B
ELGISCHE
K
AMER VAN
VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
Handelingen
Annales
I
NTEGRAAL VERSLAG
VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN DE
C
OMPTE RENDU INTÉGRAL
DE LA RÉUNION PUBLIQUE DE LA
COMMISSIE VOOR DE
F
INANCIE
¨ N
EN DE
B
EGROTING
COMMISSION DES
F
INANCES
ET DU
B
UDGET
VAN
DU
26-10-1999
26-10-1999
HA 50
COM 027
HA 50
COM 027
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
2
HA 50
COM 027
AGALEV-ECOLO
:
Anders gaan leven / Ecologistes conférés pour l'Organisation de luttes originales
CVP
:
Christelijke Volkspartij
FN
:
Front National
PRL FDF MCC
:
Parti Réformateur libéral - Front démocratique francophone - Mouvement du citoyens pour le changement
PS
:
Parti socialiste
PSC
:
Parti social-chrétien
SP
:
Socialistische Partij
VLAAMS BLOK
:
Vlaams Blok
VLD
:
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
:
Volksunie & ID21
Abréviations dans la numérotation des publications :
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
DOC 50 0000/00 : Documents parlementaires de la 50e
DOC 50 0000/00 : Parlementaire documenten van de 50e zittingsperiode +
législature, suivi du n° et dy n° consécutif
het nummer en het volgnummer
QRVA
: Question et Réponses écrites
QRVA
: Schriftelijke Vragen en Antwoorden
HA
: Annales (Compte Rendu intégral)
HA
: Handelingen (Beknopt Verslag)
CRA
: Compte Rendu Analitique
BV
: Beknopt Verslag
PLEN
: Séance plénière
PLEN
: Plenum vergadering
COM
: Réunion de commission
COM
: Commissievergadering
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Officiele publicaties, van de Kamer van volksvertegenwoordigers
Commandes :
Bestellingen :
Place de la Nation, 1008 Bruxelles
Natieplein, 1008 Brussel
Fax : 02/549 82 60
Fax : 02/549 81 60
Tél. : 02/549 82 74
Tel. : 02/549 82 74
www.laChambre.be
www.deKamer.be
e-mail : aff.generales@laChambre.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Inhoud
Dinsdag 26 oktober 1999
COMMISSIE VOOR DE FINANCIE
¨ N EN DE BEGRO-
TING - COM 027
Mondelinge vraag van de heer Dirk Van der Maelen aan
de minister van Financie¨n over
de schuldverlichting van
de ontwikkelingslanden
(nr. 197)
5
sprekers : Dirk Van der Maelen, voorzitter van de
SP-fractie, Didier Reynders, minister van Financie¨n
Mondelinge vraag van de heer Hubert Brouns aan de
minister van Financie¨n over
de herziening van het
dubbelbelastingverdrag Belgie¨-Nederland
(nr. 226)
7
sprekers : Hubert Brouns, Didier Reynders, minister
van Financie¨n
Samengevoegde mondelinge vragen van :
- de heer Hagen Goyvaerts aan de minister van Financie¨n
over
de fiscale gevolgen van de KB Lux-affaire (nr. 238)
- de heer Jacques Chabot aan de minister van Financie¨n
over
de identificatie van de 12 000 fraudeplegers van de
KB Lux
(nr. 246)
7
sprekers : Hagen Goyvaerts, Jacques Chabot, Didier
Reynders, minister van Financie¨n
Mondelinge vraag van de heer Patrick Lansens aan de
minister van Financie¨n over
de verlaging van de BTW tot
12% in de sector van de sociale prive´woningen
(nr. 243)
10
sprekers : Patrick Lansens, Didier Reynders, minister
van Financie¨n
Mondelinge vraag van mevrouw Fientje Moerman aan de
minister van Financie¨n over
de fiscale discriminatie van
jobstudenten uit eenoudergezinnen
(nr. 244)
11
sprekers : Fientje Moerman, Didier Reynders, minis-
ter van Financie¨n, Yves Leterme, Alexandra Colen
Mondelinge vraag van de heer Yves Leterme aan de
minister van Financie¨n over
de erkenning van het spree-
krecht van ambtenaren van het ministerie van Financie¨n
(nr. 262)
12
sprekers : Yves Leterme, Didier Reynders, minister
van Financie¨n
Mondelinge vraag van de heer Dirk Pieters aan de minis-
ter van Financie¨n over
het afsluiten van een schuldsaldo-
verzekering
(nr. 265)
13
sprekers : Dirk Pieters, Didier Reynders, minister van
Financie¨n
Sommaire
Mardi 26 octobre 1999
COMMISSION
DES
FINANCES
ET
DU
BUDGET
COM 027
Question orale de M. Dirk Van der Maelen au ministre des
Finances sur
la re´duction de la dette des pays en
de´veloppement
(n° 197)
5
orateurs : Dirk Van der Maelen, pre´sident du groupe
SP, Didier Reynders, ministre des Finances
Question orale de M. Hubert Brouns au ministre des
Finances sur
la re´vision de la convention entre la Belgi-
que et les Pays-Bas tendant a` e´viter la double imposition
(n° 226)
7
orateurs : Hubert Brouns, Didier Reynders, ministre
des Finances
Questions orales jointes de :
- M. Hagen Goyvaerts au ministre des Finances sur
les conse´quences fiscales de l'affaire KB-Lux (n° 238)
- M. Jacques Chabot au ministre des Finances sur
l'identification des 12 000 fraudeurs de la KB-Lux
(n° 246)
7
orateurs : Hagen Goyvaerts, Jacques Chabot, Didier
Reynders, ministre des Finances
Question orale de M. Patrick Lansens au ministre des
Finances sur
la re´duction du taux de TVA a` 12% dans le
secteur des logements sociaux prive´s
(n° 243)
10
orateurs : Patrick Lansens, Didier Reynders, ministre
des Finances
Question orale de Mme Fientje Moerman au ministre des
Finances sur
la discrimination fiscale des e´tudiants
jobistes issus de familles monoparentales
(n° 244)
11
orateurs : Fientje Moerman, Didier Reynders, ministre
des Finances, Yves Leterme, Alexandra Colen
Question orale de M. Yves Leterme au ministre des
Finances sur
la reconnaissance du droit qu'ont les fonc-
tionnaires du ministe`re des Finances de s'exprimer
(n° 262)
12
orateurs : Yves Leterme, Didier Reynders, ministre
des Finances
Question orale de M. Dirk Pieters au ministre des Finan-
ces sur
la souscription d'une assurance du solde restant
du^
(n° 265)
13
orateurs : Dirk Pieters, Didier Reynders, ministre des
Finances
HA 50
COM 027
3
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
4
HA 50
COM 027
26-10-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
COMMISSION DES FINANCES
ET DU BUDGET
COMMISSIE VOOR DE FINANCIE¨N
EN DE BEGROTING
RE
´ UNION PUBLIQUE DU
MARDI 26 OCTOBRE 1999
OPENBARE VERGADERING VAN
DINSDAG 26 OKTOBER 1999
De vergadering wordt geopend om 10.05 uur door de
heer Jef Tavernier, voorzitter.
La re´union est ouverte a` 10.05 heures par M. Jef
Tavernier, pre´sident.
Mondelinge vraag van de heer Dirk Van der Maelen
aan de minister van Financie¨n over
de schuldver-
lichting van de ontwikkelingslanden
(nr. 197)
Question orale de M. Dirk Van der Maelen au ministre
des Finances sur
la re´duction de la dette des pays
en de´veloppement
De voorzitter : De heer Dirk Van der Maelen heeft het
woord.
De heer Dirk Van der Maelen (SP) : Mijnheer de voor-
zitter, mijnheer de minister, collega's, eind september
werd besloten over te gaan tot een schuldverlichting van
de ontwikkelingslanden.
Mijnheer de minister, wat is de precieze omvang en de
inhoud van die beloofde schuldvermindering ?
Mijn volgende vraag heeft betrekking tot de landen die
daarvoor in aanmerking komen. Op basis van welke
criteria zullen die landen worden gekozen ? Heeft men
reeds enig zicht over welke landen het zal gaan ? Kan
Belgie¨ een rol spelen bij die keuze ? Welke tegenpresta-
ties worden verwacht van de ontwikkelingslanden ?
Mijn tweede serie vragen betreft Belgie¨. Welke bijdrage
zal Belgie¨ leveren inzake deze schuldverlichting ? Wat
betekent zulks op jaarbasis ? Via welke kanalen of welke
begroting zal die bijdrage verlopen ?
Mijn derde reeks vragen heeft betrekking op de kritiek die
in het verleden werd geuit op de eerste operatie HIPC I
omdat de voorwaarden die aan de betrokken landen
werden opgelegd van die aard waren dat zij in hun
sociale en economische ontwikkeling werden gefnuikt,
met heel wat nefaste gevolgen. Welke waarborgen kan u
ons geven, mijnheer de minister, dat zulks niet opnieuw
gebeurt met HIPC II ?
Mijn laatste vraag houdt misschien niet meteen verband
met dit onderwerp, maar toch wil ik ze reeds stellen. Bij
deze schuldverlichtingsoperatie werkten het IMF en de
Wereldbank zeer nauw samen. U weet, mijnheer de
minister, dat al lang de idee leeft, onder meer bij de
Engelse eerste minister Tony Blair, om het IMF en de
Wereldbank samen te voegen en voor de dan gefu-
seerde instelling in een nieuwe rol te voorzien. Welnu, ik
wens van deze gelegenheid gebruik te maken om u te
vragen naar uw inzichten hieromtrent.
De voorzitter : De minister heeft het woord.
Minister Didier Reynders : Mijnheer de voorzitter, over
de schuldverlichting waartoe op de jaarvergadering van
het IMF en de Wereldbank besloten is, kan ik het
volgende zeggen.
De
verschillende
maatstaven
voor
tussenkomst
- schuld/export en overheidsontvangsten, export en
overheidsontvangsten/BPP - werden versoepeld. Deze
maatregelen zullen ook met terugwerkende kracht wor-
den toegepast. Zij zullen de totale kostprijs van het
HIPC-initiatief op 27 miljard US dollar brengen, meer dan
het dubbele van de kostenraming van 1998. Bovendien
zullen de bilaterale donoren 20 miljard US dollar aan
ODA-leningen kwijtschelden. Het gaat aldus om een
bilateraal en multilateraal bedrag van om en bij de 50
miljard US dollar of Euro.
Uw tweede reeks vragen betreft de voorwaarden voor
begunstiging met HIPC-schuldverlichting en de band met
de armoedebestrijding. Aanvankelijk moesten de te be-
gunstigen landen de uitvoering van een structureel
aanpassingsprogramma met het IMF gedurende zes jaar
kunnen voorleggen. In werkelijkheid werd deze periode
aanzienlijk ingekort. Bovendien werd tot een aantal ver-
soepelingen beslist om de daadwerkelijke toepassing
van de vermindering te doen vorderen en haar omvang te
vergroten.
Geleidelijk zal een schuldvermindering niet meer worden
toegekend zonder dat een armoedebestrijdingsstrategie
in uitvoering wordt gebracht. Deze strategiee¨n zullen
HA 50
COM 027
5
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Didier Reynders
worden opgenomen in de programma's van de Wereld-
bank en het IMF. Zij zullen moeten worden ondersteund
door de burgermaatschappij en gericht op concrete re-
sultaten. Na een, twee of drie jaar zal een evaluatie
plaatsvinden.
Uw derde reeks vragen betreft de Belgische bijdrage en
de financieringskanalen. Ten eerste, op bilateraal vlak zal
worden overgegaan tot de kwijtschelding van de leningen
van Staat tot Staat aan de in aanmerking komende
landen voor een potentieel bedrag van ongeveer 9,4
miljard
Belgische
frank.
De
financiering
van
de
inkomensderving die de Nationale Delcrederedienst zal
lijden, zal tot eind 2001 kunnen oplopen tot een bedrag
van maximum 290 miljoen Belgische frank.
Ten tweede, op multilateraal vlak werd wat betreft de
Wereldbank beslist over te gaan tot overdrachten voor
een bedrag van ongeveer 600 miljoen Belgische frank.
Bovendien werd in meerdere stortingen van 800 miljoen
Belgische frank voorzien op de begroting van het minis-
terie van Financie¨n vanaf 2000. Dit werd beslist tijdens
de voorbereiding van de begroting 2000. Dit bedrag van
800 miljoen Belgische frank zal worden aangewend voor
nieuwe initiatieven via het HIPC of op bilateraal vlak met
een paar landen. U weet dat er op bilateraal vlak vooral
een schuld bestaat van Kongo en het is niet gemakkelijk
een initiatief te nemen tot schuldverlichting ten opzichte
van dat land.
Wat betreft het IMF komen de verschillende giften en
deposito's waartoe reeds werd beslist, samen uit op een
daadwerkelijke Belgische bijdrage van ongeveer 2 mil-
jard.
Ik kom tot slot tot uw vragen over de samenwerking en de
samensmelting van de Wereldbank en het IMF. Beide
instellingen vertonen eigenschappen waarvan de vrijwa-
ring van wezenlijk belang is. Het IMF levert macro-
economische steun op korte termijn - betalingsbalans- en
begrotingsevenwicht - en de Wereldbank financiert de
ontwikkeling op lange termijn, privatisering, sectorale
hervormingen en armoedebestrijding inbegrepen.
De onderscheiden structuur van beide instellingen is
nochtans geen hindernis voor een vruchtbare samenwer-
king. Daarvan getuigt precies het HIPC-initiatief.
Ik zal het voorstel van de heer Blair onderzoeken, al moet
ik toegeven dat ik het geen goed idee vind om het IMF en
de Wereldbank te scheiden.
Je peux vous dire qu'au cours du de´bat qui s'est tenu
dans le cadre du comite´ de de´veloppement, relie´ pour la
premie`re fois au comite´ inte´rimaire devenu le Comite´
financier et mone´taire international pour respecter la
terminologie FMI, la Grande-Bretagne n'a pas e´voque´
l'ide´e d'une quelconque modification de la structure des
institutions. Cependant, tous les repre´sentants, y com-
pris le pre´sident du Comite´ financier et mone´taire inter-
national, M. Gordon Brown, chancelier de l'e´chiquier, ont
convenu qu'il e´tait pre´fe´rable de renforcer la de´marche
des deux institutions dans un souci de pre´occupation
sociale et de lutte contre la pauvrete´. Autrement dit, il
vaudrait mieux renforcer les institutions et les re´orienter
vers cette activite´ de lutte contre la pauvrete´ pluto^t que
d'envisager une autre de´marche ou une autre structure.
J'attire votre attention sur l'importance du ro^le du Fonds
mone´taire international dans le suivi des e´volutions
macro-e´conomiques d'un certain nombre d'Etats. A
Washington, nous avons, par exemple, consacre´ beau-
coup de temps a` examiner comment e´voluait un pays
comme la Russie sur le plan macro-e´conomique.
Et l'outil que repre´sente le Fonds mone´taire international
me semble encore tre`s inte´ressant en la matie`re. Je
re´pe`te qu'il est pre´fe´rable de transformer les objectifs des
institutions existantes pluto^t que de se lancer dans une
discussion sur de nouvelles structures ou des structures
totalement re´forme´es.
De voorzitter : De heer Dirk Van der Maelen heeft het
woord. Ik stel wel voor dat wij ons beperken tot de
oorspronkelijke vragen, want het is nogal duidelijk dat het
anders toch wel een omvangrijk debat wordt.
De heer Dirk Van der Maelen (SP) : Mijnheer de voor-
zitter, ik zal uw wijze raad volgen. Ik wil enkel nog even
op het eigenlijke onderwerp van de vraag ingaan. Ik heb
in de Nederlandse pers gelezen dat reeds negen landen
werden geselecteerd en dus in aanmerking komen, ter-
wijl er nog een zestal andere zijn die in aanmerking
zouden komen voor het nieuwe initiatief, HIPC2. Heeft de
minister de namen van die negen landen en van de
eventueel zes andere landen ? Hoort bij voorbeeld
Kongo daartoe ? Ik zou daar eventueel graag een schrif-
telijk antwoord op krijgen.
Minister Didier Reynders : Ik heb nog geen lijst daarvan.
De heer Dirk Van der Maelen (SP) : Dat is niet wat de
Nederlandse pers vermeldt. Als de vertegenwoordiger
van Nederland bij het IMF vermeldt dat er al een lijst van
negen landen is, waarover consensus bestaat, terwijl er
zes nog in overweging worden genomen, zou ik graag
vernemen van de Belgische vertegenwoordiger over
welke vijftien landen het gaat. Misschien kunt u de
Belgische vertegenwoordiger even raadplegen.
Minister Didier Reynders : Ik zal dat zeker vragen. Ik
moet u wel zeggen dat ik zowel in de Nederlandse als in
de Belgische pers enkele dingen heb gelezen, maar dat
klopt daarom niet altijd.
De heer Dirk Van der Maelen (SP) : Ik kan u het bewuste
artikel bezorgen.
6
HA 50
COM 027
26-10-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Minister Didier Reynders : Ik zal er zeker naar informe-
ren.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Hubert Brouns aan de
minister van Financie¨n over
de herziening van het
dubbelbelastingverdrag Belgie¨-Nederland
(nr. 226)
Question orale de M. Hubert Brouns au ministre des
Finances sur
la re´vision de la convention entre la
Belgique et les Pays-Bas tendant a` e´viter la double
imposition
De voorzitter : De heer Hubert Brouns heeft het woord.
De heer Hubert Brouns (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, u bent wellicht op de hoogte van het
feit dat er tussen Belgie¨ en Nederland reeds geruime tijd
besprekingen aan de gang zijn die mogelijk kunnen
leiden tot de herziening van het dubbelbelastingverdrag.
De bedoeling is hoofdzakelijk om het probleem van het
loonverlies van grensarbeiders op te lossen.
We hebben enerzijds vernomen dat er nog geen defini-
tieve keuzes zijn gemaakt. Anderzijds wordt van tijd tot
tijd het bericht gelanceerd dat men in Nederland reeds de
keuze zou hebben gemaakt om voor het werkland-
principe te kiezen. Dit wil zeggen dat de grensarbeider
zijn belastingen kan betalen in het land waar hij werkt.
Volgens de laatste informatie is er nog geen definitieve
keuze gemaakt, in Nederland noch in Belgie¨.
Het uitgangspunt zou volgens de ambtenaren die in deze
commissie werkzaam zijn, hetzelfde blijven. Men zou
zoveel als mogelijk pogen om de negatieve inkomens-
effecten voor zowel Belgen die in Nederland werken als
voor Nederlanders die in Belgie¨ zijn tewerkgesteld, op te
lossen. Hoe men dat met elkaar in overeenstemming zal
brengen, is me nog niet volledig duidelijk.
Volgens de Nederlandse staatssecretaris van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid zou het voorbereiden voor
het herzien van dit belastingverdrag nog heel wat tijd in
beslag nemen. Men heeft een aantal data vooropgesteld.
De laatste datum die hij naar voor schuift is 1 januari
2003.
Mijnheer de minister, kan u ons meedelen wat de juiste
stand van zaken is ? Welk standpunt zal u innemen in dit
dossier ? Ik heb het dan specifiek over de situatie van de
Belgische grensarbeiders. Kiest men in Belgie¨ voor het
woonland- dan wel voor het werklandprincipe ? Klopt het
dat een nieuw belastingverdrag met Nederland niet moet
worden verwacht voor 1 januari 2003 ?
De voorzitter : De minister heeft het woord.
Minister Didier Reynders : Mijnheer de voorzitter, mijn-
heer Brouns u weet dat in Belgie¨ en Nederland belasting-
hervormingen in voorbereiding zijn. Dat staat trouwens
ook in het regeerakkoord. Onder voorbehoud dat de
geplande belastinghervorming in Nederland de bespre-
kingen niet op de helling zetten, kan ik u meedelen dat de
besprekingen tussen beide landen in de eindfase zijn
beland. Van 3 tot 10 november 1999 zal normaliter een
laatste gespreksronde in Brussel plaatsvinden.
Zoals vroeger reeds aan u is meegedeeld, vormt het
probleem van de grensarbeiders inderdaad e´e´n van de
belangrijkste punten in deze besprekingen. Ik zal een
meer gedetailleerd antwoord na de vergadering van 3 tot
10 november geven. Met betrekking tot de tijdsspanne
die nog moet verstrijken vooraleer de toepassing van een
dergelijk nieuw dubbelbelastingverdrag mogelijk wordt,
kan ik meedelen dat aangezien de onderhandelingen
nog niet zijn bee¨indigd, er rekening moet worden gehou-
den met een periode van ongeveer 3 jaar. Men moet de
tekst immers eerst paraferen, daarna ondertekenen en
ten slotte laten goedkeuren door het parlement. 1 januari
2003 is dan ook slechts een vermoedelijke datum. Een
vaste datum voor de inwerkingtreding kan niet worden
vastgesteld. Alles hangt immers af van het verloop van
de goedkeuringsprocedure.
De voorzitter : De heer Hubert Brouns heeft het woord.
De heer Hubert Brouns (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
alhoewel ik de minister dank voor zijn antwoord wens ik
te beklemtonen dat hij niet geantwoord heeft op de vraag
op welke manier de onderhandelingen verlopen. Werkt
men met het woonlandprincipe of het werklandprincipe ?
Dat is een fundamenteel element in de herziening van
het dubbelbelastingsverdrag.
Minister Didier Reynders : Ik antwoord op deze vraag
liever na de onderhandelingen die plaatsvinden tussen 3
en 10 november.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Samengevoegde mondelinge vragen van :
- de heer Hagen Goyvaerts aan de minister van
Financie¨n over
de fiscale gevolgen van de KB Lux-
affaire
(nr. 238)
- de heer Jacques Chabot aan de minister van Finan-
cie¨n over
de identificatie van de 12 000 fraude-
plegers van de KB Lux
(nr. 246)
HA 50
COM 027
7
26-10-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Questions orales jointes de :
- M. Hagen Goyvaerts au ministre des Finances sur
les conse´quences fiscales de l'affaire KB-Lux
(n° 238)b>
- M. Jacques Chabot au ministre des Finances sur
l'identification des 12 000 fraudeurs de la KB-Lux
(n° 246)b>
De voorzitter : De heer Hagen Goyvaerts heeft het
woord.
De heer Hagen Goyvaerts (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, het KB Lux-
dossier is opnieuw brandend actueel enerzijds wegens
de mogelijke verjaring van een aantal dossiers en, an-
derzijds wegens het vertrek van de parketmagistraat die
het dossier behandelt.
In het voorjaar van 1996 opende het parket een dossier
dat in algemene termen het KB Lux-dossier werd ge-
noemd. Na onderzoek is gebleken dat een aantal belas-
tingplichtigen de roerende voorheffing van hun Luxem-
burgse rekening niet op hun belastingsaangifte hebben
vermeld.
Sinds 7 juli beschikt de fiscale administratie over de
toestemming om het strafdossier in te kijken omdat er
ernstige tekenen van ontduiking van inkomstenbelastin-
gen zijn vastgesteld. Het betreft het al dan niet aangeven
door de belastingplichtige van intresten uit Luxemburgse
rekeningen voor de inkomstenjaren 1994 en 1995.
Volgens de fiscale regelgeving, meer bepaald artikel 354
van het WIB 1992 zouden de dossiers met betrekking tot
de inkomstenjaren 1994 en 1995 verjaard zijn, tenzij de
fiscus kan bewijzen dat er fraude werd gepleegd. In dit
geval wordt de controletermijn met twee jaar verlengd
- zoals vermeld in het 2de lid van art. 354.
Juridisch-technisch is er geen vuiltje aan te lucht op
voorwaarde dat de stukken in het dossier op een correcte
wijze werden verkregen. Op dit punt wringt het schoentje.
De juristen van KB Lux betwisten de geldigheid van de
documenten die de fiscus gebruikt. Met geldigheid be-
doelt men de autenticiteit van de documenten en de
regelmatigheid van bewijs.
Onlangs hebben duizenden KB Lux-rekeninghouders
een brief van de belastingsadministratie ontvangen met
het verzoek de inkomsten van hun buitenlandse rekenin-
gen bekend te maken. De brief vermeldt eveneens dat de
controletermijn van 3 tot 5 jaar is verlengd. Met deze
mededeling laat de fiscale administratie er geen twijfel
over bestaan dat ze de fraudetermijn zal hanteren als er
boetes worden opgelegd. Volgens de wetgeving moet de
achterstallige roerende voorheffing getaxeerd worden
met een tarief van 50% voor fraude.
Mijnheer de minister, ik wens terzake een aantal vragen
te stellen.
Hoeveel dossiers moet de fiscale administratie behande-
len voor de inkomstenjaren 1994 en 1995 ?
Welke belastingregelgeving zal de administratie hante-
ren bij de behandeling van de dossiers ?
Zal de fraudetermijn gehanteerd worden of zal men van
deze bepaling afwijken ?
Zijn de stukken in de verschillende dossiers op correcte
wijze verworven ? Zo ja, kan men dit juridisch bewijzen ?
Kunt u meedelen hoeveel fiscale ontvangsten voor 1994
en 1995 de administratie kan vorderen ?
Naar verluidt werd het 50%-boetetarief voor fraude na
onderhandeling reeds een aantal keren verlaagd tot een
aanslagvoet van 20%. Kunt u de criteria toelichten die
gehanteerd werden om het tarief van 20% toe te pas-
sen ?
Le pre´sident : La parole est a` M. Jacques Chabot.
M. Jacques Chabot (PS) : Monsieur le pre´sident, mon-
sieur le ministre, selon un article paru dans le journal
Le
Soir
du 1er octobre 1999, l'administration des contribu-
tions directes re´clamerait des renseignements aupre`s
des
petits fraudeurs identifie´s dans le dossier KB-Lux
du juge Leys. Ceux-ci avaient initialement e´te´ estime´s a`
4 000 personnes, mais ce nombre a e´te´ re´actualise´
depuis lors.
Contrairement aux
gros fraudeurs, les petits e´par-
gnants ne seraient pas inquie´te´s par une action pe´nale,
mais feraient l'objet d'une enque^te fiscale au terme de
laquelle ils seraient amene´s a` payer l'impo^t e´lude´, majore´
d'une amende fixe´e au cas par cas. Selon l'article en
question, l'amende ne devrait pas exce´der 20% de
l'impo^t du^.
Il est e´vident que nous ne pouvons accepter un tel
processus qui banalise la fraude fiscale. Il est navrant de
constater que dans notre pays, le fait d'e´viter le paiement
de l'impo^t est presque conside´re´ comme normal. La
fraude fiscale engendre de flagrantes ine´galite´s et cons-
titue un ve´ritable de´fi a` la solidarite´, voire a` la de´mocratie.
Si nous voulons mener a` bien la re´forme de la fiscalite´
sur le travail, il conviendrait tout d'abord d'ame´liorer le
recouvrement de l'impo^t.
De`s lors, monsieur le ministre, les questions que je
souhaiterais vous poser sont les suivantes.
8
HA 50
COM 027
26-10-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jacques Chabot
1. Les informations parues dans
Le Soir du 1er octobre
1999
sont-elles
exactes ?
Dans
l'affirmative,
qu'entendez-vous par
petits fraudeurs ? Sur quelles
bases et en vertu de quels crite`res l'administration fiscale
peut-elle faire un tri entre des personnes qui, toutes, sans
exception aucune, ont volontairement soustrait leurs
avoirs financiers a` l'impo^t ?
2. Sur le plan des principes, qu'est-ce qui justifie l'e´ven-
tualite´ d'un traitement de faveur a` l'e´gard des personnes
en cause ? Je vous rappelle que l'administration fiscale
peut imposer une amende allant jusqu'a` 200% de l'impo^t
e´lude´.
De voorzitter : De minister heeft het woord.
Minister Didier Reynders : Mijnheer de voorzitter, mijn-
heer Goyvaerts, de fiscale toestand van ongeveer tien-
duizend belastingplichtigen zal moeten worden onder-
zocht
en
desgevallend
geregulariseerd
voor
het
inkomstenjaar 1994.
Het resultaat van het onderzoek zal bepalend zijn voor
een regularisatie van de inkomstenjaren 1995 en vol-
gende.
Wat de inkomstenbelastingen betreft, zal de dossier-
behandeling gebeuren op basis van de fiscale procedure
die in Titel VII van het Wetboek van Inkomstenbelastin-
gen 1992 is opgenomen.
Het belastingbestuur baseert zich op inlichtingen uit het
gerechtelijk dossier, waarvoor op een correcte wijze aan
de procureur-generaal toestemming tot inzage werd ge-
vraagd en verkregen.
Ik kan u bevestigen, mijnheer Goyvaerts, dat alles in het
werk werd gesteld om verjaringen te voorkomen. De
nodige instructies werden gegeven en er werden maat-
regelen genomen om het verloop van de onderzoeken
ook tijdens de komende maanden te kunnen opvolgen.
In de huidige stand van zaken is het niet mogelijk vast te
stellen welke fiscale ontvangsten zullen kunnen worden
gevorderd voor de inkomstenjaren 1994 en 1995.
Je re´pondrai a` M. Chabot qu'il est exact que l'adminis-
tration fiscale re´clame des renseignements aupre`s de
plus d'une dizaine de milliers de contribuables identifie´s
dans le dossier judiciaire.
Il y a lieu de signaler que d'autres dossiers judiciaires
sont venus s'ajouter depuis a` celui qu'il a e´voque´ a`
propos de la me^me institution financie`re au Luxembourg
dans le cadre d'un dossier examine´, par ailleurs, par une
commission d'enque^te de votre assemble´e.
Comme d'autres informations de presse ont paru ces
derniers jours, autant re´pondre aux questions qu'elles ne
manqueront vraisemblablement pas de susciter dans les
prochaines heures ou dans les prochains jours.
Il est exact aussi que non seulement les clients de cette
institution mais aussi un certain nombre de membres du
personnel font l'objet de demandes de la part de l'admi-
nistration fiscale.
Je puis e´galement vous confirmer que, dans les instruc-
tions qui ont accompagne´ l'envoi des informations aux
services de taxation, il n'est nulle part question de leur
accorder un traitement de faveur ni d'appliquer des
accroissements ne de´passant pas les 20% ni de renon-
cer a` des de´nonciations en justice.
Je n'ai pas de commentaires a` faire sur les autres
appre´ciations concernant les de´veloppements de la
fraude fiscale, si ce n'est trois e´le´ments que je souhaite
pre´ciser a` l'intention de M. Chabot.
1) La plupart des constatations effectue´es jusqu'a` pre´-
sent portent, contrairement a` ce que certains croient
souvent, sur des fraudes aux droits de succession et non
sur d'autres me´canismes. Si l'on peut effectivement
retrouver une non-de´claration de revenus de capitaux,
l'e´le´ment essentiel de fraude dans l'ensemble des dos-
siers est cependant une volonte´ d'e´luder les droits de
succession. Cette constatation ouvre peut-e^tre des pers-
pectives de re´flexion sur la situation existant dans notre
pays en cette matie`re.
2) Me^me si des instructions ne sont pas donne´es a` cet
effet, il est exact que l'appre´ciation laisse´e a` l'adminis-
tration dans le niveau des accroissements des amendes
est lie´e a` la manie`re dont le dossier est traite´. En d'autres
termes, si un contribuable se montre particulie`rement
coope´rant dans la fourniture de renseignements a` l'ad-
ministration, il est normal que cette dernie`re en tienne
compte, mais je ne donne aucune instruction en la
matie`re. C'est a` l'administration elle-me^me qu'il appar-
tient de faire cette appre´ciation. Lorsque le contribuable
participe a` la manifestation de la ve´rite´ fiscale, il est
logique que l'administration en tienne compte. Je vous
rappelle d'ailleurs que dans un dossier re´cent, en l'oc-
currence celui des plaques luxembourgeoises, j'ai
adopte´ la me^me attitude. En l'espe`ce, nous avons rap-
pele´ aux contribuables qu'ils disposaient d'un de´lai pour
re´gulariser leur situation. Dans ce cas, la de´marche
volontaire des contribuables est e´videmment prise en
compte dans l'appre´ciation faite par l'administration.
3) Pour ce qui concerne le volet pe´nal, je vous rappelle
que le parquet peut toujours, quelle que soit l'attitude de
l'administration, conside´rer qu'il y a lieu d'aller plus loin
dans la de´marche.
Voila` les e´le´ments de re´ponse que je peux vous donner
pour l'instant.
HA 50
COM 027
9
26-10-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Didier Reynders
Il n'y a aucune raison, dans le cadre de ce dossier ou
d'un autre, de limiter en quoi que ce soit l'action de
l'administration dans sa recherche d'une perception plus
correcte de l'impo^t.
De voorzitter : De heer Hagen Goyvaerts heeft het
woord.
De heer Hagen Goyvaerts (Vlaams Blok) : Mijnheer de
minister, ik dank u voor uw antwoord. Wat de inkomsten
van 1994 betreft, is de administratie aan een zeer strikte
termijn gehouden voor de schriftelijke kennisgeving aan
de personen. Ik druk alleen maar de hoop uit dat voor die
dossiers van 1994 geen verjaring optreedt.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Patrick Lansens aan
de minister van Financie¨n over
de verlaging van de
BTW tot 12% in de sector van de sociale prive´wonin-
gen
(nr. 243)
Question orale de M. Patrick Lansens au ministre des
Finances sur
la re´duction du taux de TVA a` 12%
dans le secteur des logements sociaux prive´s
De voorzitter : De heer Patrick Lansens heeft het woord.
De heer Patrick Lansens (SP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, mijn vraag handelt over de bouw-
stimulerende maatregel die einde 1995 werd genomen
en via een ministerieel besluit op 1 januari 1996 in
werking is getreden. Door deze maatregel werd, onder
bepaalde voorwaarden, gedurende de jaren 1995 en
1996 een verlaagd BTW-tarief van 12% toegepast. De
woning mocht echter niet groter zijn dan 190m
2
en, als
het een appartement betrof, niet meer dan 100m
2
. Het
tarief gold alleen voor de eerste schijf van 2 miljoen frank.
Over de exacte toepassing van deze maatregel bestond
nogal wat onduidelijkheid. Er is trouwens op 15 februari
1996 een aanvullend ministerieel besluit verschenen, dat
een aantal specificaties bevatte betreffende het al dan
niet meetellen van bepaalde ruimten. Bijvoorbeeld, een
garage, terrassen en, onder bepaalde voorwaarden, een
zolder, tellen niet mee voor de berekening van de opper-
vlakte. In elk geval bestond bij de BTW-administraties in
de eerste helft van 1996 onduidelijkheid met betrekking
tot de juiste oppervlakteberekening.
In deze periode werden heel wat bouwaanvragen inge-
diend. Sommige mensen hebben, samen met hun archi-
tect, contact opgenomen met de bevoegde administra-
ties om te vragen hoe de maatregel juist moest worden
toegepast. Bepaalde mensen hebben hun bouwdossier
aangepast omdat hun woning boven de norm viel. Mits
een kleine aanpassing konden ze nog net in aanmerking
komen om 180 000 frank minder te moeten betalen.
Mijnheer de minister, de BTW-administratie is nu, jaren
later, volop bezig met de controle van de dossiers, de
meeste woningen zijn ondertussen opgetrokken en nu
blijkt dat men in bepaalde gevallen andere criteria han-
teert dan degene die in de eerste helft van 1996 werden
toegepast. Bepaalde mensen, die in de mening verkeer-
den dat ze perfect aan de normen voldeden, vallen plots
uit de boot en moeten niet alleen 180 000 frank meer
betalen, maar krijgen bovendien een boete voor het
indienen van een bouwdossier waarvan de oppervlakte-
berekeningen niet aan de normen voldoen.
Mijnheer de minister, hebt u weet van de problemen met
de toepassing van de bewuste maatregel en de
oppervlakteberekeningen ?
Vindt u het normaal dat mensen, die zeer zorgvuldig
geweest zijn en zelf contact hebben opgenomen met de
administratie om die maatregel correct toe te passen, nu
uit de boot dreigen te vallen ? Zou u het niet normaal
vinden dat deze mensen alsnog in aanmerking kunnen
komen voor die verlaagde maatregel, tenzij manifest zou
blijken dat er fraude in het spel is ?
De voorzitter : De minister heeft het woord.
Minister Didier Reynders : Mijnheer de voorzitter, de
door de heer Lansens gesignaleerde problemen hebben
hoofdzakelijk betrekking op eengezinswoningen, waar-
voor de bouwheer ten onrechte de tariefverlaging heeft
ingeroepen omdat de oppervlakte van die woningen het
wettelijk toegelaten maximum van 190m
2
overschrijdt.
De praktijk wijst uit dat het hier veelal gaat om woningen
waarvan de oppervlakte niet veel groter is dan het
toegelaten maximum. Mijn voorganger heeft terecht altijd
gesteld dat in dat verband geen toegevingen kunnen
worden gedaan. Eventuele toegevingen zouden immers
resulteren in een steeds uitgebreidere onwettige toepas-
sing van het verlaagd tarief van 12%.
Voor de toepassing van het verlaagd tarief moest de
bouwheer, vooraleer de belasting opeisbaar wordt, bij het
bevoegde BTW-contolekantoor een verklaring afleggen
dat het op te richten gebouw de hierboven bepaalde
maximale toegestane oppervlakte niet overschrijdt. Die
verklaring diende te gebeuren aan de hand van het door
de administratie verstrekte formulier nr. 121
1
, dat door de
bouwheer wordt ingevuld. Thans blijkt dat veel bouw-
heren de ontvangstmelding van de verklaring nr. 121
1
ten
onrechte hebben beschouwd als een erkenning door de
administratie dat de grondvoorwaarden voor de toepas-
sing van de gunstregeling vervuld zijn. Op het formulier
nr. 121
1
staat nochtans uitdrukkelijk vermeld dat zulks
niet het geval is.
10
HA 50
COM 027
26-10-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Didier Reynders
Mijnheer Lansens, gelet op hetgeen voorafgaat, kan ik tot
mijn spijt geen gunstig gevolg geven aan uw verzoek om
een tolerantie in algemene zin in te voeren.
Indien u evenwel bouwheren kent die kunnen aantonen
dat zij zich voor de toepassing van de gunstregeling in
hun individueel geval hebben gesteund op een duidelijk
advies van de bevoegde BTW-diensten, ben ik uiteraard
bereid om die dossiers door mijn administratie opnieuw
te laten onderzoeken.
De voorzitter : De heer Patrick Lansens heeft het woord.
De heer Patrick Lansens (SP) : Mijnheer de minister, ik
dank u voor uw antwoord. Inderdaad, als de norm 190 m
2
is, dan is 192 of 195m
2
te veel.
Mijn vraag ging over de aanvangsperiode van 1995,
waarover onduidelijkheid heerst. Een eerste ministerieel
besluit is verschenen met ingangsdatum 1 januari, een
tweede verscheen op 15 februari. Wat met de tussenpe-
riode voor de personen die op dat ogenblik een bouw-
dossier indienden ? Zij konden niet weten wat er in het
koninklijk besluit van 15 februari zou vermeld worden.
Mijn vraag gaat specifiek over de onduidelijkheid gedu-
rende die periode, want er zijn mensen die een bouw-
dossier hebben ingediend op basis van het eerste minis-
terieel besluit. Een ministerieel besluit bepaalt niet hoe
een liniaal moet worden gehanteerd. Er moeten natuurlijk
aanvullende richtlijnen komen voor de besturen, om na te
gaan hoe de berekening precies moet worden gemaakt.
Mijnheer de minister, mocht de administratie inderdaad
toegeven dat er een onduidelijkheid was, dan is er geen
probleem, maar meestal gebeurt dat niet.
Minister Didier Reynders : Mijnheer Lansens, ik zal voor
de tussenperiode een nieuw onderzoek vragen. Als u
iemand kent die concreet contact had met de administra-
tie van de bevoegde BTW-kantoren, dan valt een nieuw
onderzoek te overwegen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van mevrouw Fientje Moerman
aan de minister van Financie¨n over
de fiscale dis-
criminatie van jobstudenten uit eenoudergezinnen
(nr. 244)
Question orale de Mme Fientje Moerman au ministre
des Finances sur
la discrimination fiscale des e´tu-
diants jobistes issus de familles monoparentales
De voorzitter : Mevrouw Fientje Moerman heeft het
woord.
Mevrouw Fientje Moerman (VLD) : Mijnheer de minister,
ik had graag uw aandacht gevestigd op de moeilijke
situatie waarin jobstudenten zich bevinden als zij kinde-
ren zijn van gescheiden ouders of als e´e´n van hun
ouders overleden is. Zowel om de grens te bepalen vanaf
waar de student zelf belasting dient te betalen op zijn
studentenjob als om de grens te bepalen waaronder het
kind fiscaal ten laste blijft van zijn ouders, wordt het
onderhoudsgeld voor 80% in aanmerking genomen,
evenals het wezengeld dat wordt uitgekeerd door een
groepsverzekeraar. Vooral inzake het ten laste zijn van
een kind heeft dat gevolgen. Ik geef even een voorbeeld.
Stel dat de student in kwestie 120 000 frank alimentatie
per jaar krijgt of 10 000 frank per maand, een redelijk
bedrag dat fiscaal overeenstemt met 96 000 frank netto
belastbaar. Om nog fiscaal ten laste te blijven mag hij dan
141 250 frank per jaar verdienen. Netto belastbaar komt
dat neer op 113 000 frank. Wanneer men daarvan het
ontvangen onderhoudsgeld aftrekt, dan komt het erop
neer dat de student zelf nog 17 000 frank netto belast-
baar mag verdienen. Het resultaat is dat men in veel van
dergelijke situaties zijn toevlucht gaat nemen tot zwart-
werk, met alle gevolgen vandien. Men is dan immers niet
verzekerd en de Staat loopt inkomsten mis.
Er bestaat bovendien een schrijnende onrechtvaardig-
heid omdat in de meeste van deze gevallen de kinderen
worden toegewezen aan diegene die in geval van echt-
scheiding het laagste beroepsinkomen heeft. Dit maakt
de noodzaak voor de kinderen om te gaan bijwerken
eigenlijk nog groter.
Mijnheer de minister, bent u zich daarvan bewust ? Wilt u
de nodige stappen ondernemen - aangezien er toch een
algemene fiscale hervorming op komst is - om hiermee
rekening te houden ?
De voorzitter : De minister heeft het woord.
Minister Didier Reynders : Mevrouw Moerman, bij de
vaststelling van het maximumbedrag van de toegestane
netto bestaansmiddelen om als persoon als ten laste te
kunnen worden beschouwd, werd reeds rekening gehou-
den met het feit dat vele alleenstaanden kinderen ten
laste hebben die onderhoudsgeld ontvangen. Voorts is
het ook zo dat uit de echt gescheiden personen die
hertrouwd zijn, geen aanspraak kunnen maken op de
toepassing van dit verhoogde bedrag. Voor hen geldt
derhalve de algemene regel, ongeacht het feit dat ook
hun kinderen onderhoudsuitkeringen kunnen ontvangen.
In het regeerakkoord wordt duidelijk gesteld dat de
regering zich voorneemt om de personenbelasting te
hervormen en tevens om de discriminatie tussen gehuw-
den en samenwonenden, die fiscaal als alleenstaanden
HA 50
COM 027
11
26-10-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Didier Reynders
worden beschouwd, weg te werken. In dat kader kan het
door u aangehaalde probleem opnieuw worden bekeken.
Ik zal in oktober 2000 een voorstel doen. Dit probleem
kan dan worden besproken, samen met een paar andere
gelijkaardige zaken.
De voorzitter : Uiteraard is dit niet het enige probleem.
Mevrouw Moerman, in het kader van een gedoogbeleid
wil ik u even de mogelijkheid bieden om heel kort een
suggestie te doen.
Mevrouw Fientje Moerman (VLD) : Mijnheer de voorzit-
ter, ik dank de minister voor zijn antwoord en voor zijn
bereidheid om deze zaak te bekijken bij de bespreking
van de algemene hervorming. Ik ben er mij wel degelijk
van bewust dat de grens om fiscaal ten laste te blijven
voor kinderen uit eenoudergezinnen reeds hoger ligt dan
voor anderen. Toch stelt zich met name inzake het ten
laste blijven een probleem en in mindere mate ook inzake
het zelf betalen van belastingen en ik ben dan ook blij
met het engagement van de minister.
De voorzitter : De heer Yves Leterme heeft het woord.
De heer Yves Leterme (CVP) : Mijnheer de voorzitter, ik
dank u dat u de oppositie gedoogt. Ik wou even opmer-
ken dat wij niet hebben gewacht tot oktober 2000, maar
reeds vorige week een globaal wetsvoorstel inzake de
gezinsfiscaliteit hebben ingediend, dat een regeling treft
voor het probleem dat u terecht aankaart, mevrouw
Moerman. Het voorziet met name in een verhoging van
het belastingvrije minimum voor die categorie van men-
sen.
De voorzitter : Mevrouw Alexandra Colen heeft het
woord.
Mevrouw Alexandra Colen (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter,
mijnheer de minister, ik wou mij eveneens aansluiten bij
mevrouw Moerman, maar ik verneem met plezier dat u
hebt toegezegd dat de fiscale discriminatie van de ge-
huwden zal worden onderzocht naar aanleiding van de
belastinghervorming. Ik wil erop wijzen dat er al een hele
tijd een consensus aan het groeien is over het feit dat er
op dat vlak iets moet gebeuren. De regering - waarvan de
liberalen vorig jaar hun eigen wetsvoorstel hebben ge-
diend om de discriminatie af te schaffen - is bereid
hiervan werk te maken. De CVP, die indertijd de boot heel
sterk heeft afgehouden, heeft zich nu volop achter deze
strijd geschaard. Het is misschien interessant om te
wijzen op een recente uitspraak van het Europees Hof
voor de Rechten van de Mens, waarin het expliciet aan
de lidstaten de toestemming geeft om desnoods het
huwelijk te bevoordelen. Op dit moment is de situatie
helemaal omgekeerd. Het Hof gaat uit van de redenering
dat het langdurige engagement dat mensen aangaan om
elkaar sociale zekerheid te bieden, een waardevol ele-
ment is. Ik zou er bij de regering willen op aandringen dat
men de finale situatie van de gehuwden grondig her-
vormt, rekening houdend met het feit dat de gehuwden al
dertig jaar inleveren, en dat men met een ernstig voorstel
naar het parlement komt. Ik ben ervan overtuigd dat het
zal worden gesteund door een meerderheid van de
parlementsleden.
Minister Didier Reynders : Ik dank de leden voor hun
suggesties. Ik heb in de commissie voor de Financie¨n
gedurende zeven jaar gewacht op het wegwerken van
deze discriminatie. Ik vraag nu een jaar tijd, tot oktober
2000.
De voorzitter : We moeten dus nog even geduld oefe-
nen. Intussen zijn voorstellen - zeker als ze op papier
staan - welkom.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Yves Leterme aan de
minister van Financie¨n over
de erkenning van het
spreekrecht van ambtenaren van het ministerie van
Financie¨n
(nr. 262)
Question orale de M. Yves Leterme au ministre des
Finances sur
la reconnaissance du droit qu'ont les
fonctionnaires du ministe`re des Finances de s'expri-
mer
De voorzitter : De heer Yves Leterme heeft het woord.
De heer Yves Leterme (CVP) : Mijnheer de voorzitter, na
het spreekrecht van de oppositie komt nu ook het spree-
krecht van de ambtenaren in de commissie ter sprake.
Het regeerakkoord wijdt enkele passages aan een
nieuwe cultuur binnen de besturen. Het spreekrecht is
hier een onderdeel van. Op pagina 12 van het Parlemen-
tair document dat het regeerakkoord weergeeft staat met
betrekking tot het depolitiseringspact :
Het spreekrecht
van iedere ambtenaar, waarin in het huidige statuut reeds
is voorzien, wordt bevestigd
. Toch stellen we vast dat de
hie¨rarchische top van bepaalde besturen recent initiatie-
ven heeft genomen om het spreekrecht voor ambtenaren
te beknotten. Ik denk hierbij aan de omzendbrief van de
directeur-generaal van het directoraat-generaal van de
strafinrichtingen, waarin de ambtenaren een procedure
wordt opgelegd waardoor ze enkel kunnen antwoorden
op vragen van journalisten of derden als ze hierover
hebben overlegd met het kabinet. Daarom kijken we met
12
HA 50
COM 027
26-10-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Yves Leterme
veel belangstelling uit naar de ontwikkelingen in de
andere besturen. Ik denk hierbij onder meer aan het
ministerie van Financie¨n, dat een vrij cruciale rol speelt
met betrekking tot het contact met pers, burger en het
parlement.
Ik heb dan ook duidelijke vragen. Ten eerste, hebben de
ambtenaren van het departement Financie¨n instructies
gekregen met betrekking tot de invulling van hun spree-
krecht ? Zullen ze er krijgen ? Ten tweede, zijn er beper-
kingen van het spreekrecht, dat in het statuut wordt
gewaarborgd ? Zo ja, wat zijn die beperkingen ? Passen
ze in het pleidooi voor
een nieuwe verhouding tussen de
administratie en de ministerie¨le kabinetten
, zoals het is
opgenomen in het regeerakkoord ? Wat is tenslotte de
stand van zaken met betrekking tot een ander punt dat in
het regeerakkoord wordt vermeld, namelijk dat in elk
administratie, dus ook bij Financie¨n, een meldpunt zal
worden opgericht voor klachten in verband met dysfunc-
ties ? Ambtenaren zullen klachten over collega's of dys-
functies kunnen melden aan een soort biechtvader of
biechtmoeder die ze zal noteren en doorspelen aan de
hie¨rarchische oversten.
De voorzitter : De minister heeft het woord.
Minister Didier Reynders : Sinds het opstellen van het
regeerakkoord hebben de personeelsleden van mijn de-
partement geen enkele omzendbrief ontvangen met be-
trekking tot de vrijheid van meningsuiting. Dat was ook
niet nodig : ze ontvingen vroeger reeds twee omzend-
brieven terzake. De eerste dateert van 2 maart 1995 en
wijst hen op de nieuwe principes, vervat in de wijziging
van het Statuut van het Rijkspersoneel bij koninklijk
besluit van 26 september 1994. Artikel 7 van het Statuut
erkent expliciet het recht op vrije meningsuiting voor de
ambtenaren. Een tweede omzendbrief, van 21 maart
1997, brengt deze principes in herinnering en vestigt
meteen ook de aandacht op de loyauteitsplicht en het
beroepsgeheim.
Bij het ministerie voor Financie¨n gelden enkel de beper-
kingen op de vrije meningsuiting die door het Statuut van
het Rijkspersoneel worden bepaald. Rekening houdend
met
de
informatie
waarover
vooral
de
belasting-
ambtenaren kunnen beschikken, is het departement bij-
zonder waakzaam over de eerbiediging van het beroeps-
geheim en het prive´-leven van de burger.
De vrije meningsuiting moet zo worden opgevat dat het
personeelslid zich vrij mag uitdrukken, zonder daarvoor
toestemming te vragen aan een hie¨rarchische overste. In
geval van moeilijkheden kunnen de personeelsleden een
verzoek indienen bij het College van Vertrouwens-
personen, dat door de secretaris-generaal wordt voorge-
zeten. Deze mogelijkheid is vastgelegd in de omzend-
brief van 21 maart 1997. Er bestaat op dit ogenblik nog
geen meldpunt in het departement Financie¨n. Tot nu toe
moeten de ambtenaren zich tot de minister richten,
hetgeen niet echt een vertrouwelijk systeem is. De mi-
nister van Ambtenarenzaken zal een initiatief nemen om
een e´e´nvormig systeem voor alle departementen in te
voeren.
De voorzitter : De heer Yves Leterme heeft het woord.
De heer Yves Leterme (CVP) : Mijnheer de voorzitter, uit
het antwoord van de minister onthoud ik twee punten.
Ten eerste sluit hij zich volledig aan bij het beleid van de
vorige regering. Ten tweede is hij van plan in overleg met
de minister van Ambtenarenzaken een initiatief te nemen
met betrekking tot de oprichting van een meldpunt. We
zullen dit dossier op de voet volgen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Dirk Pieters aan de
minister van Financie¨n over
het afsluiten van een
schuldsaldoverzekering
(nr. 265)
Question orale de M. Dirk Pieters au ministre des
Finances sur
la souscription d'une assurance du
solde restant du
^
De voorzitter : De heer Dirk Pieters heeft het woord.
De heer Dirk Pieters (CVP) : Mijnheer de voorzitter, het
blijkt voor mensen met een handicap of ziekte vaak heel
moeilijk te zijn om bij een hypothecaire lening een
schuldsaldoverzekering af te sluiten. Dit werd onlangs
nogmaals duidelijk gemaakt door de
Vlaamse Diabetes
Vereniging
. De verzekeringsmaatschappijen zouden
nog altijd werken op basis van zeer oude medische
gegevens. De maatschappijen denken nog altijd dat
diabetici verwikkelingen krijgen en op basis daarvan
eisen zij bijpremies die 100% tot 400% duurder zijn dan
de normale premies, ofwel volgt er een botte weigering.
De afwezigheid van een schuldsaldoverzekering kan
later ernstige nadelige financie¨le gevolgen hebben, zeker
bij overlijden, maar heeft ook belangrijke implicaties op
het fiscale vlak. Een belastingplichtige krijgt immers
slechts
belastingvermindering
voor
de
kapitaal-
aflossingen van zijn hypothecaire lening indien de hypo-
thecaire lening gewaarborgd is door een definitief in
Belgie¨ gesloten tijdelijke verzekering bij overlijden met
afnemend
kapitaal,
de
zogenaamde
schuldsaldo-
verzekering.
Diabetici, en met hen andere zieken of gehandicapten
krijgen dus vaak geen belastingvermindering voor de
kapitaalaflossingen. Dat is toch een onrechtvaardige
situatie.
HA 50
COM 027
13
26-10-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Dirk Pieters
Is de minister op de hoogte van dit probleem ?
Welke mogelijke oplossingen ziet hij, of verwacht hij dat
het parlement terzake voorstellen doet ? Zal hij daaraan
dan zijn medewerking verlenen ?
De voorzitter : De minister heeft het woord.
Minister Didier Reynders : Mijnheer de voorzitter, net
zoals de heer Pieters heb ik kennis genomen van de
recente mediaberichten over deze problematiek. Het
probleem is echter niet nieuw. Ik verwijs in dit verband
naar het antwoord op de parlementaire vraag nummer
239 die volksvertegenwoordiger Lode Vanoost stelde op
22 januari 1996.
Het toekennen van belastingvoordelen inzake kapitaal-
aflossingen is altijd onlosmakelijk verbonden geweest
met het afsluiten van een schuldsaldoverzekering. Het
lange-termijnsparen maakt samen met het bouwsparen
een geheel uit waarbij zowel de belastingvermindering
als de belastingheffing bij het einde van het contract
worden geregeld.
Ik ben mij dus terdege bewust van dit probleem, dat
echter nog heel wat onderzoek vraagt. De resultaten
daarvan kunnen worden besproken bij de behandeling
van het voorstel van de heer Daniel Vanpoucke.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
- De openbare commissievergadering wordt gesloten
om 11.05 uur.
- La re´union publique de commission est leve´e
a` 11.05 heures.
14
HA 50
COM 027
26-10-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000