B
ELGISCHE
K
AMER VAN
VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
Handelingen
Annales
I
NTEGRAAL VERSLAG
VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN DE
C
OMPTE RENDU INTÉGRAL
DE LA RÉUNION PUBLIQUE DE LA
COMMISSIE
VOOR DE
B
UITENLANDSE
B
ETREKKINGEN
COMMISSION
DES
R
ELATIONS EXTÉRIEURES
VAN
DU
27-10-1999
27-10-1999
HA 50
COM 031
HA 50
COM 031
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
2
HA 50
COM 031
AGALEV-ECOLO
:
Anders gaan leven / Ecologistes conférés pour l'Organisation de luttes originales
CVP
:
Christelijke Volkspartij
FN
:
Front National
PRL FDF MCC
:
Parti Réformateur libéral - Front démocratique francophone - Mouvement du citoyens pour le changement
PS
:
Parti socialiste
PSC
:
Parti social-chrétien
SP
:
Socialistische Partij
VLAAMS BLOK
:
Vlaams Blok
VLD
:
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
:
Volksunie & ID21
Abréviations dans la numérotation des publications :
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
DOC 50 0000/00 : Documents parlementaires de la 50e
DOC 50 0000/00 : Parlementaire documenten van de 50e zittingsperiode +
législature, suivi du n° et dy n° consécutif
het nummer en het volgnummer
QRVA
: Question et Réponses écrites
QRVA
: Schriftelijke Vragen en Antwoorden
HA
: Annales (Compte Rendu intégral)
HA
: Handelingen (Beknopt Verslag)
CRA
: Compte Rendu Analitique
BV
: Beknopt Verslag
PLEN
: Séance plénière
PLEN
: Plenum vergadering
COM
: Réunion de commission
COM
: Commissievergadering
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Officiele publicaties, van de Kamer van volksvertegenwoordigers
Commandes :
Bestellingen :
Place de la Nation, 1008 Bruxelles
Natieplein, 1008 Brussel
Fax : 02/549 82 60
Fax : 02/549 81 60
Tél. : 02/549 82 74
Tel. : 02/549 82 74
www.laChambre.be
www.deKamer.be
e-mail : aff.generales@laChambre.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Inhoud
Woensdag 27 oktober 1999
COMMISSIE
VOOR
DE
BUITENLANDSE
BETREKKINGEN
-
COM 031
Mondelinge vraag van de heer Dirk Van der Maelen aan
de staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking over
het initiatief om ontwikkelingslanden juridische bijstand te
verlenen in het kader van de Wereldhandelsorganisatie
(nr. 79)
5
sprekers : Dirk Van der Maelen, voorzitter van de
SP-fractie, Eddy Boutmans, staatssecretaris voor
Ontwikkelingssamenwerking, Fientje Moerman
Mondelinge vraag van de heer Jean-Marc Delize´e aan de
vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken
over
het standpunt dat Belgie¨ inneemt inzake de proce-
dure die door de Europese Unie werd opgestart om in
Kosovo het plaatselijk bestuur opnieuw te doen functione-
ren
(nr. 234)
7
sprekers : Jean-Marc Delize´e, Louis Michel, vice-
eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken,
Georges Clerfayt
Mondelinge vraag van de heer Pieter De Crem aan de
vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken
over
de nieuwe Russische militaire doctrine (nr. 240)
11
sprekers : Pieter De Crem, Louis Michel, vice-eerste
minister en minister van Buitenlandse Zaken
Mondelinge vraag van de heer Ferdy Willems aan de
vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken
over
het cultureel erfgoed van Machu Picchu (nr. 242)
12
sprekers : Ferdy Willems, Louis Michel, vice-eerste
minister en minister van Buitenlandse Zaken
Mondelinge vraag van mevrouw Fientje Moerman aan de
vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken
over
de omzetting van Europese richtlijnen in Belgisch
recht
(nr. 288)
14
sprekers : Fientje Moerman, Louis Michel, vice-eerste
minister en minister van Buitenlandse Zaken
Sommaire
Mercredi 27 octobre 1999
COMMISSION
DES
RELATIONS
EXTE
´ RIEURES
COM 031
Question orale de M. Dirk Van der Maelen au secre´taire
d'Etat a` la Coope´ration au De´veloppement sur
la mise a`
la disposition de pays en de´veloppement d'une assistance
juridique dans le cadre de l'Organisation mondiale du
commerce
(n° 79)
5
orateurs : Dirk Van der Maelen, pre´sident du groupe
PS, Eddy Boutmans, secre´taire d'Etat a` la Coope´ration
au De´veloppement, Fientje Moerman
Question orale de M. Jean-Marc Delize´e au vice-premier
ministre et ministre des Affaires e´trange`res sur
la position
belge a` l'e´gard de la proce´dure mise en place par l'Union
europe´enne pour le re´tablissement de l'administration
locale au Kosovo
(n° 234)
7
orateurs : Jean-Marc Delize´e, Louis Michel, vice-
premier ministre et ministre des Affaires e´trange`res,
Georges Clerfayt
Question orale de M. Pieter De Crem au vice-premier
ministre
et
ministre
des
Affaires
e´trange`res
sur
la nouvelle doctrine militaire russe (n° 240)
11
orateurs : Pieter De Crem, Louis Michel, vice-premier
ministre et ministre des Affaires e´trange`res
Question orale de M. Ferdy Willems au vice-premier
ministre et ministre des Affaires e´trange`res sur
le 'Machu
Picchu' inscrit au patrimoine culturel mondial
(n° 242)
12
orateurs : Ferdy Willems, Louis Michel, vice-premier
ministre et ministre des Affaires e´trange`res
Question orale de Mme Fientje Moerman au vice-premier
ministre et ministre des Affaires e´trange`res sur
la trans-
position des directives europe´ennes dans la le´gislation
belge
(n° 288)
14
orateurs : Fientje Moerman, Louis Michel, vice-
premier ministre et ministre des Affaires e´trange`res
HA 50
COM 031
3
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
4
HA 50
COM 031
27-10-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
COMMISSION
DES RELATIONS EXTE´RIEURES
COMMISSIE
VOOR DE BUITENLANDSE BETREKKINGEN
RE
´ UNION PUBLIQUE DU
MERCREDI 27 OCTOBRE 1999
OPENBARE VERGADERING VAN
WOENSDAG 27 OKTOBER 1999
De vergadering wordt geopend om 10.23 uur door de
heer Geert Versnick, voorzitter.
La re´union est ouverte a` 10.23 heures par M. Geert
Versnick
, pre´sident.
Mondelinge vraag van de heer Dirk Van der Maelen
aan de staatssecretaris voor Ontwikkelingssamen-
werking over
het initiatief om ontwikkelingslanden
juridische bijstand te verlenen in het kader van de
Wereldhandelsorganisatie
(nr. 79)
Question orale de M. Dirk Van der Maelen au secre´-
taire d'Etat a` la Coope´ration au De´veloppement sur
la mise a` la disposition de pays en de´veloppement
d'une assistance juridique dans le cadre de l'Orga-
nisation mondiale du commerce
(n° 79)
De voorzitter : De heer Dirk Van der Maelen heeft het
woord.
De heer Dirk Van der Maelen (SP) : Mijnheer de voor-
zitter, mijnheer de minister, collega's, toen wij in het begin
van de jaren negentig in de Kamer debatteerden over de
Uruguay-ronde van de Wereldhandelsorganisatie, was
mijn invalshoek reeds pogen de belangen van de landen
van het Zuiden zoveel mogelijk te verdedigen. In 1994,
toen het verdrag in de Kamer werd goedgekeurd, legde ik
reeds enige scepsis aan de dag. Ik had moeite om te
geloven dat landen uit het zuiden er beter van zouden
worden. Het was duidelijk dat de strijd tijdens de onder-
handeling met ongelijke wapens was geleverd. De lan-
den van het Noorden waren met enorme sterke delega-
ties, niet alleen in aantal, maar ook in de kwalificatie van
haar leden, naar die onderhandelingsronde gekomen. De
uitkomst kon dan ook moeilijk anders zijn dan iets dat in
het voordeel van het Noorden ging spelen.
Daarenboven hebben de jaren na 1994 ook bewezen dat
als er dan een geschil is en men voor de geschillen-
regeling van de Wereldhandelsorganisatie komt, die on-
gelijke strijd opnieuw opduikt. In de conflicten zijn het
opnieuw de rijkere landen van het Noorden die met de
nodige knowhow aan de tafel gaan zitten en een uitkomst
afdwingen die zeker niet in het belang is van de landen
van het Zuiden.
Met dit in het achterhoofd begonnen wij in de loop van
1998 te debatteren over de wet op het overlevingsfonds.
Dit betekent dat jaarlijks 750 miljoen frank uit de inkom-
sten van de Nationale Loterij ter beschikking wordt
gesteld van het Zuiden. Ik heb toen een pleidooi gehou-
den om in de wet op het overlevingsfonds een nieuwe
doelstelling in te schakelen, die erop gericht is om de
institutionele capaciteit van de landen van het Zuiden te
versterken, zodat zij stand kunnen houden in de debat-
ten, onder meer in de Wereldhandelsorganisatie.
Die bepaling is opgenomen in artikel 5 van de wet op het
overlevingsfonds.
Wij trekken ons op gang voor de millenniumronde van de
Wereldhandelsorganisatie. Mijnheer de minister, bent u
bereid een inspanning te leveren, al dan niet gesteund op
die wet op het overlevingsfonds ? Aangezien dit een
parlementair initiatief is, zouden wij graag zien dat daar
de juridische basis wordt gelegd. Bent u bereid om een
inspanning te leveren ten voordele van de landen van het
Zuiden, zodat hun institutionele capaciteit wordt ver-
hoogd en zij in de komende onderhandelingsronde van
de Wereldhandelsorganisatie hun mannetje kunnen
staan ? Bent u bereid op middellange termijn, als die
ronde achter de rug is en de geschillenregeling in de
Wereldhandelsorganisatie eventueel gewijzigd is, de
steun aan de landen van het Zuiden te verhogen om hen,
zoals afgesproken, de capaciteit te geven nodig om hun
belangen te verdedigen ?
Via de pers hebben wij vernomen dat in het kader van de
Europese Unie er daarover ideee¨n leven. Graag vernam
ik welke positie Belgie¨ bij de debatten in de Europese
Unie heeft ingenomen. Welke positie zal Belgie¨ in de
toekomst innemen ?
HA 50
COM 031
5
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
De voorzitter : De staatssecretaris heeft het woord.
Staatssecretaris Eddy Boutmans : Mijnheer de voorzit-
ter, collega's, alvorens op de vragen te antwoorden,
wens ik te beklemtonen - het is de eerste keer dat ik in
deze commissie vragen van leden mag komen beant-
woorden - dat ik dat met genoegen doe. Ik hoop met het
parlement en met deze commissie in het bijzonder een
goede werkrelatie te kunnen uitbouwen. Ik heb mijn
medewerkers gei¨nstrueerd wensen en vragen van par-
lementsleden zo goed mogelijk tegemoet te komen. Voor
mij is dit niet moeilijk omdat ik niet zo lang geleden zelf
parlementslid was van een weliswaar concurrerend par-
lement.
De voorzitter : Mijnheer de staatssecretaris, ik bied u
mijn verontschuldigingen aan omdat ik u niet welkom heb
geheten in deze commissie. Ik weet dat uw engagement
geen loze belofte is maar echt gemeend. Meer nog, het is
de wil van heel de regering om op een volwassen en
constructieve manier met het parlement samen te wer-
ken.
Staatssecretaris Eddy Boutmans : Mijnheer de voorzit-
ter, dank u voor uw verwelkoming.
Collega's, ik deel de bekommernis van de heer Van der
Maelen volkomen.
Men kan twee grote noden onderscheiden. Enerzijds
dringen de ontwikkelingslanden aan op ondersteuning
naar aanleiding van de WTO-onderhandelingen, ander-
zijds vragen ze om bijstand bij juridische geschillen
inzake handelsakkoorden en -transacties.
Wat de ondersteuning naar aanleiding van de onderhan-
delingen betreft, kan ik u meedelen dat ik niet op de
hoogte ben van meningsverschillen terzake in de Euro-
pese Unie. Er wordt gedacht aan de oprichting van een
permanent instituut te Gene`ve waarop de ontwikkelings-
landen en vooral de ACP-landen een beroep zouden
kunnen doen. Van de 55 ACP-landen die lid zijn van de
WTO, hebben slechts 15 landen een permanente verte-
genwoordiger in Gene`ve die de onderhandelingen kan
volgen. De 40 andere APC-landen volgen de onderhan-
delingen ofwel vanuit eigen land ofwel helemaal niet. De
Europese Unie moet, mijns inziens, werk maken van de
verdediging van de belangen van de ACP-landen.
Op 8 september heeft de Europese Commissie meege-
deeld dat zij 1 miljoen euro, gespreid over 5 jaar, heeft
vrijgemaakt voor de ondersteuning naar aanleiding van
de WTO-onderhandelingen. Bovendien zal de Europese
Commissie een aantal
regional seminars financieren
en technische bijstand verlenen om de ACP-landen beter
voor te bereiden op de onderhandelingen.
De Belgische regering steunt dat initiatief of is het er in
ieder geval volkomen mee eens. Ik meen dat haar
standpunt op 8 oktober in deze commissie werd bespro-
ken. Dat standpunt moet natuurlijk worden gesitueerd in
het gehele Europese standpunt binnen de WTO. Hierin
vinden we terug dat moet worden gestreefd naar een
deelname van de ontwikkelingslanden, en in het bijzon-
der de minst ontwikkelde landen, opdat ze een wezenlijk
voordeel zouden kunnen halen uit onderhandelingen. Ik
kan hieraan toevoegen dat het mijn mening is dat be-
windvoerders die bevoegd zijn voor ontwikkelingssamen-
werking en bij de onderhandelingen niet worden betrok-
ken, in deze toch een taak hebben. Ik heb het Finse
voorzitterschap dan ook gevraagd om het punt van de
WTO-onderhandelingen op de agenda van de Europese
Ministerraad voor ontwikkelingssamenwerking van 11
november te plaatsen. Zo kunnen de bewindvoerders die
bevoegd zijn voor ontwikkelingssamenwerking trachten
een gemeenschappelijk standpunt inzake de ondersteu-
ning van ontwikkelingslanden te bereiken. Ik meen dat op
mijn verzoek zal worden ingegaan. We moeten uiteraard
afwachten wat deze gesprekken zullen opleveren.
De heer Van der Maelen vroeg ook of de wet op het
overlevingsfonds in dit verband kan worden gebruikt,
meer bepaald om ontwikkelingslanden bij te staan in
juridische geschillen die zijn ontstaan naar aanleiding
van de toepassing van de akkoorden van de WTO. Het
klopt dat de wet de versterking van de institutionele
capaciteit van de betrokken overheden vooropstelt. Dit is
een positief punt. Ik denk niet dat de wet tot doel heeft
een internationaal orgaan dat zich bijvoorbeeld bezig-
houdt met de regeling van geschillen, rechtstreeks te
financieren. Wel staat de wet toe dat wordt ingegaan op
de vraag om ondersteuning van nationale of lokale
overheden. Als NGO's, lokale overheden of zelfs interna-
tionale instellingen een dergelijke vraag stellen, zullen we
binnen de budgettaire mogelijkheden graag op deze
vraag ingaan.
De wet bepaalt dat de precieze werking van dat fonds bij
koninklijk besluit moet worden geregeld. Ik heb vastge-
steld dat de vorige regering nog geen koninklijk besluit
heeft opgesteld ofschoon de wet op 1 januari van dit jaar
in werking is getreden. Ik ben slechts laattijdig hiervan op
de hoogte gebracht en mijn administratie is daar nu mee
bezig. In dat koninklijk besluit zal alleszins ruimte worden
gelaten voor initiatieven als die waarover de heer Van der
Maelen het heeft. Voorwaarde is wel dat er een vraag
uitgaat van een partner zoals omschreven in de wet op
het overlevingsfonds.
De voorzitter : De heer Dirk Van der Maelen heeft het
woord.
De heer Dirk Van der Maelen (SP) : Mijnheer de voor-
zitter, ik denk dat uit de wet op het overlevingsfonds twee
opdrachten voortvloeien. Ten eerste moeten we op korte
6
HA 50
COM 031
27-10-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Dirk Van der Maelen
termijn voor de begeleiding bij de onderhandelingen
zorgen. We weten allen dat de bespreking van teksten
het aangewezen moment is om de inhoud te bei¨nvloe-
den. Ik ben een mede-auteur van de wet. Het was de
intentie van de indieners om landen de middelen te
geven om tijdens onderhandelingen zoals over de WHO
hun belangen te verdedigen.
Ik heb de tekst van de regering gelezen en stel met
genoegen vast dat de staatssecretaris zijn collega's van
de andere landen van de Europese Unie probeert te
sensibiliseren. Zal hij hiertoe echter een concreet initiatief
nemen ? Hij verklaart dat de koninklijke besluiten nog
niet in orde zijn. Dit is niet zijn schuld, maar die van zijn
voorganger. Is de regering van plan op dit vlak iets te
doen ?
De staatssecretaris is jurist. Een wet garandeert niet altijd
dat de belangen van de betrokkenen in alle omstandig-
heden worden verdedigd. Een wettekst kan immers op
verscheidene manieren worden gei¨nterpreteerd en wel-
licht zijn er interpretaties mogelijk die niet voor iedereen
gunstig zijn. Indien er een geschil ontstaat, moet men dus
op de nodige steun kunnen rekenen. In het begin van dit
jaar bestond hierover discussie in de Europese Unie. De
Europese Commissie was het niet eens met het voorstel.
Sommige landen, zoals Nederland en Groot-Brittannie¨,
gingen er echter wel mee akkoord en vonden dat dit ook
noodzakelijk was. Ik dring er bij de staatssecretaris op
aan dit debat aan te zwengelen op de vergadering van
11 november met zijn collega's van de andere EU-
landen. Op dit vlak verwacht ik geen initiatief van de
staatssecretaris, maar wel met betrekking tot het eerste
punt. De onderhandelingen starten immers op 30 novem-
ber. Mede namens de indieners van dit wetsvoorstel
dring ik erop aan dat de staatssecretaris zo spoedig
mogelijk tot actie overgaat.
De voorzitter : Mevrouw Fientje Moerman heeft het
woord.
Mevrouw Fientje Moerman (VLD) : Mijnheer de voorzit-
ter, volgens de staatssecretaris heeft de Europese Com-
missie op 8 september meegedeeld dat zij voorziet in een
bedrag van een miljoen euro om de ontwikkelingslanden
bij te staan bij de onderhandelingen in de WHO.
Op 15 oktober zou de Commissie echter hebben ver-
klaard in een bedrag van tien miljoen te voorzien in het
kader van het Seventh European Development Fund om
de integratie van de ACP-landen in het multilaterale
handelssysteem te steunen. Er wordt onder meer ver-
meld dat indien de ACP-landen gebruik willen maken van
de kansen die hen door de WHO-akkoorden worden
geboden en indien zij zich willen integreren in de wereld-
economie, zij hun rechten en verplichtingen beter moeten
begrijpen en kennen en zij moeten weten hoe deze
moeten worden gei¨mplementeerd. De mededeling van
de Commissie van 8 september heeft volgens mij even-
eens betrekking op hetzelfde onderwerp. Er wordt im-
mers uitgelegd over welke concrete maatregelen het
gaat. Indien gewenst kan ik de staatssecretaris de tekst
bezorgen.
De voorzitter : De staatssecretaris heeft het woord.
Staatssecretaris Eddy Boutmans : Mijnheer de voorzit-
ter, het is mogelijk dat beide mededelingen elkaar over-
lappen. De ene gaat echter over bijstand bij onderhan-
delingen terwijl het in het andere geval over informatie
gaat.
Ik heb de vraag van de heer Van der Maelen gehoord.
Wat de juridische bijstand betreft, ben ik bereid zijn
voorstel te steunen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
- De openbare commissievergadering wordt geschorst
om 10.42 uur.
- La re´union publique de commission est suspendue
a` 10.42 heures.
- La se´ance est reprise a` 14.20 heures.
- De vergadering wordt hervat om 14.20 uur.
Le pre´sident : La se´ance est reprise.
De vergadering is hervat.
- Pre´sident : M. Eric Derycke
Question orale de M. Jean-Marc Delize´e au vice-
premier ministre et ministre des Affaires e´trange`res
sur
la position belge a` l'e´gard de la proce´dure mise
en place par l'Union europe´enne pour le re´tablisse-
ment de l'administration locale au Kosovo
(n° 234)b>
Mondelinge vraag van de heer Jean-Marc Delize´e aan
de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse
Zaken over
het standpunt dat Belgie¨ inneemt inzake
de procedure die door de Europese Unie werd opge-
start om in Kosovo het plaatselijk bestuur opnieuw te
doen functioneren
(nr. 234)
Le pre´sident : La parole est a` M. Jean-Marc Delize´e.
M. Jean-Marc Delize´e (PS) : Monsieur le pre´sident,
monsieur le vice-premier ministre, depuis octobre de
l'anne´e dernie`re, environ 120 communes belges se sont
re´unies au sein d'un comite´ de´nomme´
Causes commu-
HA 50
COM 031
7
27-10-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jean-Marc Delize´e
nes pour le Kosovo
afin d'essayer de mettre en place
des partenariats intercommunaux et d'apporter une
contribution au re´tablissement de la de´mocratie locale
dans cette re´gion d'Europe qui a e´te´ de´vaste´e par la folie
des hommes.
Au cours du premier semestre de cette anne´e, l'opinion
publique belge, les mandataires politiques et les me´dias
se sont mobilise´s pour de´noncer les exactions qui e´taient
commises au Kosovo.
Le projet des communes belges est bien connu du
de´partement des Relations exte´rieures. Il a e´te´ pre´sente´
aux institutions internationales et a rec¸u de celles-ci un
soutien plein et entier.
En juillet dernier, l'Union europe´enne a lance´
l'appel a`
candidatures d'experts provenant des Etats membres de
l'Union europe´enne pour le re´tablissement d'une admi-
nistration locale au Kosovo par jumelage entre les muni-
cipalite´s de l'Union europe´enne et kosovars
.
Cet appel a e´te´ soumis aux communes belges et n'a rec¸u
aucune suite positive. Au contraire, de nombreuses com-
munes s'e´le`vent contre la philosophie ge´ne´rale de ce
projet.
L'appel a` candidatures a e´te´ clo^ture´ le 30 septembre
dernier et la proce´dure est actuellement en phase de
mise en oeuvre. Tre`s peu de communes europe´ennes
ont re´pondu a` l'appel. Les candidatures introduites
e´taient pluto^t de type individuel et la grande majorite´
d'entre elles provenaient d'Italie.
Les principaux griefs de´nonce´s par les communes qui
souhaitaient s'investir dans un partenariat sont les sui-
vants :
Tout d'abord, ce programme europe´en entend confe´rer
une fonction politique aux membres du personnel des
communes envoye´s sur le terrain.
L'appel a` candidatures stipule ce qui suit :
Au niveau
municipal, il est pre´vu que la MINUK nommera un
administrateur municipal, e´ventuellement un adjoint,
ainsi qu'une e´quipe technique de trois personnes en
moyenne : un responsable financier, un chef technique et
un administrateur. Cette petite e´quipe d'administrateurs
expatrie´s sera charge´e de re´tablir le fonctionnement des
administrations locales, en les dirigeant elles-me^mes
dans un premier temps, et en transfe´rant de`s que possi-
ble les compe´tences ne´cessaires aux Kosovars destine´s
a` les remplacer. Cette pe´riode de transition devrait durer
a` peu pre`s deux ans
.
La philosophie qui sous-tend cette proce´dure est aux
antipodes du projet qui e´tait propose´ par les communes.
Dans l'esprit des municipalistes, un partenariat a pour
fonction de soutenir un de´veloppement local. Etre parte-
naire, ce n'est ni se substituer, ni remplacer. Les manda-
taires locaux s'e´tonnent de ce programme qui constitue
une approche par le haut alors qu'il conviendrait
d'oeuvrer au re´tablissement de la de´mocratie locale par
le bas. Il est donc peu probable que des coope´rations
intercommunales de´coulent d'une telle approche. C'est
la` le principal grief.
Ensuite, le mandat des experts est peu clair et entrai^ne
une contradiction avec les postes qu'occupent effective-
ment ces personnes dans leur corps d'origine, a` savoir
une fonction administrative.
On demande, en effet, de de´tacher des employe´s com-
munaux ou apparente´s. L'appel a` candidatures de
l'Union europe´enne pre´cise que
s'il n'est pas obligatoire
que tous les administrateurs propose´s soient membres
permanents de l'administration locale (...), une adminis-
tration qui comple´terait l'e´quipe propose´e par des ex-
perts exte´rieurs doit en prendre la responsabilite´ au
me^me titre que pour ses salarie´s ou membres et les
re´mune´rer par un contrat de la dure´e du jumelage
.
Cela pose en cascade des questions de statut - double
loyaute´ vis-a`-vis d'un employeur permanent et d'un em-
ployeur ponctuel - d'aptitudes, de vision politique, de
re´mune´ration mais aussi, plus fondamentalement, de
de´mocratie puisqu'un employe´ en arrive finalement a`
assumer une charge e´lective.
Se pose aussi la question de la le´gitimite´ de la pre´sence
du personnel de´tache´. On trouvera sur le terrain deux
cate´gories de personnes qui seront amene´es a` prendre
des de´cisions. Si mes informations sont exactes, des
e´lections locales sont pre´vues en mars 2000. Je ne sais
pas si le ministre peut confirmer ou informer cette infor-
mation. On se trouve dans un processus ou` des e´lections
sont pre´vues et on nous dit, par ailleurs, que pendant une
pe´riode qui peut durer deux ans, des membres du
personnel seraient de´tache´s pour assurer des fonctions
e´lectives dans cette re´gion.
Autre grief, c'est l'absence du citoyen dans ce pro-
gramme. La commune est strictement conside´re´e
comme une instance administrative et non comme un
espace humain compose´ de personnes posse´dant des
expe´riences et des connaissances.
Il nous semble que le recours aux citoyens et a` la socie´te´
civile est indispensable pour retrouver un pluralisme et
une ve´ritable de´mocratie locale au Kosovo. On connai^t la
situation actuelle, avec un gouvernement provisoire et
des maires
autoproclame´s.
Dernier e´le´ment, les de´le´gue´s communaux s'inquie`tent
du risque de disparition de leur projet des
Maisons des
Communes
, fonde´ sur le partenariat et non sur une
formule de remplacement politique. Ils craignent que la
ne´cessaire relation de confiance soit mise a` mal par ce
projet europe´en.
8
HA 50
COM 031
27-10-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jean-Marc Delize´e
Bref, cet appel a` candidatures de l'Union europe´enne est
un e´chec. En effet, comme je vous l'ai indique´, aucune
commune belge n'a re´pondu et le nombre de communes
europe´ennes qui se sont porte´es candidates est de´ri-
soire. Il y a surtout l'hypothe`que pesant sur les Maisons
des Communes, programme qui a pourtant e´te´ discute´ et
ne´gocie´ avec tous les niveaux de pouvoir, tant externes
qu'internes. Ce projet a le soutien plein et entier de
Bernard Kouchner. Peut-e^tre vous l'a-t-il fait savoir ?
Alors que ce projet est originaire de Belgique, il me
revient que la France entend contribuer au financement
de la premie`re Maison des Communes a` Mitrovica. Tant
mieux si un premier jalon est pose´ ! La France et
l'Allemagne semblent favorables a` cette manie`re de
travailler.
Monsieur le ministre, quelle est votre position a` l'e´gard de
cet appel a` candidatures lance´ par l'Union europe´enne et
des critiques formule´es par les de´le´gue´s communaux et
que je viens d'exprimer ?
Comptez-vous faire intervenir le repre´sentant permanent
de la Belgique aupre`s de l'Union europe´enne pour mo-
difier le processus conteste´ ?
Entendez-vous prendre contact avec certains de vos
colle`gues europe´ens, notamment franc¸ais, dans le cadre
de la seconde confe´rence des donateurs, afin de propo-
ser une alternative a` ce projet europe´en ?
Enfin, envisagez-vous de soutenir financie`rement et de
manie`re structurelle les mesures de confiance, en termes
de coordination et de projets, prises a` l'e´gard des parte-
naires kosovars, pour la reconstruction du Kosovo ? Je
pense notamment a` la coordination de projets en
Belgique et a` l'e´tranger, a` l'apport de mate´riel technique
et administratif, au soutien a` la scolarisation, a` la re´ha-
bilitation de ba^timents, ... cette liste n'e´tant pas exhaus-
tive.
Dans l'affirmative, quelle serait l'importance du soutien
financier du gouvernement belge ? La question essen-
tielle est de savoir de quels moyens financiers dispose-
ront les acteurs de la reconstruction de ce pays.
Les feux de l'actualite´ se sont e´teints. CNN n'est plus
pre´sente sur le terrain. La vie a repris son cours. Les
besoins sur place sont e´normes. Si le formidable e´lan de
solidarite´ constate´ le premier semestre s'essouffle, il peut
se reconstituer. La volonte´ de parler a` nouveau du
Kosovo se manifeste. Comme pour l'ope´ration
Villages
roumains
, des municipalistes ont la volonte´ d'inscrire
leur action de coope´ration dans la dure´e et dans un
processus de´mocratique.
J'espe`re que le gouvernement leur apportera un soutien
concret.
Le pre´sident : La parole est au ministre.
M. Louis Michel, ministre : Monsieur le pre´sident, je
commencerai par re´pondre a` une des dernie`res ques-
tions, concernant les e´lections. Je ne crois que pas que
celles-ci auront lieu en mars; on parle d'ailleurs mainte-
nant pluto^t de juin. A titre plus ge´ne´ral, je dirai que je ne
suis pas persuade´ qu'en l'e´tat, les conditions ne´cessai-
res et suffisantes pour l'organisation de´mocratique et
le´gitimante d'e´lections soient re´unies.
J'en viens maintenant a` vos autres questions. Les servi-
ces compe´tents du ministe`re des Affaires e´trange`res, du
Commerce exte´rieur et de la Coope´ration au de´veloppe-
ment sont e´galement informe´s des points de vue criti-
ques qui ont e´te´ exprime´s par de nombreux observateurs
et acteurs de la socie´te´ civile a` propos du programme de
l'Union europe´enne pour le re´tablissement de l'adminis-
tration civile au Kosovo. Sans me prononcer sur les
objectifs du programme qui a e´te´ envisage´ par l'Union
europe´enne, j'ai toujours indique´ un inte´re^t personnel
pour les initiatives prises par les collectivite´s locales en
Belgique. J'ai d'ailleurs rencontre´ notamment les mem-
bres de l'association
Cause commune et nous avons,
ensemble, essaye´ d'e´laborer une se´rie de propositions.
J'ai en outre mis a` la disposition de cette association des
moyens relativement importants pour essayer de concre´-
tiser ses initiatives en vue de soutenir l'e´mergence d'une
socie´te´ civile digne de ce nom au Kosovo. Cette appro-
che, qui a e´te´ favorise´e par des municipalistes de tous
bords, met l'accent sur la coope´ration avec les popula-
tions locales afin de les aider a` ba^tir elles-me^mes un
avenir de´mocratique.
A votre deuxie`me question, je dois re´pondre qu'il appar-
tient avant tout a` la direction compe´tente de la Commis-
sion de tirer les lec¸ons du manque d'enthousiasme des
municipalite´s europe´ennes face a` ce projet qui, jusqu'a`
pre´sent, s'est ave´re´ peu mobilisateur. Si un exercice de
re´flexion sur cette question est de´cide´ dans le cadre des
institutions europe´ennes, il va de soi que la Belgique fera
part de son expe´rience et de suggestions constructives
en vue de re´pondre aux interrogations que les premiers
re´sultats de l'appel a` candidatures de l'Union euro-
pe´enne ne peuvent manquer de faire surgir.
En ce qui concerne votre troisie`me question, je soutiens
bien entendu les initiatives des communes belges en vue
de reconstruire la socie´te´ civile du Kosovo. Un montant
de 10 millions de francs belges a e´te´ re´serve´ a` cet e´gard
sur le budget des Affaires e´trange`res. Et ce n'e´tait la`
qu'une premie`re tranche car globalement, on pourrait
de´gager une trentaine de millions pour amorcer le projet
avec les communes. L'association
Cause commune
est l'ope´rateur de cette action.
Toutefois, bien que nous ayons de´signe´ un diplomate de
haut rang pour offrir un cadre de coordination aux
communes et aux ONG inte´resse´es, on n'entend pas se
substituer a` celles-ci dans la de´finition ou l'exe´cution des
projets.
HA 50
COM 031
9
27-10-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Louis Michel
Quant aux projets de l'Union europe´enne, il appartient
d'abord aux responsables d'examiner les re´sultats de
leur action et d'en tirer les conse´quences avant de
proposer des alternatives e´ventuelles.
Enfin, j'ai de´ja` re´pondu a` votre quatrie`me question
puisqu'elle abordait le proble`me des moyens disponibles.
Cela se fait par le biais des ONG, qui disposent d'une
enveloppe importante.
Je voudrais encore pre´ciser qu'a` l'occasion de la visite
que j'ai faite au Kosovo, je me suis rendu compte qu'ils
avaient besoin d'expertise. Le grand proble`me est de
savoir comment remettre un appareil d'Etat en condition
de fonctionner de´mocratiquement, sur la base de la
culture de´mocratique que nous connaissons.
Je dois ajouter que la mission de M. Kouchner est
importante et qu'il faut la soutenir, ce que je fais bien
entendu. Mais il faut avouer que cette mission est
extre^mement difficile a` concre´tiser et a` mener a` bonne
fin. En effet, il devra sortir du malentendu qui existe entre
la re´solution des Nations Unies, la situation sur le terrain
et les espoirs que l'on donne aux populations locales. De
quoi s'agit-il ? En fait, la re´solution des Nations Unies ne
pre´voit pas d'inde´pendance pour le Kosovo. Elle s'appli-
que donc dans le cadre de la Re´publique yougoslave.
Sur le terrain, comment a e´volue´ la situation ? Tous les
acteurs pre´sents au Kosovo ont en te^te l'inde´pendance.
De Rugova a` Thaci, ils sont persuade´s d'avoir l'aval de la
communaute´ internationale pour acce´der a` leur inde´pen-
dance. C'est e´videmment un des gros malentendus que
M. Kouchner a eu de la peine a` e´vacuer, parce que s'il
avait voulu le faire de manie`re de´finitive, il se serait
retrouve´ confronte´ a` une cohabitation impossible avec
les forces en pre´sence. Il faut donc e^tre conscient qu'il
est en quelque sorte oblige´ d'entretenir ce malentendu
pour se me´nager un espace. D'ou` l'importance capitale
de pratiquer une expertise sur le terrain.
Vous parlez de l'aspect humain en disant que c'est
l'affaire des citoyens. Je suis d'accord avec vous, mais
ce qui est prioritaire, c'est de pouvoir amener sur place
une expertise au niveau de l'administration. Vous ne
pourrez pas organiser des e´lections dignes de ce nom et
le´gitimantes si vous n'avez pas, au pre´alable, redensifie´
la capacite´ ope´rationnelle de´mocratique des institutions
administratives. Bien entendu, nos communes peuvent y
contribuer.
Tous les aspects statutaires sont le´gitimes. Cependant, si
on doit apporter une re´ponse a` ces proble`mes avant
d'envoyer une collaboration au niveau de l'expertise, il
sera malaise´ de les aider. Le facteur temps est important,
car ils veulent organiser des e´lections avant juin 2000.
Les positions diffe`rent sur le sujet. Je suis quelque peu
sceptique. Je ne suis pas certain que cela sera possible
pour la date fixe´e. Malgre´ tout, nous devons agir rapide-
ment pour les aider.
Outre l'expertise, des moyens sont ne´cessaires. En
d'autres termes, il faut de l'argent. M. Kouchner avait
de´fendu l'ide´e tre`s concre`te et re´aliste, notamment pour
permettre une re´habilitation des logements avant l'hiver,
d'accorder des enveloppes en plusieurs fragments sous
un monitoring de l'UNMIK pour permettre aux citoyens de
re´habiliter eux-me^mes leur logement. Ceux-ci sont abi^-
me´s, connaissent principalement des proble`mes de toi-
ture et ces travaux peuvent e^tre effectue´s par les familles
elles-me^mes.
Une grande volonte´ existe de proce´der aux re´parations
ne´cessaires. Nous nous e´tions inse´re´s dans ce projet
avec
Cause commune et nous e´tions pre^ts a` de´gager
des moyens de l'ordre de plusieurs dizaines de millions,
pour prendre en charge un certain nombre de logements.
He´las, cela n'a plus e´te´ retenu au niveau de l'UNMIK. La
Communaute´ europe´enne n'a pas voulu donner suite a` la
demande de M. Kouchner sur le sujet. Nous avons du^
nous tourner vers d'autres formes d'aide. C'est
Cause
commune
qui de´veloppe le projet pour nous. C'est ce
qui a e´te´ de´fini au de´part et nous soutenons entie`rement
les propositions de
Cause commune.
Nous sommes disponibles et ouverts. Nous avons ex-
prime´ un volontarisme tre`s grand a` l'e´gard de l'aide a`
apporter, mais je ne vous cacherai pas que l'UNMIK
pre´cise ce qu'il attend des ope´rateurs qu'il sollicite. Voila`
qui nous ame`ne au troisie`me e´le´ment.
Apre`s l'expertise et les moyens, il convient e´galement
que l'UNMIK ordonne sa strate´gie et commence a` s'or-
ganiser pour optimaliser les diffe´rentes bonnes volonte´s
en pre´sence. Ce n'est pas toujours aussi e´vident
lorsqu'on pose un certain nombre de questions par
rapport a` un certain nombre de proble`mes. Ainsi, a` un
moment donne´, il a e´te´ question d'ouvrir des ateliers pour
y acheter des mate´riaux que l'on mettrait a` la disposition
des gens pour reconstruire leur logement. Cela a existe´
pendant un certain temps. A pre´sent, on abandonne cette
ide´e. On n'a pas le sentiment qu'une ide´e claire se profile
quant aux buts a` poursuivre.
Cette situation cre´e un vrai proble`me. Voila` ce que je
tenais a` ajouter.
Le pre´sident : Monsieur Delize´e, vous n'avez droit qu'a`
une tre`s courte re´plique, car il s'agit d'une question. Mais
l'inte´re^t de la discussion a e´te´ conside´rable.
M. Jean-Marc Delize´e (PS) : Monsieur le pre´sident, je
vous remercie pour votre bienveillance. J'avais en effet
de´pose´ une demande d'interpellation, mais elle m'a e´te´
refuse´e. Je de´sirais de´velopper davantage mon interven-
tion, le sujet e´tant d'importance.
10
HA 50
COM 031
27-10-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jean-Marc Delize´e
Je voudrais remercier le ministre pour les re´ponses qu'il
a apporte´es; elles confirment l'inte´re^t personnel qu'il
porte au Kosovo. D'ailleurs, a` ma connaissance, la
commune de Jodoigne fut une des premie`res a` participer
au programme.
Je suis bien conscient de ces proble`mes d'expertise dont
vous avez parle´. Justement, a` ce sujet, les communes se
proposent d'essayer d'apporter sur place une contribu-
tion aux expertises ne´cessaires. Vous n'avez pas vrai-
ment re´pondu sur le fond, mais vous avez donne´ votre
sentiment sur ce projet europe´en.
En ce qui concerne les moyens, je rele`ve qu'il en existe
de disponibles sur le budget 1999; je suppose que cela
se poursuivra l'anne´e prochaine, sur le budget 2000, de
manie`re a` constituer un soutien structurel pour les pro-
chaines anne´es. Il ne s'agit malheureusement pas d'un
proble`me de quelques semaines ou de quelques mois; il
faudra du temps pour reconstruire, car c'est vraiment le
chaos sur le terrain et vous avez bien exprime´ la com-
plexite´ de la situation.
Je prends bonne note de votre disponibilite´ et du dialo-
gue auquel vous tenez quant a` ce projet de
Causes
communes
. Voila` qui permettra de poursuivre l'e´change
et, si l'Union europe´enne n'e´value pas son e´chec, d'ini-
tiative, il conviendra d'y re´fle´chir et d'e´mettre d'autres
propositions.
Le pre´sident : La parole est a` M. Georges Clerfayt.
M. Georges Clerfayt (PRL FDF MCC) : Monsieur le
pre´sident, je voudrais faire un bref commentaire sur la
re´ponse du ministre en sachant qu'en cette qualite´, il ne
peut re´ve´ler le fond de sa pense´e. Je vais donc me
permettre d'improviser et je crois qu'il ne de´savouera pas
mes propos. Quand on parle de ce pays comme beau-
coup d'autres en Europe, qu'il y ait inde´pendance ou non,
il faut faire comprendre a` toutes les majorite´s re´gionales
qu'elles doivent respecter les droits des minorite´s et je ne
suis pas certain que la Belgique, en cette matie`re, ait
beaucoup d'expertise a` exporter...
Le pre´sident : L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Mondelinge vraag van de heer Pieter De Crem aan de
vice-eerste minister en minister van Buitenlandse
Zaken over
de nieuwe Russische militaire doctrine
(nr. 240)
Question orale de M. Pieter De Crem au vice-premier
ministre et ministre des Affaires e´trange`res sur
la
nouvelle doctrine militaire russe
(n° 240)b>
De voorzitter : De heer Pieter De Crem heeft het woord.
De heer Pieter De Crem (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, we hebben onlangs via de media
vernomen dat de Russische legerleiding een nieuwe
militaire doctrine heeft vastgelegd.
Als alles normaal verloopt, zal president Boris Jeltsin
deze de volgende maand ondertekenen en in decreten
vastleggen.
Volgens onze informatie betekent de nieuwe militaire
doctrine een trendbreuk met de koude-oorlogstraditie,
waarin het principe van de no-first-strike zeker vanaf
1981, door voormalig secretaris-generaal Brezjnev prin-
cipieel werd vastgelegd. De nieuwe doctrine bepaalt dat
Rusland kernwapens kan gebruiken als antwoord op een
grootschalige aanval met conventionele wapens en in
situaties die kritiek zijn voor de nationale veiligheid van
Rusland en zijn bondgenoten.
Men heeft te maken met een nieuwe houding, die onwil-
lekeurig door de Russische militaire lobby werd tot stand
gebracht en de grondgedachte van die nieuwe strategi-
sche houding is dan ook duidelijk : de opbouw van een
nieuw veiligheidssysteem gebaseerd op lange afstands-
raketten en kernkoppen.
De huidige minister van Defensie Sergejev is de gang-
maker van deze politiek.
Is de minister reeds op de hoogte gebracht van de
gewijzigde houding inzake deze doctrine ?
Heeft de minister reeds contact gehad met zijn NAVO-
bondgenoten daaromtrent ?
Welke is de houding van de minister en bijgevolg van de
Belgische regering in deze aangelegenheid ?
Zou het niet nuttig zijn deze zorgwekkende evolutie op
een internationaal forum ter sprake te brengen ?
Welke diplomatieke stappen stelt men in het vooruit-
zicht ?
We moeten de situatie in de voormalige Sovjet-Unie en
zeker in Rusland niet afdoen als een fait-divers, zeker
niet als we de beelden die ons pas bereiken, ontleden. Er
ontstaat een gevaarlijke samenloop van situaties : de
toenemende armoede, een onduidelijk leiderschap, ge-
koppeld aan een opkomend nationalisme en een
oorlogsverheerlijking die iedere dag duidelijker wordt.
De voorzitter : De minister heeft het woord.
Minister Louis Michel : Mijnheer de voorzitter, collega's,
de veiligheidssituatie in Europa en de specifieke evolutie
in Rusland, worden door de Belgische bevoegde minis-
ters en hun diensten op de voet gevolgd. De revelatie in
de media over de nieuwe Russische militaire doctrine zijn
derhalve geen complete verrassing. Het forum bij uitstek
waarin overleg wordt gepleegd over veiligheidskwesties
HA 50
COM 031
11
27-10-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Louis Michel
is de NAVO-raad. De verhouding tot Rusland en de
veiligheidscontext zijn er voortdurend aan de orde. De
Belgische regering blijft ervoor ijveren dat de bijzondere
relaties tussen Rusland en de NAVO die vorm kregen in
de zogenaamde Stichtingsakte van 1997 volledig worden
uitgebouwd en benut. Inderdaad, deze Stichtingsakte
voorziet in zeer regelmatig gei¨nstitutionaliseerd overleg
tussen de NAVO en Rusland. Dit forum met Rusland
maakt het mogelijk om over te gaan tot uitwisseling van
de wederzijdse strategische concepten. Men noteert dat
het NAVO-strategisch concept een publiek document is.
De Russische tegenhanger was tot voor korte tijd ge-
heim.
Ook op andere fora worden ontwapening en ontspanning
bevorderd. Rusland is lid van de Organisatie voor Veilig-
heid en Samenwerking in Europa en onderschreef het
document van Wenen over vertrouwenwekkende maat-
regelen. Rusland is partij in de Conventie over conven-
tionele wapens in Europa. Rusland is gehouden aan de
non-proliferatielogica van het NPT.
De START-I-akkoorden kenden succes, terwijl START-II
in ratificatie is en START-III verder kan worden onder-
handeld. Deze opsomming is niet limitatief. Ze toont
alleen aan dat er verschillende fora en instrumenten zijn
voor veiligheidspolitieke acties. Belgie¨ zal daaraan con-
structief deelnemen, in solidariteit met de bondgenoten.
Ook onze bilaterale relaties tot Rusland worden benut als
forum voor overleg, onder andere over veiligheids-
politieke ontwikkeling.
De voorzitter : De heer Pieter De Crem heeft het woord.
De heer Pieter De Crem (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
de minister heeft de fora opgesomd waaraan wij, hetzij
als bondgenoot, hetzij als waarnemer of effectief lid
deelnemen. Ik weet dat de minister hier geen toverfor-
mule naar voren kan brengen, maar ik denk dat wij
binnen de alliantie en in de Europese samenwerkings-
verbanden ook de maatschappelijke evolutie in Rusland
in het oog moeten houden, want dat is toch wel de
fermentatiegrond van een aantal heel gevaarlijke zaken.
Ik denk dat het een zaak is die een vervolg zal kennen.
Mijnheer de minister, is er binnenkort een informeel of
formeel forum waar deze aangelegenheid - hopelijk nog
in de marge - ter sprake zal komen ?
Minister Louis Michel : Ik heb met de heer Ivanov een
zeer diepgaand en rechtstreeks gesprek gehad naar
aanleiding van de laatste Raad. Ik moet toegeven dat de
argumenten, die hij naar voren bracht, als niet zeer
doeltreffend en weinig overtuigend werden beschouwd.
Hij kent ons standpunt, hij kent de gevoeligheid van de
Europese Raad; wij hebben hem dat op een zeer pre-
cieze en rechtstreekse manier duidelijk gemaakt. Ik heb
hem zelf over het probleem gesproken. Meer kan ik voor
het ogenblik niet doen.
De heer Pieter De Crem (CVP) : Denkt u dat hij die
bekommernissen op een efficie¨nte wijze kan overbren-
gen naar, bijvoorbeeld Poetin, want dat is toch belang-
rijk ?
Minister Louis Michel : Naar mijn gevoelen - maar dat is
slechts een gevoel, want het gaat over een delicate
kwestie - zal het misschien gemakkelijker begrepen
worden na de verkiezingen. Ik heb de indruk dat de
kwestie Tsjetsjenie¨ ook te maken heeft met de binnen-
landse politiek en met de verkiezingen en dat het eerder
een voorwendsel is om de binnenlandse problemen te
verbergen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Ferdy Willems aan de
vice-eerste minister en minister van Buitenlandse
Zaken over
het cultureel erfgoed van Machu Picchu
(nr. 242)
Question orale de M. Ferdy Willems au vice-premier
ministre et ministre des Affaires e´trange`res sur
le 'Machu Picchu' inscrit au patrimoine culturel
mondial
(n° 242)b>
De voorzitter : De heer Ferdy Willems heeft het woord.
De heer Ferdy Willems (VU&ID) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, Machu Picchu is een
wereldpatrimonium. Ik bespaar u mijn geschiedenislesje
die ik tot voor kort elk jaar opnieuw over deze site gaf.
Het patrimonium van Machu Picchu valt onder de con-
ventie van de Unesco die Peru in 1982 heeft onderte-
kend. De Unesco heeft het recht en de verantwoordelijk-
heid om alle wijzigingen aan het patrimonium te
onderzoeken en te beoordelen. Als organisatie van de
Verenigde Naties is de Unesco gesprekspartner voor
regeringen maar niet voor private ondernemingen.
Machu Picchu is een unieke site, een schitterende har-
monie tussen landschap en monumenten. In een studie
over de site stelt Greenpeace dat er een unieke fauna
leeft met 42 soorten zoogdieren, 377 vogels en meer dan
400 soorten vlinders.
Wereldwijd kunnen slechts 18 plaatsen tegelijk aan-
spraak maken op de titel site van historisch monument en
landschap. Drie van de 18 bevinden zich in Amerika :
Tikal, Nasca en Machu Picchu.
Een laatste element om het belang van deze problema-
tiek aan te duiden is de kleinschalige infrastructuur van
de site waar de lokale bevolking een graantje meepikt
van het toerisme.
12
HA 50
COM 031
27-10-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Ferdy Willems
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, de site wordt
op twee manieren bedreigd.
In mei 1998 gaf de Peruviaanse regering een concessie
voor 25 jaar aan een lokaal consortium Peru Hotel voor
een kabelbaan. Met de kabelbaan kunnen niet minder
dan 400 bezoekers per uur de site bezoeken. Het behoeft
geen betoog dat dit een ramp is voor deze site die niet
gebaat is bij massatoerisme. Bovendien is de kabelbaan
niet verdedigbaar omwille van geografische redenen. De
ondergrond is bijzonder zwak. Op dit ogenblik worden
reeds grondverzakkingen tot drie meter vastgesteld. Als
men op deze site massatoerisme loslaat met hotels en
autocars, is een ramp niet veraf.
Op 23 oktober heeft URIBE, de vertegenwoordiger van
de Unesco in Peru in de plaatselijk krant El commercio
verklaard dat de Unesco niet werd geraadpleegd. De
Peruviaanse regering is geschrokken van de internatio-
nale en lokale reacties en verhoogt de druk op de
UNESCO om deze concessie alsnog toe te staan.
De tweede bedreiging wordt veroorzaakt door de ENER-
SUR, een mantelorganisatie van Tractebel die betrokken
is bij de privatisering van drie elektriciteitscentrales zoals
Egassua, Egesur en Machu Picchu. Deze privatiseringen
passen in de politiek van Electrabel. Ik citeer De Stan-
daard van 8 april 1997 :
Zuidelijk Latijns-Amerika priva-
tiseert dat het een lieve lust is. De Belgische nutsgroep
Tractebel voelt zich daar goed bij. Toen rond 1990 de
privatiseringsgolf opdook was Tractebel er als de kippen
bij om zich overal in te kopen.
Mijnheer de minister, collega's, ik bespaar u tientallen
bladzijden uit Projects and Finance van Zuidamerikaanse
ondernemingen die de betrokkenheid van Belgische on-
dernemingen, meer bepaald van Tractebel in Machu
Picchu illustreren.
Mijnheer de minister, collega's, op 26 juli 1999 heb ik de
ambassadeur van Peru aangeschreven. De organisatie
Instituut voor Amerikanistiek heeft eveneens een petitie
opgestuurd met 967 handtekeningen waarvan 21 profes-
soren geschiedenis vooral van de RUG. De rector van
Gembloux draagt eveneens zijn steentje bij. Hij waar-
schuwt de Peruviaanse president die destijds zijn docto-
raat in de agro-cultuur in Gembloux haalde en eveneens
doctor honoris causa van deze faculteit is.
Op 14 oktober 1999 heeft Greenpeace een nota terzake
verspreid.
The international council on monuments and
sites
en The international union for conservation of
natural ressources
zijn eveneens begaan met de bedrei-
ging van de site. Deze laatste, de ICOMOS, en haar
Belgische secretaris-generaal Luxen is gei¨nteresseerd in
onze acties voor het behoud van de site.
Wat doet de Belgische regering om te verhinderen dat
aan Machu Picchu onherstelbare schade wordt toege-
bracht ?
Wat doet Europa om te verhinderen dat het cultureel
erfgoed ten onder gaat aan zuiver economische belan-
gen ?
Welke instanties zijn volgens mij aangewezen om hier
iets aan te doen ? Er is ten eerste het Europese forum,
de UNO en Unesco, dat is evident, maar ook Peru zelf
met president Fujimori, die goede banden heeft met
Belgie¨, en niet vergeten de Peruviaanse minister van
Buitenlandse Zaken De Trazegnies die van Belgische
afkomst is. Zijn vader is een Belg, en hij is een invloedrijk
man in Peru zelf. Hij was destijds ambassadeur van de
Orde van Malta in Peru. Er zijn dus kanalen genoeg
waarlangs we dit patrimonium kunnen verdedigen.
Hier past geen visie op korte termijn. Zelfs vanuit econo-
misch en toeristisch standpunt moet deze site be-
schermd worden. Massatoerisme is uit den boze. Ik
verwijs naar voorbeelden uit Egypte, naar Stonehenge
en Lascaux, waar men waardevolle historische sites voor
de toekomst veilig heeft gesteld door ze aan het massa-
toerisme te onttrekken. Ik vraag de minister om in deze
zaak zijn invloed aan te wenden.
De voorzitter : De minister heeft het woord.
Minister Louis Michel : Mijnheer de voorzitter, collega's,
ik werd onlangs door de voorzitter van het Instituut voor
amerikanistiek op de hoogte gebracht van het Peruvi-
aanse project dat erin bestaat een hotelcomplex te
bouwen op de archeologische site Machu Picchu. Belgie¨
en Peru hebben beide de Conventie van de Unesco ter
bescherming van het werelderfgoed ondertekend. Ik heb
onze permanente vertegenwoordiger bij de Unesco ge-
vraagd die organisatie erover in te lichten. Ambassadeur
Van Houtte werd belast met het overhandigen van de
petitie van het Instituut voor amerikanistiek aan de direc-
teur van de afdeling Werelderfgoed. Ik heb onze perma-
nente vertegenwoordiger bij de Europese Unie gevraagd
hetzelfde te doen. Ik zal de heer Willems op de hoogte
houden van het gevolg dat aan deze zaak wordt gege-
ven, zowel wat de Europese Unie betreft als de Unesco.
Ik meen ook te weten dat hij zich rechtstreeks tot onze
ambassadeur in Peru heeft gericht en dat hij antwoorden
heeft gekregen met betrekking tot de garanties voor het
historisch erfgoed en het milieu. Bovendien zal ik nog
contact opnemen met mijn Peruviaanse collega.
De voorzitter : De heer Ferdy Willems heeft het woord.
De heer Ferdy Willems (VU&ID) : Mijnheer de voorzitter,
ik dank de minister voor de inspanningen die hij zich
heeft getroost.
HA 50
COM 031
13
27-10-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Ferdy Willems
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van mevrouw Fientje Moerman
aan de vice-eerste minister en minister van Buiten-
landse Zaken over
de omzetting van Europese richt-
lijnen in Belgisch recht
(nr. 288)
Question orale de Mme Fientje Moerman au vice-
premier ministre et ministre des Affaires e´trange`res
sur
la transposition des directives europe´ennes
dans la le´gislation belge
(n° 288)b>
De voorzitter : Mevrouw Fientje Moerman heeft het
woord.
Mevrouw Fientje Moerman (VLD) : Mijnheer de voorzit-
ter, mijnheer de minister, in
Feiten, het officie¨le blad van
de federale voorlichtingsdienst, heb ik het verslag gevon-
den van de Ministerraad van 8 oktober 1999 waarin het
volgende staat :
De Ministerraad nam kennis van het
driemaandelijks verslag van de minister van Buiten-
landse Zaken over de omzetting van de Europese wet-
geving in Belgisch recht en de lopende involgprocedures.
Op dit ogenblik heeft Belgie¨ nog 168 dossiers achter-
stand. Hiervan moeten nog 54 richtlijnen worden omge-
zet in Belgisch recht. De eerste minister heeft aangekon-
digd dat wekelijks een rapport zal worden overgemaakt
aan het parlement over de wegwerking van de Belgische
achterstand.
Ik vond dat een beetje vreemd vooral
omdat ik de week daarna, opnieuw in
Feiten, lees : De
Ministerraad vergaderde op donderdag 14 oktober. De
Ministerraad nam kennis van het driemaandelijks verslag
met betrekking tot de omzetting van de Europese wetge-
ving in Belgisch recht en de lopende involgprocedures.
Er worden hier dan wel geen details gegeven over
dossiers.
Zal het parlement die rapporten krijgen en zo ja, met
welke frequentie en over welke frequentie gaan de
opvolgingsrapporten ? In het begin van deze week had-
den wij nog altijd niets ontvangen.
Mijnheer de minister, kunt u mij ook zeggen wat de
toestand vandaag is inzake het wegwerken van de
achterstand, te meer daar recent een rechtspraak is
ontstaan in Belgie¨ waarbij de overheid kan worden
veroordeeld tot schadevergoeding wanneer, door het
niet-tijdig omzetten van Europese richtlijnen, haar bur-
gers schade lijden. Als we in de toekomst dergelijke
uitspraken willen vermijden, is het van het allergrootste
belang dat we deze achterstand zo snel mogelijk weg-
werken. Tenslotte zou het ook niet bevorderlijk zijn voor
ons imago indien wij het voorzitterschap van de Euro-
pese Unie zouden aanvangen met een considerabele
achterstand terzake, te meer omdat wij in de voorbije
jaren een niet zo goede reputatie terzake hebben opge-
bouwd.
De voorzitter : De minister heeft het woord.
Minister Louis Michel : Mijnheer de voorzitter, collega's,
allereerst wil ik opmerken dat de zinsnede uit het relaas
dat de federale voorlichtingsdienst in
Feiten nr. 39 gaf
over de Ministerraad van 8 oktober, waarnaar u verwijst,
waarschijnlijk op een misverstand berust. Daarom wil ik
de echte feiten even toelichten. De regering is zich
terdege bewust van het belang van een tijdige en juiste
omzetting van de Europese richtlijnen. Daarom heb ik mij
trouwens niet enkel voorgenomen de praktijk van gere-
gelde verslaggeving terzake aan de Ministerraad onver-
minderd voort te zetten, maar ook om de bestaande
opvolgingsprocedures nog te verstrakken.
Mijn eerste periodieke verslag over de stand van de
omzetting werd door de Ministerraad besproken tijdens
haar vergaderingen van 8 en 14 oktober. Het is pas op de
vergadering van 14 oktober dat de regering terzake een
beslissing nam. Eerst stemde de Ministerraad in met mijn
voorstellen, gericht aan alle betrokken ministers, om zich
extra in te spannen voor een tijdige en correcte omzetting
en daarbij absolute voorrang te geven aan de omzetting
van interne marktrichtlijnen, evenals aan de oplossing
van de zaken die bij het hof van justitie aanhangig zijn of
dat dreigen te worden, en ten slotte om in hun departe-
ment,
de
bestaande
administratieve
opvolgings-
structuren te versterken. Vervolgens besloot de Minister-
raad om daarenboven ook nog een maandelijkse
interkabinetsvergadering samen te roepen, waarop de
rechtstreekse vertegenwoordigers van alle ministers, on-
der de coo¨rdinerende leiding van mijn vertegenwoordi-
ger, de omzetting op hoog politiek niveau zouden opvol-
gen. Er werd echter door de Ministerraad niets formeel
beslist omtrent de rapportering aan het parlement. Het
spreekt voor zich dat ik in deze materie, evenals in de
andere materies die onder mijn bevoegdheid vallen,
telkens wanneer nuttig, verslag zal uitbrengen aan het
parlement, zoals het trouwens de gewoonte is voor deze
regering.
Een eerste belangrijke gelegenheid om meer specifiek
met het parlement van gedachten te wisselen over de
omzettingsproblematiek zal zich ongetwijfeld aandienen
wanneer de Europese Commissie eind dit jaar haar
score board zal bekendmaken over de stand van
omzetting van de interne marktrichtlijnen in de 15 lidsta-
ten. Ten slotte zal het parlement ook ten volle zijn rol
kunnen spelen bij een vluggere omzetting van de richt-
lijnen door, telkens wanneer daartoe wetgevend moet
worden opgetreden, bij te dragen tot een vlotte afhande-
ling van het wetgevende proces.
14
HA 50
COM 031
27-10-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Louis Michel
Wat meer bepaald de huidige stand van de omzetting
betreft, wens ik vooraf te beklemtonen dat iedere rappor-
tering daaromtrent onvermijdelijk slechts een momentop-
name kan zijn. De situatie fluctueert immers bijna dage-
lijks. Geregeld worden nieuwe richtlijnen aangenomen,
geregeld verstrijken omzettingsperiodes en geregeld
worden Belgische omzettingsmaatregelen goedgekeurd
en in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
Mijn recent verslag aan de Ministerraad schetste de
situatie zoals ze was gekend op 15 september 1999. Op
die datum waren er 168 openstaande dossiers, waarvan
86 betrekking hadden op een achterstand in de omzet-
ting van richtlijnen. Ter illustratie van de voortdurend
wijzigende situatie kan ik u melden dat deze er vandaag
als volgt uitziet : er zijn 164 openstaande dossiers,
waarvan 83 achterstallige omzettingen van richtlijn. Ik
neem me voor er ten volle over te blijven waken dat al
mijn collega's hun verplichtingen inzake omzetting nauw-
gezet nakomen.
Je sais que le premier ministre est attentif a` cela et quand
le premier ministre se pre´occupe de quelque chose, cela
peut aller jusqu'a` l'obsession. Mais je ne suis pas su^r de
pouvoir assumer l'obsession du premier ministre sur le
sujet. Il pourrait toutefois me dire qu'il souhaite s'en
occuper lui-me^me ou de´cider de de´signer un commis-
saire du gouvernement pour le faire.
Je vous assure, madame Moerman, que je ne suis pas
dispose´ a` devenir obse´de´ par le sujet au point de faire
rapport chaque semaine. C'est totalement irre´aliste et ce
n'est pas se´rieux.
Elke minister moet iemand van zijn kabinet aanduiden
die zich volledig en uitsluitend met die problematiek
bezighoudt en alles wordt gecoo¨rdineerd door een dame
op het departement van Buitenlandse Zaken. Zij doet dat
op een zeer efficie¨nte manier. Ik veronderstel dat de heer
Derycke zeer goed op de hoogte is van de moeilijkheden
om de andere ministers te overtuigen van het belang van
die problematiek.
Ik zal zo dikwijls als nodig de betrokkenen aansporen,
maar a` l'impossible nul n'est tenu. Het is echter onmo-
gelijk iedere week te rapporteren. Ik zal geregeld rappor-
teren, maar daarvoor moet men iets te rapporteren
hebben.
De heer Eric Derycke (SP) : Wenst u dat de vice-eerste
minister een appartement in het parlement betrekt om
verslag te kunnen uitbrengen ?
Mevrouw Fientje Moerman (VLD) : Mijnheer de vice-
eerste minister, ik kan u terzake geruststellen. Ik ben niet
geobsedeerd door de problematiek.
Minister Louis Michel : U niet, maar de heer Verhofstadt
wel.
Mevrouw Fientje Moerman (VLD) : Het bericht van 8
oktober was toch onmogelijk. Met een driemaandelijks
verslag is het absoluut nutteloos wekelijks aan het par-
lement verslag uit te brengen.
Ik vind wel dat als de federale voorlichtingsdienst officie¨le
documenten met verslagen van de Ministerraad ook voor
het grote publiek opstelt, de inhoud ervan correct moet
zijn. Als dergelijke informatie wordt verspreid, dan moet
de inhoud correct zijn.
Ik neem nota van uw woorden. Het mechanisme dat u
hebt uitgedacht om een betere opvolging te verzekeren
zal zeker zijn vruchten afwerpen. Als ik mij niet vergis zijn
er een aantal materies uit onze staatsstructuur die niet
meer tot de federale bevoegdheid behoren. Zij zijn on-
herroepelijk
verdwenen
naar
het
gewest-
of
gemeenschapsniveau. Een groot stuk van de tekortko-
mingen van Belgie¨ op dat vlak is te zoeken in het feit dat
de Europese Unie alleen de nationale lidstaten kent en
hen aanspreekt op het niet tijdig omzetten, terwijl uitein-
delijk het federale niveau er niets meer in te vertellen
heeft.
Mijnheer de vice-eerste minister, hebt u met de betere
opvolging van die mechanismen ook rekening gehouden
met de relatie met het gewest- en het gemeenschaps-
niveau ?
Minister Louis Michel : Ja.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
- De openbare commissievergadering wordt gesloten
om 15.10 uur.
- La re´union publique de commission est leve´e
a` 15.10 heures.
HA 50
COM 031
15
27-10-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000