B
ELGISCHE
K
AMER VAN
VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
Handelingen
Annales
I
NTEGRAAL VERSLAG
VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN DE
C
OMPTE RENDU INTÉGRAL
DE LA RÉUNION PUBLIQUE DE LA
COMMISSIE VOOR DE
V
OLKSGEZONDHEID
,
HET
L
EEFMILIEU
EN DE
M
AATSCHAPPELIJKE HERNIEUWING
COMMISSION DE LA
S
ANTÉ PUBLIQUE
,
DE L
'E
NVIRONNEMENT
ET DU
R
ENOUVEAU DE LA
S
OCIÉTÉ
VAN
DU
26-10-1999
26-10-1999
HA 50
COM 030
HA 50
COM 030
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Inhoud
Dinsdag 26 oktober 1999
COMMISSIE
VOOR
DE
VOLKSGEZONDHEID,
HET
LEEFMILIEU
EN
DE
MAATSCHAPPELIJKE
HERNIEUWING
-
COM 030
Mondelinge vraag van de heer Jef Valkeniers aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over
de weigering van bepaalde verzekerings-
maatschappijen om de beroepsaansprakelijkheid te dek-
ken van huisartsen die bevallingen uitvoeren
(nr. 149)
5
sprekers : Jef Valkeniers, Magda Aelvoet, minister
van
Consumentenzaken,
Volksgezondheid
en
Leefmilieu
Mondelinge vraag van de heer Bart Laeremans aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over
het gebrek aan kennis van het Neder-
lands van het ziekenwagenpersoneel in Vlaams-Brabant
(nr. 214)
7
sprekers : Bart Laeremans, Magda Aelvoet, minister
van
Consumentenzaken,
Volksgezondheid
en
Leefmilieu
Sommaire
Mardi 26 octobre 1999
COMMISSION
DE
LA
SANTE
´
PUBLIQUE,
DE
L'ENVIRONNEMENT ET DU RENOUVEAU DE LA
SOCIE
´ TE´ - COM 030
Question orale de M. Jef Valkeniers a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement sur
le refus de certaines compagnies
d'assurance de couvrir la responsabilite´ professionnelle
des me´decins ge´ne´ralistes pratiquant des accouche-
ments
(n° 149)
5
orateurs : Jef Valkeniers, Magda Aelvoet, ministre de
la Protection de la consommation, de la Sante´ publique
et de l'Environnement
Question orale de M. Bart Laeremans a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement sur
le manque de connaissance du
ne´erlandais du personnel ambulancier en Brabant fla-
mand
(n° 214)
7
orateurs : Bart Laeremans, Magda Aelvoet, ministre
de la Protection de la consommation, de la Sante´
publique et de l'Environnement
2
HA 50
COM 030
AGALEV-ECOLO
:
Anders gaan leven / Ecologistes conférés pour l'Organisation de luttes originales
CVP
:
Christelijke Volkspartij
FN
:
Front National
PRL FDF MCC
:
Parti Réformateur libéral - Front démocratique francophone - Mouvement du citoyens pour le changement
PS
:
Parti socialiste
PSC
:
Parti social-chrétien
SP
:
Socialistische Partij
VLAAMS BLOK
:
Vlaams Blok
VLD
:
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
:
Volksunie & ID21
Abréviations dans la numérotation des publications :
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
DOC 50 0000/00 : Documents parlementaires de la 50e
DOC 50 0000/00 : Parlementaire documenten van de 50e zittingsperiode +
législature, suivi du n° et dy n° consécutif
het nummer en het volgnummer
QRVA
: Question et Réponses écrites
QRVA
: Schriftelijke Vragen en Antwoorden
HA
: Annales (Compte Rendu intégral)
HA
: Handelingen (Beknopt Verslag)
CRA
: Compte Rendu Analitique
BV
: Beknopt Verslag
PLEN
: Séance plénière
PLEN
: Plenum vergadering
COM
: Réunion de commission
COM
: Commissievergadering
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Officiele publicaties, van de Kamer van volksvertegenwoordigers
Commandes :
Bestellingen :
Place de la Nation, 1008 Bruxelles
Natieplein, 1008 Brussel
Fax : 02/549 82 60
Fax : 02/549 81 60
Tél. : 02/549 82 74
Tel. : 02/549 82 74
www.laChambre.be
www.deKamer.be
e-mail : aff.generales@laChambre.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Samengevoegde mondelinge vragen van :
- de heer Servais Verherstraeten aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu over
de Orde van geneesheren (nr. 229)
- mevrouw Miche`le Gilkinet aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu over
de Orde van geneesheren (nr. 279)
- de heer Etienne De Groot aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu over
de hervorming van de Orde van geneesheren (nr. 281)
9
sprekers : Servais Verherstraeten, Miche`le Gilkinet,
Etienne De Groot, Magda Aelvoet, minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu
Mondelinge vraag van mevrouw Frieda Brepoels aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over
het koninklijk besluit van 13 februari
1998, gewijzigd bij koninklijk besluit van 19 maart 1998 die
de opleidings- en vervolmakingscentra van hulpverleners
en ambulanciers mogelijk maakt
(nr. 270)
14
sprekers : Frieda Brepoels, Magda Aelvoet, minister
van
Consumentenzaken,
Volksgezondheid
en
Leefmilieu
Mondelinge vraag van mevrouw Miche`le Gilkinet aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over
de Coca-Cola-vergiftiging (nr. 277)
15
sprekers : Miche`le Gilkinet, Magda Aelvoet, minister
van
Consumentenzaken,
Volksgezondheid
en
Leefmilieu
Questions orales jointes de :
- M. Servais Verherstraeten a` la ministre de la Protection
de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement sur
l'Ordre des me´decins (n° 229)
- Mme Miche`le Gilkinet a` la ministre de la Protection de la
consommation,
de
la
Sante´
publique
et
de
l'Environnement sur
l'Ordre des me´decins (n° 279)
- M. Etienne De Groot a` la ministre de la Protection de la
consommation,
de
la
Sante´
publique
et
de
l'Environnement sur
la re´forme de l'Ordre des me´decins
(n° 281)
9
orateurs : Servais Verherstraeten, Miche`le Gilkinet,
Etienne De Groot, Magda Aelvoet, ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique et
de l'Environnement
Question orale de Mme Frieda Brepoels a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement sur
l'arre^te´ royal du 13 fe´vrier 1998,
modifie´ par l'arre^te´ royal du 19 mars 1998 relatifs aux
centres
de
formation
et
de
perfectionnement
des
secouristes-ambulanciers
(n° 270)
14
orateurs : Frieda Brepoels, Magda Aelvoet, ministre
de la Protection de la consommation, de la Sante´
publique et de l'Environnement
Question orale de Mme Miche`le Gilkinet a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement sur
l'intoxication au Coca-Cola (n° 277)
15
orateurs : Miche`le Gilkinet, Magda Aelvoet, ministre
de la Protection de la consommation, de la Sante´
publique et de l'Environnement
HA 50
COM 030
3
26-10-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
4
HA 50
COM 030
26-10-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
COMMISSION DE LA SANTE´ PUBLIQUE,
DE L'ENVIRONNEMENT
ET DU RENOUVEAU DE LA SOCIE´TE´
COMMISSIE VOOR DE VOLKSGEZONDHEID,
HET LEEFMILIEU
EN DE MAATSCHAPPELIJKE HERNIEUWING
RE
´ UNION PUBLIQUE DU
MARDI 26 OCTOBRE 1999
OPENBARE VERGADERING VAN
DINSDAG 26 OKTOBER 1999
De vergadering wordt geopend om 14.05 uur door me-
vrouw Yolande Avontroodt, voorzitter.
La re´union est ouverte a` 14.05 heures par Mme Yolande
Avontroodt, pre´sidente.
Mondelinge vraag van de heer Jef Valkeniers aan de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid
en Leefmilieu over
de weigering van bepaalde
verzekeringsmaatschappijen
om
de
beroeps-
aansprakelijkheid te dekken van huisartsen die be-
vallingen uitvoeren
(nr. 149)
Question orale de M. Jef Valkeniers a` la ministre de la
Protection de la consommation, de la Sante´ publique
et de l'Environnement sur
le refus de certaines
compagnies d'assurance de couvrir la responsabilite´
professionnelle des me´decins ge´ne´ralistes prati-
quant des accouchements
De voorzitter : De heer Jef Valkeniers heeft het woord.
De heer Jef Valkeniers (VLD) : Mevrouw de voorzitter,
mevrouw de minister, in de Artsenkrant van vrijdag 17
september 1999 verscheen het artikel
Axa Royale Belge
bakt het bruin
. Volgens dit artikel weigert de verzeke-
ringsmaatschappij Axa Royale Belge huisartsen een ver-
zekering beroepsaansprakelijkheid wanneer deze huis-
artsen
bevallingen
uitvoeren.
De
verzekeringsmaatschappij motiveert haar beslissing door
te stellen dat
de medische technieken - inzake bevallin-
gen - constant evolueren en steeds ingewikkelder wor-
den, wat met zich meebrengt dat het voor een huisarts
stilaan onmogelijk wordt om gei¨nformeerd te blijven en
de noodzakelijke kennis te blijven beheersen
.
Zij hebben vandaag onvoldoende vooropleiding en nog
slechts weinig huisartsen doen bevallingen. Het uitvoe-
ren van bevallingen door huisartsen vormt bijgevolg een
te groot risico op complicaties die niet langer kunnen
worden
verzekerd
door
een
polis
beroeps-
aansprakelijkheid. Voor de verzekeringsmaatschappij is
het immers duidelijk dat de verloskundige gynaecologie
een aparte discipline is, die van de geneesheren een
specifieke opleiding vergt. Met andere woorden, enkel
specialisten mogen
verzekerd bevallingen uitvoeren.
De huisartsen van hun kant voeren aan dat het risico op
verwikkelingen juist kleiner is bij een huisarts dan bij een
gynaecoloog, omdat de huisarts bij voorbaat risico-
zwangerschappen doorverwijst naar een specialist en
bijgevolg enkel de probleemloze gevallen behandelt. Dit
is niet helemaal juist, want de problemen, verwikkelingen
of onvoorziene omstandigheden doen zich dikwijls
slechts voor op het terrein wanneer men bezig is. Soms
zijn er verwikkelingen die men moeilijk kan voorzien.
Bovendien kan in de laatste fase van een bevalling,
namelijk bij de uitdrijving, in geval van onverwachte
moeilijkheden steeds een beroep worden gedaan op een
specialist wanneer de bevalling in het ziekenhuis plaats-
vindt. Ook indien de bevalling buiten het ziekenhuis
gebeurt, onderstrepen de huisartsen dat de problemen
uiterst zelden zo acuut kunnen zijn dat de huisarts ze niet
aankan. Zij argumenteren dan ook dat er zich geen
problemen voordoen indien de opsporing van risico-
gevallen efficie¨nt gebeurt en deze onmiddellijk worden
doorverwezen naar de gynaecoloog.
Mevrouw de minister, meent u niet dat de therapeutische
vrijheid van de huisarts in het gedrang komt wanneer
verzekeringsmaatschappijen bepalen welke medische
behandelingen verzekerd zijn ? Zult u initiatieven nemen
om, naar Nederlands model, de artsen te betrekken bij
het beheer van de beroepsaansprakelijkheid, zodat de
medische risico's beter kunnen worden bepaald ? Is er
cijfermateriaal beschikbaar - ik denk dan aan financie¨le
gegevens, gegevens in verband met medische verwikke-
lingen en gegevens in verband met mortaliteit bij beval-
lingen - met betrekking tot de bevallingen uitgevoerd door
enerzijds, huisartsen en anderzijds, gynaecologen ? Kan
op basis van dit cijfermateriaal worden afgeleid dat
verwikkelingen bij bevallingen, uitgevoerd door huisart-
sen, frequenter voorvallen dan bij specialisten ? Zult u
HA 50
COM 030
5
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jef Valkeniers
initiatieven nemen om een efficie¨nte registratie uit te
bouwen van de medische schade ? Zijn er volgens u
redenen om aan te nemen dat de opsporing van risico-
gevallen door de huisartsen en het doorverwijzen daar-
van naar specialisten niet efficie¨nt verlopen ? Zult u
overleg plegen met de federale minister van Economie
met het oog op het nemen van maatregelen in het kader
van de wet van 25 juni 1992 met betrekking tot de
landverzekeringsovereenkomst ? Dreigt de gestelde pro-
blematiek niet frequenter voor te vallen in het kader van
de groeiende machtspositie van fusionerende verzeke-
ringsmaatschappijen ?
Naar verluidt buigt een deskundigenwerkgroep binnen de
administratie zich over de problematiek van de aanspra-
kelijkheidsverzekering. Voorstellen tot een nieuwe wette-
lijke regeling zouden worden voorbereid door deze werk-
groep. Hoever staat het met de werkzaamheden van
deze werkgroep ?
De voorzitter : De minister heeft het woord.
Minister Magda Aelvoet : Mevrouw de voorzitter, eerst
en vooral wil ik ingaan op het fundamentele probleem dat
de heer Valkeniers aan de orde stelt. Kan het zo maar dat
verzekeringsmaatschappijen op dergelijke eenzijdige
manier een polis invullen, dat geneesheren uiteindelijk
niet meer zelf kunnen beslissen wat zij doen en wat niet ?
Wat dat betreft, wil ik duidelijk zijn. Ik vind dit een
ongeoorloofde evolutie. Het gaat niet op hierbij lijdzaam
toe te zien. Ik ken zelf veel huisartsen die zeer verant-
woord bevallingen uitvoeren. Ik ben zelf overigens ook
thuis geboren, zonder probleem. Laten wij natuurlijke
dingen niet altijd compliceren, hoewel complicaties
steeds mogelijk zijn. Ik heb wel kunnen vaststellen in
onder andere Leuven dat het niet altijd evident is voor
huisartsen om nog bevallingen in bepaalde ziekenhuizen
te kunnen doen. Dat hangt onder andere samen met de
problemen die ziekenhuizen dreigen te krijgen via verze-
keringsmaatschappijen mocht er ooit iets fout lopen.
Daardoor wordt nu op verschillende plaatsen gewerkt in
de richting van protocollen tussen ziekenhuizen en huis-
artsen en tussen ziekenhuizen en specialisten, om ter-
zake voldoende gedekt te zijn. De verzekeringsmaat-
schappijen nemen daar vrede mee, maar ik blijf erbij dat
de greep die verzekeringsmaatschappijen proberen te
krijgen op het medisch handelen, ongeoorloofde vormen
begint aan te nemen.
Mijnheer Valkeniers, u hebt een hele reeks praktische
vragen gesteld die ik meteen zal beantwoorden. Het
hoofdprobleem is hoe men op de huidige situatie ade-
quaat kan ingaan. Dit wordt momenteel onderzocht door
de werkgroep waarnaar u verwijst. De besprekingen
dienaangaande zijn nog niet afgerond.
In de eerste plaats zal ik de commissie bijkomende
informatie verstrekken omtrent de samenstelling en de
werking van deze werkgroep. Daarna zal ik enige toe-
lichting geven in verband met het verloop van haar
werkzaamheden.
De directeur-generaal van het bestuur Gezondheidszorg
heeft de leiding over de werkgroep die zich buigt over
medische ongevallen en de daaruit voortvloeiende
aansprakelijkheidseisen. De werkgroep werd opgericht
binnen de administratie van het ministerie van Sociale
Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu. Onder meer de
ziekenfondsen, de artsensyndicaten, de confederatie van
de verzorgingsinstellingen, de beroepsvereniging van de
verzekeringsondernemingen alsook een universitaire
werkgroep die werkt rond vragen van medische aanspra-
kelijkheid, zijn erin vertegenwoordigd. Er wordt gestreefd
naar een invulling in de richting van een
foutloze aan-
sprakelijkheid
zoals die reeds in Finland bestaat en er
vrij goed functioneert.
Indien men de verzekeringsmaatschappijen gewoon laat
betijen, verkrijgt men in de meeste gevallen uiteindelijk
geen tussenkomst, noch erkenning. Ofwel geeft men e´e´n
keer de jackpot. Daarnaast is er de ongelooflijke ontwik-
keling van het
juridiseren met eindeloze processen en
uitgaven, waardoor uiteindelijk de medische praktijk to-
taal in de verdrukking geraakt. Uiteraard zullen hierdoor
ook de kosten stijgen. Nu werkt men dus aan die
zogenaamde
foutloze aansprakelijkheid. Het is de be-
doeling om binnen een aantal maanden een wetsontwerp
bij het parlement in te dienen dat is gebaseerd op het
studiewerk en het overleg met de betrokken partijen. De
beoogde doelstelling is een betere en snellere uitspraak,
waarbij men niet altijd moet bewijzen of er een echte fout
is gebeurd. Het volstaat dat wordt aangetoond dat er iets
is misgelopen. Of de fout een rechtstreeks gevolg is van
het optreden dat al dan niet adequaat was, wordt als
secundair beschouwd. In geval van een fout zal een
bescheiden, doch ree¨le vergoeding worden uitgekeerd.
In de meeste gevallen zijn de mensen daar ook tevreden
mee. Men wil dus een erkenning van het probleem en
een redelijke vergoeding maar geen waanzinnig
gejuri-
diseerd
systeem waarbij men meestal uiteindelijk toch in
de kou blijft staan.
Binnen deze werkgroep werd ook van gedachten gewis-
seld over het probleem dat collega Valkeniers heeft naar
voren gebracht, namelijk de risico's die op dit ogenblik in
de verzekeringsovereenkomsten worden uitgesloten. Dit
probleem heeft niet alleen betrekking op huisartsen die
het nog zouden wagen bevallingen te doen, maar ook op
andere sectoren. Wij hebben gevraagd dat men het
nodige zou doen opdat deze werkzaamheden niet te lang
zouden aanslepen. Om deze reden vaardig ik iemand
van mijn kabinet af om deze zaken op de voet te volgen.
6
HA 50
COM 030
26-10-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda Aelvoet
Vervolgens kom ik tot de meer specifieke vragen van de
heer Valkeniers. Op de vraag of er al dan niet meer
problemen worden vastgesteld bij huisartsen die beval-
lingen doen, heb ik de volgende resultaten.
De minimale klinische gegevens maken geen enkel
onderscheid tussen de verstrekker van een bepaalde
registratie. Of een bevalling wordt uitgevoerd door een
huisarts of een specialist, is niet terug te vinden in de
geregistreerde klinische gegevens. Hierdoor kan een
heel deel van uw vragen niet worden beantwoord.
De heer Jef Valkeniers (VLD) : Om zich te verdedigen
tegenover de verzekeringsmaatschappijen, kan men
misschien een verschillend codenummer gebruiken.
Minister Magda Aelvoet : Ik noteer die suggestie, maar
kan thans niet bevestigend antwoorden aangezien ik met
andere collega's moet overleggen of dit al dan niet kan
worden verwezenlijkt. Inderdaad, zodra het gaat over
codenummers zal ik mijn collega Frank Vandenbroucke
moeten raadplegen vermits hij de portefeuille van het
RIZIV beheert.
Momenteel kan ik niet antwoorden op de vraag of er
meer problemen zouden rijzen bij huisartsen die beval-
lingen uitvoeren dan bij specialisten.
De minimale klinische gegevens handelen slechts over
klassieke ziekenhuizen en dagziekenhuizen. Prestaties
die worden verricht buiten die omgeving worden zelfs niet
opgenomen in de databank. Bovendien gebeuren een
aantal bevallingen thuis en daarop heeft men evenmin
een zicht.
De heer Jef Valkeniers (VLD) : Daaraan kan een ander
codenummer worden gegeven en codenummers kunnen
leiden tot betere statistische gegevens.
Minister Magda Aelvoet : Ja. Wil men dat de prestaties
die buiten ziekenhuizen worden verricht in de databank
worden opgenomen, dan moet men de input van de
databank, dus de gegevens die al dan niet in de data-
bank thuishoren, wijzigen zo niet komen de gegevens,
zelfs met een codenummer, er niet in terecht.
Een vergelijking overeenkomstig de verstrekking is ge-
zien de huidige stand van zaken onmogelijk. Financie¨le
gegevens op het niveau van een pathologiegroep zijn
evenmin ter beschikking en wij hebben geen gegevens
over het aantal verstrekkingen noch over de verwikkelin-
gen bij bevallingen.
Inzake de uitbouw van een efficie¨nte registratie van
medische schade kan ik zeggen dat dit tot op heden nog
niet ter sprake kwam in de werkgroep. Ik zal aan mijn
medewerker die de volgende vergaderingen zal bijwo-
nen, de opdracht geven om die vraag aan de voltallige
werkgroep voor te leggen, zodat verder kan worden
gewerkt overeenkomstig de opportuniteit en de haalbaar-
heid.
Op basis van de gegevens waarover wij beschikken, is er
geen reden om aan te nemen dat de opsporing van
risicogevallen door huisartsen en het doorverwijzen van
risicogevallen naar de specialisten, niet efficie¨nt zou
verlopen. In heel wat streken beslissen huisartsen om de
zwangerschappen zelfs niet meer te begeleiden omdat
zij van oordeel zijn dat zij te weinig dergelijke patie¨nten
hebben op jaarbasis. Zij verwijzen de zwangere vrouwen
automatisch door naar een gynaecoloog of naar een
huisarts die er zich wel wil mee bezighouden. Dat is mij
trouwens zelf overkomen toen ik voor het eerst zwanger
was; ik wendde mij tot mijn huisdokter, maar hij zei mij dat
hij zich niet meer bezighield met zwangerschappen. Dat
is inmiddels reeds 29 jaar geleden, wat bewijst dat die
evolutie al een tijdje aan de gang is.
Mocht tijdens de verdere besprekingen in de werkgroep
blijken dat er maatregelen moeten worden genomen in
het kader van de wet van 25 juni 1992 met betrekking tot
de landverzekeringsovereenkomst, dan zal zeker overleg
worden gepleegd met de bevoegde ministers.
De voorzitter : De heer Jef Valkeniers heeft het woord.
De heer Jef Valkeniers (VLD) : Mevrouw de voorzitter,
mevrouw de minister, ik dank u voor uw omstandig
antwoord.
Er moet nog worden gewacht op de resultaten van de
werkgroep en in dat verband dring ik aan op een spoe-
dige afloop.
Misschien kan mijn voorstel tot aanpassing van de no-
menclatuur - die geen enkele financie¨le repercussie heeft
op het budget - in overweging worden genomen. Het zou
ons in staat stellen ons te verweren tegen bepaalde
aantijgingen van de ziekteverzekering, waartegen wij
thans geen enkel verhaal hebben omdat wij niet over
precieze statistieken beschikken.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Bart Laeremans aan
de minister van Consumentenzaken, Volksgezond-
heid en Leefmilieu over
het gebrek aan kennis van
het Nederlands van het ziekenwagenpersoneel in
Vlaams-Brabant
(nr. 214)
HA 50
COM 030
7
26-10-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
voorzitter
Question orale de M. Bart Laeremans a` la ministre de
la Protection de la consommation, de la Sante´ publi-
que et de l'Environnement sur
le manque de
connaissance du ne´erlandais du personnel ambulan-
cier en Brabant flamand
De voorzitter : De heer Bart Laeremans heeft het woord.
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Mevrouw de
voorzitter, het is niet de eerste keer dat deze problema-
tiek in deze commissie ter sprake komt. Het is wel de
eerste keer dat dit gebeurt onder het bewind van me-
vrouw Aelvoet. Het is daarom interessant om haar stand-
punt hieromtrent te vernemen.
Op 20 mei 1998 werden hierover voor de laatste maal
vragen gesteld door de heer Jan Van Erps. Ik had toen
ook een vraag ingediend, maar moest spijtig genoeg
tegelijkertijd op een andere plaats aanwezig zijn. Op de
vraag van de heer Van Erps is er van de heer Colla een
interessant antwoord gekomen.
De aanleiding van deze vraag is een open brief van het
gemeentebestuur van Sint-Pieters-Leeuw dat terecht
ageert tegen de diensten van het ULB-ziekenhuis Eras-
mus aan de andere kant van de autosnelweg. Dit zieken-
huis stelt voortdurend Nederlandsonkundige personen te
werk in de dienst spoedgevallen, de 100 en de MUG's.
Deze mensen hebben wel een professionele opleiding
gevolgd, maar kennen duidelijk geen Nederlands. In een
eentalig Nederlandstalige gemeente zoals Sint-Pieters-
Leeuw is dat uiteraard erg storend. Ook in Brussel is dat
storend, want in een tweetalige stad zouden dergelijke
diensten tweetalig moeten zijn. Men heeft te vaak moe-
ten meemaken dat mensen met acute medische proble-
men niet begrepen werden door de personen van de
ambulancediensten. Dit kan van levensbelang zijn. Ik
meen bijgevolg dat we hier niet over banaliteiten spre-
ken, maar over essentie¨le zaken waar openbare bestu-
ren zich terecht aan ergeren.
Die open brief dateert van 13 oktober en is gericht aan
eerste minister Verhofstadt, aan de Vlaamse minister-
president Dewael, en aan de Vlaamse ministers Vogels
en Sauwens. Ik neem aan dat ook uw diensten op de
hoogte zijn van deze brief.
In zijn antwoord van mei 1998 heeft minister Colla wel
veel woorden gebruikt om te zeggen dat men in de rand
rond Brussel met veel taalproblemen rekening moest
houden. Hij was wel gevoelig voor het probleem, maar hij
liet zich nogal denigrerend uit over het tweetalige karak-
ter van Brussel en het eentalig karakter van de Brusselse
rand. Hij verklaarde dat hij een aantal juristen had
ingeschakeld om adviezen te formuleren en dat er een
onderscheid moest worden gemaakt tussen de openbare
ziekenhuizen die wel aan de taalwetgeving moeten vol-
doen en de particuliere ziekenhuizen waar dat veel
minder het geval is.
Nadien is er een advies gekomen van de Vaste Commis-
sie voor Taaltoezicht waarin uitdrukkelijk staat dat de
spoedgevallendiensten en dergelijke, die door de over-
heid worden erkend en gesubsidieerd, het private karak-
ter te buiten gaan en dat zij, zoals de openbare zieken-
huizen, vallen onder de toepassing van de taalwetgeving.
Dat is toch wel een vrij duidelijk advies. Naar aanleiding
van dit advies en van de brief van het gemeentebestuur
van Sint-Pieters-Leeuw heb ik enkele vragen.
Wat is de reactie van de minister op die brief en hoe zal
zij reageren ? Handhaaft zij het onderscheid tussen
particuliere en openbare ziekenhuizen of stemt zij in met
het standpunt van de Vaste Commissie voor taal-
toezicht ?
Hoe denkt zij tegemoet te kunnen komen aan die nood
aan Nederlandskundig personeel ? Dat hoeft niet in
extreme mate te gebeuren. Het zou al een hele vooruit-
gang zijn als een of twee leden van elk interventieteam
Nederlands begrijpt en spreekt. De dienst moet minstens
tweetalig zijn. In Vlaams-Brabant eigenlijk eentalig Ne-
derlands.
Minister Colla beweerde dat een koninklijk besluit geen
taalregeling kan inhouden. Dat zou tegen de wet indrui-
sen. Ik veronderstel echter dat dit probleem ook met
wettelijke middelen kan worden opgelost.
De voorzitter : De minister heeft het woord.
Minister Magda Aelvoet : Mevrouw de voorzitter, ik heb
inderdaad kennis genomen van het advies van de Vaste
Commissie van Taaltoezicht waarin zeer duidelijk wordt
bepaald dat het in dit dossier niet opgaat een onder-
scheid te maken tussen particuliere ziekenhuizen en
openbare ziekenhuizen. Aangezien het echt gaat om een
zaak van leven en dood, waarbij het van het grootste
belang is dat een patie¨nt zich kan uitdrukken in zijn eigen
taal, lijkt het mij vanzelfsprekend dat de MUG-diensten
en de spoedgevallendiensten het nodige doen om hun
diensten te organiseren rekening houdend met het ad-
vies van het Vast Comite´.
Wat mijn eigen bevoegdheden betreft verhindert niets mij
een brief te schrijven. Dit zal dan ook eerstdaags gebeu-
ren. Ik zal de ziekenhuizen op hun verplichtingen wijzen
inzake de aanwerving en vorming van medisch en ver-
pleegkundig personeel. Daarnaast ben ik als federaal
minister van Volksgezondheid niet bevoegd om de zie-
kenhuizen individuele maatregelen op te leggen. Ten-
einde een voldoende kennis van het Nederlands van
geneesheren, verpleegkundigen en ambulanciers af te
dwingen, volstaat het niet om een resultaatsverbintenis in
een wettelijke of reglementaire bepaling te gieten.
8
HA 50
COM 030
26-10-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda Aelvoet
Daarom acht ik het nodig een overleg te organiseren met
de Brusselse ziekenhuizen en de ambulancediensten die
zijn aangesloten bij de dringende geneeskundige hulp-
verlening teneinde een adequate oplossing te vinden
voor dit probleem.
De voorzitter : De heer Bart Laeremans heeft het woord.
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Mevrouw de
voorzitter, ik vind het antwoord van de minister nogal
vrijblijvend. Haar voorganger bereidde een aantal konink-
lijke besluiten voor. Er werd met juristen overlegd om dit
alles in een vorm te gieten waardoor een correcte
naleving van de taalwetgeving kon worden afgedwon-
gen. De huidige minister is het er principieel mee eens
dat personen in hun eigen taal moeten kunnen worden
behandeld. Ze beperkt zich tot een brief en een overleg.
Bovendien zegt ze reeds op voorhand dat ze geen
individuele maatregelen kan nemen. Ze kan dus niets
afdwingen. Ik denk dat ze wel meer kan en moet doen.
Als zij geen individuele maatregelen kan nemen, kan een
collega binnen de regering dat misschien wel. Iemand
moet toch financie¨le sancties kunnen opleggen aan
ziekenhuizen die mordicus weigeren de taalwetgeving na
te leven. Ik vraag de minister bij urgentie initiatieven te
nemen of een collega binnen de regering aan te spreken
zodat wat zij eist ook daadwerkelijk kan worden afge-
dwongen. Ik ben bereid haar enige tijd te geven, maar als
ze zich beperkt tot een brief en een overleg, vervult ze
haar functie van minister van Volksgezondheid niet op
voldoende wijze.
Minister Magda Aelvoet : Ik ben blij dat ik nog enige tijd
krijg.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Samengevoegde mondelinge vragen van :
- de heer Servais Verherstraeten aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu
over
de Orde van geneesheren (nr. 229)
- mevrouw Miche`le Gilkinet aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu
over
de Orde van geneesheren (nr. 279)
- de heer Etienne De Groot aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu
over
de hervorming van de Orde van geneesheren
(nr. 281)
Questions orales jointes de :
- M. Servais Verherstraeten a` la ministre de la Pro-
tection de la consommation, de la Sante´ publique et
de l'Environnement sur
l'Ordre des me´decins
- Mme Miche`le Gilkinet a` la ministre de la Protection
de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement sur
- M. Etienne De Groot a` la ministre de la Protection de
la consommation, de la Sante´ publique et de l'Envi-
ronnement sur
la re´forme de l'Ordre des me´decins
De voorzitter : De heer Servais Verherstraeten heeft het
woord.
De heer Servais Verherstraeten (CVP) : Mevrouw de
voorzitter, mevrouw de minister, collega's, de Orde van
geneesheren wordt in haar functioneren steeds meer in
vraag gesteld.
Mevrouw de minister, blijkbaar doet u en deed u dat ook.
Wij vernamen dat u lid bent van een beschermcomite´ dat
onder meer tot doelstelling had morele hulp en steun te
geven aan sociaal gee¨ngageerde artsen die problemen
hebben met het niet-betalen van bijdragen en daardoor
problemen hebben met de Orde van geneesheren. Door
dat lidmaatschap deed u een oproep naar alle beleids-
verantwoordelijken om alles in het werk te stellen om
sancties tegen dergelijke artsen op te heffen. U enga-
geerde zich ook om de Orde te veroordelen voor derge-
lijke sancties en eiste de intrekking ervan. U verzocht
tevens het gerecht en het RIZIV om vervolgingen stop te
zetten, voortvloeiend uit verzet vanwege deze sociaal
gee¨ngageerde artsen tegen de Orde. Dat beschermco-
mite´ stelde ook het bestaansrecht en het functioneren
van die orde in vraag.
Naar aanleiding van het verschijnen van dokter Van
Moorter voor de beroepskamer te Brussel liet u een
persbericht verspreiden, waarin u enkele volgens mij
zeer interessante vragen stelde. U vroeg zich af hoe een
individueel geneesheer rechtszekerheid kon worden ge-
boden, hoe een duidelijke juridische omschrijving kon
plaatsvinden van gedragingen die al dan niet aanleiding
moeten geven tot tuchtstraffen en hoe een deontologisch
orgaan, zoals op dit ogenblik de Orde, naast de belangen
van de deontologie van de artsen ook de belangen van
de patie¨nt centraal kan stellen.
U stelde dan ook een parlementair debat in het vooruit-
zicht.
Mevrouw de minister, mijn concrete vragen zijn de vol-
gende. Onderschrijft u nog punt per punt de vier punten
waartoe u zich als lid van het beschermcomite´ van
geschorste artsen hebt gee¨ngageerd ? Wat gaat u er
concreet mee doen ? Wat zult u tegen de tuchtrechtelijke
organen ondernemen die ondertussen de schorsingen
hebben uitgesproken ? Wegens het niet-betalen van
HA 50
COM 030
9
26-10-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Servais Verherstraeten
bijdragen werd zeker 1 schorsing effectief uitgesproken.
Gaat u die sancties opheffen en hoe zult u dit doen ? Zult
u gerecht en RIZIV vragen om vervolgingen tegen zulke
artsen stop te zetten ? Hoe zal dit gebeuren ?
Wat de persberichten in het algemeen betreft wens ik nog
het volgende op te merken. U pleit voor een parlementair
debat. Onze fractie is er ook voorstander van. Voor ons
kan dit debat er niet vlug genoeg komen. Het zal zeer
moeilijk zijn als wetgever en uitvoerende macht tussen-
beide te komen in de rechtspraak van de organen van de
Orde. Met wetgevende initiatieven zouden problemen in
de toekomst kunnen worden vermeden.
Het is mijn concrete suggestie om dit debat zo snel
mogelijk te laten opstarten aan de hand van reeds
hangende initiatieven die voor de Kamer werden afge-
kondigd.
La pre´sidente : La parole est a` Mme Miche`le Gilkinet.
Mme Miche`le Gilkinet (AGALEV-ECOLO) : Madame la
pre´sidente, madame la ministre, je vous demande de
bien vouloir excuser mon e´motion, c'est la premie`re
question que j'ai l'occasion de poser au sein de cette
assemble´e.
Depuis les anne´es 80, l'Ordre des me´decins a e´te´ tre`s
souvent conteste´. Pour rencontrer les observations e´mi-
ses a` son encontre, plusieurs initiatives parlementaires
ont vu le jour mais aucune n'a abouti jusqu'ici. Me^me le
projet de loi pre´pare´ par le ministre Colla n'a pu e^tre
concre´tise´.
Si l'on examine les diffe´rentes propositions qui ont e´te´
introduites durant les dernie`res anne´es ainsi que les
propositions de´pose´es aujourd'hui, dont celles qui ont un
caracte`re connexe a` la proble´matique de l'Ordre des
me´decins, on peut observer que la proble´matique a
e´volue´ sous l'influence de diffe´rents facteurs.
Aujourd'hui, nous constatons que la re´vision de l'Ordre
doit tenir compte non seulement des observations e´mi-
ses par les me´decins eux-me^mes sur la manie`re dont la
fonction disciplinaire est assure´e, des observations de la
Cour europe´enne des droits de l'homme, mais e´gale-
ment de l'e´volution de la notion du droit du patient, de
l'organisation de la me´decine et de son financement, de
la notion du secret me´dical, bref de la ne´cessite´ d'appre´-
hender la proble´matique de la sante´ en des termes tre`s
diffe´rents de ceux qui pre´valaient lors de la cre´ation de
l'Ordre.
Si ces observations sont porte´es par les acteurs me´di-
caux au sens large du terme, elles sont e´galement
e´mises aujourd'hui par d'autres acteurs sociaux, du
patient au repre´sentant des travailleurs. Certains syndi-
cats se sont prononce´s sur la question. Le de´bat de´-
passe aujourd'hui un caracte`re strictement corporatiste
et s'ouvre ne´cessairement a` d'autres cate´gories.
C'est pourquoi j'estime que le parlement a un ro^le
essentiel a` jouer dans cette dynamique. Il me semble
pre´fe´rable que la Chambre ouvre un large de´bat avant de
passer a` l'examen de l'une ou l'autre proposition de loi
actuellement sur la table.
Ce de´bat pourrait nous amener a` identifier les diffe´rentes
proble´matiques et leur hie´rarchisation et, si ne´cessaire, a`
demander l'audition de l'un ou l'autre expert ainsi que de
diffe´rents acteurs. A terme, on pourrait ainsi s'assurer
que les diffe´rentes propositions de loi a` l'examen s'arti-
culent correctement les unes avec les autres et que nous
sommes d'accord sur les concepts les plus importants a`
mettre en oeuvre, aussi bien par rapport a` l'Ordre des
me´decins que par rapport aux lois connexes.
Madame la ministre, vous inscrivez-vous dans cette
de´marche d'ordre plus ge´ne´ral ?
Si cette proposition e´tait retenue par notre assemble´e,
accepteriez-vous d'e^tre associe´e a` ce de´bat ?
De quelle manie`re envisagez-vous la question ?
Il me parai^t ne´cessaire de tenir ce de´bat dans notre
assemble´e et j'espe`re que nous pourrons le faire toute
se´re´nite´.
Madame la ministre, c'est avec plaisir que j'entendrai
votre re´action ainsi que les observations de mes colle`-
gues dans cette assemble´e.
De voorzitter : De heer Etienne De Groot heeft het
woord.
De heer Etienne De Groot (VLD) : Mevrouw de voorzit-
ter, mevrouw de minister, uit enque^tes blijkt dat een groot
deel van de Belgische artsen voorstander is van een
hervorming van de Orde van geneesheren. Een kleine
fractie, voornamelijk verbonden met de Partij van de
Arbeid, pleit zelfs voor een totale afschaffing ervan.
Gedurende vele jaren heb ik de problematiek inzake de
Orde van geneesheren grondig bestudeerd. De publica-
tie in september 1998 van mijn boek
De Orde van
geneesheren, een voorstel tot hervorming
is daarvan
het resultaat. Nochtans had ik in 1991 reeds voldoende
elementen verzameld om een wetsvoorstel in te dienen
dat een grondige hervorming voorstond. Het werd, enigs-
zins gewijzigd, tijdens de vorige legislatuur door mijn
fractie opnieuw ingediend en onlangs heb ik dat nog-
maals gedaan. De Orde-problematiek reduceren tot het
al dan niet betalen van de wettelijk opgelegde jaarlijkse
bijdragen lijkt veeleer op een farce.
10
HA 50
COM 030
26-10-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Etienne De Groot
Overigens moet men het normerend en disciplinair op-
treden van de Orde van geneesheren bekijken in het
kader van de professioneel-tuchtrechtelijke organisatie
van de andere professionele orden met publiekrechtelijke
rechtspersoonlijkheid in ons rechtssysteem. Het is even-
wel een feit dat de moderne geneeskunde structuren
vereist die aangepast moeten zijn aan de eigentijdse
maatschappelijke noden. We moeten komen tot een
verjongde dynamische Orde, die voldoende democra-
tisch is georganiseerd en die blijk geeft van transparan-
tie. Zo moeten bijvoorbeeld de definitief geworden tucht-
rechtelijke beslissingen anoniem worden gepubliceerd,
zodat publieke controle mogelijk wordt. Het is ook be-
langrijk dat zowel de vervolgde arts als de klager maxi-
male rechtszekerheid krijgen. Ook zal de afschaffing van
de stemplicht bij de verkiezingen van de organen van de
Orde bij een aantal artsen voor minder rancunes zorgen.
De hervorming van de Orde van geneesheren moet de
voorafbeelding zijn van gelijkaardige noodzakelijke de-
mocratische hervormingen van de andere professionele
orden. Zij dringt zich dus op.
Mevrouw de minister, daarom had ik graag van u verno-
men welke uw houding is ten aanzien van de hervorming
van de Orde van geneesheren, binnen welke termijn u
een initiatief tot een parlementair debat zult nemen en ten
slotte binnen welke termijn u een hervorming van de
Orde van geneesheren tot stand wil zien komen.
De voorzitter : De minister heeft het woord.
Minister Magda Aelvoet : Mevrouw de voorzitter, ik zal
een globaal antwoord geven op de diverse vragen die
werden gesteld. Allereerst wil ik duidelijk zeggen dat alle
sociaal-gee¨ngageerde artsen - zowel degenen die met
de Orde overhoop liggen als degenen die er niet mee
overhoop liggen -, die het belang van de patie¨nt centraal
stellen, mijn morele hulp en steun genieten. De huidige
stand van de wetgeving laat mij als minister evenwel niet
toe mij te mengen in de rechtspraak van het RIZIV of
uitspraken van de Orde of van het gerecht.
Als minister van Volksgezondheid heb ik e´e´n mogelijk-
heid. Nadat men in laatste instantie een uitspraak in
beroep heeft gedaan, kan ik in Cassatie gaan. Daarvoor
moeten evenwel twee voorwaarden worden vervuld. Ik
moet zwart op wit kunnen bewijzen dat de wettelijke
bepalingen niet werden gerespecteerd en dat de sub-
stantie¨le vormvereisten niet in acht werden genomen.
Wat het concrete geval van dokter Van Moorter betreft, is
er op dit ogenblik nog geen uitspraak. Ik heb dat vanmor-
gen nog laten nagaan. Ik kan terzake dus geen bijko-
mende verklaringen afleggen. Het is een feit dat deze
aangelegenheid de hele bevolking aangaat. Niet alleen
de betrokken korpsen of sectoren die daarbij recht-
streeks betrokken zijn, moeten daarin een uitspraak
doen. Vandaar dat ik naar aanleiding van de zaak-Van
Moorter heb gezegd dat mijns inziens daarover best een
parlementair debat zou plaatsvinden. Op die manier kan
men de sensibiliteiten van de verschillende lagen van de
bevolking aan bod laten komen.
Het fameuze koninklijk besluit dat eigenlijk momenteel
het statuut regelt is goed dertig jaar geleden tot stand
gekomen. In feite was dit een volmachtenwet die nooit
door het parlement werd besproken of goedgekeurd. Dit
is een reden temeer om de zaak nu in een parlementair
kader aan te pakken. De vraag daarbij is of het nu niet de
tijd is om na te gaan of het huidige juridisch kader nog
aangepast is aan de noden van de arts die zijn beroep
uitoefent binnen de patie¨ntenzorg in onze moderne maat-
schappij met alle tussenkomsten van derden die daarbij
zijn betrokken.
Laten we duidelijk wezen. De heer De Groot zegt dat
zelfs een ruime meerderheid van de artsen wenst dat er
een wijziging komt in het statuut van de Orde, wat waar
is. Uiteraard bestaan er verschillende meningen over de
wijze waarop men het wil wijzigen. In ieder geval kijkt ook
de bevolking uit naar een wijziging terzake. Men kan er
niet omheen dat men al te vaak geconfronteerd werd met
zware uitspraken van de Orde voor inbreuken die door de
bevolking als helemaal niet erg worden aanzien. Aan de
andere kant werden inbreuken die ernstige maatschap-
pelijke commotie teweegbrachten licht of niet bestraft. In
dat verband verwijs ik naar de professor die een aantal
patie¨nten onder verdoving heeft verkracht. Daarover
heeft de Orde nooit uitspraak gedaan. Het is significatief
dat er daarover geen uitspraak is terwijl dit een manifest
vergrijp van formaat was. Het feit dat hij genade heeft
gekregen was een andere zaak. Dat gebeurde omwille
van uitspraken op andere niveaus. De betrokkene is
uitgeweken naar Gene`ve. Dit is een concrete illustratie
van een systeem waarbij men met twee maten meet.
Het is in ieder geval mijn bedoeling om in het belang van
iedereen, maar in de eerste plaats van de patie¨nt aan wie
de centrale plaats in de gezondheidszorg toekomt, een
breed debat op gang te brengen over de positie van de
Orde en haar opdrachten als orgaan dat moet waken
over de deontologische beroepsuitoefening. De positie
en de opdrachten moeten naar mijn smaak zijn aange-
past aan deze tijd, aan de huidige noden van de bevol-
king en aan het beroep van geneesheer. Een van de
huidige wettelijke opdrachten van de Orde bestaat erin te
waken over het naleven van de regels van de medische
plichtenleer en over het handhaven van de eer, de
bescheidenheid, de eerlijkheid en de waardigheid van de
geneesheren. Wat het punt waardigheid betreft, heb ik
een praktische verwijzing naar een heel andere orde, de
Orde van advocaten. Zij heeft ooit een advocaat veroor-
HA 50
COM 030
11
26-10-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda Aelvoet
deeld omdat hij met de fiets naar de rechtbank ging. Men
was van oordeel dat dit strijdig was met de waardigheid.
Er is dus een evolutie in de meningen. Het is echter altijd
gemakkelijker zoiets over een andere orde te horen dan
over de eigen.
Ik wijs er in ieder geval op dat de deontologische code die
is uitgewerkt nooit bij koninklijk besluit bekrachtigd werd.
De discussie over de inhoud van de code heeft dus nooit
aanleiding gegeven tot een bekrachtiging, wellicht omdat
er over de inhoud geen eensgezind standpunt was. Dit is
dus zeker een zaak die ik nader moet bekijken. Boven-
dien bepaalt het fameuze koninklijk besluit nr. 79 dat het
niet-betalen van bijdragen tuchtrechtelijk kan worden
bestraft. Dat staat zo in het koninklijk besluit. Als onder-
deel van het breed maatschappelijk debat over de op-
drachten van de Orde zal zeker met alle betrokken
partijen moeten worden nagegaan hoe de individuele
geneesheer garanties op rechtszekerheid kan worden
geboden en hoe de Orde van geneesheren een duidelij-
ker juridische omschrijving kan geven van gedrag dat al
dan niet tuchtrechtelijk kan worden bestraft.
Over de opdrachten van de Orde zal men in alle geval
met de betrokken partijen moeten nagaan hoe aan de
individuele geneesheer garanties op rechtszekerheid kan
worden geboden en hoe aan de Orde van geneesheren
een duidelijker juridische omschrijving kan worden gege-
ven over gedragingen die al dan niet tuchtrechtelijk
kunnen worden bestraft. Over de bedoelde gedragingen
zal in het parlement een debat moeten worden gevoerd.
Ik ben graag bereid de zaak hier ofwel in de plenaire
vergadering aan te kaarten. Ik vestig er wel de aandacht
op dat op vraag van parlementsleden van de CVP,
blijkbaar reeds een toezegging is gedaan op de Confe-
rentie van de voorzitters om een algemeen debat over
volksgezondheid in de plenaire vergadering te houden
vo´o´r het einde van dit jaar.
Men kan niet alles tegelijkertijd doen. Ik ben bereid dit
niet te lang uit te stellen. Ik vraag wel dat u vooraf
uitmaakt welk debat u liefst eerst wil houden. Mijn
aanvoelen was dat men het algemeen debat over de
volksgezondheid in december wilde houden en dat dit
voornamelijk over algemene problemen zou gaan. De
zaak die hier aan de orde is, gaat daarentegen zeer
specifiek over de Orde van geneesheren. Het is volgens
mij verantwoord dat we deze zaak bespreken in het
voorjaar van 2000. Ik verwijs hierbij naar andere materies
die nog moeten worden behandeld, zoals het algemeen
debat en het federaal agentschap voor voedselveiligheid,
waarover we op zeer korte termijn stappen vooruit moe-
ten kunnen zetten.
Persoonlijk ben ik van mening dat een orde - en dit
beperkt zich niet enkel tot de Orde van geneesheren -
moeilijk tuchtrechtelijke straffen kan uitspreken. Dat hoort
thuis in een rechtbank. Momenteel wordt een persoon die
een klacht indient tegen een arts zelfs niet door de
Orde op de hoogte gebracht welk gevolg aan zijn klacht
werd gegeven. Dat stoort ons hedendaags rechtsgevoel.
De indruk bestaat dat men van bepaalde opinies
over de wijze waarop men gezondheidszorg moet orga-
niseren, opiniedelicten maakt. Geneeskunde tegen
terugbetalingstarief lijkt een opinie te zijn waartegen de
Orde duidelijk in actie komt. Supplementen op erelonen,
die door de publieke opinie soms als ongeoorloofd hoog
worden gekwalificeerd, lijken dat dan weer minder te zijn.
Het standpunt dat ik destijds als burger heb ingenomen,
blijft ongewijzigd. In de huidige stand van de wetgeving
kan ik als minister mijn persoonlijke opinie niet zo maar
doordrukken. Ik zit ingebed in een systeem waarbij ik me
wel kan engageren om via een debat het wettelijk kader
te laten evolueren, zodat het veel beter een antwoord
biedt op de ontwikkeling die zich in de samenleving heeft
afgespeeld.
Het is inderdaad goed dat men de zaak in het parlement
behandelt en dat een meerderheid een nieuwe invulling
geeft aan het juridisch statuut van de Orde. Dit gebeurt
liefst in het voorjaar van 2000.
De voorzitter : Mevrouw de minister, we gaan graag in
op uw suggestie om een aantal grote thema's inzake de
volksgezondheid door het parlement te laten uitdiepen en
uit te klaren. Ik stel voor dat de commissieleden voor de
volgende bijeenkomst hierover een besloten werk-
vergadering houden om een standpunt te bepalen.
De heer Servais Verherstraeten heeft het woord.
De heer Servais Verherstraeten (CVP) : Mevrouw de
voorzitter, ik dank de minister voor haar antwoord.
Mevrouw de minister, ik kan het alleen maar met u eens
zijn dat u als minister zonder wapens zit met betrekking
tot de opheffing van uitgesproken of binnenkort uit te
spreken sancties, alleen ware het bij uw ondertekening
van de oproep als lid van het beschermcomite´ misschien
aangewezen geweest om te zeggen dat men de nodige
initiatieven zou nemen of ondersteunen om toen, in
tempore non suspecto, het wettelijk kader tot stand te
brengen.
Het is in alle geval positief dat u uitnodigt tot het debat.
Over de timing ga ik mij niet uitspreken. Het is niet mijn
bedoeling om, als niet-lid van de commissie, de agenda
te bei¨nvloeden. Ik hoop in elk geval dat het zo snel
mogelijk zal gebeuren, niet noodzakelijk op basis van
een ontwerp, want het lijkt mij geen partijpolitieke aan-
gelegenheid, maar eventueel op basis van de voorstellen
die terzake aangekondigd zijn.
Wij moeten dat probleem inderdaad in een ruimer kader
bekijken, ook met betrekking tot andere publiekrechte-
lijke ordes. Misschien mag ik de suggestie doen even
12
HA 50
COM 030
26-10-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Servais Verherstraeten
over het muurtje van onze wetgeving te kijken, want wij
hebben de afgelopen legislatuur de wetgeving over het
notariaat hervormd, waar wij eigenlijk ook met een be-
paalde beroepscategorie zitten en waar wij onder meer
externe controle hebben ingebouwd en niet de recht-
spraak van de tuchtcommissies volledig hebben ontno-
men. Ik vind persoonlijk niet - en dit in tegenstelling tot u,
mevrouw de minister - dat wij de rechtbanken moeten
lastigvallen met prulletjes, maar dat er eventueel op basis
van die prulletjes wel beroep zou kunnen worden aange-
tekend bij de rechtbank. Ik deel echter volledig uw
mening dat, wanneer het om ernstige feiten gaat, het niet
een bijzonder rechtscollege is, maar de rechtbanken zelf
die hierover dienen te oordelen.
La pre´sidente : La parole est a` Mme Miche`le Gilkinet.
Mme Miche`le Gilkinet (AGALEV-ECOLO) : Madame la
pre´sidente, je me re´jouis de voir ce de´bat s'ouvrir aussi
aux parlementaires. En tant que jeune parlementaire, je
constate que cette assemble´e dispose de bon nombre de
compe´tences sur cette proble´matique. Je me rallie a` la
proposition de reporter ce proble`me au printemps pro-
chain.
De voorzitter : De heer Etienne De Groot heeft het
woord.
De heer Etienne De Groot (VLD) : Mevrouw de voorzit-
ter, ik dank de minister voor haar duidelijk antwoord. Ik wil
echter ook enkele reacties kwijt, temeer daar het beeld
dat over de Orde van geneesheren wordt gecree¨erd,
vaak niet overeenstemt met wetenschappelijke bevindin-
gen die uit onderzoek naar voren komen.
Mevrouw de minister, de tuchtzaak waarnaar u verwees,
dateert van bijna dertig jaar geleden. Ik was toen nog
student aan de universiteit. Bovendien is de huidige Orde
van geneesheren een heel andere orde dan die van
dertig jaar geleden. Ook binnen de Orde is er vraag naar
veranderingen en oor voor zaken die in dit parlement
worden aangekaart.
De code voor geneeskundige plichtenleer werd niet
goedgekeurd omdat de regels voor de therapeutische
abortus er in 1975 in werden opgenomen. De toenmalige
minister van Volksgezondheid weigerde om hierover
zelfs nog maar te spreken. Dit was de enige reden. Ik
betreur dat de Orde, noch de opeenvolgende ministers
van Volksgezondheid een poging ondernamen om de
code die ondertussen reeds verschillende malen werd
aangepast, te bespreken, zodat de uitvoerende macht
gecontroleerd door het parlement inderdaad inspraak
heeft in de bekrachtigde artikels.
Wanneer men nagaat welk statuut die code heeft, komt
men in een kafkaiaanse toestand terecht. De code be-
staat immers tegelijk wel en niet. Ze bestaat niet omdat
ze niet werd bekrachtigd. Dat heeft tot gevolg dat de
tuchtorganen van de Orde de geneesheren wel kunnen
verwijten dat ze de principes uit de code niet naleven,
maar dat de geneesheren zich niet kunnen beroepen op
de code om zich te verdedigen. Deze toestand is onaan-
vaardbaar. Er is geen nieuwe wetgeving vereist. Ik hoop
dat er een overleg zal plaatsvinden met de Orde, zodat
de Koning de volledige code of een deel ervan kan
bekrachtigen. Pas dan zal er rechtszekerheid komen en
zal men weten aan welke regels men zich officieel moet
houden. Dit is zowel voor de arts als voor de klager
belangrijk, hoewel deze laatste zich niet rechtstreeks op
de code kan beroepen.
Ook het verhaaltje over de terugbetalingstarieven steekt
telkens weer de kop op. De Orde verbiedt helemaal niet
aan terugbetalingstarieven te werken. Artsen mogen wel
alleen maar aan terugbetalingstarieven werken voor hun
eigen patie¨nten, en niet tijdens de wachtdiensten. Het
Hof van Cassatie heeft dit trouwens al verschillende jaren
geleden herhaaldelijk bevestigd. Niemand kan dus wor-
den verboden aan terugbetalingstarieven te werken. Er
mag wel geen reclame worden gemaakt. Geneeskunde
mag immers geen commercieel gegeven zijn. Wie op een
bepaalde sociale manier wil werken, kan dat dus binnen
de huidige regeling.
Een orde die geen tuchtrechtelijke bevoegdheid heeft,
heeft geen bestaansreden. Tuchtrecht is een heel andere
vorm van bestraffen dan het klassieke rechtbankrecht.
Een patie¨nt kan trouwens gratis klacht indienen bij de
Orde. Een klachtingang bij een gewone rechtbank is
daarentegen een dure aangelegenheid die voor be-
paalde mensen reeds een drempel vormt.
Vanzelfsprekend moet er meer openheid worden ge-
cree¨erd. Als de wet op dit ogenblik iets niet toelaat, kan
men de Orde moeilijk verwijten dat ze iets niet doet. We
moeten hiervan dan ook snel werk maken. Ik hoop dat de
documentatie die ik u heb bezorgd, daarbij kan helpen.
Misschien zal in de toekomst een gelijkaardig orgaan ook
nodig zijn voor de kinesitherapeuten, aangezien ze
nieuwe bevoegdheden krijgen toegekend in de wet-
Diegenant. Er zijn twee mogelijkheden. Ofwel wordt het
Nederlandse systeem ingevoerd. In Nederland zijn er
sinds 1928 administratieve rechtbanken waaraan de
tuchtzaken van alle beroepsordes worden toevertrouwd.
In het begin van de jaren zeventig werd dat plan ook hier
opgevat. Een andere mogelijkheid is het Latijnse sys-
teem met beroepsordes. Dat systeem moet wel worden
aangepast aan de moderne tijd en aan de verwachtingen
die de maatschappij terecht koestert.
De verzoening van de belangen van de ordes met de
verwachtingen van de bevolking inzake deze niet-
onbelangrijke maatschappelijke organisaties is, mijns
inziens, een belangrijke taak voor de minister en voor het
parlement.
HA 50
COM 030
13
26-10-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
De voorzitter : Collega's, ik dring erop aan dat u het
Reglement naleeft.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van mevrouw Frieda Brepoels aan
de minister van Consumentenzaken, Volksgezond-
heid en Leefmilieu over
het koninklijk besluit
van 13 februari 1998, gewijzigd bij koninklijk besluit
van
19
maart
1998
die
de
opleidings-
en
vervolmakingscentra van hulpverleners en ambulan-
ciers mogelijk maakt
(nr. 270)
Question orale de Mme Frieda Brepoels a` la ministre
de la Protection de la consommation, de la Sante´
publique et de l'Environnement sur
l'arre^te´ royal du
13 fe´vrier 1998, modifie´ par l'arre^te´ royal du 19 mars
1998 relatifs aux centres de formation et de perfec-
tionnement des secouristes-ambulanciers
De voorzitter : Mevrouw Frieda Brepoels heeft het
woord.
Mevrouw Frieda Brepoels (VU&ID) : Mevrouw de voor-
zitter, mevrouw de minister, ik heb een foutje gemaakt in
de titel van mijn vraag. Mijn vraag handelt over de
hulpverleners-ambulanciers.
De vermelde koninklijke besluiten maken deel uit van een
globaal hervormingsbeleid dat het specifieke karakter
van de spoedgevallen erkent.
Mevrouw de minister, mijn concrete vragen handelen
over de toepassing van een aantal artikelen van de
koninklijke besluiten. Naar verluidt wil men deze konink-
lijke besluiten uithollen. Op het terrein passen de betrok-
ken partners zoals de ziekenhuizen, de MUG's en het
opleidingscentrum de regelgeving strikt toe. Dit bewijst
dat de koninklijke besluiten in de praktijk uitvoerbaar zijn.
Mijn eerste specifieke vraag handelt over de modaliteiten
om erkend te worden. Het koninklijk besluit dat reeds
anderhalf jaar van toepassing is, bepaalt dat er een
opleidingscentrum per provincie wordt erkend. Welke
opleidingscentra zijn tot op heden erkend ? Welke oplei-
dingen werden er reeds gegeven ? Wat gebeurt er in de
provincies die niet over een erkend centrum beschik-
ken ?
Mijn tweede vraag handelt over de bijscholing van de
hulpverleners die vierentwintig uur dienst presteren. Me-
vrouw de minister, kunt u bevestigen dat de modaliteiten
van de permanente vorming zoals bepaald in de artikelen
van het koninklijk besluit door de erkende centra worden
nageleefd ? Wie voert controle uit ? Naar verluidt zijn de
federale gezondheidsinspecteurs terzake bevoegd. Pas-
sen al deze inspecteurs de richtlijnen op eenzelfde
manier toe ?
Hoe ziet de globale situatie in ons land er op dit ogenblik
uit ? In sommige provincies is er nog geen centrum
erkend. De hulpverleners-ambulanciers verkeren er dus
in een onwettige toestand omdat zij niet aan de voor-
waarden voldoen die vereist zijn voor de uitoefening van
hun taak. Welke maatregelen zal de minister nemen om
deze problemen op te lossen ? Dit is van groot belang
voor de centra die de wetgeving wel strikt toepassen.
Artikel 17 bepaalt dat de hulpverleners-ambulanciers om
de vijf jaar, na afloop van de permanente vorming,
moeten worden beoordeeld. Ik verneem dat hierover heel
wat verschillende interpretaties mogelijk zijn, die zouden
kunnen leiden tot een uiteenlopende toepassing van de
reglementering. Kan de minister mij meedelen waaruit
deze proef bestaat ? Moet de inhoud ervan nog worden
vastgelegd ?
De voorzitter : De minister heeft het woord.
Minister Magda Aelvoet : Mevrouw de voorzitter, de
eerste vraag is of er in alle provincies opleidingscentra
zijn. Ik kan deze vraag bevestigend beantwoorden. In-
dien gewenst, kan ik de namen van de opleidingscentra
opnoemen. Deze centra zijn allemaal erkend. Op dit
ogenblik is er geen enkele lacune, wat mevrouw Bre-
poels nochtans schijnt te insinueren in sommige van haar
vragen.
In
West-Vlaanderen
is
de
West-Vlaamse
brandweerschool belast met de opleiding.
Mevrouw Brepoels vraagt welke opleidingen er reeds
hebben plaatsgevonden in deze centra. Aangezien de
vraag pas gisteren werd ingediend, konden de diensten
onmogelijk een antwoord krijgen. Er werd inmiddels wel
contact opgenomen met de federale gezondheids-
inspecteurs en met de verschillende provincies, maar wij
beschikken momenteel nog niet over het antwoord. Het is
niet mogelijk alle gegevens in e´e´n dag te verzamelen.
Zodra ik over deze antwoorden beschik, zal ik ze schrif-
telijk aan mevrouw Brepoels bezorgen. Hiermee verval-
len de vierde en de zevende vraag, die beide betrekking
hadden op toestanden in provincies waar geen centrum
is erkend. Ik herhaal dat er nu in elke provincie een
erkend centrum is.
Voorts wil ik ingaan op de vraag met betrekking tot de
modaliteiten voor de permanente vormingsopleiding in
de verschillende centra. Deze aangelegenheid wordt
geregeld in de artikelen 14 en 15 van het koninklijk
besluit en in bijlage 2 van dit koninklijk besluit. Momen-
teel is men bezig met het onderzoek van de toestand ter
plaatse met betrekking tot de concrete organisatie van de
permanente vorming.
14
HA 50
COM 030
26-10-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda Aelvoet
De controle wordt inderdaad uitgeoefend door de fede-
rale gezondheidsinspecteurs. Zij moeten uiteraard alle-
maal dezelfde richtlijnen volgen.
Ten slotte vraagt mevrouw Brepoels of ik uit rapporten
kan opmaken dat de modaliteiten verschillend worden
gei¨nterpreteerd. Ik beschik nog niet over dergelijke rap-
porten. Uit sommige vragen blijkt dat mevrouw Brepoels
over meer gegevens beschikt dan ikzelf. Indien zij op de
hoogte is van een ree¨el probleem, verzoek ik haar mij
hierover in te lichten. Op die wijze kan ik de toestand op
een meer gerichte manier laten onderzoeken.
U vraagt naar de stand van zaken in verband met de
beoordeling van de hulpverleners-ambulanciers na de
permanente opleiding. U weet dat deze maatregelen
maar zijn ingegaan in de loop van 1998 en dat de
permanente vorming wordt berekend over een periode
van 5 jaar. Wat dat betreft, is het na e´e´n jaar toepassing
nog wat vroeg om uitspraken te doen. Men heeft mij wel
gezegd dat meer bepaald in artikel 5 van het koninklijk
besluit van 23 maart en in de bijlage 5, alle concrete
informatie staat over de manier waarop men de beoor-
deling gaat uitvoeren na die permanente vorming van 5
jaar. De methodologie is aldus vastgelegd, maar gezien
de evolutie in de tijd, is ze op dit ogenblik nog niet
uitgevoerd.
De voorzitter : Mevrouw Frieda Brepoels heeft het
woord.
Mevrouw Frieda Brepoels (VU&ID) : Mevrouw de voor-
zitter, ik dank de minister voor de wijze waarop zij in dit
stadium antwoord heeft gegeven op al onze vragen.
Mevrouw de minister, indien het mogelijk is, zou ik graag
de lijst van de erkende centra ontvangen, omdat de vraag
waarop u nog schriftelijk zult antwoorden heel belangrijk
is in verband met de opleidingen die in de centra moeten
en normaal gezien ook zullen worden gegeven.
U hebt terecht gewezen op het feit dat er nog bijkomende
informatie bestaat, die u waarschijnlijk niet altijd ter ore
komt, maar deze zal ik u persoonlijk toesturen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Question orale de Mme Miche`le Gilkinet a` la ministre
de la Protection de la consommation, de la Sante´
publique et de l'Environnement sur
l'intoxication au
Coca-Cola
Mondelinge vraag van mevrouw Miche`le Gilkinet aan
de minister van Consumentenzaken, Volksgezond-
heid en Leefmilieu over
de Coca-Cola-vergiftiging
(nr. 277)
La pre´sidente : La parole est a` Mme Miche`le Gilkinet.
Mme Miche`le Gilkinet (AGALEV-ECOLO) : Madame la
pre´sidente, madame la ministre, durant les vacances
d'e´te´, la Belgique a e´te´ quelque peu en e´moi a` la suite de
plusieurs intoxications alimentaires attribue´es au Coca-
Cola. Alors que nous pensions avoir affaire a` une intoxi-
cation limite´e dans le temps pour laquelle toutes les
mesures de se´curite´ avaient e´te´ prises, voila` que la
presse nous re´ve`le un nouveau cas, qui aurait e´te´
constate´ dans la re´gion de Tirlemont le vendredi
22 octobre 1999. En effet, d'apre`s les informations
diffuse´es, quatre jeunes de 13 a` 14 ans auraient mani-
feste´ les me^mes sympto^mes que ceux observe´s pre´ce´-
demment.
Ma question est donc la suivante : la ministre peut-elle
nous e´clairer sur ces nouveaux cas d'intoxication ? Cette
intoxication est-elle confirme´e ? Si oui, pouvons-nous
e´tablir un lien entre ce qui est arrive´ vendredi dernier et
les cas pre´ce´dents ? Dans ce cas, quels sont les e´le´-
ments en votre possession pour appre´cier la question ?
Peut-on penser que c'est un des composants du breu-
vage qui est en cause ou s'agit-il d'autre chose ?
La pre´sidente : La parole est a` la ministre.
Mme Magda Aelvoet, ministre : Madame la pre´sidente,
je ne pense pas qu'il soit ne´cessaire que je rappelle les
faits. Ceux-ci sont connus de tous.
Je puis toutefois apporter une information qui pourrait
vous avoir e´chappe´. De fait, il s'agissait de quatre
enfants qui n'avaient, soit, pas mange´ du tout, soit
mange´ extre^mement peu le matin. Ils ont donc absorbe´
les boissons litigieuses durant leur premie`re heure de
cours alors qu'ils e´taient pratiquement a` jeun. Un enfant
avait bu du Coca-Cola, les trois autres du Fanta. Que
s'est-il passe´ ? Ils ont pre´sente´ les sympto^mes suivants :
vomissements, maux de te^te, vertige et rougissement.
Dans le courant de la matine´e, ils furent transporte´s a`
l'ho^pital, mais l'apre`s-midi, ils e´taient re´tablis et purent
rejoindre l'e´cole. Voila` pour ce qui est du rappel des faits.
Toutefois, sur la base des informations dont nous dispo-
sons actuellement, il est impossible d'e´tablir un lien entre
cet e´ve´nement et ce qui s'est passe´ durant les mois
pre´ce´dents. J'ai rec¸u, au de´but de cet apre`s-midi, les
confirmations des analyses qui ont e´te´ faites a` la de-
mande de mon administration des denre´es alimentaires,
agissant elle-me^me a` la demande du parquet de Lou-
vain. Des analyses ont donc e´te´ re´alise´es aupre`s du
laboratoire Lovap a` Geel. Les re´sultats de toutes les
analyses sont ne´gatifs et confirment les analyses faites
aux Etats-Unis dans les laboratoires inde´pendants de la
HA 50
COM 030
15
26-10-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda Aelvoet
firme Coca-Cola. Je tiens a` signaler que les laboratoires
ame´ricains ont effectue´, dans le cadre de l'affaire
Coca-
Cola
, 17 000 tests diffe´rents. Tous ont e´te´ ne´gatifs; ce
qui est confirme´ par le laboratoire a` Geel.
Le plus inquie´tant est que l'on a compare´ en de´tail les
ingre´dients de la boisson Fanta et ceux de la boisson
Coca-Cola. Ces deux sodas n'ont strictement rien en
commun. Et qu'a-t-on constate´ ? Que quatre enfants qui
boivent des sodas diffe´rents accusent les me^mes symp-
to^mes. Nous nous posons donc des questions.
Tre`s honne^tement, sur la base des e´le´ments dont nous
disposons actuellement, il n'y a vraiment aucun lien entre
ce qui s'est passe´ il y a quelques mois et le pre´sent cas.
Je tiens encore a` signaler que pour ce qui est de
l'e´pide´mie qui s'est de´clenche´e au mois de juin, une
e´tude approfondie est en cours a` l'institut scientifique de
la sante´ publique.
Celle-ci sera termine´e dans les trois semaines a` venir.
J'ai vu toutefois qu'un article avait e´te´ publie´ dans la
revue
Lancet, renomme´e en Grande-Bretagne. La
Sante´ publique n'a pas encore les re´sultats de´finitifs mais
des e´le´ments sont de´ja` connus et, sur cette base, le
Lancet de´clare qu'il s'agissait bien d'une forme de
contamination et qu'il e´tait impossible de re´duire ce qui
s'e´tait passe´ a` des phe´nome`nes de
mass sociogenic
illness
.
(Onderbreking door de heer Jef Valkeniers)
Mijnheer Valkeniers, het is MSI. De Lancet beweert dat
dit een ernstig probleem is dat niets te maken heeft met
mass sociogenic illness.
Mme Miche`le Gilkinet (AGALEV-ECOLO) : Si j'ai bien
compris, les analyses concernant Tirlemont sont ne´gati-
ves. Pour l'ensemble, vous obtiendrez des e´le´ments de
re´ponse d'ici quinze jours a` trois semaines. Pourrons-
nous recevoir ces conclusions ?
Mme Magda Aelvoet, ministre : C'est e´vident.
De voorzitter : Mevrouw de minister, ik hoop dat u deze
informatie aan de commissie zult bezorgen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Question orale de Mme Miche`le Gilkinet a` la ministre
de la Protection de la consommation, de la Sante´
publique et de l'Environnement sur
les strate´gies
de´veloppe´es par les cigarettiers
(n° 278)
Mondelinge vraag van mevrouw Miche`le Gilkinet tot
de minister van Consumentenzaken, Volksgezond-
heid en Leefmilieu over
de door de sigaretten-
fabrikanten ontwikkelde strategiee¨n
(nr. 278)
De voorzitter : De minister heeft het woord.
Minister Magda Aelvoet : Mevrouw de voorzitter, dit is
een bijzonder technische en gedetailleerde vraag. Ik heb
vandaag, zeer laat, slechts gedeelten van het antwoord
ontvangen. Als men zeer gedetailleerde vragen krijgt,
waarop de administratie deels het antwoord moet ver-
schaffen, neemt dit de nodige tijd in beslag. Mevrouw
Gilkinet, als u ermee akkoord gaat zou ik deze vraag
willen beantwoorden op de eerstvolgende vergadering
zodat ik over meer gegevens beschik en een standpunt
kan innemen ten aanzien ervan. Anders moet ik mij
beperken tot het aflezen van het antwoord, wat voor
niemand interessant is.
La pre´sidente : Je pose la question a` Mme Miche`le
Gilkinet.
Mme Miche`le Gilkinet (AGALEV-ECOLO) : Si cela peut
se faire, je pre´fe`re que la question soit reporte´e a` la
prochaine se´ance de la commission.
La pre´sidente : Il en sera ainsi.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
- La re´union publique de commission est leve´e
a` 15.25 heures.
- De openbare commissievergadering wordt gesloten
om 15.25 uur.
16
HA 50
COM 030
26-10-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000