de chantage van de Franstalige
Brusselse magistraten om de taalwetgeving opzij te
schuiven ? Dit is immers een probleem dat hiermee
samenhangt.
Ten slotte is het snelrecht slechts een deel van de
oplossing. Heel veel stadscriminaliteit wordt gepleegd
door jongeren. Uw oplossingen kunnen hier voorlopig
niet veel aan veranderen. Zult u hiervoor iets onderne-
men in het kader van het snelrecht ? Zult u bijvoorbeeld
voor snelrechtprocedures de strafrechterlijke meerderja-
righeid wijzigen en op zestien jaar brengen ? U hebt dit in
het verleden aan uw kiezers beloofd. Zult u dit voor het
hele strafrecht realiseren, zodat de jeugdcriminaliteit, die
een zeer belangrijk onderdeel is van de stedelijke crimi-
naliteit, beter kan worden beteugeld ?
De voorzitter : De heer Geert Bourgeois heeft het
woord.
De heer Geert Bourgeois (VU&ID) : Mijnheer de voor-
zitter, mijnheer de minister, sommigen in deze zaal weten
dat ikzelf en mijn partij al lang voorstander zijn van het
invoeren van een snelrechtprocedure. Ik heb daartoe
trouwens reeds in juli 1998 een initiatief genomen. Ik
deed dat in tempore non suspecto. Ik ben ervan over-
tuigd dat het huidige snelrecht een aantal tekortkomingen
vertoont. Ik ben dan ook blij dat het debat hierover op
gang zal komen. Zodra het ontwerp is ingediend, zullen
we het technisch en juridisch benaderen.
Mijnheer de minister, naar aanleiding van een aantal
uitspraken wens ik vandaag reeds een aantal politieke
vragen over het snelrecht te stellen. Het is trouwens onze
taak dit te doen. Als we zien hoe er thans binnen de
regeringsmeerderheid wordt gebakkeleid over het snel-
recht, krijgen we niet de indruk dat het ontwerp er snel zal
komen. Net zoals de vorige sprekers verwijs ik naar de
uitspraken van Franstalige socialisten en Ecolo. Ik heb
ook uw interview in het Laatste Nieuws gelezen waarin u
het volgende verklaart :
Geen snelrecht, geen regering.
Bovendien heeft de minister van Begroting verklaard dat
minister Verwilghen zal moeten aantonen dat hij die
bijkomende middelen echt nodig heeft. Zo niet, krijgt hij
ze niet.
Ik heb de indruk dat dit debat volop woedt. Het lijkt me
dan ook nuttig om u enkele vragen te stellen.
Ten eerste, kunt u verklaren dat de hele regering onver-
kort achter het goedgekeurde voorontwerp staat ?
Ten tweede, aan welke timing denkt u ? Als ik me niet
vergis, wil u het snelrecht nog operationeel maken voor
Euro 2000. Ik denk dat dit een heel moeilijke klus zal
worden.
Ten derde, welke middelenwetgeving denkt u nodig te
hebben ? Ik heb er reeds herhaaldelijk voor gepleit dat bij
nieuwe wetgeving tegelijk de middelenwetgeving op het
getouw wordt gezet. Ik deed dat destijds naar aanleiding
van het ontwerp-Franchimont. U herinnert zich dat vast
wel. Naar aanleiding van de hervorming van de fiscale
procedure is een gelijkaardige problematiek gerezen. De
mankracht op het terrein ontbreekt ook daar. We mogen
de middelen die nodig zijn voor de snelrechtprocedure
niet onderschatten. Er zal in de gevangenissen bijko-
mend personeel nodig zijn. De griffies in de gevangenis-
sen moeten ook in de weekends bemand zijn en er
moeten bijkomende rijkswachters worden ingezet. Bij de
rechtbanken is een bijkomende permanentie vereist. Dat
betekent extra concie¨rges, extra personeel voor de grif-
fies en parketten, extra parketmagistraten en extra rech-
ters. Dezelfde noden zullen zich laten voelen bij de hoven
van beroep.
Mijnheer de minister, in uw voorontwerp voorziet u in
snelrechtkamers die door drie rechters worden bemand.
Persoonlijk zie ik daar echt het nut niet van in. Dit lijkt me
fundamenteel verkeerd. Indien het snelrecht wordt be-
perkt tot hetgeen waarvoor het dient, namelijk eenvou-
dige zaken, heterdaadzaken en zaken waarin de bewijs-
last duidelijk is, dan zou het volstrekt verkeerd zijn om in
kamers met drie rechters te voorzien. Dat zou tot enorme
problemen leiden bij de kleinere rechtbanken die in dat
geval met een onderbemanning worden geconfronteerd.
Bovendien zal er een recruteringsprobleem ontstaan. De
Hoge Raad voor de Justitie zal volgend jaar op 1 april in
werking treden. De aanwervingsprocedure van een
nieuwe magistraat via de Hoge Raad voor de Justitie zal
tot 200 dagen oplopen. Indien er 200 dagen nodig zijn
voor de aanwerving van bijkomend personeel, is het
sowieso onmogelijk voor Euro 2000 over een performant
kader van bijkomende magistraten te beschikken. De
snelrechtprocedure is bij uitstek geschikt om door een
alleenzetelend rechter behandeld te worden. Juist voor
de meer complexe zaken waarover meer discussie kan
bestaan, moet het mogelijk zijn met drie rechters te
werken. Ik vrees trouwens dat het gelijkheidsprincipe zou
kunnen worden geschonden en dat er aanleiding zou
kunnen zijn om de zaak aan het Arbitragehof voor te
leggen wanneer iemand die in meer complexe zaken
vervolgd wordt voor e´e´n rechter komt, weliswaar met de
mogelijkheid verwijzing te vragen, terwijl eenvoudige
16
HA 50
COM 035
09-11-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Geert Bourgeois
zaken waarop snelrecht wordt toegepast automatisch
voor een kamer met drie rechters zouden komen. Ik denk
dat hierover moet worden nagedacht. Mijn derde vraag is
dus welke middelen er nodig zijn en hoe u daarin denkt te
voorzien.
Ten vierde, welk soort criminaliteit wil u met het nieuwe
ontwerp bestrijden ? Ik heb begrepen dat de drie rechters
er op eis van de Franstalige socialisten komen. Daaren-
tegen in uw ontwerp geen bovengrens ingeschreven voor
het soort misdaden dat voor de snelrechter kan worden
behandeld. Volgens mij is er absoluut een bovengrens
nodig. Het kan toch niet dat zware criminaliteit volgens de
snelrechtprocedure kan worden behandeld. Aangezien in
het ontwerp geen bovengrens werd ingeschreven, kun-
nen in theorie allerlei misdaden snel worden behandeld.
Het ontwerp voorziet daarentegen wel in een ondergrens
van e´e´n jaar, terwijl straatvandalisme juist wordt bestraft
met straffen van minder dan e´e´n jaar. Op opzettelijke
slagen en verwondingen staat maximum zes maanden.
Er moet hierover heel ernstig worden nagedacht.
Ten vijfde, we kennen allemaal de druk die vanuit Fran-
stalige kant permanent wordt opgevoerd in verband met
de taalwetgeving. Ik zou heel duidelijk van u de bevesti-
ging willen krijgen dat de snelrechtprocedure geen af-
breuk zal doen aan de taalwetgeving in gerechtzaken en
dat bij de benoeming van snelrechtmagistraten voor
Brussel de taalwetgeving zal worden nageleefd.
Ten slotte vraag ik u een kort verslag van het onderhoud
dat u gisteren had met de Vereniging van Vlaamse Balies
en van uw onderhoud met de magistratuur. Langs beide
kanten werden een aantal bezwaren geuit. De balies
maakten fundamentele opmerkingen over de procedure
zelf en de rechten van de verdediging. De magistratuur
had het vooral over de middelen die nodig zijn om dit
ingrijpende ontwerp ingang te laten vinden.
De voorzitter : Mijnheer de minister, ik vraag u om zeer
snel te antwoorden.
De minister heeft het woord.
Minister Marc Verwilghen : Mijnheer de voorzitter, in dat
geval zou ik moeten zeggen dat de tijd op is, maar ik zal
me er niet zo gemakkelijk vanaf maken. Er werden drie
vragen gesteld over de inhoud van het voorontwerp van
wet. Dit voorontwerp werd aan de Raad van State
bezorgd. De Raad van State zal zijn advies vandaag
bekendmaken. Afhankelijk van de opmerkingen van de
Raad van State, gaat het voorontwerp vervolgens nog
even terug naar de Ministerraad. Nadien zal het zo snel
mogelijk worden behandeld. Ik zal de tijd krijgen om dit
uitgebreid in het parlement te bespreken. Het parlement
is trouwens de plaats waar deze bespreking moet wor-
den gevoerd.
Mijnheer de voorzitter, collega's, er wordt een onwezen-
lijk debat gevoerd over het snelrecht. Nadat de Minister-
raad het voorontwerp heeft besproken en zich akkoord
heeft verklaard, is er een actie ontstaan die vooral in de
Franstalige pers kan worden gesitueerd. Tijdens de wei-
nige debatten waarvoor ik wel werd uitgenodigd, viel het
me op dat degenen die zich uitlieten over het vooront-
werp, dat nooit hadden gelezen. Ik vind het heel merk-
waardig dat men iets wat men nooit heeft gelezen, kan
bekritiseren. Blijkbaar moet men daarvoor over een aan-
tal speciale gaven beschikken.
Het onwezenlijke beperkt zich niet tot het voorgaande.
Vrij snel merkte ik dat men de tekst niet alleen niet had
gelezen men kon die trouwens nog niet lezen aange-
zien het om een voorontwerp ging maar er ook al
naarstig op voortborduurde. Toen ik vanmorgen de pers-
berichten las, vond ik het merkwaardig dat een aantal
reacties haaks stond op de gesprekken die ik gisteren
heb gevoerd, om 14.00 uur met de magistratuur van de
zetel, om 16.00 uur met het Openbaar ministerie en om
18.00 uur met de balies. Sommige mensen van de balies
vonden het blijkbaar noodzakelijk hun kritieken al ken-
baar te maken vooraleer het overleg met de minister van
Justitie kon plaatsvinden. Hetgeen ik tijdens het overleg
hoorde, was echter van een heel andere teneur. We
hebben dus duidelijk gezien hoe de onwezenlijkheid van
de debatten werd opgedreven.
Vooraleer ik iets dieper op de grond van de zaak inga,
weliswaar zonder het voorontwerp in detail te bespreken,
wil ik even een tweede aspect aanraken. Wanneer we
met mensen op het terrein spreken, heb ik de indruk dat
we een driedubbele toezegging krijgen. Ten eerste, heeft
de magistratuur van de zetel me gisteren meegedeeld
dat ze in alle loyauteit als onafhankelijke instantie wil
meewerken aan de totstandkoming van het snelrecht, op
voorwaarde dat de nodige middelen voorhanden zijn en
het een werkbaar instrument is. Ten tweede, hebben ook
de magistraten van het parket me hun loyauteit toege-
zegd. Ik heb het nu zowel over het parket-generaal, waar
het college zich al eerder in deze zin had uitgelaten, en
over het Bureau van de procureurs des Konings, die ik
voordien reeds had ontvangen en gisteren in hun geheel
heb ontvangen. Ten derde, nadat ik een korte inleiding
had gehouden, waren ook de balies in een eerste reactie
bereid om mij hun loyauteit te betuigen voor de totstand-
koming van het snelrecht. Ze deden dit omdat ze de
exacte context hebben begrepen. Snelrecht is een mid-
del en geen doel op zich. Snelrecht wordt niet de
procedure die bij wijze van regel wordt toegepast, terwijl
de huidige trage rechtsgang die door de rechts-
onderhorigen wordt aangeklaagd, de uitzondering wordt.
Dit zal duidelijk niet het geval zijn.
Uit een analyse van het regereerakkoord blijkt dat het
twee belangrijke onderdelen bevat. Een eerste onderdeel
gaat over het sneller recht spreken. Door iemands lot
HA 50
COM 035
17
09-11-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Marc Verwilghen
sneller te berechten en te bezegelen met kennis van
zaken, wordt de humane kant van het recht beklemtoond.
Dit geldt zowel voor de maatschappij, de dader en het
slachtoffer. Daarnaast wil het snelrecht een reactie zijn
op bepaalde structurele vormen van criminaliteit in onze
maatschappij die een dubbel gevolg hebben : ten eerste,
krijgen slachtoffers de indruk dat het gerecht machteloos
is en dat ze in de kou blijven staan waardoor ze samen
met hun familie hun vertrouwen in het gerecht verliezen;
ten tweede, gaan daders steeds driester te werk als ze
weten dat hun strafbare daden straffeloos blijven. Dit is
het uitgangspunt. Het snelrecht moet in deze context
worden begrepen. Het gaat om niet meer of niet minder.
Mijnheer de voorzitter, ik kom tot een aantal problemen
die zich op politiek vlak stellen. Ik begrijp dat hierop een
aantal reacties zijn gekomen. Zullen de middelen voor-
handen zijn ? Wat is de juiste afspraak ? Draagt dit de
goedkeuring weg van de regering ? Wat is de houding
van de verschillende coalitiepartners ? Tegen welk tijd-
stip zal het snelrecht in de praktijk worden omgezet ?
Laat me beginnen bij het begin. Er bestaat wel degelijk
een akkoord binnen de Ministerraad over het vooront-
werp. Over de middelen voor het snelrecht, de snelle
afhandeling van een procedure en een onmiddellijke
verschijning werd reeds voor de verkiezingen een dis-
cussie gevoerd. Ongeveer iedereen was het er toen over
eens dat er een snelle reactie moest kunnen komen van
de maatschappij. Ik denk niet dat de standpunten van de
verschillende partijen sterk verschilden. Om deze reden
kon het snelrecht trouwens worden opgenomen in het
regeerakkoord. Bovendien was het voor sommige par-
tijen een van de essentie¨le punten waarmee ze zich bij
de kiezer hebben aangediend. Op dat ogenblik bestond
er blijkbaar meer eensgezindheid dan nu. In elk geval
heeft de regering zich in de Ministerraad akkoord ver-
klaard. Ik ben hierin formeel.
Bij de toezegging hadden we slechts e´e´n probleem. In de
begroting kan geen cijfer pro memore worden ingevuld.
Ofwel vermeldt men een exact cijfer in de begroting,
ofwel vermeldt men niets. We hebben ervoor gekozen
niets in te vullen, onder meer omdat toen nog niet
vaststond hoe het snelrecht in de praktijk zou worden
omgezet. Men wist bijvoorbeeld nog niet hoeveel magis-
traten in een kamer zouden zetelen en hoeveel magis-
traten er bijkomend nodig zouden zijn bij het Openbaar
ministerie. Het feit dat er nog geen exact cijfer werd
opgenomen, betekent natuurlijk niet dat er geen engage-
ment is.
Het engagement van de regering luidt dat in de
begrotingscontrole die in het begin van het jaar 2000 kan
worden opgestart, de nodige elementen zullen worden
ingeschreven op voorwaarde dat men ook objectieve
gegevens meedeelt waarop men die kaderuitbreiding
rechtvaardigt.
Als men een nieuw instrument cree¨ert, moeten de nodige
middelen aanwezig zijn. Ik heb het niet alleen over geld,
maar ook over personeel : magistraten, politieagenten,
sociale assistenten, penitentiair personeel. Ik heb mij
gee¨ngageerd om de nodige inlichtingen zo snel mogelijk
in te winnen. Daarover onder meer handelde het gesprek
gisteren met de magistratuur, het ministerie en de balie.
De ingesteldheid was zeer positief. Men heeft beloofd dat
men mij de noden per gerechtelijk arrondissement zou
meedelen. Ik heb beklemtoond dat de toepassing van het
snelrecht niet alleen voor de zogenoemde stads-
criminaliteit geldt, maar ook voor alle daden van hooliga-
nisme. Ik denk aan het Europese kampioenschap in
2000. Men ziet in dat men in de organiserende steden al
een inspanning zal moeten leveren.
Ik kan u geruststellen, mijnheer Van Parys, uw vragen
zijn ook de mijne. De personeelsformaties en uitbreidin-
gen die vanaf 1 april 2000 worden toegepast, hebben
gedeeltelijk een andere bestemming. Zij moeten de taken
die aan de magistratuur werden toevertrouwd ingevolge
de hervormingen van de wet-Franchimont, uitvoeren. Dit
bijkomende instrument vraagt om bijkomende magistra-
ten, zeker wanneer we kiezen voor een kamer met drie
rechters. Zowel het Amerikaanse als het Franse snel-
recht werken met een alleenzetelende magistraat. De
regering kiest voor drie magistraten, maar het parlement
moet daarover nog beslissen. Ook voor de niet-
magistraten bestaan er verschillende mogelijkheden via
de artikelen 133, 177 en 185 van het gerechtelijk wet-
boek. In elk geval, wanneer de kaderuitbreiding nodig
blijkt en gebudgetteerd moet worden, zijn er voldoende
middelen om te starten. Zelfs wanneer de aanduidingen
gebeurd zijn, maar het budget is pas beschikbaar in de
tweede helft van 2000, dan nog is er genoeg geld om te
starten.
Ik begrijp de nervositeit, ik betreur de kritiek, maar dat
valt vaker voor bij nieuwe procedures. Wat mij betreft zijn
de plooien gladgestreken. Op de Franstalige zender
hoorde ik dit weekend dat ook de Franstalige coalitiepart-
ner zich in dit snelrecht kan vinden.
In de derde peiler van het Octopusakkoord staat het
heterdaadrecht beschreven. Het snelrecht omvat ook
de minder ernstige feiten. Ik zal daar niet specifiek op
ingaan, het ontwerp moet immers nog binnenkomen. Het
debat kan nog niet worden gevoerd. Ik laat in dat opzicht
enkele vragen onbeantwoord.
De heer Laeremans vroeg mij wat we met de minderja-
rigen doen. Wel, we hebben vorig jaar het artikel 46 van
de wet op de jeugdbescherming goedgekeurd. Dat voor-
ziet al in een procedure van onmiddellijke verschijning
voor de jeugdrechter. Daartegen heeft toen niemand
geprotesteerd.
18
HA 50
COM 035
09-11-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Marc Verwilghen
Ten slotte, zou de commissie voor Justitie zich vooral
moeten inzetten voor een goede rechtsbedeling en een
aanvaardbaar strafbeleid. Het beleid dat een minister
samen met het college van procureurs-generaal uitwerkt,
moet worden gedragen door het parlement. Bepaalde
vormen van criminaliteit die het sociaal weefsel aantas-
ten en bemoeilijken, en vooral in grootstedelijke gebie-
den tot onveiligheid leiden, moeten op een nieuwe ma-
nier worden aangepakt. Ik roep de collega's op daaraan
mee te werken.
De voorzitter : Uit de vele voorbarige vragen blijkt vol-
gens mij een enorm enthousiasme om hieraan te werken.
De heer Tony Van Parys heeft het woord.
De heer Tony Van Parys (CVP) : Mijnheer de minister,
het verheugt me dat de regering een gezamenlijk voor-
ontwerp voor het snelrecht heeft goedgekeurd. Als we
erover debatteren, moeten we het voorontwerp eerst
goed doornemen. Ik kijk even in de richting van de heer
Giet. De formele toezegging van de minister over de
financiering van het snelrecht houdt een belangrijk enga-
gement in. Het snelrecht kan pas concreet worden wan-
neer er een budget voor bestaat. Ik heb een ruwe
berekening gemaakt, mijnheer de minister.
Drie magistraten per arrondissement, in 27 arrondisse-
menten, in een permanente opdracht betekent 142 ma-
gistraten van de zetel. Daarbij moeten we nog de magis-
traten van het parket en van het hof van beroep tellen.
Dat betekent minstens 200 magistraten. U hebt zelf al dat
cijfer genoemd. Ik vermoed dat de magistratuur minstens
evenveel mensen zal vragen, misschien zelfs meer. Dat
houdt een uitgave van 540 miljoen frank in, met name
2,7 miljoen frank per magistraat. Dan hebben we het nog
niet eens gehad over het administratief personeel, de
griffiers en de logistieke ondersteuning. We zullen nauw-
lettend toekijken op de uitvoering van het ontwerp. Ik heb
vernomen dat dit ontwerp voor u een wezenlijk ontwerp
is, mijnheer de minister, en dat u er uw politieke lot aan
verbindt. Ik begrijp dat volkomen; ik steun u daarin. Als
later blijkt dat het regeerakkoord toch niet unaniem was
of er niet genoeg middelen vrijkomen, staat u er slecht
voor. Dat is niet echt mijn probleem, maar wel het
eventueel uitblijven van het snelrecht. Dat zou een
ernstig tekort bij de aanpak van de straatcriminaliteit
betekenen. Het snelrecht moet er gewoon komen tegen
Euro-2000
en
meer
nog
in
het
kader
van
de
gemeenteraadsverkiezingen volgend jaar. We moeten de
bevolking aantonen dat we willen en kunnen reageren op
die ergerlijke vormen van criminaliteit. Ik steun u in deze
ambitie.
De voorzitter : De heer Bart Laeremans heeft het woord.
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, u beweert dat er een
regeerakkoord is. Laat me toe mijn twijfels te hebben
over de consensus. U zegt dat sommigen misschien de
tekst niet goed hebben gelezen. Over e´e´n zaak bestond
toch wel duidelijkheid : dat het om meer zou gaan dan om
het heterdaadrecht. Precies daarover is de PS gestrui-
keld. Dus kan men moeilijk beweren dat de PS de teksten
niet of slecht gelezen heeft. U hebt daar niet op geant-
woord, toch is dit een wezenlijk element van het debat.
Als u de nieuwe procedure enkel invoert voor misdaden
die op heterdaad worden vastgesteld, dan plakt u slechts
een pleister op een houten been. Ik hoop dat er snel
duidelijkheid komt over de houding van de PS en over het
hele ontwerp.
Ik meen enige onzekerheid gemerkt te hebben over de
datum van inwerkingtreding van het snelrecht. U geeft
enigszins toe dat de vacatures niet van vandaag op
morgen ingevuld zullen zijn. U hebt het over april 2000
voor de start van de nieuwe procedure, vanaf dan kan het
nog 200 dagen duren voor men magistraten aanwerft. Als
dat in alle arrondissementen op hetzelfde moment in
praktijk moet worden gebracht, lukt dat niet voor de
volgende zomer.
U hoopt dat er genoeg middelen voorhanden zullen zijn,
maar garandeert dat niet. Waarschijnlijk zullen de kosten
hoger oplopen dan de gevraagde 250 miljoen frank. In
dat geval vrees ik voor de inwerkingtreding volgend jaar.
De jeugdcriminaliteit kan inderdaad worden aangepakt
via de onmiddellijke verschijning bepaald in het jeugd-
recht, maar de jeugdparketten klagen steen en been over
de uitoefening van dit recht en over de praktische gevol-
gen. Men kan jonge criminelen wel op zeer korte termijn
dagvaarden, maar niet vasthouden door het grote
capaciteitstekort in de jeugdinstellingen. Dat is eigenlijk
het essentie¨le probleem. Jeugdige criminelen moeten
inzien dat hun misdaden niet ongestraft blijven en dat ze
kunnen worden opgesloten. Die mogelijkheid is niet
opgenomen in uw beleidsnota. De strafrechtelijke meer-
derjarigheid moet dan ook snel worden verlaagd zodat
jeugdige criminelen, die vaak een groot aandeel hebben
in de stadscriminaliteit, ook onder het snelrecht vallen.
De voorzitter : De heer Geert Bourgeois heeft het
woord.
De heer Geert Bourgeois (VU&ID) : Mijnheer de voor-
zitter, mijnheer de minister, mocht de regering toch geen
consensus bereiken over uw ontwerp, dan bevindt zich
hier een alternatieve meerderheid om u de nodige steun
te verlenen. Mijn fractie is daartoe bereid onder bepaalde
voorwaarden.
Ik heb enkele bedenkingen. Een rechtbank met drie
rechters blijft voor mij onwenselijk en onrealistisch. De
heer Van Parys heeft de kosten daarvan berekend. Dat
wordt toch veel te duur. Ik heb er al op gewezen dat de
rekrutering van het personeel evenzeer een moeilijkheid
HA 50
COM 035
19
09-11-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Geert Bourgeois
zou vormen, zowel inzake aantal kandidaten als inzake
tijdspanne. De aanwerving door de Hoge Raad voor de
Justitie neemt immers tot 200 dagen in beslag. Vol-
doende middelen is een absolute voorwaarde voor ons.
Ik stel op prijs dat u al met de rechtbankvoorzitters en de
korpsoversten hebt gepraat, maar er zijn nog veel meer
kosten, met name voor de gevangenissen en de para-
justitie¨le medewerkers. Zonder voldoende geld beginnen
we er beter niet aan.
Het ontwerp kan onmogelijk in werking treden voor
Euro-2000. De middelen zullen niet beschikbaar zijn en
de voorbereiding zal niet rond zijn. Mijn wetsvoorstel
dateert van juli 1998. Had de toenmalige meerderheid er
genoeg tijd en aandacht aan gespendeerd, dan hadden
we nu waarschijnlijk al een efficie¨nte wetgeving.
De voorzitter : De hoeveelheid werk zal altijd dezelfde
blijven. Bepaalde magistraten zullen minder werk hebben
door de invoering van het snelrecht. Dat houdt misschien
een zekere compensatie in.
Mijnheer de minister, ik veronderstel dat bij de documen-
ten die ons met het ontwerp ter beschikking zullen
worden gesteld de evaluatie van de verschijning bij
proces-verbaal zal worden gevoegd. Ik verwijs naar de
bespreking dienaangaande in de Senaat in 1994.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Regeling van de werkzaamheden
Ordre des travaux
De voorzitter : De mondelinge vragen nr. 339 en nr. 375
van de heren Servais Verherstraeten en Charles Michel
worden naar een latere datum verschoven.
Mondelinge vraag van de heer Geert Bourgeois aan
de minister van Justitie over
de annulering van de
verkiezingen voor de Adviesraad van de magistra-
tuur
(nr. 357)
Question orale de M. Geert Bourgeois au ministre de
la Justice sur
l'annulation des e´lections pour le
Conseil consultatif de la magistrature
De voorzitter : De heer Geert Bourgeois heeft het
woord.
De heer Geert Bourgeois (VU&ID) : Mijnheer de voor-
zitter, in het Belgisch Staatsblad van 4 november 1999
verscheen een nieuwe oproep voor het mandaat van
vertegenwoordiger in de Adviesraad van plaatsvervan-
gende magistraten, voor de rechters in handelszaken en
de rechters en raadsheren in sociale zaken. In verschil-
lende kiescolleges zouden er te weinig kandidaten zijn
om het door de wet van 8 maart 1999 tot instelling van
een Adviesraad van de magistratuur vastgestelde aantal
leden en plaatsvervangers aan te duiden.
Mijnheer de minister, kunt u een overzicht geven van het
aantal kandidaten per kiescollege en per graad van
rechtsmacht ? Wat zijn volgens u de oorzaken van de
onvoldoende belangstelling ? Welke maatregelen over-
weegt u ? Of blijft het bij die oproep in het Staatsblad ?
De voorzitter : De minister heeft het woord.
Minister Marc Verwilghen : Mijnheer de voorzitter, mijn-
heer Bourgeois, ik zal u een aantal cijfers meedelen per
kiescollege. Voor de hoven zijn er 11 Nederlandstalige en
7 Franstalige kandidaten, voor de rechtbanken 15 Ne-
derlandstalige en 16 Franstalige, voor het Openbaar
ministerie 13 Nederlandstalige en 12 Franstalige, voor de
vredegerechten 5 Nederlandstalige en 5 Franstalige,
voor de vredegerechten 26 Nederlandstalige en 20 Fran-
stalige, voor de rechters in handelszaken 20 Nederlands-
talige en 6 Franstalige, voor de rechters en raadsheren in
sociale zaken 19 Nederlandstalige en 23 Franstalige. De
bijkomende voorwaarde dat een bepaald aantal leden
van het andere geslacht moet zijn, vormde een extra
struikelblok. In sommige kiescolleges waren er sowieso
te weinig kandidaten voor het aantal bepaald door de
wet. Daarom heeft het Bureau zich niet moeten uitspre-
ken over de ontvankelijkheid en de geldigheid van kan-
didaturen. Indien het Bureau zich wel had moeten uit-
spreken, dan was het aantal kandidaten nog gedaald.
Vooral in de categoriee¨n van de plaatsvervangende
magistraten, de rechters in handelszaken en de rechters
en raadsheren in sociale zaken leken zeer veel kandida-
turen niet ontvankelijk of geldig.
Ik ben als minister van Justitie niet echt de aangewezen
persoon om u de oorzaken van de onvoldoende belang-
stelling op te sommen. Alleen de magistratuur kan u
daarop het juiste antwoord geven. Misschien is de louter
adviserende bevoegdheid van de Adviesraad een oor-
zaak, maar ik laat de vraag in het midden.
Ter gelegenheid van de eerste verkiezingen vond een
uitgebreide mailing plaats aan alle beroepsmagistraten,
plaatsvervangende magistraten, rechters in handelsza-
ken en rechters en raadsheren in sociale zaken om hun
aandacht te vestigen op het feit dat de verkiezingen
werden georganiseerd, met verwijzing naar de oproep in
het Staatsblad, de wettekst en het koninklijk besluit. In dit
schrijven heb ik de hoop uitgedrukt dat er voldoende
kandidaten zouden opdagen. Wat kan ik meer doen ?
Wanneer ook de tweede ronde onvoldoende kandidaten
oplevert, zit er niets anders op dan de wet gedeeltelijk te
wijzigen.
20
HA 50
COM 035
09-11-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
De voorzitter : De heer Geert Bourgeois heeft het
woord.
De heer Geert Bourgeois (VU&ID) : Mijnheer de voor-
zitter, mijnheer de minister, op het eerste gezicht is er
voldoende belangstelling van de beroepsmagistraten.
Het probleem doet zich voor bij de andere categoriee¨n.
Als zij niet voldoende reageren, moeten we inderdaad
bekijken wat er moet gebeuren.
De voorzitter : Hetzelfde probleem doet zich in nog
ernstiger mate voor bij de Hoge Raad voor de justitie.
Daar vindt men nog veel minder een evenwichtig aantal
tussen de geslachten.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Geert Bourgeois aan
de minister van Justitie over
het contractueel admi-
nistratief personeel van de griffies en parketten
(nr. 365)
Question orale de M. Geert Bourgeois au ministre de
la Justice sur
le personnel contractuel administratif
des greffes et des parquets
De voorzitter : De heer Geert Bourgeois heeft het
woord.
De heer Geert Bourgeois (VU&ID) : Mijnheer de voor-
zitter, mijnheer de minister, ik heb het 156ste verslag van
het Rekenhof gelezen en onder andere kennis genomen
van de passage over de contractuelen. In het jaar 1998 is
het aantal contractuelen bij het ministerie van Justitie
gestegen tot 1 495 op een totaal van 7 062, wat neer-
komt op meer dan 20% van het administratief personeel.
Bovendien waren 67 personeelsleden - aangeworven
voor de griffies en de parketten - tewerkgesteld bij het
hoofdbestuur van het ministerie van Justitie. Het ging
vooral om contractuele juristen, informatici en adjunct-
adviseurs. Dat is in strijd met de bepalingen van de
arbeidsovereenkomst en leidt tot schending van het
principe van de begrotingsspecialiteit. Ten slotte, zegt het
Rekenhof, kon het ministerie met die procedure het VWS
ontwijken. Men had voor juli 1999 mensen moeten in
dienst nemen die door het VWS werden geselecteerd.
Het Rekenhof maakt een aantal opmerkingen. Het vo-
lume van dat contractuele personeel is in strijd met de
wet. De notie
dringendheid wordt ontkracht. Vooral
omdat ze voor onbepaalde duur in dienst blijven en dat er
zelfs herhaaldelijk een identiek en aangroeiend contin-
gent van personeelsleden wordt in dienst genomen. Het
feit dat er geen aanzienlijke wijzigingen zijn in het volume
van het personeel over verschillende jaren maakt dit
soort aanwerving onwettelijk. Het gaat niet meer om
dringende maar om structurele aanwerving. De banen
werden evenmin openbaar vacant verklaard. Een groot
aantal van die personeelsleden voldoet niet aan de
wettelijke bepalingen voor tewerkstelling bij het hoofdbe-
stuur. Het Rekenhof wijst op het embryonale karakter van
het statuut van die personeelsleden, meer bepaald ont-
breekt er een bepaling die de voorwaarden van de
contractuele wervingen vastlegt. De notie
dringendheid
zou in een koninklijk besluit moeten worden gedefinieerd
waarin de gevallen waarbij wervingen zijn toegestaan
alsmede de duur ervan worden gepreciseerd. De inrich-
ting en de openbaarmaking van de specifieke selectie-
proeven voor de contractuelen zou eveneens moeten
worden gereglementeerd.
Kunt u het huidige aantal contractuelen bij de griffies en
de parketten geven ? Hoeveel daarvan zijn er door u in
dienst genomen ? Hoeveel van die personeelsleden zijn
tewerkgesteld bij het hoofdbestuur van het ministerie van
Justitie ? Hoeveel daarvan zijn geworven in een functie
waarvoor in de wet geen machtiging verleend wordt ?
Wat gaat u doen om aan die onwettelijke toestand een
einde te maken ? Gaat u in op de wens van het Rekenhof
om de rechtspositie van de contractuele personeelsleden
op de hierboven geschetste wijze aan te passen ?
De voorzitter : De minister heeft het woord.
Minister Marc Verwilghen : Mijnheer de voorzitter, ik zal
niet verbergen dat dit boek van het Rekenhof me veront-
rust. Ik zal zo snel mogelijk de gepaste maatregelen
nemen. Enkele van mijn voorgangers hebben zich hier-
over al in de media uitgelaten.
Verschillende artikels van het gerechtelijk wetboek, on-
der andere artikel 185, hebben de aanwerving van con-
tractueel personeel bij de rechtelijke orde mogelijk ge-
maakt. Ik zou even willen herinneren aan de drie vormen
van contractuele aanwerving die normaliter mogelijk zijn.
Ten eerste, vooruitlopend op gebeurlijke uitbreidingen
van personeelsformaties van griffies en parketten, kun-
nen contractuelen worden in dienst genomen, teneinde
snel en accuraat aan een bepaalde toestand te verhel-
pen. Dit slaat op een soort vooruitziendheid.
Ten tweede, contractuelen worden aangeworven om
tijdelijk afwezig, vastbenoemd personeel te vervangen.
Momenteel zijn om die reden meer dan 1 000 contrac-
tuelen actief bij hoven en rechtbanken. Zij vormen dus
een aanzienlijk deel van het totaal.
Ten derde, contractuelen worden ingezet bij specifieke
en/of tijdelijke acties om tegemoet te komen aan
regeringsbeslissingen, bijzondere onderzoekscellen, tij-
delijke gespecialiseerde opdrachten en experimenten. Er
bestaan niet minder dan 42 van die bijzondere taken.
Dan zijn er nog de opdrachten verleend aan personeels-
HA 50
COM 035
21
09-11-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Marc Verwilghen
leden van griffies en parketten bij het ministerie van
Justitie. Deze vorm van delegatie is geregeld in de
artikelen 330 en 330bis van het wetboek. Deze perso-
neelsleden worden vooral tewerkgesteld bij de besturen
die ten dienste staan van de gerechtelijke diensten.
Moeten we deze uitzonderingsmaatregel niet dringend
bekrachtigen in zijn uitzonderlijk karakter in plaats van
hem als regel te beschouwen ? Met het oog op een
doorgedreven objectivering van de aanwervingen heb ik
sinds mijn aantreden als minister een methode uitge-
werkt om bij de aanwervingen op arbeidsovereenkomst
aan de betrokken korpsoversten een selectieadvies aan
te vragen naast het vereiste attest van het VWS. Aan die
twee voorwaarden moet zeker worden voldaan. Het
wetboek bepaalt niet dat aanwervingen op arbeidsover-
eenkomst onderworpen zijn aan het voorafgaandelijk
visum van de Inspectiedienst van Financie¨n hetgeen mijn
voorgangers heeft aangezet deze procedurestap niet te
volgen. Ik stel voor dat aanwervingen van contractuelen
wel aan Financie¨n worden voorgelegd. De administratie
zal met de bij het departement geaccrediteerde inspec-
teurs van Financie¨n een werkmethode afspreken. Om-
wille van het soepele verloop van de werkzaamheden
wordt gedacht aan het bepalen van een jaarlijks vast
contingent. Deze aangelegenheid zal in de komende
weken door het hoofdbestuur worden voorbereid en
daaropvolgend zoek ik dan een oplossing.
Ik geef u enkele recente cijfers. De grootste aantallen
afwezige personeelsleden bij de griffies en parketten
betreffen : verminderde prestaties om familiale en sociale
redenen 50, opdrachten in ministerie¨le kabinetten 30,
deeltijdse arbeid 106, viervijfde werkweek 416, vermin-
derde prestaties om persoonlijke redenen 141, disponi-
biliteit
om
medische
redenen
39
en
loopbaan-
onderbreking 73. Deze opmerkingen van het Rekenhof
hadden al veel vroeger de aandacht moeten trekken; het
was ook niet de eerste keer dat dit op papier werd gezet.
Alleen werd nooit ingegrepen en groeide dit uit tot
onverantwoord hoge proporties.
Persoonlijk feit
Fait personnel
De heer Tony Van Parys (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
ik vraag het woord voor een persoonlijk feit.
De voorzitter : U hebt het woord, mijnheer Van Parys.
De heer Tony Van Parys (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
de contractuele aanwervingen gebeurden altijd op objec-
tieve basis. Er is geen enkele aanwerving gebeurd
zonder een selectietest door het VWS of door de betrok-
ken procureur. In 1998 waren de behoeften bij Justitie
bijzonder groot. Er werden wekelijks vragen gesteld en
interpellaties ontwikkeld om te wijzen op de noden her en
der. De inwerkingtreding van de wet-Franchimont bijvoor-
beeld vroeg om extra personeel. Dat werd het makkelijkst
en snelst ingevuld met contractuelen. Veel parlements-
leden vroegen zelf om invulling van open banen in hun
arrondissement. We gingen daarop in, dat herinnert u
zich toch ?
De voorzitter : De heer Geert Bourgeois heeft het
woord.
De heer Geert Bourgeois (VU&ID) : Mijnheer de voor-
zitter, ik kijk uit naar de maatregelen van de minister.
Ik wil er de heer Van Parys op wijzen dat vanaf medio
1997 die aanwervingen moeten gebeuren uit kandidaten
die geslaagd zijn voor een vergelijkend examen of een
examen georganiseerd krachtens de wet. Alleen bij ont-
stentenis daarvan kan aanwerving door de procureurs
plaatsvinden. Dat euvel is niet aan u toe te schrijven,
maar tegelijk met de invoering van de wet-Franchimont
had men in middelen voor personeel moeten voorzien.
Eigenlijk is dat een gebrek aan vooruitziendheid : een
wet invoeren zonder in personeel of middelen te voor-
zien. Ik zou de minister willen oproepen om geregeld
wervingsexamens te laten organiseren zodat daaruit kan
worden geput. Zelfs de plaatselijke selectie schenkt me
geen voldoening. In de rechtbank van Kortrijk bijvoor-
beeld kampt men geregeld met personeelstekort.
De voorzitter : Het incident is gesloten
L'incident est clos.
- La re´union publique de commission est leve´e
a` 12.48 heures.
- De openbare commissievergadering wordt gesloten
om 12.48 uur.
22
HA 50
COM 035
09-11-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000