B
ELGISCHE
K
AMER VAN
VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
Handelingen
Annales
I
NTEGRAAL VERSLAG
VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN DE
C
OMPTE RENDU INTÉGRAL
DE LA RÉUNION PUBLIQUE DE LA
COMMISSIE VOOR DE
B
INNENLANDSE
Z
AKEN
,
DE
A
LGEMENE
Z
AKEN
EN HET
O
PENBAAR
A
MBT
COMMISSION DE L
'I
NTÉRIEUR
,
DES
A
FFAIRES GÉNÉRALES
ET DE LA
F
ONCTION PUBLIQUE
VAN
DU
26-10-1999
26-10-1999
HA 50
COM 026
HA 50
COM 026
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
2
HA 50
COM 026
AGALEV-ECOLO
:
Anders gaan leven / Ecologistes conférés pour l'Organisation de luttes originales
CVP
:
Christelijke Volkspartij
FN
:
Front National
PRL FDF MCC
:
Parti Réformateur libéral - Front démocratique francophone - Mouvement du citoyens pour le changement
PS
:
Parti socialiste
PSC
:
Parti social-chrétien
SP
:
Socialistische Partij
VLAAMS BLOK
:
Vlaams Blok
VLD
:
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
:
Volksunie & ID21
Abréviations dans la numérotation des publications :
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
DOC 50 0000/00 : Documents parlementaires de la 50e
DOC 50 0000/00 : Parlementaire documenten van de 50e zittingsperiode +
législature, suivi du n° et dy n° consécutif
het nummer en het volgnummer
QRVA
: Question et Réponses écrites
QRVA
: Schriftelijke Vragen en Antwoorden
HA
: Annales (Compte Rendu intégral)
HA
: Handelingen (Beknopt Verslag)
CRA
: Compte Rendu Analitique
BV
: Beknopt Verslag
PLEN
: Séance plénière
PLEN
: Plenum vergadering
COM
: Réunion de commission
COM
: Commissievergadering
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Officiele publicaties, van de Kamer van volksvertegenwoordigers
Commandes :
Bestellingen :
Place de la Nation, 1008 Bruxelles
Natieplein, 1008 Brussel
Fax : 02/549 82 60
Fax : 02/549 81 60
Tél. : 02/549 82 74
Tel. : 02/549 82 74
www.laChambre.be
www.deKamer.be
e-mail : aff.generales@laChambre.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Inhoud
Dinsdag 26 oktober 1999
COMMISSIE VOOR DE BINNENLANDSE ZAKEN, DE
ALGEMENE
ZAKEN
EN
HET
OPENBAAR
AMBT
COM 026
Samengevoegde interpellaties van :
- de heer Bart Laeremans tot de eerste minister over
de
gewaarborgde vertegenwoordiging van de Vlamingen in
Brussel
(nr. 30)
- de heer Gerolf Annemans tot de eerste minister over
de
agenda van de komende gespreksronde in de staats-
hervorming en meer bepaald het aspect van de splitsing
van het gerechtelijk arrondissement Brussel (Halle-
Vilvoorde)
(nr. 32)
(Het antwoord werd verstrekt door de vice-eerste minister
en minister van Buitenlandse Zaken en door de vice-
eerste minister en minister van Begroting, Maatschappe-
lijke Integratie en Sociale Economie)
5
sprekers : Bart Laeremans, Gerolf Annemans, voor-
zitter van de Vlaams Blok-fractie, Johan Vande La-
notte, vice-eerste minister en minister van Begroting,
Maatschappelijke Integratie en Sociale Economie, Si-
monne Creyf, Filip De Man, Willy Cortois, Claude
Eerdekens, voorzitter van de PS-fractie
Moties
12
Mondelinge vraag van de heer Filip De Man aan de eerste
minister over
de inrichting van de nieuwe kabinetten
(nr. 230)
(Het antwoord werd verstrekt door de vice-eerste minister
en minister van Begroting, Maatschappelijke Integratie en
Sociale Economie)
13
sprekers : Filip De Man, Johan Vande Lanotte, vice-
eerste minister en minister van Begroting, Maatschap-
pelijke Integratie en Sociale Economie
Samengevoegde mondelinge vragen van :
- de heer Peter Vanvelthoven aan de minister van Binnen-
landse Zaken over
de onrust die binnen de rijkswacht is
ontstaan over de dienstkaart van de manschappen
(nr. 165)
- de heer Willy Cortois aan de minister van Binnenlandse
Zaken over
de elektronische dienstkaart van het perso-
neel van de rijkswacht (nr. 282)
15
sprekers : Peter Vanvelthoven, Willy Cortois, An-
toine Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken
Interpellatie van de heer Servais Verherstraeten tot de
minister van Binnenlandse Zaken over
de werking van
het Federaal Agentschap voor nucleaire controle en van
de samenstellende diensten
(nr. 95)
17
sprekers : Servais Verherstraeten, Antoine Duque-
sne, minister van Binnenlandse Zaken
Sommaire
Mardi 26 octobre 1999
COMMISSION
DE
L'INTE
´ RIEUR, DES AFFAIRES
GE
´ NE´RALES ET DE LA FONCTION PUBLIQUE
COM 026
Interpellations jointes de :
- M. Bart Laeremans au premier ministre sur
la repre´sen-
tation garantie des Flamands a` Bruxelles
(n° 30)
- M. Gerolf Annemans au premier ministre sur
l'ordre du
jour des futurs entretiens relatifs a` la re´forme de l'Etat et,
plus particulie`rement, en ce qui concerne la scission de
l'arrondissement judiciaire de Bruxelles (Hal-Vilvorde)
(n° 32)
(La re´ponse a e´te´ donne´e par le vice-premier ministre et
ministre des Affaires e´trange`res et par le vice-premier
ministre et ministre du Budget, de l'inte´gration sociale et
de l'Economie sociale)
5
orateurs : Bart Laeremans, Gerolf Annemans, pre´si-
dent du groupe Vlaams Blok, Johan Vande Lanotte,
vice-premier ministre et ministre du Budget, de
l'inte´gration sociale et de l'Economie sociale, Simonne
Creyf, Filip De Man, Willy Cortois, Claude Eer-
dekens, pre´sident du groupe PS
Motions
12
Question orale de M. Filip De Man au premier ministre sur
l'ame´nagement des nouveaux cabinets ministe´riels
(n° 230)
(La re´ponse a e´te´ donne´e par le vice-premier ministre et
ministre du Budget, de l'Inte´gration sociale et de
l'Economie sociale)
13
orateurs : Filip De Man, Johan Vande Lanotte, vice-
premier ministre et ministre du Budget, de l'Inte´gration
sociale et de l'Economie sociale
Questions orales jointes de :
- M. Peter Vanvelthoven au ministre de l'Inte´rieur sur
l'inquie´tude au sein de la gendarmerie concernant les
cartes de service des effectifs
(n° 165)
- M. Willy Cortois au ministre de l'Inte´rieur sur
la carte de
service e´lectronique du personnel de la gendarmerie
(n° 282)
15
orateurs : Peter Vanvelthoven, Willy Cortois, Antoine
Duquesne, ministre de l'Inte´rieur
Interpellation de M. Servais Verherstraeten au ministre de
l'Inte´rieur sur
le fonctionnement de l'Agence fe´de´rale de
contro^le nucle´aire et de ses services
(n° 95)
17
orateurs : Servais Verherstraeten, Antoine Duque-
sne, ministre de l'Inte´rieur
HA 50
COM 026
3
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Moties
19
Mondelinge vraag van de heer Danie¨l Vanpoucke aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
een pact van de
federale regering met de lokale besturen
(nr. 228)
19
sprekers : Danie¨l Vanpoucke, Antoine Duquesne,
minister van Binnenlandse Zaken
Mondelinge vraag van de heer Marcel Hendrickx aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
het opvorderings-
recht van de lokale politie
(nr. 250)
20
sprekers : Marcel Hendrickx, Antoine Duquesne, mi-
nister van Binnenlandse Zaken
Samengevoegde mondelinge vragen van :
- de heer Karel Van Hoorebeke aan de minister van
Binnenlandse Zaken over
het vernieuwen van de identi-
teitskaarten voor hoogbejaarde personen
(nr. 251)
- de heer Jan Mortelmans aan de minister van Binnen-
landse Zaken over
de hernieuwing van de identiteitskaar-
ten
(nr. 276)
23
sprekers : Karel Van Hoorebeke, Jan Mortelmans,
Antoine Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken
Mondelinge vraag van de heer Guido Tastenhoye aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
de uitlatingen van
Europees parlementslid Patsy So¨rensen die de afpersing-
spraktijken van de Albanese maffia in Antwerpen aan-
klaagt
(nr. 260)
25
sprekers : Guido Tastenhoye, Antoine Duquesne,
minister van Binnenlandse Zaken
Mondelinge vraag van de heer Danie¨l Vanpoucke aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
de uitvoering van
de wet tot regeling van de bevoegdheidsverdeling inge-
volge de integratie van de zeevaartpolitie, de luchtvaart-
politie en de spoorwegpolitie in de federale politie
(nr. 263)
25
sprekers : Danie¨l Vanpoucke, Antoine Duquesne, mi-
nister van Binnenlandse Zaken
Samengevoegde mondelinge vragen van :
- mevrouw Simonne Creyf aan de minister van Binnen-
landse Zaken, aan de staatssecretaris voor Energie en
Duurzame Ontwikkeling en aan de vice-eerste minister en
minister van Werkgelegenheid over
de controle op nucle-
air transport
(nr. 235)
- de heer Karel Van Hoorebeke aan de minister van
Binnenlandse Zaken en aan de staatssecretaris voor
Energie en Duurzame Ontwikkeling over
de controle op
nucleair transport
(nr. 259)
(Het antwoord werd verstrekt door de minister van Bin-
nenlandse Zaken)
26
sprekers : Simonne Creyf, Karel Van Hoorebeke,
Antoine Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken
Motions
19
Question orale de M. Danie¨l Vanpoucke au ministre de
l'Inte´rieur sur
le pacte du gouvernement fe´de´ral avec les
administrations locales
(n° 228)
19
orateurs : Danie¨l Vanpoucke, Antoine Duquesne, mi-
nistre de l'Inte´rieur
Question orale de M. Marcel Hendrickx au ministre de
l'Inte´rieur sur
le droit de re´quisition de la police locale
(n° 250)
20
orateurs : Marcel Hendrickx, Antoine Duquesne,
ministre de l'Inte´rieur
Questions orales jointes de :
- M. Karel Van Hoorebeke au ministre de l'Inte´rieur sur
le renouvellement des cartes d'identite´ des personnes
tre`s a^ge´es
(n° 251)
- M. Jan Mortelmans au ministre de l'Inte´rieur sur
le renouvellement des cartes d'identite´ (n° 276)
23
orateurs : Karel Van Hoorebeke, Jan Mortelmans,
Antoine Duquesne, ministre de l'Inte´rieur
Question orale de M. Guido Tastenhoye au ministre de
l'Inte´rieur sur
les de´clarations de la de´pute´e europe´enne
Patsy So¨rensen de´nonc¸ant les pratiques de chantage de
la maffia albanaise a` Anvers
(n° 260)
25
orateurs : Guido Tastenhoye, Antoine Duquesne,
ministre de l'Inte´rieur
Question orale de M. Danie¨l Vanpoucke au ministre de
l'Inte´rieur sur
l'exe´cution de la loi organisant la re´partition
des compe´tences suite a` l'inte´gration de la police mari-
time, de la police ae´ronautique et de la police des chemins
de fer dans la police fe´de´rale
(n° 263)
25
orateurs : Danie¨l Vanpoucke, Antoine Duquesne,
ministre de l'Inte´rieur
Questions orales jointes de :
- Mme Simonne Creyf au ministre de l'Inte´rieur, au secre´-
taire d'Etat a` l'Energie et au De´veloppement durable et a`
la vice-premie`re ministre et ministre de l'Emploi sur
le
contro^le des transports nucle´aires
(n° 235)
- M. Karel Van Hoorebeke au ministre de l'Inte´rieur et au
secre´taire d'Etat a` l'Energie et au De´veloppement durable
sur
le contro^le des transports nucle´aires (n° 259)
(La re´ponse a e´te´ donne´e par le ministre de l'Inte´rieur)
26
orateurs : Simonne Creyf, Karel Van Hoorebeke,
Antoine Duquesne, ministre de l'Inte´rieur
4
HA 50
COM 026
26-10-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
COMMISSION DE L'INTE´RIEUR,
DES AFFAIRES GE´NE´RALES
ET DE LA FONCTION PUBLIQUE
COMMISSIE VOOR DE BINNENLANDSE
ZAKEN, DE ALGEMENE ZAKEN
EN HET OPENBAAR AMBT
RE
´ UNION PUBLIQUE DU
MARDI 26 OCTOBRE 1999
OPENBARE VERGADERING VAN
DINSDAG 26 OKTOBER 1999
De vergadering wordt geopend om 09.53 uur door de
heer Paul Tant, voorzitter.
La re´union est ouverte a` 09.53 heures par M. Paul Tant,
pre´sident.
Regeling van de werkzaamheden
Ordre des travaux
De voorzitter : De mondelinge vraag nr. 109 van me-
vrouw Joe¨lle Milquet en de interpellatie nr. 73 van de heer
Pieter De Crem werden ingetrokken.
Samengevoegde interpellaties van :
- de heer Bart Laeremans tot de eerste minister over
de gewaarborgde vertegenwoordiging van de Vla-
mingen in Brussel
(nr. 30)
- de heer Gerolf Annemans tot de eerste minister over
de agenda van de komende gespreksronde in de
staatshervorming en meer bepaald het aspect van de
splitsing van het gerechtelijk arrondissement Brus-
sel (Halle-Vilvoorde)
(nr. 32)
(Het antwoord zal worden verstrekt door de vice-
eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken
en door de vice-eerste minister en minister van
Begroting, Maatschappelijke Integratie en Sociale
Economie)
Interpellations jointes de :
- M. Bart Laeremans au premier ministre sur
la
repre´sentation garantie des Flamands a` Bruxelles
(n° 30)
- M. Gerolf Annemans au premier ministre sur
l'or-
dre du jour des futurs entretiens relatifs a` la re´forme
de l'Etat et, plus particulie`rement, en ce qui concerne
la scission de l'arrondissement judiciaire de Bruxel-
les (Hal-Vilvorde)
(n° 32)
(La re´ponse sera donne´e par le vice-premier ministre
et ministre des Affaires e´trange`res et par le vice-
premier ministre et ministre du Budget, de l'inte´gra-
tion sociale et de l'Economie sociale)
De voorzitter : De heer Bart Laeremans heeft het woord.
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, ik verneem dat de heer Annemans nog in de
file vastzit. Het is dus niet zeker dat hij hier tijdig zal
aankomen.
Mijnheer de voorzitter, ik betreur dat wij pas vandaag
over deze toch wel niet onbelangrijke materie kunnen
debatteren. Het interpellatieverzoek dat door ons werd
ingediend dateert al van 3 september, meer dan ander-
halve maand geleden. Ondertussen is de Conferentie
over de staatshervorming met veel poeha gei¨nstalleerd.
Aan de samenstelling van die conferentie bijvoorbeeld
kunnen wij niets meer veranderen. Dit debat komt dan
ook hopeloos te laat. Ik weet niet welke machinaties er
hier hebben gespeeld, maar ik stel vast dat de
meerderheidspartijen en in het bijzonder de Franstalige
partijen het zeer leep hebben gespeeld. Het echte demo-
cratische debat dat in het parlement thuishoort, werd
helemaal naar de achtergrond verschoven. De wil van
deze regering om het echte democratische debat in de
kiem te smoren, wordt nogmaals beklemtoond door de
opvallende afwezigheid van de eerste minister die er
weeral eens in slaagt afwezig te zijn op een belangrijk
politiek moment. Hij is er bij mijn weten in geslaagd nog
nooit naar deze commissie te komen, ook niet tijdens het
debat over het asielvraagstuk. Dat is toch vreemd. Hij
stuurde aanvankelijk niemand minder dan de minister
van Buitenlandse Zaken, alhoewel het hier toch niet over
HA 50
COM 026
5
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Bart Laeremans
Timboektoe of Swaziland gaat. De minister van Buiten-
landse Zaken zal uiteindelijk niet komen, omdat mevrouw
Milquet haar vraag heeft ingetrokken.
De aanwezigheid van de heer Vande Lanotte is vanuit
het zeer opportunistische oogpunt van de eerste minister
begrijpelijk, want mijn interpellatie gaat voor een groot
deel over de positie van en de gewaarborgde vertegen-
woordiging van de Vlamingen in Brussel. De VLD heeft
zich tijdens de vorige legislatuur sterk geprofileerd over
deze materie, onder andere bij monde van de heer
Verhofstadt. Volgens mij is hij te laf om zijn woorden van
toen over de gewaarborgde vertegenwoordiging in de
commissie te komen tegenspreken. Ik vind dit bijzonder
jammer. Hij stuurt dan iemand die al zwaar verbrand is in
deze materie, iemand die geen affiniteiten heeft met de
Vlaamse belangen, noch met de Brusselse Vlamingen en
zich nooit heeft uitgelaten in Vlaamsgezinde zin.
Mijnheer de vice-eerste minister, de Franstaligen hebben
een uitzonderlijk goede strategie ten tonele gevoerd. Zij
zijn erin geslaagd om alles wat hen zou kunnen misha-
gen uit de Costa weg te bannen, zodat er voor de
Vlamingen geen enkele onderhandelingsruimte overblijft.
Ik geef er een paar voorbeelden van. Ten eerste, het
meest recente voorbeeld is dat van het onderwijs, waar
de toegevingen - ik hoop dat u mij op dat vlak tegen-
spreekt - volgens onze vrees al lang zijn gebeurd tijdens
de regeringsonderhandelingen.
Ten tweede, er is de problematiek van het Brusselse
gerecht, waar minister Verwilghen allerlei eenzijdige toe-
gevingen heeft aangekondigd ten gunste van de Fran-
staligen en wettelijke initiatieven heeft aangekondigd,
opnieuw buiten de Costa om.
Ten derde, is er de sociale zekerheid. Niemand minder
dan uzelf heeft in De Morgen op 18 september verklaard
dat de VU zelf heeft gezegd dat daarover niet zou worden
gesproken in de Costa. In ruil daarvoor heeft de VU dan
een fopspeen gekregen in de vorm van het covoorzitter-
schap.
Ten vierde, is er de hele problematiek van het Eurostem-
recht, het vreemdelingenstemrecht en de problematiek
van de naturalisaties. Die zijn deels al gerealiseerd in de
vorige zittingsperiode en zullen een vervolg krijgen in de
huidige. Deze problematiek heeft belangrijke com-
munautaire gevolgen, maar toch blijft ze onbesproken
in
de
conferentie.
De
Franstaligen
krijgen
het
vreemdelingenstemrecht en de versoepelde naturalisa-
ties zomaar cadeau.
Ten vijfde, is er de samenstelling van die conferentie. Dat
werd ook door de Franstaligen bijzonder goed geor-
chestreerd. Eerst kreeg de heer Van Krunkelsven de
opdracht om met een beate, schaapachtige glimlach voor
de camera's te komen zeggen dat zowel het Vlaams Blok
als het FDF zouden worden geweerd, maar uiteindelijk
zijn alleen de lastige pottenkijkers van het Vlaams Blok
geweerd. Het FDF is geen probleem meer, de haatzaaier
Maingain mag onder de vleugels van zijn beschermheer
Louis Michel probleemloos 5000 Vlamingen gijzelen in
de hoofdstad - het betrof families met kinderen, die op
wandel waren in Brussel en een zoektocht hilden - enkel
en alleen omdat ze Vlaming zijn. Voor de rest is de heer
Maingain blijkbaar onkreukbaar en is dat heerschap voor
alle Vlaamse partijen best te pruimen en de redelijkheid
zelve. Het Vlaams Blok daarentegen moet natuurlijk
worden geweerd, want die partij vertegenwoordigt toch
maar 600 000 kiezers en is amper de derde grootste
partij van Vlaanderen. Die stemmen hebben geen enkele
relevantie in het debat, want de Franstaligen willen het
zo.
Ten slotte is er nog de problematiek van Brussel zelf. De
meest cruciale toegeving is al gebeurd, nog vo´o´r de
onderhandelingen van start zijn gegaan. Deze problema-
tiek gaat over het naakte voortbestaan, het overleven van
de Vlamingen als gemeenschap in hun eigen hoofdstad.
Door dit thema buiten de conferentie te houden hebben
de Franstaligen alles eigenlijk al binnen. Het is onbegrij-
pelijk dat de Vlamingen zich in dit belangrijke com-
munautaire dossier hebben laten rollen. Als er e´e´n dos-
sier is dat absoluut op het federale niveau thuishoort, dan
is het dit dossier. Als er e´e´n dossier is waarover de
volksvertegenwoordiging en dus het hele volk moet kun-
nen meepraten, is het dit dossier. Dit dossier heeft in het
verleden altijd al behoord tot de exclusieve bevoegdheid
van dit parlement, toch wat de institutionele aspecten
ervan betreft.
Precies dit dossier wordt nu uit de conferentie gebannen.
Dit is zo belangrijk voor de Franstaligen, omdat de
normale democratische meerderheid in dit land in die
conferentie speelt. Hier zijn de Vlamingen op een be-
hoorlijke manier vertegenwoordigd, en in Brussel natuur-
lijk niet. In Brussel hebben wij amper 11 zetels op 75, dat
is nog geen 15% van de stemmen. De Vlamingen zijn in
die situatie natuurlijk chanteerbaar; ze zijn de gijzelaars
van de Franstalige partijen. Bijgevolg kunnen ze in een
Brussels onderhandelingskader, zelfs als dit paritair is
samengesteld, onmogelijk op een onafhankelijke wijze
onderhandelen over de institutionele toekomst van Brus-
sel. Dat is zeker het geval als reeds op voorhand is
voorgeschreven - en dat is zeer prangend - dat ze hun
enige troefkaart, namelijk het blokkeren van de instellin-
gen, zullen moeten prijsgeven in ruil voor een gehoopte
gewaarborgde vertegenwoordiging in Brussel.
Met die woorden staat het in uw regeerakkoord, mijnheer
de minister. De Costa neemt geen enkel initiatief in
Brussel, tenzij om uit te voeren wat de Brusselaars zelf
onder elkaar hebben bekokstoofd. Dat moet onder meer
inhouden dat de instellingen niet meer door de Vlamin-
6
HA 50
COM 026
26-10-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Bart Laeremans
gen kunnen worden geblokkeerd als ze dit nodig achten,
want anders moeten ze de gewaarborgde minderheids-
rechten die ze nu hebben geheel of gedeeltelijk prijsge-
ven in Brussel. Onder die voorwaarden stuurt u de
Brusselse Vlamingen, die al in een minderheidspositie
zitten in Brussel, naar de onderhandelingstafel. U doet dit
op een ogenblik dat ze meer dan ooit in de verdrukking
zitten en nood hebben aan die gewaarborgde vertegen-
woordiging en bijna gedwongen zijn om zeer zware
toegevingen te doen.
Wat de verdrukking betreft, wil ik enkele cijfers geven om
iedereen daarover alert te maken. Voor de Kamer is er op
vier jaar tijd, in e´e´n legislatuur, een terugval van Vlaamse
stemmen van 6 068 op 67 000. Voor de Senaat is er een
terugval van 9 564 stemmen en voor Europa gaat het om
een terugval met 12 178 stemmen op vijf jaar tijd. Er blijft
nu nog een rest van amper 57 000 Vlaamse stemmen.
Mijnheer de minister, ik hoef u niet te vertellen wat voor
catastrofe
dit
kan
betekenen
bij
de
komende
gemeenteraadsverkiezingen van oktober 2000. Het gaat
daar om een tijdsverschil van zes jaar, een periode
waarin massa's nieuwe Belgen gecree¨erd zijn en waarin
het Eurostemrecht werd ingevoerd dat ook zware impli-
caties voor de Brusselse verkiezingen zou kunnen heb-
ben.
In die omstandigheden is het van levensbelang dat de
gewaarborgde vertegenwoordiging er niet alleen op ge-
westelijk maar zeker ook op gemeentelijk vlak komt en
dat die ook betekenisvol is. Ze moet substantieel zijn en
niet betekenen dat er in elke gemeenteraad e´e´n Vlaming
vertegenwoordigd is. Het mag niet zomaar om een
habbekrats gaan. Een gebrek aan akkoord in Brussel
mag niet verhinderen dat er vanop federaal niveau iets
gerealiseerd zou worden.
In die omstandigheden was het dan ook bijzonder ver-
ontrustend dat niemand minder dan de voorzitter van de
conferentie, VU'er Patrick Van Krunkelsven, eind augus-
tus al verkondigde dat hij de eerste resultaten van de
onderhandelingen van de Costa pas in augustus 2000
verwacht, een vol jaar later. Dat was ook de aanleiding
voor deze interpellatie. In de praktijk zou dit betekenen
dat, zeker wat de gewaarborgde vertegenwoordiging van
de Vlamingen in Brussel betreft, geen enkele wetswijzi-
ging
tijdig
door
het
parlement
raakt
voor
de
gemeenteraadsverkiezingen van 2000.
Mijnheer de minister, ik heb een aantal vragen. Ten
eerste, kunt u mij bevestigen of het de uitdrukkelijke
bedoeling is van deze regering dat er gewerkt wordt aan
een gewaarborgde vertegenwoordiging van de Vlamin-
gen in Brussel, zowel op gewestelijk als op gemeentelijk
niveau ? Bent u het ermee eens dat in dat laatste geval
de nodige wetswijzigingen gerealiseerd moeten worden,
zowel in de Kamer als in de Senaat, vo´o´r de zomerva-
kantie 2000 ? Dat lijkt mij toch logisch.
Ten tweede, tegen welke datum wordt een akkoord
hieromtrent binnen het Brussels Gewest verwacht ?
Welke afspraken zijn er daaromtrent gemaakt met dege-
nen die het Brussels overleg zullen leiden ? Ik denk hier
onder meer aan iemand die in de Kamer zetelt, de heer
de Donne´a. Moet het akkoord inderdaad betekenen dat
aan de wettelijke blokkeringsrechten die de Vlamingen
op dit moment hebben, de minderheidsrechten, zou
worden getornd ?
Ten derde, wat als er geen tijdig akkoord komt in Brus-
sel ? Zal de federale regering dan zelf initiatieven ne-
men ? Welke deadline heeft zij daarvoor opgesteld ? Zal
de regering initiatieven nemen om deze materie nog in de
Costa te agenderen of zal zij zelf met wetsontwerpen
komen aandraven ? Waarom doet ze dat niet meteen ?
Waarom wordt die problematiek nu niet geagendeerd
bovenaan de lijst van de materies die in de Costa aan de
orde komen ? Het is toch logisch dat een dergelijke
materie, die uitsluitend tot de federale bevoegdheid be-
hoort, in een dergelijk onderhandelingsconcept aan de
orde komt en zeker niet afhankelijk wordt gemaakt van
een akkoord binnen het Brussels Gewest waar de Vla-
mingen in een penibele minderheidspositie zitten.
Ten vierde, bevestigt u de uitspraak die u op 18 septem-
ber in De Morgen werd toegeschreven ? U hebt gezegd
dat er over de sociale zekerheid niet zal worden gepraat.
De VU heeft uitdrukkelijk gezegd dat de sociale zeker-
heid niet aan de orde zou komen. Daarnaast is er nog de
problematiek van de 2,4 miljard frank voor het onderwijs.
Kan die volgens u in de Costa nog aan bod komen ? De
problematiek van het Brusselse gerecht zal ik aan onze
fractieleider, de heer Annemans, overlaten.
Ten vijfde, wat is de timing van deze conferentie ?
Wanneer worden de eerste resultaten verwacht ? Moet
de Costa eerder worden gezien als een project op de
zeer lange termijn van acht a` twaalf jaar zoals sommige
Franstalige politici vooropgesteld hebben ? Is dit inder-
daad een frigo zoals de heer Eerdekens enkele weken
geleden tijdens het plenaire debat zei ? Wie beslist over
de samenstelling van deze conferentie ? Hoe komt het
dat het FDF eerst niet en dan wel werd uitgenodigd ?
Waarom wordt de derde grootste partij van Vlaanderen
uitgesloten waardoor 600 000 kiezers in dit debat mond-
dood gemaakt worden ? Waarom wordt in Brussel de
enige Vlaamse oppositiepartij uitgesloten ?
De voorzitter : De heer Gerolf Annemans heeft het
woord.
De heer Gerolf Annemans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, u zult mijn uitgebreid
interpellatieverzoek hebben ontvangen, dus ik ga het niet
in extenso voorlezen. Ik zal enkel de achtergrond geven,
met name een interview met de heer Dewael in Het
Nieuwsblad, dat overigens helemaal in eenklank was met
HA 50
COM 026
7
26-10-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Gerolf Annemans
de toon die blijkbaar is afgesproken, die van de rozen-
geur en de maneschijn. Er was geen enkel com-
munautair thema waarbij de heer Dewael niet in de
armen viel van de heren Di Rupo en Verhofstadt en
waarbij hij niet op een zeer onderdanige manier iedere
Vlaamse eis, zo niet onder de mat veegde, dan toch
zodanig profileerde dat er niets meer van te zien was.
Er was evenwel een uitzondering, die overigens niet in
De Standaard, maar enkel in Het Nieuwsblad werd
afgedrukt. Het betrof met name een uitlating, tussen neus
en lippen, naar aanleiding van een vraag met betrekking
tot de gerechtelijke achterstand in Brussel. Zijn antwoord
luidt :
Daarover zijn we duidelijk, - met 'we' bedoelt hij
wellicht de Vlaamse regering -
wij willen komen tot een
splitsing van het gerechtelijk arrondissement Brussel-
Halle-Vilvoorde.
Mijnheer de minister, ik had de eerste
minister gei¨nterpelleerd, maar wij krijgen hem hier niet te
zien. Hij stuurt altijd zijn secondanten. U bent evenwel
SP'er en zult wellicht niet reageren op interne VLD-
problemen allerhande. Die uitspraak van de heer Dewael
volgde evenwel op de uitlating van Marc Verwilghen van
de dag daarvoor, dat hij voor de gerechtelijke achterstand
in Brussel zou overgaan tot een aanpassing van de
taalwet.
Welnu, ofwel gaat deze regering inzake de gerechtelijke
achterstand in Brussel door op het pad van de splitsing
van het kiesarrondissement en zijn daarover afspraken
gemaakt tussen de heren Verhofstadt, Di Rupo, Dewael
en weet ik wie nog allemaal, ofwel gaat men door op het
pad van de aanpassing van de taalwet. Ofwel laat men
Verwilghen voortwerken, ofwel volgt men in of buiten de
Costa of waar dan ook, het concept van de splitsing van
een gerechtelijk arrondissement. Men kan evenwel niet
de twee tegelijk doen, want dat zou geen blijk geven van
een
goed bestuur, zoals u dat tegenwoordig noemt.
Een efficie¨nt bestuur zou nu dus moeten uitmaken of u
doorgaat op het pad van de splitsing van het arrondisse-
ment, of dat u Marc Verwilghen laat voortwerken aan zijn
thesis. Hij is daarover door ons gei¨nterpelleerd en heeft
geantwoord dat hij van mening is dat er een aanpassing
van de taalwet - en dus een aanpassing van de wet op de
talen in gerechtszaken - moet komen. Op die manier
kunnen de kaders in het gerechtelijk arrondissement
worden aangepast en kunnen meer Franstaligen worden
in dienst genomen. Deze zaak is reeds jarenlang geblok-
keerd omdat Vlaamse ministers worden geacht, sinds zij
het departement Justitie leiden, de taalwet te respecte-
ren, in tegenstelling tot hun Franstalige voorgangers a` la
Wathelet en Gol.
Dit is het kader waarbinnen ik mijn vragen heb gesteld. U
hebt ze gekregen, ze zijn in detail uitgewerkt. Is er
terzake formeel of informeel overleg geweest tussen de
minister van Justitie en de minister-president van de
Vlaamse Regering ? Is er overleg geweest tussen u en
de minister van Justitie, of tussen de eerste minister en
de minister van Justitie ? Ik denk het niet. Ik heb van
Marc Verwilghen niet kunnen horen dat iemand zich
bezighoudt met de splitsing van het gerechtelijk arrondis-
sement. Ik zie ook niet in waarom hij die sisyfusarbeid -
wat het aanpassen van de taalwet is - op zijn schouders
zou moeten laden, wanneer ondertussen zou blijken dat
u het allen reeds eens bent om het gerechtelijk arrondis-
sement te splitsen, wat uiteindelijk de meest eenvoudige
oplossing zou zijn.
De voorzitter : De minister heeft het woord.
Minister Johan Vande Lanotte : Mijnheer de voorzitter,
geachte collega's, de reden waarom minister Michel en
ikzelf op deze vragen antwoorden, is dat zowel minister
Michel als ikzelf door de bevoegdheidsverdeling binnen
de regering bevoegd zijn verklaard voor de institutionele
hervormingen.
De heer Gerolf Annemans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, ik teken officieel protest aan. Het is de zesde
keer dat ik de eerste minister interpelleer en het is de
zesde keer dat hij zich laat vervangen. De afgelopen
maanden waren er ongeveer twaalf interpellaties aan de
eerste minister, waarvoor hij zich telkens heeft laten
vervangen. U moet hier geen goedkope uitleg geven. Hij
gebruikt uw bevoegdheden. Ik zeg niet dat u niet be-
voegd bent. Ik zal luisteren naar uw antwoord. Zeg niet
dat het mijn schuld is dat ik erover klaag dat ik de eerste
minister niet te horen krijg.
Minister Johan Vande Lanotte : Ik antwoord op de vraag
hoe het komt dat institutionele hervormingen tot mijn
bevoegdheid behoren. U bent toch al lang genoeg par-
lementslid om te weten dat binnen de regering de af-
spraak wordt gemaakt wie een vraag beantwoordt.
Mijnheer Laeremans, uw eerste vraag is een politieke
vraag. Waarom is het Vlaams Blok er niet bij betrokken ?
Het antwoord is heel duidelijk.
Ten eerste, ik stel inderdaad vast dat de 600 000 mensen
die voor het Vlaams Blok stemmen, omwille van een
Vlaamse reflex misschien, een nutteloze stem uitbren-
gen, maar dat wisten zij reeds voordien. Het is nogmaals
een bevestiging daarvan. (Geroep op de banken van het
Vlaams Blok)
Mijnheer Annemans, ik mag hier tot nader order zeggen
wat ik wil. Daarop hebt u niets te zeggen. Mocht u hier op
tijd zijn geweest, dan zou u hebben geweten dat de heer
Laeremans mij de vraag stelde waarom de 600 000
stemmen van het Vlaams Blok blijkbaar nutteloos zijn.
Dat heeft hij hier letterlijk gezegd. Ik heb hem geantwoord
dat wij al langer wisten dat deze stemmen nutteloos
waren, maar hij wist dat blijkbaar niet.
8
HA 50
COM 026
26-10-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Johan Vande Lanotte
Mijnheer Laeremans, uw vraag is natuurlijk hypocriet. U
hebt zich de voorbije tien jaar - dat is uw goed recht -
geprofileerd als een zeer ruig slopingsbedrijf van de
Staat Belgie¨. Als een andere partij een renovatie wil
uitvoeren - wat ook haar recht is -, dan nodigt men het
slopingsbedrijf niet uit. Dat is de logica zelf. U hebt er zelf
voor gekozen u zo te profileren. U moet er dan ook de
gevolgen van dragen.
Zo kom ik tot de inhoud van uw twee vragen. Ik vind uw
vraag over Brussel heel verwonderlijk. In het overleg op
het Brussels niveau zijn Nederlandstaligen en Franstali-
gen gelijkwaardig. Ik beschouw ze in elk geval als
gelijkwaardig. Ik weet dat u van een minderwaardigheids-
positie van de Vlamingen houdt, maar dat is uw zaak. Ik
weet ook dat alles wat vreemd is voor u een bedreiging is
voor de Vlamingen. U somt onder andere naturalisaties
op als zijnde het meest bedreigend voor de Vlamingen.
Dergelijke houding kon men in de Vlaamse beweging
100 jaar geleden terugvinden. Het is volgens mij de
zwakte van de Brusselse Vlaamse beweging dat ze zich
enkel in de eigen kern opsluit en niet kijkt wat er in de
wereld gebeurt. Dit even terzijde, want ik heb dit ook al
jaren voor de verkiezingen gezegd.
Zolang de Vlaamse beweging alles wat niet Belgisch is
als een vijand beschouwt, is het slecht gesteld met de
Vlaamse beweging. Dat is in ruime mate het gevolg van
het feit dat die Vlaamse beweging alles wat niet Belgisch
is afstoot. U stoot ze af aan de lopende band. Kom dan
achteraf niet zeggen dat u niet verstaat hoe het komt.
Ik beschouw de Vlamingen en de Franstaligen in Brussel
als gelijkwaardige partners. Het is precies een vorm van
federale logica dat men die partners op Brussels niveau
eerst aan zet laat en dan kijkt wat er kan worden
afgesproken. Ik vind dat heel logisch. Wij weten wie de
betrokken partners zijn. Zij hebben in het Brussels Ge-
west zelf met die zaken te maken. Wij vertrouwen erop
dat zij een ernstig en goed akkoord tot stand kunnen
brengen. Ik zie dan ook niet in waarom de Costa dergelijk
goed en ernstig akkoord niet zou overnemen.
Dat lijkt mij de logica zelf. Het getuigt van vertrouwen in
de mensen die in Brussel de zaken moeten waarnemen
en ook van zelfvertrouwen ten opzichte van de Vlaamse
Brusselaars. Ik zie nog altijd niet goed in wat daaraan
verkeerd zou zijn. Inderdaad, wij volgen verder hetzelfde
spoor omdat wij denken dat in Brussel tussen Vlamingen
en Franstaligen moet worden gepraat en een ernstig
akkoord moet worden nagestreefd, zodat wij dat naar het
federale niveau, waarvoor wij bevoegd zijn, kunnen om-
zetten. Wij kunnen nog niet zeggen wanneer het akkoord
zal zijn bereikt en hoe het eruit zal zien. Dit is een
onderhandeling die in Brussel moet beginnen. Het is hun
verantwoordelijkheid.
Wat het gerechtelijk arrondissement betreft, begrijp ik de
heer Annemans niet goed wanneer hij zegt dat het ofwel
het ene ofwel het andere is. Dat vind ik ook technisch niet
juist. Ik denk dat er in Brussel twee problemen zijn.
Ten eerste, de taalwetgeving, die geen specifiek pro-
bleem is voor de Franstaligen, want u weet zeer goed dat
ook de kaders van de Nederlandstaligen daardoor on-
derbezet zijn. Er zijn Franstalige rechters die niet be-
noemd zijn en er zijn Nederlandstalige rechters die niet
benoemd zijn. Dit is een situatie die al jaren aansleept.
Uw partij maakt een thema van de veiligheid in Brussel,
maar wij moeten vaststellen dat Nederlandstalige noch
Franstalige rechters kunnen worden benoemd in een
systeem van taalexamen dat op zijn minst heeft bewezen
dat het een heel groot probleem vormt qua rekrutering.
Dat probleem ontkennen is ervoor zorgen dat het thema
van de onveiligheid noodzakelijkerwijze blijft aanslepen.
Ik leg er de nadruk op dat het probleem van niet
geslaagde rechters zowel aan Nederlandstalige als aan
Franstaligen zijde bestaat. Dat is de realiteit.
Ten tweede, het samen behandelen van Brussel en de
Brusselse rand vormt ook een probleem inzake gerech-
telijke achterstand. U weet dat de gouverneur van
Vlaams-Brabant heeft gevraagd om maatregelen te tref-
fen om de rand van Brussel op een gestructureerde
manier te behandelen. Ervoor zorgen dat enerzijds,
rechters kunnen worden benoemd in Brussel en ander-
zijds, een adequate vervolgings- en behandelingspolitiek
in heel Brussel-Halle-Vilvoorde kan worden gevoerd,
vereist dat op de twee fronten een aantal initiatieven
worden genomen, al is het maar in de praktische orga-
nisatie van de rechtbanken en parketten. Ik benader dit
los van alle communautaire gevoeligheden, want het is
mij al opgevallen dat deze niet met de werkelijkheid
stroken.
Ik denk inderdaad dat die twee thema's belangrijk zijn,
maar waarschijnlijk kan men geen van beide grondwet-
telijk realiseren. Zelfs via een grondwetsherziening kan
men volgens mij niet heel ver gaan.
Dat men het probleem van de rekrutering van Brusselse
magistraten moet oplossen, lijkt mij evident. Wij kunnen
niet in de situatie blijven waar 30 of 40 functies van
magistraat, zowel van Nederlandstaligen als van Fran-
staligen, niet zijn ingevuld. De slaagcijfers aan beide
zijde zijn desastreus. De rand van Brussel en Brussel-
Hoofdstad kunnen niet langer e´e´n uniform vervolgings-
beleid voeren. Terzake moeten praktische afspraken
worden gemaakt. Ik stel vast dat de heer Dejemeppe een
eerste aanzet heeft gegeven, maar wij willen verder
gaan. Dit maakt deel uit van een veiligheidsbeleid en niet
van een communautair beleid.
HA 50
COM 026
9
26-10-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Johan Vande Lanotte
Uw partij, die in Brussel zo heeft gepleit voor veiligheid,
mijnheer Annemans, zou moeten weten dat er misschien
een communautair probleem kan zijn dat men moet
oplossen, maar dat hier bij voorrang het veiligheids-
probleem moet worden opgelost. U kunt niet vragen dat
het veiligheidsprobleem in Brussel wordt opgelost en er
tegelijk structureel voor zorgen dat er geen veiligheid kan
komen. Op een bepaald ogenblik zult u moeten kiezen.
Wil u het communautaire thema liefst zo lang mogelijk
hoog houden in Brussel, of wil u ook veiligheids-
problemen oplossen ?
Ooit zult u hiervoor moeten kiezen in de Kamer en tevens
zult u moeten uitleggen waarom u van mening bent dat
Nederlandstalige rechters niet aan bod komen.
Dat was volgens mij een duidelijk antwoord. Ik ben graag
bereid deze aangelegenheid ten gronde te bespreken,
maar nogmaals, wij zijn van de taalwetgeving een com-
munautair thema aan het maken en het gevolg hiervan
zal niet zijn dat de Franstaligen bevoordeeld of bena-
deeld worden, noch dat Nederlandstaligen bevoordeeld
of benadeeld worden, maar dat het gerecht niet functio-
neert.
De voorzitter : De heer Bart Laeremans heeft het woord.
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, merkwaardig genoeg werd ook reeds tijdens
het debat over het stemrecht verklaard dat de Vlamingen
de buitenlanders in het andere kamp jagen door zich
kritisch op te stellen.
Dat hebt u altijd gezegd, mijnheer de minister, maar in de
praktijk doen de zaken zich totaal anders voor. In de
praktijk is Brussel dominant Franstalig en die situatie is
dus volkomen anders dan in de Vlaamse randgemeen-
ten : in Vilvoorde of in Grimbergen zou het wel eens
kunnen dat Eurocraten meer de Vlaamse kant kiezen
omdat die gemeenten dominant Nederlandstalig zijn.
Maar hoe dan ook, Brussel is een dominant Franstalige
stad en dan is het evident dat de overgrote meerderheid
van de buitenlanders voor Franstaligen kiezen.
De
Europese
verkiezingsresultaten
-
min
12 000
Vlaamse stemmen op amper 70 000 stemmen - zijn
catastrofaal. En dat heeft niets te maken met de politiek
van de Vlaamse beweging.
Andere gegevens in dat verband, mijnheer de minister,
zijn de naturalisatiecijfers : 98,5% van de dossiers wat
Brussel 19 betreft zijn Franstalig. U kunt niet verwachten
dat een groot deel van betrokkenen voor Vlaamse lijsten
stemmen. Dat zou erop neerkomen dat u het licht van de
zon loochent. Die mensen versterken het Franstalig
kiezerskorps en daaraan moet iets worden gedaan ener-
zijds, door de stroom buitenlanders en de internationali-
sering af te remmen en anderzijds, door de gewaar-
borgde vertegenwoordiging van de Vlamingen op alle
niveaus.
Mijnheer de minister, op institutioneel vlak gaf u een
duidelijk antwoord : de regering heeft terzake geen ak-
koord bereikt, er bestaan geen plannen en de Brussel-
aars moeten deze materie zelf regelen. Andermaal maakt
u van de Brusselse Vlamingen - amper 15% - gijzelaars
van de grote Franstalige partijen, ongeacht of zij er al dan
niet een paritair onderhandelingssysteem op nahouden.
Zij kunnen er gewoon niet tegenop.
Maar als er geen akkoord wordt bereikt, als de Vlamin-
gen in Brussel het been stijf houden, zal er dan op
federaal vlak iets worden ondernomen ? En wat is de
timing ? Hierop wou u echter niet antwoorden en ik vrees
dat vo´o´r de gemeenteraadsverkiezingen van 2000 er
niets uit de bus zal komen en er helemaal geen gewaar-
borgde vertegenwoordiging zal tot stand komen, on-
danks alle beloftes terzake van de VLD.
Hoewel de VLD een forse campagne voerde voor het
Eurostemrecht en een gewaarborgde Vlaamse vertegen-
woordiging eiste, stellen wij vast dat zij bakzeil halen
zodra puntje bij paaltje komt. Dat is schrijnend.
Wij zullen een interpellatieverzoek indienen om de ge-
waarborgde vertegenwoordiging op alle Brusselse ni-
veaus - zowel gewestelijk als gemeentelijk - te bespre-
ken.
De voorzitter : De heer Gerolf Annemans heeft het
woord.
De heer Gerolf Annemans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, ik heb vastgesteld dat de splitsing van het
gerechtelijk arrondissement geen agendapunt is voor
deze regering. Het zinnetje dat Patrick Dewael tussen
neus en lippen heeft uitgesproken, is dus in feite niet
meer dan een ballonnetje pour les besoins de la cause
flamande. Deze regering opteert in dit verband zeer
duidelijk voor een aanpassing van de taalwetgeving in
Brussel, zelfs buiten het verband van de Costa. Ook de
heer Verwilghen heeft dit standpunt uitvoerig verdedigd.
De minister heeft duidelijk gezegd dat wij moeten kiezen
tussen veiligheid en taalwet. Zo heb ik het alleszins
begrepen. De minister zegt mij nu dat ik niet moet kiezen
tussen veiligheid en taalwet. Ik kies dus voor de taalwet
en voor de veiligheid want ik kies voor de splitsing van
het gerechtelijk arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde,
waarbij een aanpassing van de taalwet niet meer nood-
zakelijk is. Het Vlaams Blok is op dit vlak minstens even
consequent als de minister. Intellectueel gesproken is de
minister inderdaad consequent. Hij zegt dat de com-
munautaire vrede aan de Vlamingen mag kosten wat zij
10
HA 50
COM 026
26-10-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Gerolf Annemans
wil. Dewael steekt vanuit zijn kabinetszetel de Vlaamse
Leeuw omhoog en verklaart in Het Nieuwsblad dat hij
ervoor pleit het gerechtelijk arrondissement te splitsen.
minister Vande Lanotte verklaart in de Kamer dat hiervan
niets in huis zal komen omdat de taalwet zal worden
gewijzigd. Ten slotte verklaarde de heer Verwilghen
enkele weken geleden dat de taalwet uiteraard moet
worden gewijzigd omdat er nu eenmaal iets moet worden
gedaan. Daarna mag de minister namens de Vlaamse
verenigde democraten antwoorden dat het Vlaams Blok
onnozel is wanneer het vraagt het gerechtelijk arrondis-
sement te splitsen. Daarmee is voor hem de kous af. Hij
zegt zelf dat het Vlaams Blok de veiligheid in het gedrang
brengt door de taalwet te bepleiten.
Ik ben bereid over alles te praten, zelfs over de taalwet.
Wij zijn immers geen onredelijke mensen. Ik zeg echter
duidelijk dat de splitsing van het gerechtelijk arrondisse-
ment op termijn de enige oplossing is. De minister kan,
zoals Gol het vroeger heeft gedaan, de taalwetten aan
zijn laars lappen en ze toepassen zoals in de periode van
de heer De Clerck en zijn opvolger. Wat er ook moge
gebeuren, wie aan de taalwetten raakt, bijt zijn tanden
stuk. Dit is immers een communautaire aangelegenheid
en geen veiligheidskwestie. Men wil doen uitschijnen dat
er aan Nederlandstalige kant geen mogelijkheid tot re-
krutering meer is. Dit is een Franstalige schim. Tot nu toe
zijn de Franstaligen de enigen die hierover radicaal
hebben gei¨nterpelleerd omdat deze kwestie voor hen
een halszaak is geworden. Bij het meest recente taal-
examen waren er zeventien geslaagden. Toch is de zaak
bevroren omdat het een communautaire aangelegenheid
is. Ik nodig de minister uit rustig op de ingeslagen weg
voort te gaan. Niet ik, maar hij zal zijn tanden stukbijten.
Hij zal er alleszins niet in slagen de zaak op te lossen
door te zeggen dat het Vlaams Blok de veiligheid in het
gedrang brengt. Hij zal uiteindelijk moeten kiezen. Zelfs
indien hij niet kiest, zal ofwel dit land worden gesplitst,
ofwel het gerechtelijk arrondissement Brussel-Halle-
Vilvoorde, anders zal men er nooit in slagen in dit
arrondissement een efficie¨nt veiligheidsbeleid uit te wer-
ken. Dit is de reden van mijn interpellatie. Daarom vond
ik de uitspraak van de heer Dewael zo interessant.
Bovendien vond ik het ook interessant van de minister te
horen :
Dewael mag zeggen wat hij wil, daarvan komt
toch nooit iets in huis.
Ik veronderstel dat dit punt niet op de agenda van de
Costa staat ? Ik heb een motie ingediend waarin ik
aanbeveel dat de splitsing van het gerechtelijk arrondis-
sement Brussel-Halle-Vilvoorde op de agenda van de
Conferentie voor de staatshervorming wordt geplaatst.
De voorzitter : Mevrouw Simonne Creyf heeft het woord.
Mevrouw Simonne Creyf (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
ik sluit mij hierbij aan. Wij kunnen niet blind zijn voor het
probleem van de onderbezetting van de rechtbanken in
Brussel. De fiscale rechtbank zetelt niet meer, het hof van
beroep heeft een grote achterstand. Daar moet een
probleem worden opgelost. Ook voor ons moet er een
oplossing worden gevonden met eerbiediging van de
taalwetgeving. Verder is er de splitsing van het gerech-
telijk arrondissement. Ook dit is een probleem dat ons
aanbelangt. Dit was trouwens een punt dat vanuit
Brussel-Halle-Vilvoorde werd opgenomen in ons partij-
programma en dat wij ook willen realiseren. Wij moeten
een oplossing zoeken die bruikbaar is voor Vlaams-
Brabant dat een eigen vervolgingsbeleid moet kunnen
voeren, vermits op basis van allerlei statistieken kan
worden aangetoond dat het criminaliteitsbeeld in Halle-
Vilvoorde enigszins verschilt van het Brusselse. Omge-
keerd moeten wij er ons voor hoeden de Nederlandsta-
lige kamers in Brussel te minoriseren, waardoor de
Nederlandstaligen in het geheel nog verder in de ver-
drukking zouden komen. Het voorstel dat wij zullen
uitwerken via wetsvoorstellen houdt een splitsing van het
parket in en een splitsing van het vervolgingsbeleid
tussen enerzijds, Brussel en anderzijds, Halle-Vilvoorde.
De voorzitter : De heer Filip De Man heeft het woord.
De heer Filip De Man (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, ik wil de schijnbare logica van de heer Vande
Lanotte tegenspreken. Als minister zegt hij hier dat het
Vlaams Blok zich buitenspel zet wegens separatisme.
Daarom mogen wij niet meedoen aan de Costa. Wij
maken dat meer en meer mee, mijnheer de minister.
Bepaalde heikele problemen worden uit het parlement
gehaald en besproken in besloten kring. Ik verwijs daar-
voor ook naar de Octopus-akkoorden. Daarbij ging het
om een zeer belangrijk maatschappelijk probleem : de
criminaliteit en de hervorming van politie en justitie. Op
dat ogenblik sluit men bepaalde partijen uit van deel-
name.
Het Vlaams Blok mocht niet meedoen en Agalev heeft
daaraan uiteindelijk ook niet deelgenomen. Men doet nu
hetzelfde met de Costa en daar gaat u een weg op die
bijzonder antidemocratisch is. U zet het Parlement bui-
tenspel, maar u vergadert wel met parlementsleden in de
parlementaire lokalen. U speelt dus in feite parlement
met uitschakeling van de oppositie. Dat is precies wat u
doet. Ik wil toch opmerken dat u een schijnbare logica
hanteert die kan uitdraaien op een gevaarlijke manier van
werken : de oppositie kan continu buitenspel worden
gezet. Als men uw redenering volgt en men niet akkoord
gaat met een meerderheid in dit Parlement, dan speelt
men parlementje buiten de eigenlijke plenaire vergade-
ring en buiten de commissies. Men besluit dan dat
tegensprekers worden uitgesloten. Dat doet u nu. U moet
dus niet zeggen dat wij antidemocraten zijn. Ik denk dat
u met de Costa en met de Octopus-akkoorden eerder die
richting uitgaat.
HA 50
COM 026
11
26-10-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
De voorzitter : De heer Willy Cortois heeft het woord.
De heer Willy Cortois (VLD) : Mijnheer Annemans, de
criminaliteit in en rond Brussel houdt niet op aan de
grenzen van Brussel. Een partij zoals de uwe die bijzon-
der bezorgd is over de veiligheid van de bevolking, moet
deze realiteit erkennen. Beweren dat alle problemen
worden opgelost door een splitsing, is al te gemakkelijk.
U wilt de criminelen bestrijden, maar ik vermoed dat zij
uw stellingname juist zullen toejuichen. U wilt immers
komen tot een beleid dat stopt aan de grenzen van een
regio. Dit is niet de goede aanpak.
Mijnheer de minister, ik ben het wel met u eens dat er
dringend een structurele oplossing moet komen om de
dualiteit van het gerechtelijk arrondissement en haar
omvang aan te pakken. Dit is trouwens een standpunt
van de VLD. Of dit moet gebeuren onder de com-
munautaire vlag, is wel een andere zaak. Een structurele
ingreep is vereist voor een efficie¨nter vervolgingsbeleid
bij de parketten. Mijnheer Annemans, minister-president
Dewael heeft trouwens ook duidelijk verklaard dat er zich
structurele maatregelen opdringen.
Mijnheer Annemans, ik wil geen straffe verklaringen
afleggen. Ik kan me grotendeels inschrijven in de rede-
nering die minister Vande Lanotte vandaag heeft uiteen
gezet.
Le pre´sident : La parole est a` M. Claude Eerdekens.
M. Claude Eerdekens (PS) : Monsieur le pre´sident, je
souhaite rappeler le Re`glement a` la commission : une
interpellation n'est pas un de´bat et n'interviennent en
re´plique que les interpellateurs. Si on commence a`
donner la parole a` tout le monde, on n'en sort pas. La
confe´rence des pre´sidents aurait pu de´cider d'organiser
un de´bat, elle ne l'a pas fait. Personnellement, je n'ai pas
interpelle´ le ministre parce que je conside`re insignifiant le
proble`me souleve´ par ces interpellations.
De voorzitter : Collega's, ik heb in het recente verleden
het reglement zeer strikt toegepast, maar voorzitter De
Croo heeft mij gevraagd om wat dat betreft een zekere
christelijke verdraagzaamheid te beoefenen. Daarom
ben ik iets breder in de interpretatie, maar ik weet niet
hoe lang ik dit nog volhoud.
De minister heeft het woord.
Minister Johan Vande Lanotte : Het is altijd leuk om het
laatste woord te krijgen.
Ten eerste, de bewering dat het parlement buitenspel
wordt gezet, klopt niet. De ontwerpen zullen in het
parlement worden ingediend. De leden van het Vlaams
Blok zouden zich beledigd moeten voelen door een
uitnodiging. Ze zijn immers separatisten en de Costa
gaat niet over separatisme. Het is dan ook politiek gezien
logisch dat men niet met separatisten de discussie
aangaat. Anders zou men de mensen een hypocriete
waas voor de ogen hangen.
Ten tweede, hoor ik beweren dat een splitsing geen
wijziging van de taalwetgeving meebrengt. Dat is niet
juist.
Ten derde, ben ik het met de heer Cortois eens dat de
enen beweren dat de taalwetgeving moet worden nage-
leefd, terwijl anderen zeggen dat het gerechtelijk arron-
dissement moet worden gesplitst. De redenen voor beide
opties zijn in wezen communautair. Ik wens dat men dit
probleem oplost vanuit het idee dat gerechtigheid moet
geschieden en dat een vervolgingsbeleid en een
beoordelingsbeleid mogelijk moeten zijn. In die zin wor-
den, ook door experts binnen de politiediensten, zeer
veel bezwaren gemaakt tegen een splitsing. Er zijn
immers ongelooflijk perverse bijeffecten. De randge-
meenten zijn een ideale aanwijzing voor wat er in de
hoofdstad gebeurt. Hiermee moet rekening worden ge-
houden. Ik heb gezegd dat er twee problemen zijn : de
toepassing van de taalwetgeving, waardoor een pro-
bleem ontstaat van de invulling van de kosten en het
uniform beleid binnen het parket en het rechtsgebied.
Beide problemen hebben een negatieve invloed op de
veiligheid in het arrondissement. Ze moeten dus beide
worden aangepakt. Ik ben er voorstander van dat we dit
niet doen vanuit een communautaire aanpak, maar dat
we pragmatisch zijn. We moeten ervoor zorgen dat zowel
de vervolging als de veroordeling vlot kunnen verlopen.
Ik wijs de heer Annemans erop dat ik over beide aspec-
ten heb gesproken. Of die in de Costa aan bod moeten
komen, zal afhangen van de oplossingen die voor beide
problemen worden aangedragen.
De voorzitter : Tot besluit van deze bespreking werden
volgende moties ingediend.
En conclusion de cette discussion, des motions ont e´te´
de´pose´es.
Een eerste motie van aanbeveling werd ingediend door
de heer Gerolf Annemans en luidt als volgt :
De Kamer, gehoord de interpellaties van de heren Bart
Laeremans en Gerolf Annemans
en het antwoord van de vice-eerste minister en minister
van Begroting, Maatschappelijke Integratie en Sociale
Economie
verzoekt de regering de splitsing van het gerechtelijk
arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde te agenderen op
de Costa.
Une premie`re motion de recommandation a e´te´ de´pose´e
par M. Gerolf Annemans et est libelle´e comme suit :
12
HA 50
COM 026
26-10-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
voorzitter
La Chambre, ayant entendu les interpellations de
MM. Bart Laeremans et Gerolf Annemans
et la re´ponse du vice-premier ministre et ministre du
Budget, de l'Inte´gration sociale et de l'E
´ conomie sociale
demande que le gouvernement porte a` l'ordre du jour de
la COREE la scission de l'arrondissement judiciaire de
Bruxelles-Hal-Vilvorde.
Een tweede motie van aanbeveling werd ingediend door
de heer Guido Tastenhoye en luidt als volgt :
De Kamer, gehoord de interpellaties van de heren Bart
Laeremans en Gerolf Annemans
en het antwoord van de vice-eerste minister en minister
van Begroting, Maatschappelijke Integratie en Sociale
Economie
vraagt dat de regering meteen de nodige initiatieven
neemt voor een gewaarborgde Vlaamse vertegenwoor-
diging van minimum 1/3 in alle Brusselse instellingen.
Une deuxie`me motion de recommandation a e´te´ de´-
pose´e par M. Guido Tastenhoye et est libelle´e comme
suit :
La Chambre, ayant entendu les interpellations de
MM. Bart Laeremans et Gerolf Annemans
et la re´ponse du vice-premier ministre et ministre du
Budget, de l'Inte´gration sociale et de l'E
´ conomie sociale
demande que le gouvernement prenne sans attendre les
initiatives ne´cessaires pour assurer une repre´sentation
flamande garantie d'au moins un tiers dans toutes les
institutions bruxelloises.
Een eenvoudige motie werd ingediend door de dames
Marie-Christine Grauwels en Anne Barzin en de heren
Willy Cortois, Claude Eerdekens, Jean-Pierre Detrem-
merie en Peter Vanvelthoven.
Une motion pure et simple a e´te´ de´pose´e par Mmes
Marie-Christine Grauwels et Anne Barzin et MM. Willy
Cortois, Claude Eerdekens, Jean-Pierre Detremmerie et
Peter Vanvelthoven.
Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking
is gesloten.
Le vote sur les motions aura lieu ulte´rieurement. La
discussion est close.
Mondelinge vraag van de heer Filip De Man aan de
eerste minister over
de inrichting van de nieuwe
kabinetten
(nr. 230)
(Het antwoord zal worden verstrekt door de vice-
eerste minister en minister van Begroting, Maat-
schappelijke Integratie en Sociale Economie)
Question orale de M. Filip De Man au premier minis-
tre sur
l'ame´nagement des nouveaux cabinets mi-
niste´riels
(La re´ponse sera donne´e par le vice-premier ministre
et ministre du Budget, de l'Inte´gration sociale et de
l'Economie sociale)
De voorzitter : De heer Filip De Man heeft het woord.
De heer Filip De Man (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, u hebt gezegd dat het
Vlaams Blok geen deel kan uitmaken van het Costa-
overleg omdat onze partij separatistisch is. Waarom kon
het Vlaams Blok niet deelnemen aan het Octopus-
overleg ? Waarom weigert minister Duquesne de voor-
stellen inzake de politiehervormingen aan onze partij
mee te delen ? Waarom wordt het Vlaams Blok uitgeslo-
ten ? U zult het moeilijk hebben de logica van deze
handelwijze te verklaren.
De voorzitter : Mijnheer De Man, mag ik u verzoeken uw
vraag te stellen.
De heer Filip De Man (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, de nieuwe
paars-groene regering, haar eerste minister op kop, doet
zich graag voor als de verpersoonlijking van de nieuwe
politieke cultuur. Groot was mijn verbazing te moeten
vaststellen dat de kabinetten alleszins al even groot
blijven dan die van de verfoeide vorige regeringen. Als
men het personeel van de regeringscommissarissen
meetelt, werken er ongeveer 1000 mensen op de kabi-
netten. De regering telt meer leden dan de vorige. De
regeringscommissarissen zijn immers niets meer of niets
minder dan drie staatssecretarissen.
Het magische cijfer van 1 000 houdt geen rekening met
de tijdelijke experts. Ik vind het bijzonder kras dat deze
experts kunnen worden in dienst genomen omdat, ik
citeer de pers :
de ministers geld uitsparen door de
oorspronkelijke inkrimping
. De regering was van plan
het goede voorbeeld te geven en minder kabinets-
medewerkers te benoemen. De inkrimping is afgevoerd
maar de experts niet. Dit betekent dat het totaal aantal
kabinetsmedewerkers meer dan 1 000 bedraagt. Van
nieuwe politieke cultuur gesproken !
Mijn tweede bemerking handelt over het prijskaartje. De
pers heeft exorbitante cijfers gepubliceerd. Mijnheer de
minister, u maakt 13,5 miljoen frank vrij voor de opfrissing
van uw kabinetten. Mevrouw Aelvoet wil anders gaan
leven maar wel op zeer grote voet. Met 15,2 miljoen frank
is zij de kampioen van de ministers. Met dit bedrag kan ik
drie villa's laten bouwen. Misschien heeft de minister
meer oor naar Agalev-retoriek. Met 15,5 miljoen frank
kan ik een honderdtal asielzoekers huisvesten en eten
geven.
HA 50
COM 026
13
26-10-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Filip De Man
Mijnheer de voorzitter, ik wens van de minister te verne-
men of het in de pers vermelde aantal kabinets-
medewerkers correct is. Kan de minister de uitgave van
15,5 miljoen frank verantwoorden die de minister van
Volksgezondheid nodig acht om dit land te kunnen be-
sturen ? Als mevrouw Aelvoet alles in het groen schildert,
komt ze nooit aan het gigantische bedrag van 15,5
miljoen frank. De minister mocht wat meer schroom
hebben betoond.
Mijnheer de minister, ik ben erg benieuwd welke verant-
woording u zult geven voor de vele tientallen miljoenen
die de belastingbetaler zal moeten ophoesten.
De voorzitter : De minister heeft het woord.
Minister Johan Vande Lanotte : Mijnheer de voorzitter,
ik zal trachten zo omstandig mogelijk te antwoorden op
de vraag. Men schildert het nogal gemakkelijk af alsof de
ministers vlug hun kabinet laten opsmukken en daarvoor
exorbitante bedragen uitgeven. Bij het aantreden van
een nieuwe regering moest men een aantal nieuwe
kabinetten vormen. Dat had te maken met huurcontrac-
ten van kabinetten die waren afgelopen, gebouwen die
niet meer vrij waren, enzovoort. Een aantal ministers,
zoals onder andere mevrouw Aelvoet en ikzelf, moesten
respectievelijk een volledig of een voor twee derde nieuw
kabinet inrichten. Het gaat dus niet om het opfrissen
maar wel om het installeren van kabinetten.
De prijs die men daarvoor heeft vooropgesteld, rekening
houdend met de normen die door de Regie der Gebou-
wen worden vastgesteld, bedraagt ongeveer 230 000
frank per personeelslid. Dit betekent dat de Regie der
Gebouwen een verdieping van een gebouw huurt en dat
alle werken nog moeten gebeuren. Men heeft dus de
beschikking over een leeg platform dat volledig moet
worden ingericht. De bedragen zijn dan ook niet exorbi-
tant. Het gaat immers om het leggen van computerlijnen,
het installeren van volledige netwerken, het zetten van
muren, de aankoop van bureaus, kasten, inrichten
vergaderlokalen, ... Dit verklaart de bedragen die door
mevrouw Aelvoet en mezelf werden besteed.
Indien men dit niet had gedaan, hadden we een bureau
met alles erop en eraan moeten huren. De ervaring leert
dat, hoewel het beter overkomt bij de publieke opinie
omdat er geen grote bedragen mee zijn gemoeid, de
huurprijs daarvoor zeer hoog is.
Een aantal ministers heeft een volledig platform gehuurd
dat volledig werd ingericht. Ik heb de leiding over drie
kabinetten, namelijk dat van Begroting, vice-premier en
Maatschappelijke Integratie. Men had enkel plaats voor
het eerste. We hebben de drie kabinetten gehuisvest in
e´e´n gebouw zodat we een verdieping moesten bijhuren
omdat er anders niet genoeg plaats was. De kostprijs is
dan ook conform het budget dat daarvoor voor het
openbaar ambt is uitgetrokken.
Dit betekent dat mensen die een oud kabinet hebben
overgenomen die kosten niet moesten maken. Er waren
echter ook kabinetten die geen eigen informatica-
materiaal bezaten; dit werd door de administratie ter
beschikking gesteld. Ik verwijs hier naar het kabinet van
Landbouw. Men heeft er nu voor geopteerd een duide-
lijke scheiding te maken. Al het materiaal werd terugbe-
zorgd aan de administratie omdat het om een duidelijke
rekening ging. Het informaticamateriaal moet worden
bekostigd via de kredieten die werden toegekend aan de
kabinetten. Vroeger was dat niet het geval. Men kon dan
ook gemakkelijker de indruk geven dat er geen kosten
waren. In het kabinet voor Ambtenarenzaken was het
materiaal eigendom van de Regie; in het geval van
Landbouw was het ministerie eigenaar. We hebben de
rekeningen gesplitst waardoor het informaticamateriaal
van het kabinet moet worden aangekocht via de aan de
kabinetten toegekende kredieten.
Dit heeft ons toegelaten de kredieten via een begrotings-
beraadslaging te herschikken. In het verleden gaf het
Rekenhof vaak opmerkingen. Deze keer was dat niet het
geval omdat we een duidelijke scheiding hadden ge-
maakt tussen wat door de kabinetten en door de admi-
nistratie moet worden bekostigd.
We hebben naar mijn oordeel een streng beleid gevoerd.
Ik merk op dat de Inspectie van Financie¨n bij de verschil-
lende departementen hogere bedragen had toegelaten
dan die waarin wij hadden voorzien. Het principe bestaat
erin dat de minister een bedrag vraagt, dat traditioneel
steeds hoger ligt dan wat men zal krijgen. De Inspectie
van Financie¨n geeft dan een advies. Ten opzichte van het
inspectieverslag hebben we een lager bedrag uitgege-
ven. De inspectie heeft nochtans de reputatie vrij streng
te zijn.
Wij hebben bovendien de politiek gevoerd dat iedereen
inzake informatica sterk moet zijn uitgerust. Dat we dat
ook voor de administratie doen, getuigen de 2 miljard die
we voor het jaar 2000 voor de informatica hebben
uitgetrokken.
Een eerste gegeven is het installatiekrediet, dat door de
Inspectie van Financie¨n hoger was geraamd. Dat is voor
mij als minister van Begroting natuurlijk een belangrijk
element.
Een tweede gegeven is het aantal kabinetsleden. Daar is
een zeer merkwaardige evolutie aan de gang. De Minis-
terraad heeft beslist de kabinetten niet volledig ineens op
te vullen. Men werkt in schijven. Nu concludeert men dat
er meer kabinetsleden zijn dan vroeger. Dat is niet juist.
De vorige regering, met minder ministers, had 1 040
14
HA 50
COM 026
26-10-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Johan Vande Lanotte
kabinetsleden. Deze regering heeft er 934. Dat is onge-
veer 10% minder. Dat lagere aantal is vooral een gevolg
van de lagere bezetting van kabinetsleden van niveau 2.
Dat er meer kabinetsleden van niveau 1 zijn, heeft te
maken met het feit dat er zes partijen zijn met als gevolg
dat er zes kabinetten Algemeen Beleid zijn, tegenover
vier bij de vorige regering. Dat maakt natuurlijk een heel
verschil. Er is ook een staatssecretaris extra in de
regering met een extra kabinet. Toch zijn er in totaal nog
ongeveer 50 personen minder in dienst. Dat is de waar-
heid. In de eerste beslissing was opgenomen dat alle
afwijkingen later zouden komen. Men moet dat nu niet
anders gaan interpreteren. We hebben dat in de eerste
beslissing gedaan, omdat er onmiddellijk een begrotings-
deliberatie nodig was om de eerste kosten op te vangen.
De voorzitter : De heer Filip De Man heeft het woord.
De heer Filip De Man (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, die 10% is ook weer een staaltje van de
eigenaardige rekenkunde van de heer Vande Lanotte.
Men heeft een vijftigtal kabinetsleden minder. Dat is de
boodschap. Als dat de nieuwe politieke cultuur is, ben ik
ervan overtuigd dat niet veel mensen daarin gaan gelo-
ven.
Ik wist al dat de CVP met de dossiers van de kabinetten
was gaan lopen, maar niet dat ze ook de meubels
hadden meegenomen. Mij is nog altijd niet duidelijk
waarom er plotseling 15 miljoen moest worden opge-
hoest, als er in juni 1999 al een kabinet Volksgezondheid
bestond. Waar is dat oude kabinet dan naartoe ? Het kan
best zijn dat het ging om een herlokalisatie, maar er is
dan blijkbaar wel veel weggegooid. Dit begint erg te
gelijken op een systeem dat men 20 tot 30 jaar geleden
in Amerika toepaste. Bij een nieuwe regering moest heel
de oude boel buiten. Tienduizenden mensen moesten
weg en alles werd opnieuw gei¨nstalleerd. Ik ben van
oordeel dat er toch afspraken moeten worden gemaakt
waarbij de kosten tot een minimum worden herleid. Zo
kon men die 125 miljoen voor installatiekosten voor een
nieuwe regering hebben bespaard.
Ik wens te eindigen met de opmerking dat er niet veel
landen zijn waar men zoveel kabinetsleden benoemt. De
minister moet toch toegeven dat de nieuwe politieke
cultuur ook hier nog niet is doorgedrongen. Integendeel,
in vergelijking met heel wat andere landen scoren we op
dat vlak bijzonder slecht.
De voorzitter : Wat de CVP heeft gedaan was het enige
wat nog overbleef om de meubelen te redden, nietwaar ?
De minister heeft het woord.
Minister Johan Vande Lanotte : Mijnheer De Man, een
aantal gebouwen werd door de administratie gehuurd in
plaats van andere.
Waarom dat van Volksgezondheid ? Mevrouw Aelvoet
heeft het kabinet van Volksgezondheid en ik ook als
vice-premier voor het Algemeen Beleid. Men had geen
toegang tot het gebouw dat vroeger door de heer Colla
werd betrokken, vermits de heer Vandenbroucke het
departement Pensioenen onder zijn bevoegdheid heeft.
Men koos voor een ander gebouw, wetende dat een van
de gebouwen van vroeger terug toekomt aan de admini-
stratie, waar het wordt ingehuurd en een ander gebouw
vervangt. Zodra een gebouw vrijkomt wordt het overge-
dragen.
Voorts ben ik het met u eens over wat u zei in verband
met de kabinetten. Maar u moet rekening houden met de
resultaten. U weet ook dat er onder andere in Nederland,
waar geen kabinetten zijn, een andere visie wordt op
nagehouden; daar worden de topambtenaren vaak ver-
vangen. Ik heb een tijdje in Nederland verbleven en ik
weet dat hun model zeker niet altijd het beste is. Vijf jaar
geleden was er een regeringsformatie en daarbij werd
openlijk gediscussieerd over welke politieke partij een
voorzitter moest leveren voor het ene of het andere
omdat er een evenwicht moest zijn. Dat gebeurt daar
openlijk en dat wordt aanvaard.
Wij houden er een traditie op na wat de kabinetten
betreft. Andere landen niet, maar zij hebben een vrij
doorgedreven vorm van mandaten die politiek worden
ingevuld en daarover beschikken wij dan weer niet. Wij
kunnen ons mandatenstelsel niet politiek invullen.
Hoe dan ook, de bewering als zouden wij het aantal van
vroeger overschrijden is niet juist en eigenlijk hebt u dat
ook erkend.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Samengevoegde mondelinge vragen van :
- de heer Peter Vanvelthoven aan de minister van
Binnenlandse Zaken over
de onrust die binnen de
rijkswacht is ontstaan over de dienstkaart van de
manschappen
(nr. 165)
- de heer Willy Cortois aan de minister van Binnen-
landse Zaken over
de elektronische dienstkaart van
het personeel van de rijkswacht (nr. 282)
Questions orales jointes de :
- M. Peter Vanvelthoven au ministre de l'Inte´rieur sur
l'inquie´tude au sein de la gendarmerie concernant
les cartes de service des effectifs
- M. Willy Cortois au ministre de l'Inte´rieur sur
la
carte de service e´lectronique du personnel de la
gendarmerie
HA 50
COM 026
15
26-10-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
De voorzitter : De heer Peter Vanvelthoven heeft het
woord.
De heer Peter Vanvelthoven (SP) : Mijnheer de voorzit-
ter, mijnheer de minister, ik verheel u niet dat ik enigszins
verbaasd was toen ik een bericht las met als hoofding
Big brother bij de rijkswacht. Uit dat artikel bleek dat er
bij de manschappen van de rijkswacht ongerustheid
heerst over de nieuwe dienstkaart die ze enige tijd in
gebruik hebben en die volgens sommige bronnen elek-
tronica bezit waardoor de rijkswachtleiding in de moge-
lijkheid zou zijn om de manschappen op ieder ogenblik,
ook buiten de diensturen, te lokaliseren.
Uit dat artikel bleek wel dat de rijkswachtleiding deze
stelling betwist. Het zou enkel gaan om een elektronisch
beveiligingssysteem om toegang te krijgen tot een aantal
rijkswachtgebouwen. Die dienstkaarten zouden alleen
zijn uitgerust met een elektronische chip om de man-
schappen in staat te stellen de sloten van het
beveiligingssysteem te activeren.
Anderen, waaronder het Nationaal Syndicaat van het
Rijkswachtpersoneel, gaan een stap verder. Zij hebben
die kaart laten onderzoeken door een specialist terzake.
Die specialist zou hebben vastgesteld dat die kaart een
zendertje, batterij en microchip bevat, waardoor het
mogelijk is om op elk ogenblik de houder van de kaart te
lokaliseren en hem vanop afstand te kunnen volgen. Als
parlementslid
kan
men
ongerust
worden
met
de
toegangskaarten die wij hier gebruiken om toegang tot
het parlement te krijgen.
Het Nationaal Syndicaat zegt zelfs dat de wijziging van
dergelijke kaart voorwerp zou moeten uitmaken van een
sociaal overleg dat terzake niet zou hebben plaatsgevon-
den. Ik hoop dat met uw antwoord de heersende ondui-
delijkheid en ongerustheid worden weggenomen en dat u
dit hele verhaal naar het rijk der fabelen zult kunnen
verwijzen.
Mijnheer de minister, ten eerste, is het correct, zoals in
het artikel wordt gesuggereerd, dat de dienstkaarten van
het rijkswachtkorps uitgerust zijn met de elektronica
waarvan het melding maakt ?
Ten tweede, als dat zo is, is het mogelijk - misschien niet
op dit moment - om met die elektronica het rijkswacht-
personeel stelselmatig te lokaliseren ?
Ten derde, is het zo dat de invoering van die nieuwe
dienstkaart moest plaatsvinden in overleg met de sociale
partners ? Als dat zo is, is dat dan niet gebeurd ?
Mijnheer de minister, graag kreeg ik van u enige duide-
lijkheid.
De voorzitter : De heer Willy Cortois heeft het woord.
De heer Willy Cortois (VLD) : Mijnheer de voorzitter, ik
sluit mij in het kort aan bij de vragen van de heer
Vanvelthoven.
Mijnheer de minister, dit voorval mag uiteraard niet tot
gevolg hebben dat het project inzake de elektronische
beveiliging van de gebouwen van de rijkswacht op een
laag pitje komt te staan. Dat moet toch nog altijd een van
de prioriteiten blijven, ook met het oog op de toekomst.
Graag kreeg ik een geruststellend antwoord omtrent mijn
bezorgdheid.
De voorzitter : De minister heeft het woord.
Minister Antoine Duquesne : Mijnheer de voorzitter,
collega's, ik heb aan de rijkswacht de elementen van
antwoord gevraagd.
Ten eerste, technisch gezien is de huidige legitimatie-
kaart een kaart van het passieve type. Dit betekent dat er
geen batterij in steekt en er geen signaal wordt uitgezon-
den. De kaart reageert alleen wanneer zij zich in een veld
van een kaartlezer bevindt. Voor deze toegangsfunctie
beschikt de kaart inderdaad over een ingebouwde chip.
Ensuite, il est clair que cette puce offre d'autres possibi-
lite´s. Ainsi, a` titre d'exemple, une fonction Proton pourrait
e^tre pre´vue ou on pourrait envisager que le contro^le
d'acce`s aille de pair avec un enregistrement horaire.
Ces possibilite´s ne sont cependant pas exploite´es par la
gendarmerie.
Pour concevoir un syste`me d'enregistrement horaire, des
softwares et des hardwares supple´mentaires seraient
ne´cessaires, ce dont le corps ne dispose pas a` l'heure
actuelle.
Enfin, le lay-out et le mode`le de la carte ont e´te´ ne´gocie´s
au sein du comite´ de ne´gociation du personnel de la
gendarmerie du 12 juillet 1994.
L'aspect multifonctionnel de la carte n'a jamais e´te´ tu ni
dissimule´, bien au contraire. Lors des ne´gociations de
1994, un mode`le plus grand avait e´te´ propose´. C'est a` la
demande des de´le´gations syndicales, parmi lesquelles le
syndicat de M. Van Keer, que l'on avait finalement opte´
pour une carte plus moderne, a` savoir une carte de type
bancaire ou carte de cre´dit et offrant plusieurs fonction-
nalite´s.
Il ressort du PV du comite´ de ne´gociation que les
organisations syndicales repre´sentatives n'ont e´mis au-
cune objection a` l'encontre d'une carte de le´gitimation qui
pouvait, a` l'avenir, servir a` des applications inte´gre´es
comme le contro^le de l'acce`s aux quartiers. En effet, les
16
HA 50
COM 026
26-10-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Antoine Duquesne
organisations syndicales avaient insiste´ sur la ne´cessite´
de concevoir une carte qui empe^che la falsification en
faisant re´fe´rence expresse´ment aux techniques emplo-
ye´es pour les cartes de paiement et de cre´dit.
J'en viens maintenant a` la question comple´mentaire
pose´e a` juste titre par M. Cortois. Il est clair que la
protection des ba^timents de la gendarmerie n'est nulle-
ment mise en veilleuse et qu'on continue a` exe´cuter les
mesures de protection comme auparavant.
L'examen du projet concernant la protection et l'acce`s
e´lectronique aux ba^timents a, pour sa part, bien e´te´
ralenti a` la lumie`re de l'annonce de la re´forme de la police
et
de
la
restructuration
de
l'infrastructure
qui
l'accompagne, de manie`re a` ne pas accomplir des tra-
vaux inutiles.
De voorzitter : De heer Peter Vanvelthoven heeft het
woord.
De heer Peter Vanvelthoven (SP) : Mijnheer de voorzit-
ter, ik dank de minister voor zijn duidelijk antwoord. Hij
verwijst hiermee het hele verhaal naar de prullenmand.
Met de kaart is het dus niet mogelijk het rijkswacht-
personeel op enigerlei wijze te volgen of hun privacy aan
te tasten. Dit is blijkbaar ook niet de bedoeling.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Ordre des travaux
Regeling van de werkzaamheden
Le pre´sident : La question orale n° 232 de M. Olivier
Maingain est reporte´e a` une date ulte´rieure.
Interpellatie van de heer Servais Verherstraeten tot
de minister van Binnenlandse Zaken over
de wer-
king van het Federaal Agentschap voor nucleaire
controle en van de samenstellende diensten
(nr. 95)
Interpellation de M. Servais Verherstraeten au minis-
tre de l'Inte´rieur sur
le fonctionnement de l'Agence
fe´de´rale de contro
^ le nucle´aire et de ses services
(n° 95)
De voorzitter : De heer Servais Verherstraeten heeft het
woord.
De heer Servais Verherstraeten (CVP) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, de recente
incidenten in Japan leren ons nogmaals dat we zeer
behoedzaam moeten omgaan met nucleaire activiteiten.
Het is dan ook belangrijk dat we de nucleaire sector geen
carte blanche geven. Het is de taak van de overheid
ernstig en grondig controlewerk te verrichten. We moeten
zorgen dat de instanties die we daarvoor opgericht
hebben optimaal kunnen functioneren. Ik vraag mij af of
dit momenteel het geval is.
De wet van 1994 heeft onder meer geleid tot de oprich-
ting van het Federaal Agentschap voor nucleaire con-
trole. Mijnheer de minister, ik neem aan dat u de voogdij-
minister van dit federaal agentschap bent. Kunt u dat
bevestigen ? Behoudens vergissing van mijn kant heb ik
tot op heden nog niets teruggevonden in het Belgisch
Staatsblad over de voogdij over dit federaal agentschap
en de samenstellende diensten in deze legislatuur. De
bevoegdheden met betrekking tot de samenstellende
diensten zijn ingetrokken. Ik heb geen nieuw koninklijk
besluit dat bevoegdheden toebedeelt, gevonden.
Mijnheer de minister, is er binnen de regering getouwtrek
aan de gang om die bevoegdheden ? Ik pleit voor
duidelijkheid en snelle beslissingen terzake. Eventueel
getouwtrek zou wel eens een verlammende werking op
de betrokken diensten kunnen hebben. Mijnheer de
minister, bent u voogdijminister voor het FANC ? Bent u
ook bevoegd voor de Dienst voor bescherming tegen
ioniserende straling ? Bent u ook voor het DVTKI be-
voegd ? Zo ja, sedert wanneer ? Wanneer vond die
overheveling van bevoegdheden plaats ? Gebeurde dit
bij koninklijk besluit ? Werd dit koninklijk besluit al gepu-
bliceerd of zal het worden gepubliceerd ?
De wet tot oprichting van het FANC heeft ook bepaald dat
de regering een commissaris aanduidt. Heeft deze rege-
ring reeds een commissaris aangeduid ? Het lijkt mij
relevant te zijn dat dit zo snel mogelijk gebeurt. Is dit
reeds gebeurd ? Zo ja, wanneer ? Als dit nog niet het
geval is, wanneer bent u dan van plan dit te doen ?
Met betrekking tot het FANC heb ik ook vragen over de
invulling van het kader. Ik kan mij niet van de indruk
ontdoen dat niettegenstaande het feit dat deze wet
intussen reeds vijf jaar bestaat de dienst nog niet echt op
poten staat. Hoe staat het met het organigram, het
statuut van het personeel, de verloning en het kader ?
Werd het kader reeds ingevuld ? Dienen er nog aanwer-
vingen te gebeuren ? Zo ja, wanneer plant u die ? Zijn er
momenteel problemen inzake aanwerving ? Hoeveel
mensen werken er nu voltijds ? Ik kan mij niet van de
indruk ontdoen dat tot op heden eigenlijk vooral topfunc-
ties werden ingevuld en dat het daar min of meer bij
gebleven is. Wij zijn wel bezig geweest met het statuut
van sommige van deze topfunctionarissen. Wat is er tot
op heden eigenlijk reeds gebeurd ? Waarin bestaat de
functie van de mensen die op dit ogenblik actief zijn ?
Wat hebben zij tot op heden effectief gedaan ? Heeft dit
ook geleid tot effectieve controles ? Heeft dit op zijn beurt
tot resultaten geleid ?
HA 50
COM 026
17
26-10-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Servais Verherstraeten
Mijns inziens is op het terrein daarvan nog niet veel te
merken. Bij het personeel van de samenstellende dien-
sten, onder meer bij DBIS, doet zich duidelijk een ma-
laise voor. Enerzijds, is er het interne kader en ander-
zijds, zijn er de externe experts waarop men soms een
beroep doet. Er is een fenomenaal remuneratieverschil
tussen beide categoriee¨n. Kan dit worden geobjectiveerd
op grond van opleiding, kwaliteit, verantwoordelijkheden
en werkzaamheden ? De personeelsleden hebben in elk
geval niet dat gevoel, wat leidt tot malaise.
Mijnheer de minister, als wij een behoorlijk FANC willen,
lijkt het aangewezen dat de wet van 1994 volledig in
werking treedt. Op dit ogenblik is menig artikel reeds in
werking
getreden,
krachtens
ettelijke
uitvoerings-
besluiten. Sommige artikelen, bijvoorbeeld inzake trans-
port, medische controle van werknemers, controle op de
diensten en de controledienst zelf, zijn dat nog niet.
Wanneer zal deze wet integraal van kracht worden ?
De regio's waar op dit ogenblik nucleaire activiteiten
plaatsvinden, zouden graag weten of het federaal Agent-
schap zijn zetel in Brussel zal behouden en al dan niet
met antennes zal werken. Het lijkt mij logisch dat de
controle gebeurt op de plaats waar de gevaren bestaan,
met name in de kerncentrales, de onderzoeksinstallaties
en de eventuele opslagplaatsen van nucleaire materia-
len. De directeur-generaal heeft zich bij zijn aanwerving
mondeling ertoe bereid verklaard met lokale antennes te
werken. Ik heb daarover sedertdien niets meer verno-
men. Wat is uw mening daaromtrent ? Bent u voorstan-
der van het opzetten van lokale antennes ?
Le pre´sident : La parole est au ministre.
M. Antoine Duquesne, ministre : Je partage tout a` fait le
souci de M. Verherstraeten. Toutes les mesures ne´ces-
saires doivent e^tre prises en ce qui concerne la protec-
tion contre les risques nucle´aires. Un certain nombre de
choses peuvent et doivent en effet encore e^tre ame´lio-
re´es en Belgique. Je m'y emploie.
La loi remonte a` 1994. Pour la rendre parfaitement
ope´rationnelle,
des
dispositions
comple´mentaires
auraient de´ja` du^ e^tre adopte´es par le parlement. C'est
ainsi que, sous la pre´ce´dente le´gislature, un projet a e´te´
adopte´ par la Chambre et e´voque´ par le Se´nat. S'il a pu
e^tre adopte´ en commission, il n'a pu l'e^tre en se´ance
publique.
Tout a` l'heure, en votant le projet de loi relevant certaines
dispositions de caducite´, vous avez marque´ votre accord
pour que ces dispositions soient examine´es rapidement.
Les nominations au plus haut niveau ont e´galement eu
lieu sous le pre´ce´dent gouvernement.
J'ajoute quelques pre´cisions sur des questions ponctuel-
les.
De minister van Binnenlandse Zaken heeft de voogdij
over dit agentschap evenals over de Dienst voor be-
scherming tegen ioniserende stralingen (DBIS). De mi-
nister van Werkgelegenheid is bevoegd voor de dienst
voor de technische veiligheid van de kerninstallaties
(DTVKI).
In 1997 heeft de regering een commissaris aangesteld
die tot op heden in functie is.
On peut toujours proce´der a` un changement, monsieur
Verherstraeten. Mais pour l'instant, il est toujours en
fonction. Il n'entre pas dans ma politique de proce´der
automatiquement a` des changements mais je re´fle´chis a`
la question.
Op voorstel van de directeur-generaal neemt de raad van
bestuur alle organisatorische maatregelen in verband
met de werking van het agentschap. De raad heeft
onlangs beslist drie departementen op te richten : een
departement financie¨n en administratie dat met de in-
terne logistieke steun is belast en twee operatieve de-
partementen controle en vergunningen zoals de wet
heeft bepaald. Een aantal cellen zoals de cel studies,
communicaties, externe audit en kwaliteitszorg werken
rechtstreeks met de directeur-generaal en het directieco-
mite´. Het agentschap bereidt op dit ogenblik administra-
tieve en financie¨le statuten voor.
Op het ogenblik dat de problematiek van de betrekkingen
tussen het agentschap en de erkende instellingen zal
worden geregeld door middel van een versnelde uitvoe-
ring van de reeds vermelde wet van 15 april 1994 zullen
de ambtenaren van de DBIS en de DTVKI die zich
kandidaat hebben gesteld en door de raad van bestuur
aanvaard worden ter beschikking van dit agentschap
worden gesteld zoals bepaald in artikel 46bis van de
voormelde wet van 1994.
Wat het personeelskader betreft, zijn 5 mensen voltijds
werkzaam bij het agentschap : de directeur-generaal,
twee departementshoofden, een informaticus en een
boekhouder. Bij de DBIS en de DTVKI werken statutaire
en contractuele ambtenaren volgens de voor het perso-
neel van de Staat geldende regels. Bij de DTVKI werden
een paar contractuele experts in dienst genomen om het
hoofd te bieden aan een tekort aan gespecialiseerde
statutaire ambtenaren. Hun ervaring en hun aantal jaren
ancie¨nniteit worden vergoed op een gelijkaardige manier
als de statutaire ambtenaren als zij een vergelijkbare
taak uitvoeren. Indien nodig wordt de vereiste toelating
van de minister van Ambtenarenzaken gevraagd en
verkregen. Wat de aanwezige knowhow betreft, kunnen
een aantal tekorten worden vermeld. Het agentschap
beschikt niet over ondersteunende diensten zoals een
juridische dienst en een personeelsdienst. Experts die de
diensten verlaten moeten kunnen worden vervangen.
Het agentschap zal nieuwe taken moeten vervullen.
Mutadis mutandis zal men bijkomend personeel moeten
in dienst nemen.
18
HA 50
COM 026
26-10-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Antoine Duquesne
Wat de vraag van de directeur-generaal van het agent-
schap met betrekking tot de mogelijkheid van regionale
cellen betreft, verwijs ik naar de beslissing van de
Ministerraad van 27 juli 1999 tot oprichting van een
interkabinettenwerkgroep die onder meer een audit moet
organiseren voor het federaal agentschap voor de nucle-
aire controle.
De resultaten hiervan zullen bepalend zijn voor de ver-
dere organisatie en werking van het agentschap.
De voorzitter : De heer Servais Verherstraeten heeft het
woord.
De heer Servais Verherstraeten (CVP) : Mijnheer de
voorzitter, ik stel vast dat er momenteel twee ministeries
bevoegd zijn voor de nucleaire controle. Dit druist in
tegen de politiek van de regering op het vlak van de
voedselveiligheid, waarbij men ernaar streeft alles onder
de bevoegdheid van e´e´n minister te plaatsen. De nucle-
aire veiligheid is een belangrijke aangelegenheid. Het is
dus beter dat de bevoegdheid hiervoor bij e´e´n ministerie
ligt, zoals in de vorige regering.
Ik zal terzake een motie van aanbeveling indienen.
Er moeten onmiddellijke legistieke maatregelen worden
genomen om de inwerkingtreding van deze wet mogelijk
te maken. Ik kijk met belangstelling uit naar de audit van
het FANC. Ik hoop dat hieruit niet enkel zal blijken wat de
toekomstvisie is van het FANC, maar dat er ook een
duidelijke evaluatie zal worden gemaakt van de werk-
zaamheden van deze instelling sedert haar oprichting.
Le pre´sident : La parole est au ministre.
M. Antoine Duquesne, ministre : Je serai bref, monsieur
le pre´sident.
Je crois m'e^tre mal exprime´. En re´alite´, monsieur Ve-
rherstraeten, jusqu'a` pre´sent, aucune modification n'a
e´te´ apporte´e a` la re´partition des compe´tences qui e´tait en
vigueur sous l'ancien gouvernement. Mais vous avez
raison de dire qu'il faut re´fle´chir a` ce proble`me. En effet,
lorsqu'il s'agit de matie`res qui ne´cessitent des re´actions
rapides en cas de risque, l'unite´ de commandement est
essentielle. Mais cela e´tait de´ja` vrai lors de la pre´ce´dente
le´gislature. Je peux d'ailleurs vous donner les re´fe´rences
des arre^te´s qui re´partissent les compe´tences.
De voorzitter : De heer Servais Verherstraeten heeft het
woord.
De heer Servais Verherstraeten (CVP) : Mijnheer de
voorzitter, ik zal de motie van aanbeveling alleszins
indienen. Ik ben blij dat de minister het met mij eens is,
wat de politieke optie betreft. Ik hoop dat zijn partijgeno-
ten deze aanbeveling mee zullen goedkeuren.
De voorzitter : Tot besluit van deze bespreking werden
volgende moties ingediend.
En conclusion de cette discussion, des motions ont e´te´
de´pose´es.
Een motie van aanbeveling werd ingediend door de heer
Servais Verherstraeten en luidt als volgt :
De Kamer, gehoord de interpellatie van de heer Servais
Verherstraeten, en het antwoord van de minister van
Binnenlandse Zaken, vraagt
- de gehele nucleaire controle onder de voogdij te
plaatsen van e´e´n ministerie;
- onmiddellijk de nodige legislatieve maatregelen te tref-
fen tot volledige inwerkingtreding van de wet.
Une motion de recommandation a e´te´ de´pose´e par
M. Servais Verherstraeten et est libelle´e comme suit :
La Chambre, ayant entendu l'interpellation de M. Ser-
vais Verherstraeten, et la re´ponse du ministre de l'Inte´-
rieur, demande
- que le contro^le nucle´aire dans son ensemble soit place´
sous la tutelle d'un seul et me^me ministe`re, - de prendre
imme´diatement les mesures le´gislatives ne´cessaires a` la
mise en oeuvre inte´grale de la loi.
Een eenvoudige motie werd ingediend door de dames
Marie-Christine Grauwels en Marilou Vanden Poel-
Welkenhuysen en de heren Tony Smets en Denis
D'hondt.
Une motion pure et simple a e´te´ de´pose´e par Mmes
Marie-Christine Grauwels et Marilou Vanden Poel-
Welkenhuysen et MM. Tony Smets et Denis D'hondt.
Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking
is gesloten.
Le vote sur les motions aura lieu ulte´rieurement. La
discussion est close.
Mondelinge vraag van de heer Danie¨l Vanpoucke aan
de minister van Binnenlandse Zaken over
een pact
van de federale regering met de lokale besturen
(nr. 228)
Question orale de M. Danie¨l Vanpoucke au ministre
de l'Inte´rieur sur
le pacte du gouvernement fe´de´ral
avec les administrations locales
De voorzitter : De heer Danie¨l Vanpoucke heeft het
woord.
De heer Danie¨l Vanpoucke (CVP) : Mijnheer de voorzit-
ter, mijnheer de minister, begin dit jaar, namelijk op
8 maart 1999, sloot de vorige Vlaamse regering een Pact
HA 50
COM 026
19
26-10-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Danie¨l Vanpoucke
met de Vlaamse gemeenten en OCMW's. Volgens de
Vereniging van Vlaamse steden en gemeenten zou een
federaal verlengstuk van dit pact de omgangsvormen
tussen de federale en lokale besturen kunnen vastleggen
in een aantal concrete afspraken. Wij zijn in elk geval ook
voorstander van een dergelijk federaal verlengstuk. De
gemeenten en OCMW's worden immers niet alleen door
de Vlaamse ministers, maar ook door de federale minis-
ters en hun administraties nog al te vaak behandeld als
ondergeschikte besturen.
Het pact van de regering met die lokale besturen zou
afspraken kunnen bevatten, bijvoorbeeld over de verbe-
tering van het statuut van de lokale mandataris, een
verregaande gei¨ntegreerde informatisering, het innen
van de aanvullende personenbelasting, het lokale
veiligheidsbeleid - bijvoorbeeld over de opbrengst van
verkeersboetes -, de rol in het asielbeleid, het vrijmaken
van de elektriciteitsmarkt, enzovoort. Het is duidelijk dat
deze afspraken verschillende beleidsdomeinen betref-
fen, maar iemand in de regering moet het initiatief
nemen. Wij dachten dat dit het beste kon worden gedaan
vanuit het ministerie van Binnenlandse Zaken.
Mijnheer de minister, bent u voorstander van het sluiten
van een dergelijk pact tussen de regering en de lokale
besturen ? Zult u hiertoe een initiatief nemen binnen de
regering ?
Le pre´sident : La parole est au ministre.
M. Antoine Duquesne, ministre : Monsieur le pre´sident,
M. Vanpoucke sait que ma compe´tence a` l'e´gard des
communes concerne surtout leur structure, leur fonction-
nement et ce qui est relatif aux e´lections. Cela e´tant, il est
certain que dans le cadre de mes compe´tences fe´de´ra-
les, je suis attentif a` toutes les re´flexions susceptibles
d'ame´liorer la collaboration entre tous les services pu-
blics du royaume.
Cette suggestion de la Vereniging van Vlaamse steden
en gemeenten est reprise dans le memorandum que
celle-ci a adresse´ au gouvernement flamand. Si je ne me
trompe, ce memorandum recommande au gouverne-
ment flamand de saisir le comite´ de concertation gouver-
nement fe´de´ral/gouvernements re´gionaux, qui me sem-
ble le lieu approprie´ pour discuter de ce genre de chose.
De voorzitter : De heer Danie¨l Vanpoucke heeft het
woord.
De heer Danie¨l Vanpoucke (CVP) : Mijnheer de voorzit-
ter, ik dank de minister voor zijn antwoord.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Regeling van de werkzaamheden
Ordre des travaux
De voorzitter : Mijnheer Van Hoorebeke, normaal is uw
mondelinge vraag nr. 259 samen met die van mevrouw
Simonne Creyf aan de orde. Ik wil vriendelijk blijven
tegenover u, maar ook galant ten opzichte van mevrouw
Creyf, die even de vergadering heeft verlaten om in een
andere commissie een vraag te stellen. Ze heeft me
gevraagd om even te temporiseren. Ik stel dus voor eerst
over te gaan tot de mondelinge vraag van de heer Marcel
Hendrickx. (Instemming)
Mondelinge vraag van de heer Marcel Hendrickx aan
de minister van Binnenlandse Zaken over
het
opvorderingsrecht van de lokale politie
(nr. 250)
Question orale de M. Marcel Hendrickx au ministre de
l'Inte´rieur sur
le droit de re´quisition de la police
locale
De voorzitter : De heer Marcel Hendrickx heeft het
woord.
De heer Marcel Hendrickx (CVP) : Mijnheer de voorzit-
ter, mijnheer de minister, ik wil even een bezorgdheid
uiten in verband met de diverse mogelijkheden van
opvorderingsrecht van de lokale politie. Uit onderzoek en
praktijkervaring is gebleken dat de beleidsvrije ruimte bij
de lokale politie moet worden ingeschat op maximum
20%. Als men dat percentage wil optrekken, komt de
eigenlijke taak van de lokale politie in gevaar en zou het
hele stelsel - de doelstelling van de hervorming van de
politie - kunnen worden bedreigd. De lokale politie heeft
immers verschillende taken : aan preventie doen, aan-
wezig zijn in het straatbeeld, een goed contact onderhou-
den met de bevolking, maar tevens zorgen voor een
afschrikkingseffect tegenover criminaliteit en vandalisme.
Sommige uitgevaardigde wetten kunnen dit stelsel in het
gedrang brengen. Enerzijds, kan de minister van Binnen-
landse Zaken de bestuurlijke politie opvorderen; ander-
zijds, beschikt de minister van Justitie, eventueel verte-
genwoordigd
door
een
procureur-generaal
of
de
procureur des Konings, over de mogelijkheid tot gerech-
telijke opvordering. Bovendien zijn de IPZ's en de korp-
sen onderling verplicht tot wederzijdse bijstand. Zo-
doende zien we vier manieren waarop de capaciteit van
de lokale politie kan worden ingeperkt.
Ten eerste, artikel 64 van de wet met betrekking tot de
organisatie van een gei¨ntegreerde politiedienst voorziet
in de mogelijkheid voor de minister van Binnenlandse
Zaken om de lokale politie niet alleen bij rampen, maar
ook in geval van bedreiging van de openbare orde op te
vorderen. De lokale politie moet alle vorderingen verrich-
20
HA 50
COM 026
26-10-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Marcel Hendrickx
ten tot een gedeelte van de jaarcapaciteit dat niet lager
mag zijn dan 10% en niet hoger dan 20% is vervuld. In
gevallen van dringende noodzaak of indien de nationale
veiligheid het vereist, kan die drempel van 20% worden
overschreden.
Ten tweede, is er de wet-Franchimont van 12 maart 1998
waarin aan de procureur des Konings het recht wordt
verleend om een bepaalde capaciteit op te vorderen. De
gevorderde politiediensten zijn gehouden gevolg te ge-
ven aan deze opvordering en de voor de uitvoering
noodzakelijke medewerking van de officieren en agenten
van gerechtelijke politie te verlenen. De procureur des
Konings zal de politiediensten aanwijzen. De wet-
Franchimont voorziet in geen enkele beperking van de
capaciteit. De procureur kan dus zoveel politie opvorde-
ren als hij wil. We stellen vast dat de uitvoering van de
wet aanleiding heeft gegeven tot een aantal vormen van
misgroei. De procureur des Konings doet meestal een
beroep op dezelfde politiediensten. Vaak gaat het om
diensten uit de grotere centra, die goed gestructureerd
en georganiseerd zijn. Een politiekorps dat gevestigd is
in een arrondissementele hoofdplaats wordt het vaakst
aangesproken, zelfs voor niet-gespecialiseerde diensten
zoals de bewaking in ziekenhuizen, het overbrengen van
verdachten naar gevangenis en rechtbanken, enzovoort.
De wet bepaalt ook uitdrukkelijk dat de opvorderingen
voorrang hebben op alle andere politieopdrachten. Ik kan
u een extreem voorbeeld geven. In de Kempen bestaat
de traditie dat bakkerijen op Verloren Maandag worsten-
broden te koop aanbieden in hun toonbanken. Als een
lokale procureur vindt dat hiertegen moet worden opge-
treden en bij elke politiedienst mensen opvordert, dan
moet hieraan gevolg worden gegeven.
Ten derde, wordt de werkdruk in de centrumkorpsen nog
verder verhoogd door het feit dat artikel 43 van de wet op
het politieambt dat betrekking heeft op de wederzijdse
bijstand, niet wordt gewijzigd. Het is ondenkbaar dat
IPZ's met een beperkte capaciteit die grenzen aan een
centrumstad, de capaciteit van die centrumstad als re-
serve gebruiken. Hierdoor wordt de lokale politie van de
centrumzone nog meer ingezet buiten de eigen zone. Ik
stel nu reeds vast dat tijdens weekendnachten geregeld
versterking moet worden gestuurd vanuit de centrumstad
naar kleinere IPZ's.
Ten vierde, door de wet op de gei¨ntegreerde politie
werden de bevoegdheden van de lokale politie uitgebreid
wat de gebiedsomschrijving betreft. Hierdoor wordt het
mogelijk dat de hierboven omschreven opdrachten niet
alleen in de eigen regio moeten worden uitgevoerd, maar
in principe zelfs in het gehele land.
Hierdoor is de lokale commissie nog meer afwezig in de
zone waarvoor ze is bedoeld. In de huidige toepassing
stel ik vast dat mijn centrumkorps door het parket belast
wordt met huiszoekingen en vaststellingen van milieu-
delicten in andere, zelfs buiten de provincie gelegen
IPZ's. Het is duidelijk dat deze los van elkaar staande
feiten de goede werking van de lokale politie in het
gedrang brengen.
Meent de minister niet dat er een cumulerend effect moet
zijn tussen deze wetten en dat, in het belang van de
bevolking en de goede werking van de lokale politie, de
percentages van opvorderbare capaciteit enerzijds, die-
nen te worden verlaagd ten opzichte van de minister van
Binnenlandse Zaken en anderzijds, in omvang per korps
beperkt moeten worden gehouden ten opzichte van de
procureur des Konings ?
Hoe meent de minister dat er een afstemming kan
worden bereikt tussen deze verschillende wettelijke mo-
gelijkheden van opvordering ? Hoe meent de minister de
werkdruk tussen centrum-IPZ's en meer landelijk aan-
grenzende IPZ's gelijkmatig te houden ?
Le pre´sident : La parole est au ministre.
M. Antoine Duquesne, ministre : Monsieur le pre´sident,
apre`s avoir entendu M. Hendrickx, un certain nombre de
rappels s'impose.
Cette matie`re a fait l'objet de longues discussions a`
l'occasion du vote des lois auxquelles l'honorable mem-
bre fait re´fe´rence, c'est-a`-dire la loi organisant la police
inte´gre´e a` deux niveaux et la loi Franchimont. De plus,
ces le´gislations n'ont pas ne´cessairement modifie´ un
certain nombre de pratiques ante´rieures a` leur adoption
par le parlement.
Je voudrais tout d'abord re´pe´ter que les magistrats du
ministe`re public ont toujours mis en action les services de
police de manie`re contraignante par voie de re´quisitions.
C'est ainsi qu'ils adressent des apostilles aux services de
police. Et la loi Franchimont du 12 mars 1998 n' a
nullement innove´ sur ce point. Je peux d'ailleurs vous
dire que, pour l'instant, plus de 80% des dossiers judi-
ciaires sont traite´s au niveau des polices communales.
La loi du 7 de´cembre 1998 a cre´e´ deux niveaux de police
(le fe´de´ral et le local) avec, notamment comme objectif
de rendre les corps de police locale suffisamment auto-
nomes pour assurer seuls un service minimal a` la
population.
Compte tenu de la disparition des brigades de gendar-
merie, les corps de police locale sont toutefois e´galement
charge´s de missions de police a` caracte`re fe´de´ral qui,
jusqu'a` pre´sent, sont remplies par les brigades de gen-
darmerie dont un pourcentage du personnel reste dispo-
nible en cas de besoin pour intervenir ailleurs, et notam-
ment dans le cadre de missions de maintien de l'ordre. Ils
peuvent e´galement e^tre oblige´s de s'appuyer mutuelle-
ment lorsqu'un grave proble`me de se´curite´ survient dans
HA 50
COM 026
21
26-10-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Antoine Duquesne
une zone a` l'instar des unite´s de marche que fournissent
les actuelles brigades de gendarmerie pour faire face a`
des proble`mes de maintien de l'ordre. Donc le le´gislateur
a voulu que, dans toute la mesure du possible, la zone se
suffise a` elle-me^me, qu'elle puisse, quand c'est ne´ces-
saire, recourir a` la collaboration d'effectifs des zones
voisines et, en cas de re´el besoin, faire appel a` la police
fe´de´rale. Mais le syste`me est e´galement re´versible.
Ainsi, dans des situations exceptionnelles, la police fe´-
de´rale peut faire appel a` des effectifs des polices locales.
Il me semble, monsieur, que vous ne lisez pas correcte-
ment le texte de la loi Franchimont.
En instaurant un article 28ter dans le code d'instruction
criminelle, cette loi permet au procureur du Roi de
reque´rir, comme par le passe´, les services de police pour
accomplir des actes de police judiciaire. Lorsqu'il s'agit
d'une re´quisition et non d'une simple demande, il va de
soi que les services de police sont tenus d'obtempe´rer.
Si cette disposition ne pre´voit pas de limite quant aux
capacite´s qui peuvent e^tre requises, l'aline´a 3 de son
paragraphe 3 envisage cependant expresse´ment la si-
tuation dans laquelle un service de police ne pourrait pas
donner au procureur du Roi les effectifs et moyens
ne´cessaires parce que ceux-ci sont de´ja` engage´s dans
d'autres ope´rations de police, tant judiciaires qu'adminis-
tratives. Rapport sera fait au procureur du Roi qui pourra,
s'il l'estime ne´cessaire, faire lui-me^me rapport au procu-
reur ge´ne´ral afin qu'il en saisisse le colle`ge des procu-
reurs ge´ne´raux. Si la difficulte´ de mettre certains effectifs
a` disposition re´sulte du concours de plusieurs missions
judiciaires, le colle`ge tranchera. S'il s'agit d'un concours
entre missions de police judiciaire et de police adminis-
trative, la question fera l'objet d'un arbitrage par les
autorite´s concerne´es, voire par les ministres de la Justice
et de l'Inte´rieur. Cette impossibilite´ de fournir les effectifs
et moyens souhaite´s par l'autorite´ reque´rante et sa
solution ne sont cependant pas neuves et la loi Franchi-
mont n'innove donc pas vraiment sur ce point.
Le me^me article 28ter nouveau renvoie expresse´ment a`
l'article 6 de la loi sur la fonction de police et aux articles
44 a` 50 de la loi sur la gendarmerie qui contiennent des
dispositions tout a` fait semblables. A l'avenir, ces dernie`-
res se retrouveront dans un nouvel article de la loi sur la
fonction de police, l'article 8,1 inse´re´ dans cette loi par
l'article 160 de la loi pre´cite´e du 7 de´cembre 1998.
Pour le surplus, aucune disposition de la loi Franchimont
ne pre´cise que les re´quisitions des autorite´s judiciaires
auraient priorite´ sur les autres missions de police. Les
re´quisitions de ces autorite´s judiciaires sont adresse´es
au service de police qu'elle juge le plus approprie´.
Lorsque les deux niveaux de police seront en place, les
services judiciaires de la police fe´de´rale seront charge´s
de missions de police judiciaire spe´cialise´es tandis que
les polices locales assumeront les missions de police de
base, en ce compris les missions de police judiciaire non
spe´cialise´es. Il faudra de`s lors, dans les zones de police,
des brigades judiciaires.
L'effectif minimal des corps de police locale sera fixe´ par
le Roi. Il tiendra compte notamment des spe´cificite´s de la
zone de police concerne´e ainsi que d'un certain nombre
de fonctionnalite´s qui doivent e^tre assure´es dans toutes
les zones. L'objectif est de garantir aux autorite´s, dont les
autorite´s judiciaires, et a` la population, un service mini-
mal e´quivalent sur l'ensemble du territoire ainsi que le
prescrit l'article 2, dernier aline´a de la loi du 7 de´cembre
1998.
Quant aux re´quisitions que peut adresser le ministre de
l'Inte´rieur aux polices locales en vertu de l'article 64 de la
loi du 7 de´cembre 1998, elles ont simplement pour objet
de venir en aide aux autorite´s et a` la population d'une
certaine zone en lui assurant l'intervention de policiers
d'une autre zone. Ceci compense le pouvoir qu'avait
l'autorite´ fe´de´rale d'actionner dans le me^me but le per-
sonnel des brigades de gendarmerie.
La capacite´ des corps de police locale qui doit e^tre
disponible a` cet effet n'est cependant distraite de ses
missions ordinaires au sein du corps de police locale que
dans des cas exceptionnels. Par ailleurs, la compe´tence
du bourgmestre de reque´rir, comme actuellement, la
police fe´de´rale en vertu cette fois de l'article 43 de la loi
du 7 de´cembre 1998 restera intacte. Confronte´e a` un
proble`me majeur, deux possibilite´s sont donc mises en
place pour renforcer les effectifs insuffisants d'une zone.
Pour l'instant, la difficulte´ re´side dans le fait que nous
nous trouvons dans une pe´riode transitoire : le nouveau
dispositif n'est pas encore entre´ en fonction. De plus, il
s'agit d'une toute nouvelle philosophie pour ce qui
concerne les polices de base qui devront, en principe,
e^tre en mesure d'assumer la totalite´ des missions de
premie`re ligne, en ce compris des missions judiciaires.
C'est la raison pour laquelle elles seront renforce´es par
un certain nombre de fonctionnaires de police venant des
brigades de gendarmerie.
- Voorzitter : de heer Tony Smets
De voorzitter : De heer Marcel Hendrickx heeft het
woord.
De heer Marcel Hendrickx (CVP) : Mijnheer de voorzit-
ter, wat de minister zegt, is naar mijn aanvoelen slechts
theorie. In de praktijk is het heel anders. In de praktijk is
het bijvoorbeeld heel duidelijk dat het parket steeds op
dezelfde korpsen een beroep doet. De kleine korpsen
komen minder in aanmerking. Men vraagt steeds de
grotere
gespecialiseerde
korpsen,
ook
voor
niet-
gespecialiseerde diensten. Iemand bewaken in een zie-
22
HA 50
COM 026
26-10-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Marcel Hendrickx
kenhuis noem ik geen gespecialiseerde dienst. Ik meen
dat het goed zou zijn het cumulerend effect te berekenen
van al deze maatregelen met betrekking tot de lokale
politie. Het zou dan meteen duidelijk worden dat het
risico bestaat dat deze lokale politie de eigen opdrachten
niet meer naar behoren kan uitvoeren.
De voorzitter : De minister heeft het woord.
Minister Antoine Duquesne : Als dit waar is, moet de
praktijk veranderen. Ik was burgemeester van een kleine
gemeente. Ik ken de praktijken van zekere procureurs
des Konings. Elles vont parfois tre`s loin. Il arrive en effet
que l'on transforme des policiers en facteurs. Je crois
donc que des modifications devraient intervenir dans le
fonctionnement des services, notamment dans le traite-
ment des informations judiciaires qui sont donne´es.
Mais il existe des moyens de re´agir. Lorsqu'un arbitrage
par la voie judiciaire s'impose, il faut s'adresser au
Colle`ge des procureurs ge´ne´raux. Lorsqu'il y a un conflit
ou des abus dans l'exercice de missions administratives
ou judiciaires, on peut aussi s'adresser au ministre
compe´tent. Tout cela est pre´vu par la loi. En tout cas, il
faut absolument re´agir quand cela s'ave`re ne´cessaire.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Samengevoegde mondelinge vragen van :
- de heer Karel Van Hoorebeke aan de minister van
Binnenlandse Zaken over
het vernieuwen van de
identiteitskaarten
voor
hoogbejaarde
personen
(nr. 251)
- de heer Jan Mortelmans aan de minister van Bin-
nenlandse Zaken over
de hernieuwing van de iden-
titeitskaarten
(nr. 276)
Questions orales jointes de :
- M. Karel Van Hoorebeke au ministre de l'Inte´rieur
sur
le renouvellement des cartes d'identite´ des
personnes tre`s a^ge´es
- M. Jan Mortelmans au ministre de l'Inte´rieur sur
le renouvellement des cartes d'identite´ (n° 276)b>
De voorzitter : De heer Karel Van Hoorebeke heeft het
woord.
De heer Karel Van Hoorebeke (VU&ID) : Mijnheer de
voorzitter, blijkbaar stelt er zich in de steden en gemeen-
ten een probleem met betrekking tot de vernieuwing van
de identiteitskaarten voor hoogbejaarde personen en
andersvaliden die zich, zoals het vandaag de regel is,
moeten aanmelden bij de dienst Bevolking van het
gemeente- of stadsbestuur om daar hun identiteitskaart
die voor een beperkte periode is afgeleverd, te vernieu-
wen.
Met het huidige systeem van geplastificeerde identiteits-
kaarten moet men zich eerst aanmelden om zijn handte-
kening te plaatsen, waarna dat formulier wordt bezorgd
aan de dienst die de identiteitskaart aanmaakt. Nadien
moet men nog eens weerkeren om de kaart zelf op te
halen. Sommige steden en gemeenten hebben gepro-
beerd om dit probleem op te vangen door een ambtenaar
van de gemeente of de stad ter plaatse te sturen om de
handtekening op te halen en de identiteitskaart af te
geven.
Bij de grotere groep van bejaarden of andersvaliden, en
gelet op de vergrijzing van onze bevolking mogen we
aannemen dat die groep nog erg zal toenemen, is er toch
een probleem dat misschien op een andere manier moet
worden opgelost.
De stad Lier heeft op dat vlak het voortouw genomen,
maar ik veronderstel dat ook nog andere steden en
gemeenten vragende partij zijn.
Het zou daarom nuttig zijn van de minister te vernemen
of hij van plan is op dat vlak initiatieven te nemen om aan
dat probleem tegemoet te komen. Een suggestie is de
termijn van de huidige identiteitskaart voor hoogbejaar-
den langer te laten lopen dan voor de andere burgers.
Aan welke oplossing denkt de minister ? Of is hij niet van
plan de huidige situatie te veranderen ?
De voorzitter : De heer Jan Mortelmans heeft het woord.
De heer Jan Mortelmans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
minister, toen ik de verzoeken tot mondelinge vraag
kreeg, stelde ik vast dat de heer Van Hoorebeke op 20
oktober hierover een vraag had ingediend. Hij heeft
wellicht meer ervaring in de geplogenheden van dit huis
en is ongetwijfeld tot de conclusie gekomen dat, om een
snel antwoord te verkrijgen, het stellen van een monde-
linge vraag in de commissie het meest geschikte middel
is. Reeds op 15 oktober had ik een schriftelijke vraag
gesteld. Tot op vandaag heb ik nog geen antwoord
gekregen.
Mijnheer de voorzitter, een van de redenen voor de
inflatie van mondelinge vragen is wellicht te wijten aan
het niet tijdig beantwoorden van schriftelijke vragen. Dat
is stof voor discussie in de Conferentie van de voorzitters
en valt dus buiten het bestek van deze vergadering.
Mijnheer de minister, de heer Van Hoorebeke verwijst
naar het voorbeeld van Lier. Het klopt niet dat het
stadsbestuur van Lier zo maar zonder wettelijke basis
van plan is om de hoogbejaarde inwoners te ontslaan
HA 50
COM 026
23
26-10-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jan Mortelmans
van de verplichting een identiteitskaart te vernieuwen.
Het klopt wel dat ze hierover een vraag hebben gesteld
aan het ministerie van Binnenlandse Zaken. Lier is niet
de eerste of enige stad die daarover een vraag heeft
gesteld. Ook de gemeente De Pinte en Wevelgem ver-
keren in dezelfde situatie.
Ouderdom, ziekte en het feit zich moeilijk te kunnen
verplaatsen zijn, naast de extra kosten voor steden en
gemeenten, enkele - wellicht aanvaardbare - argumenten
die men aanhaalt. Ik zou hiertegen enkele ethische
bezwaren kunnen opwerpen. Zou de indruk niet kunnen
ontstaan dat, door het doorvoeren van deze maatregel,
de ouderen in onze samenleving niet meer van tel zijn en
dat het geen zin meer heeft om voor deze groep mensen
nog een nieuwe identiteitskaart af te leveren ? We moe-
ten daar toch even bij stilstaan.
Ondertussen ben ik in het bezit gekomen van een
schrijven van het ministerie van Binnenlandse Zaken,
meer bepaald van de algemene directie van de wetge-
ving en van de nationale instellingen, de directie van de
verkiezingen en van de bevolking. De brief is van de
hand van de directeur-generaal, de heer Vanneste. Na-
mens de minister laat hij aan de gemeente Wevelgem op
12 juli - 1 dag nadat de witte rook uit de regeringsschouw
kwam - weten
dat maatregelen zoals de maximale
geldigheidsduur van een identiteitskaart in geen geval
afhankelijk mogen zijn van de vrije keuze van de drager
ervan
. Verder stelt de directeur-generaal nogal cru dat
hij betreurt
dat u de inwoners van uw gemeente die
ouder dan 70 jaar zijn, beschouwt als minderwaardige
burgers en hen door uw voorstel beperkt in hun
bewegings- en identificatiemogelijkheden door hen een
identiteitskaart van een verminderde kwaliteit te geven
.
Verderop schrijft de directeur-generaal - en dit vormt een
antwoord op een aantal vragen van de heer Van Hoore-
beke - dat
er een aangepaste procedure is voor perso-
nen die zich moeilijk kunnen verplaatsen
.
Mijnheer de minister, schaart u zich nog steeds achter
het antwoord van de directeur-generaal ?
Le pre´sident : La parole est au ministre.
M. Antoine Duquesne, ministre : Monsieur Mortelmans,
vous avez entie`rement raison. Une solution raisonnable
devrait e^tre trouve´e. Les questions e´crites prennent trop
de temps. Les ministres successifs insistent toujours
aupre`s de leur administration pour qu'elle re´ponde rapi-
dement. Par contre, les questions orales ne laissent pas
assez de temps au ministre pour re´unir tous les e´le´ments
de re´ponse ne´cessaires en vue de donner une informa-
tion comple`te. Espe´rons qu'avec le temps, on trouvera
une voie moyenne.
En la matie`re, la loi est la loi, monsieur Van Hoorebeke.
Vous rendez bien compte que je ne peux pas donner une
re´ponse diffe´rente de celle qui vous a e´te´ transmise par
le directeur ge´ne´ral de mon administration. Elle indique
cependant que des solutions peuvent e^tre apporte´es a` ce
proble`me, notamment en se basant sur les circulaires
ministe´rielles existantes.
M. Van Hoorebeke a parfaitement re´sume´ la situation.
Premie`rement, la le´gislation en la matie`re oblige chaque
individu, a^ge´ d'au moins 12 ans, a` posse´der une carte
d'identite´.
Deuxie`mement, la Belgique a fait un tre`s gros effort pour
rendre les cartes d'identite´ fiables. Afin de pre´server cette
fiabilite´, il faut proce´der a` un renouvellement re´gulier; une
pe´riode de dix ans semble e^tre la plus approprie´e.
Ook oudere personen dienen geregeld hun identiteit
aan te tonen, bijvoorbeeld bij hun bankverrichtingen of bij
het uitbrengen van hun stem bij de verkiezingen. Num-
mer 36 van deel III van de algemene onderrichtingen van
7 oktober 1992 betreffende het houden van de bevolk-
ingsregisters en de vreemdelingenregisters, voorziet in
een speciale procedure voor personen die zich moeilijk
kunnen verplaatsen, zoals bejaarden. Indien deze perso-
nen behoren tot een gezin, meldt een gezinslid zich aan
bij de bevolkingsdienst met de oproepingskaart, een
medisch attest waaruit blijkt dat de betrokkene zich niet
persoonlijk kan melden en een foto. Na betaling van het
verschuldigde bedrag, krijgt hij het linkerluik van de
oproepingsbrief terug.
Het basisdocument wordt dan ten huize van de betrok-
kene ter ondertekening aangeboden door een aanges-
telde van de gemeente. De identiteitskaart wordt door het
gemeentebestuur afgeleverd bij de betrokkene thuis.
Une proce´dure tre`s simple permet donc a` un membre de
la famille de la personne a^ge´e de s'occuper du renouvel-
lement de la carte d'identite´. Le service communal doit
normalement se de´placer, a` son tour, pour recueillir la
signature de l'inte´resse´. Je pense donc que le syste`me
actuel est suffisant.
De voorzitter : De heer Karel Van Hoorebeke heeft het
woord.
De heer Karel Van Hoorebeke (VU&ID) : Mijnheer de
minister, uit uw antwoord kan ik afleiden dat de huidige
wettelijke regeling voor u volstaat en dat u geen wijzigin-
gen zult aanbrengen. U verwijst naar de zogenaamde
eenvoudige werkwijze die men moet volgen. Zo eenvou-
dig is die werkwijze echter niet. Een familielid moet
immers de opdracht krijgen om naar het gemeentehuis te
gaan. Een afgevaardigde van de stad of de gemeente
moet zich dan aanbieden bij de persoon in kwestie.
Het gaat dus om een omslachtige procedure. We kunnen
discussie¨ren of het wel om de meest aangewezen me-
thode gaat. Ik kan mij daarover vandaag niet uitspreken.
Het is in elk geval belangrijk dat we een systeem
24
HA 50
COM 026
26-10-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Karel Van Hoorebeke
behouden waardoor de identiteitskaart een betrouwbaar
identificatiebewijs vormt, waardoor we ons ook in het
buitenland kenbaar kunnen maken en we niet in alle
omstandigheden een paspoort nodig hebben, zoals dat
voor andere landen wel het geval is.
Het zou goed zijn om daarover met de Vereniging van
Steden en Gemeenten van gedachten te wisselen en te
zien of de bijkomende last om zich ter plaatse te bege-
ven, niet te zwaar wordt en of men geen andere oplos-
sing moet zoeken.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Ordre des travaux
Regeling van de werkzaamheden
Le pre´sident : La question orale n° 258 de M. Jean-
Jacques Viseur est reporte´e a` une date ulte´rieure.
Mondelinge vraag van de heer Guido Tastenhoye aan
de minister van Binnenlandse Zaken over
de uitla-
tingen van Europees parlementslid Patsy So
¨ rensen
die de afpersingspraktijken van de Albanese maffia
in Antwerpen aanklaagt
(nr. 260)
Question orale de M. Guido Tastenhoye au ministre
de l'Inte´rieur sur
les de´clarations de la de´pute´e
europe´enne Patsy So
¨ rensen de´nonc¸ant les pratiques
de chantage de la maffia albanaise a` Anvers
De voorzitter : De heer Guido Tastenhoye heeft het
woord.
De heer Guido Tastenhoye (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, ik heb deze vraag ook voorgelegd aan de
minister van Justitie. Het gaat hier immers om een
gedeelde bevoegdheid. Europees parlementslid Patsy
So¨rensen heeft deze verklaringen op 20 oktober in Gazet
van Antwerpen afgelegd. Het is toch wel zeer opmerkelijk
dat een parlementslid haar vertrouwen in de Antwerpse
diensten van politie, parket, rijkswacht en staatsveiligheid
volledig kwijt is. Volgens mevrouw So¨rensen zouden
deze diensten volledig falen bij de bestrijding van de
Albanese en Russische maffia, die hun afpersingsprak-
tijken onbelemmerd zouden kunnen uitoefenen in Ant-
werpen. Ze deelt zelfs mee aan de krant dat haar leven
bedreigd is en dat de politionele diensten onvoldoende
doen om haar te beschermen.
Mevrouw So¨rensen is ook niet te spreken over de aanpak
van de politionele en gerechtelijke diensten in Antwer-
pen. Ze zou onlangs een ontmoeting hebben gehad met
mensen van deze diensten om de problemen te bespre-
ken. Ze beweert echter dat haar argumenten niet ernstig
worden genomen. Nochtans is iedereen die Antwerpen
een beetje kent, ervan overtuigd dat paal en perk moet
worden gesteld aan het optreden van Oost-Europese
maffiabendes in de metropool.
Mijnheer de minister, hebt u de verklaringen van me-
vrouw So¨rensen over het bestaan van deze maffia-
bendes en haar veiligheid laten natrekken ? Mevrouw
So¨rensen is trouwens een Europees parlementslid en
niet zo maar de eerste de beste. Wat zijn uw bevindin-
gen ?
Daarnaast wil ik u een algemene vraag stellen. Wat
onderneemt u als minister van Binnenlandse Zaken om
de georganiseerde misdaad in Antwerpen beter te be-
strijden ?
Le pre´sident : La parole est au ministre.
M. Antoine Duquesne, ministre : Monsieur le pre´sident,
comme l'a dit M. Tastenhoye en posant sa question, tout
ce qui concerne l'aspect judiciaire de la proble´matique
rele`ve de la compe´tence de mon colle`gue, le ministre de
la Justice que je vous invite a` interroger a` ce sujet.
Pour le surplus, j'ai e´videmment fait ve´rifier toutes les
informations qui m'ont e´te´ donne´es. Vous devez com-
prendre la prudence dont je dois faire preuve dans la
re´ponse que je vais vous donner, parce qu'il s'agit de la
se´curite´ de personnes. Donc, il y a des e´le´ments que je
ne veux ou ne peux dire.
Cela e´tant, je puis vous confirmer que, de`s les premie`res
rumeurs de menace, des mesures de protection et de
surveillance ont e´te´ mises en oeuvre par diffe´rents
services, ensuite adapte´es en fonction de l'e´valuation du
risque. Cette e´valuation a e´te´ faite par diffe´rents servi-
ces. Donc, l'e´volution des de´cisions de´pend d'e´valua-
tions jusqu'a` pre´sent unanimes.
Par ailleurs, aucun e´le´ment pre´cis ne permet d'e´tayer
une menace pre´cise pouvant e´maner d'une mafia russe
ou albanaise. Cependant, toutes les pre´cautions ne´ces-
saires ont e´te´ prises.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Danie¨l Vanpoucke aan
de minister van Binnenlandse Zaken over
de uitvoe-
ring van de wet tot regeling van de bevoegdheids-
verdeling ingevolge de integratie van de zeevaart-
politie, de luchtvaartpolitie en de spoorwegpolitie in
de federale politie
(nr. 263)
HA 50
COM 026
25
26-10-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Antoine Duquesne
Question orale de M. Danie¨l Vanpoucke au ministre
de l'Inte´rieur sur
l'exe´cution de la loi organisant la
re´partition des compe´tences suite a` l'inte´gration de
la police maritime, de la police ae´ronautique et de la
police des chemins de fer dans la police fe´de´rale
De voorzitter : De heer Danie¨l Vanpoucke heeft het
woord.
De heer Danie¨l Vanpoucke (CVP) : Mijnheer de voorzit-
ter, mijnheer de minister, eind vorig jaar werd de wet tot
regeling van de bevoegdheidsverdeling ingevolge de
integratie van de zeevaartpolitie, de luchtvaartpolitie en
de spoorwegpolitie in de federale politie goedgekeurd. In
hoofdstuk
4
van
deze
wet
wordt
expliciet
de
bevoegdheidsverdeling vastgelegd. Gelet op de overhe-
veling naar de rijkswacht van de taken van de algemene
politie op het vlak van de spoorwegen, wordt in artikel
104 van de vermelde wet, artikel 10 van de wet van 25 juli
1981 gewijzigd.
De toelichting bij artikel 104 verklaart duidelijk waarom
een wijziging noodzakelijk is. Naast de algemene politie-
taken moeten specifieke inspectietaken met betrekking
tot de spoorwegen worden verzekerd. Immers, in de
praktijk kunnen deze specifieke taken niet rechtstreeks
door de rijkswacht worden uitgevoerd. Onder inspectie-
taken ressorteren onder meer het toezicht op de naleving
van de wet van 1835 inzake het tolgeld, het politieregle-
ment op de spoorwegen en de uitvoeringsbesluiten hier-
van zoals bijvoorbeeld de controle op de vervoer-
bewijzen. Bovendien wordt in de wet van 17 november
1998 bepaald, dat de door de Koning aangewezen
statutaire personeelsleden van de NMBS, deze misdrij-
ven kunnen vaststellen bij proces-verbaal dat geldt tot
het bewijs van het tegendeel wordt geleverd. Deze
processen-verbaal moeten dan worden doorgestuurd
naar de bevoegde procureur des Konings.
Tenslotte bepaalt artikel 108 van de wet van 17 novem-
ber dat hoofdstuk 4 van die wet in werking treedt op 1 juni
1999. Mijn vragen aan de heer minister zijn dan ook de
volgende :
Ten eerste, is het koninklijk besluit waarvan sprake in
artikel 104 van de wet van 17 november reeds uitgevaar-
digd ? Zo niet, wat is dan de timing ? Waarom werd de
inwerkingtreding van 1 juni 1999 niet nageleefd ?
Ten tweede, hoeveel statutaire personeelsleden zullen
worden aangeduid met deze bevoegdheid ?
Ten derde, wordt er voor dit koninklijk besluit met de
NMBS overleg gepleegd ?
Le pre´sident : La parole est au ministre.
M. Antoine Duquesne, ministre : Monsieur Vanpoucke a
parfaitement rappele´ l'ensemble du dispositif le´gal qui
re´git la matie`re.
Mais je dois, monsieur, vous renvoyer a` ma colle`gue, la
vice-premie`re ministre et ministre des Transports et de la
Mobilite´ qui est compe´tente en ces matie`res. C'est cette
dernie`re qui pourra vous re´pondre, notamment en ce qui
concerne les de´signations.
De voorzitter : De heer Danie¨l Vanpoucke heeft het
woord.
De heer Danie¨l Vanpoucke (CVP) : Mijnheer de voorzit-
ter, mijnheer de minister, ik zal mij dan tot de bevoegde
minister wenden.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Samengevoegde mondelinge vragen van :
- mevrouw Simonne Creyf aan de minister van Binnen-
landse Zaken, aan de staatssecretaris voor Energie en
Duurzame Ontwikkeling en aan de vice-eerste minister
en minister van Werkgelegenheid over
de controle op
nucleair transport
(nr. 235)
- de heer Karel Van Hoorebeke aan de minister van
Binnenlandse Zaken en aan de staatssecretaris voor
Energie en Duurzame Ontwikkeling over
de controle op
nucleair transport
(nr. 259)
(Het antwoord zal worden verstrekt door de minister van
Binnenlandse Zaken)
Questions orales jointes de :
- Mme Simonne Creyf au ministre de l'Inte´rieur, au
secre´taire d'Etat a` l'Energie et au De´veloppement
durable et a` la vice-premie`re ministre et ministre de
l'Emploi sur
le contro^le des transports nucle´aires
- M. Karel Van Hoorebeke au ministre de l'Inte´rieur et
au secre´taire d'Etat a` l'Energie et au De´veloppement
durable sur
le contro^le des transports nucle´aires
(La re´ponse sera donne´e par le ministre de l'Inte´-
rieur)
De voorzitter : Mevrouw Simonne Creyf heeft het woord.
Mevrouw Simonne Creyf (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
onlangs vond er in het Japanse Tukaimuro een kern-
ongeluk plaats en hoorden we dat plutonium dat afkom-
stig is van het Europees Onderzoekscentrum voor mate-
rialen en metingen in Geel enkele dagen in Europa op de
dool was. Beide incidenten vestigen opnieuw alle aan-
dacht op het probleem van de controle op de nucleaire
sector in het algemeen en op de werking van het FANC,
26
HA 50
COM 026
26-10-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Simonne Creyf
het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle, in het
bijzonder. De heer Verherstraeten heeft daarnet reeds
gei¨nterpelleerd over het FANC. Niettemin wil ik nog even
terugkomen op de werking ervan.
In 1988 besliste de regering reeds om een gei¨ntegreerd
nucleair controleagentschap op te richten. Deze beslis-
sing kwam er als antwoord op de aanbeveling van de
parlementaire onderzoekscommissie die werd opgericht
om het Transnuklear-schandaal te onderzoeken. Waar
hebben we de laatste dagen nog horen spreken over een
gei¨ntegreerd
controleagentschap ?
De
onderzoeks-
commissie besloot dat er een slechte werking was aan-
gezien een aantal controlediensten naast elkaar optra-
den zonder de minste coo¨rdinatie. Bovendien worstelden
deze overheidsdiensten met een acuut personeelstekort.
Ten slotte werd er onvoldoende of geen informatie gege-
ven aan de bevolking, laat staan dat er sprake was van
een dialoog met de bevolking. Nochtans beschikt ons
land over een belangrijke nucleaire industrie en is het
door zijn ligging de draaischijf van Europese transporten.
De operationalisering van het FANC bleek een zeer
moeilijke opdracht te zijn. De vorige regering besliste
uiteindelijk de integrale voogdij over het FANC en over de
diensten waaruit het zou worden samengesteld, onder de
exclusieve bevoegdheid van de minister van Binnen-
landse Zaken te plaatsen. Ook de dioxinecrisis werkte
inspirerend om een federaal gei¨ntegreerd voedsel-
agentschap op te richten.
Ondanks de eenheidsvoogdij van Binnenlandse Zaken
werd de inwerkingtreding van het FANC gedurende vier
jaar door allerlei acties en spelletjes tegengehouden.
Eerst werd de wet gewijzigd zodat de automatische
overdracht van personeel van de Dienst voor de bescher-
ming tegen ioniserende stralen, de Dienst voor de tech-
nische veiligheid van de kerninstallaties en andere dien-
sten zoals Justitie waarin oorspronkelijk werd voorzien,
slechts na een zeer omslachtige procedure mogelijk
werd. Na deze wijziging bleek dat de wet opnieuw moest
worden aangevuld met overgangsbepalingen om de
overdracht van het personeel mogelijk te maken. Het
resultaat daarvan is dat de personeelsleden van deze
diensten nog steeds niet zijn overgedragen aan het
FANC.
De regeringscommissaris die eerst minister Vande La-
notte en later minister Van den Bossche bij het FANC
vertegenwoordigde, en tevens kandidaat-afdelingshoofd
was bij het FANC, zou zelfs kritiek hebben uitgebracht op
een tegenkandidaat die door de directie werd voorgedra-
gen. Bovendien onthoud ik uit het antwoord van de
minister aan de heer Verherstraeten dat deze regerings-
commissaris nog steeds zijn functie uitoefent, en tegelijk
kabinetsadviseur is van staatssecretaris Deleuze. Wie
vertegenwoordigt deze regeringscommissaris eigenlijk ?
Er was een voortdurende onderhuidse ruzie tussen de
minister van Economische Zaken en de minister van
Binnenlandse Zaken of althans tussen hun kabinets-
medewerkers. Dit kwam ook in de Nationale Instelling
voor radioactieve afval en splijtstoffen, de NIRAS, aan
het licht. Het gevolg was dat het FANC volledig werd
geblokkeerd. De weinige topkaderleden die werden in
dienst genomen, blijken niet in staat te zijn de meest
elementaire beheersdaden inzake controle, vergunnin-
gen en administratie te verrichten. Sommige van deze
topkaderleden missen bovendien de nodige ervaring. Dit
kan tot een catastrofe leiden aangezien er op administra-
tief vlak nog veel moet worden geregeld, zoals de
minister heeft verklaard in zijn antwoord op de interpel-
latie van de heer Verherstraeten.
Overal ter wereld is men bezorgd over de gevolgen van
het millenniumprobleem in de nucleaire sector. Er is
plutonium op de dool en de vergunningen inzake trans-
port en exploitatie worden niet afgeleverd. Deze vergun-
ningen zijn nochtans broodnodig om de normale werking
van de bedrijven in de sector mogelijk te maken. Ook de
controle op het peperdure nucleaire detectiesysteem
Telerad met snuffelpalen over het hele land en zijn
exploitatie- en onderhoudskosten blijft voor problemen
zorgen. In de nieuwe regering zou er geen sprake meer
zijn van een gei¨ntegreerde bevoegdheid zoals in de
vorige regering. Er zouden ten minste twee ministers
bevoegd zijn voor het FANC. Het is waarschijnlijk de
bedoeling dat zij elkaar in het oog of in evenwicht
houden. Daar de verschillende overheidsdiensten nog
niet naar het FANC werden overgedragen, moet de
minister van Binnenlandse Zaken de bevoegdheid over
het FANC delen met de minister van Werkgelegenheid,
die de bevoegdheid draagt over de Dienst voor de
technische veiligheid van de kerninstallaties.
Zijn de staatssecretaris voor Energie of de minister van
Economische Zaken eveneens bevoegd voor het toe-
zicht op de nucleaire sector ? Wegens de aanslepende
discussie over de bevoegdheid is de raad van bestuur
van het FANC sedert maanden de facto buitenspel gezet.
De diensten van het FANC kunnen niet werken bij gebrek
aan personeel en de belangrijkste bevoegdheden van
het agentschap werden nog steeds niet overgedragen. In
een tijd dat de regering onder de invloed van de dioxine-
problematiek aankondigt een gei¨ntegreerd federaal
agentschap voor de veiligheid van de voedselketen op te
richten, zorgt men voor een versnippering van bevoegd-
heden, voor inactiviteit en incoherentie op het domein
van de nucleaire controle. Het aanpakken van de veilig-
heid weegt maatschappelijk even zwaar en is even
noodzakelijk als de controle van de voedselketen. Dit is
onverantwoord.
Ondanks alle verklaringen over duurzaamheid en nieuwe
politieke cultuur blijkt de regering weinig belangstelling te
hebben voor de risico's voor de veiligheid en het leefmi-
HA 50
COM 026
27
26-10-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Simonne Creyf
lieu die uit het bestaan van de nucleaire sector in Belgie¨
kunnen voortvloeien. Integendeel, de regering blokkeert
het in werking treden van het federaal agentschap voor
nucleaire controle. Er wordt met vuur gespeeld. Indien er
zich ooit een incident voordoet, zal de vraag rijzen naar
de politieke verantwoordelijkheid. Op dat ogenblik zal het
echter al te laat zijn voor de getroffen werknemers en
voor de burgers.
Graag had ik dan ook van de minister vernomen welke
maatregelen de regering zal nemen om het Federaal
Agentschap voor de nucleaire controle op korte termijn
operationeel te maken. Ik weet dat de minister momen-
teel een bijzonder drukke agenda heeft. Zowel het asiel-
beleid als de dioxineproblematiek bezorgen hem heel
wat werk. Ik heb hiervoor alle begrip. Mijn vraag heeft tot
doel hem te wijzen op de risico's in de nucleaire sector.
De voorzitter : De heer Karel Van Hoorebeke heeft het
woord.
De heer Karel Van Hoorebeke (VU&ID) : Mijnheer de
voorzitter, mijn vraag heeft dezelfde strekking als die van
mevrouw Creyf. Ik deel haar bezorgdheid volledig.
Mijnheer de minister, het bleef bij een klein bericht in
enkele kranten. Wellicht is het verkeerd verzenden van
een koffertje met radioactief materiaal een kleinigheid
zonder zware gevolgen. Ik herinner mij echter nog dat
men ons indertijd, toen wij ons zorgen maakten over de
nucleaire sector, steeds bezwoer dat er niets verkeerd
kon gaan omdat de veiligheidsmechanismen zodanig
waren uitgebouwd dat zelfs een menselijke fout onmo-
gelijk was. De laatste tijd stellen wij nochtans vast dat er
zich meer en meer menselijke fouten voordoen. Tot op
heden zijn de gevolgen weliswaar beperkt gebleven
maar dit sluit niet uit dat er zich iets ernstigs kan
voordoen.
Tijdens de vorige legislatuur heb ik een vraag gesteld
over de beveiliging van de nucleaire sector in het kader
van de millenniumovergang. Men heeft mij toen verze-
kerd dat er geen enkel probleem bestond en dat alles
onder controle was. Wij kunnen aannemen dat dit daad-
werkelijk het geval is, maar toch steun ik de vragen die
mevrouw Creyf heeft gesteld. Is het niet dringend nodig
om een efficie¨nt en afdoend controlesysteem uit te
werken ?
Mijnheer de minister, wat het specifieke geval van het
koffertje betreft, zult u een onderzoek instellen of hebt u
dat al gedaan ? Ik heb gelezen dat de Europese Com-
missie de zaak naar zich heeft toegetrokken. De voorzit-
ter, de heer Prodi, heeft ook een onderzoek bevolen. Als
Europees commissaris zou de heer Busquin met die
opdracht worden belast. Misschien is het goed als de
heer Busquin zijn verslag terzake ook hier in het parle-
ment komt toelichten. Mijnheer de minister, hebt u een
intern onderzoek bevolen ? Hebt u al resultaten ? Ik heb
ook gelezen dat het probleem verband hield met de
exportlicentie. Is dat aspect uitgeklaard of had het er
uiteindelijk niets mee te maken ? Werd dit in de bericht-
geving verkeerd overgenomen ?
Tot daar mijn concrete vragen. Uiteraard sluit ik mij ook
aan bij de algemene bezorgdheid die mevrouw Creyf
heeft verwoord. Deze sector is goed beveiligd en dit
wordt goed opgevolgd, maar we kunnen niet voorzichtig
genoeg zijn. Als ik het verhaal over het controlemecha-
nisme hoor, meen ik dat op dat vlak zo snel mogelijk
afdoend moet worden opgetreden.
Le pre´sident : La parole est au ministre.
M. Antoine Duquesne, ministre : Monsieur le pre´sident,
je voudrais rappeler trois e´le´ments a` Mme Creyf qui se
trouvait dans une autre commission lorsque j'ai re´pondu
a` M. Verherstraeten.
1. La loi pre´voyant cette agence de contro^le de la
se´curite´ nucle´aire existe depuis 1994. Pour que son
dispositif soit complet, une disposition le´gale doit encore
e^tre vote´e. Elle avait de´ja` e´te´ vote´e sous la pre´ce´dente
le´gislature, a` la Chambre, adopte´e en commission du
Se´nat mais pas en se´ance ple´nie`re. Je ne pouvais pas,
madame, profitant des vacances, adopter seul cette
disposition.
Mais j'ai fait le ne´cessaire et vous avez vote´, tout a`
l'heure, le projet de loi relevant la caducite´ d'un certain
nombre de projets, de manie`re a` parfaire rapidement le
re´gime le´gal qui permettra enfin l'installation comple`te de
cette institution dont je pense qu'elle constitue un e´le´-
ment essentiel du dispositif qui doit exister en matie`re de
se´curite´. L'incident re´cent, auquel M. Van Hoorebeke
vient de faire allusion, de´montre la ne´cessite´ et l'urgence
en la matie`re.
2. La re´partition des compe´tences de vigueur sous
l'ancien gouvernement n'a pas e´te´ modifie´e. Peut-e^tre
faudrait-il le faire. En tout cas, rien n'a e´te´ change´ jusqu'a`
pre´sent.
3. Le commissaire du gouvernement, qui e´tait en place a`
l'e´poque, est toujours la`. J'ai dit, tout a` l'heure, a` M. Ve-
rherstraeten, que j'envisageais tre`s se´rieusement de
proce´der a` son remplacement notamment pour une des
raisons que vous avez indique´es. Mais je souhaite trou-
ver quelqu'un de tout a` fait se´rieux car il s'agit d'un
domaine qui pre´sente des aspects techniques extre^me-
ment difficiles.
J'en viens maintenant a` l'incident qui s'est produit dans
l'entreprise IRMM a` Geel. Ce centre de recherche de´-
pend de la Commission europe´enne mais ne jouit pas
d'un statut particulier et est de`s lors soumis a` la re´gle-
mentation belge en la matie`re.
28
HA 50
COM 026
26-10-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Antoine Duquesne
Sur base de l'enque^te qui a e´te´ mene´e jusqu'a` pre´sent,
je peux dire qu'il est probable que l'entreprise soit fautive.
Je ne dispose pas encore de tous les e´le´ments, je ne
donnerai donc pas de conclusion de´finitive. En effet,
vous savez qu'il y a trois niveaux de contro^le. Le premier
contro^le est effectue´ au sein de l'entreprise elle-me^me
- le sentiment, la`, est que le ne´cessaire n'a pas e´te´ fait -,
le deuxie`me par des experts agre´e´s par les deux minis-
tres du Travail et de l'Inte´rieur et par les organismes
agre´e´s, le troisie`me par les services fe´de´raux d'inspec-
tion qui rele`vent du ministre de l'Emploi et du Travail,
avec le service de se´curite´ technique des installations
nucle´aires et le service de protection contre les radiations
ionisantes qui rele`vent du ministe`re de l'Inte´rieur. Bien
entendu, nous avons demande´ a` ces services d'enque^-
ter.
Que s'est-il effectivement passe´ ?
1. Fin juillet-de´but aou^t, une ampoule de plutonium est
pre´pare´e dans l'entreprise IRMM a` Geel pour un trans-
port a` La Hague, en France.
2. Elle est place´e dans un conteneur certifie´ a` cette fin.
3. Un test d'e´tanche´ite´ doit e^tre fait. Suivant nos informa-
tions, l'appareillage n'est pas disponible et Saveguard,
une section d'Euratom, charge´e du transport, souhaite
e^tre pre´sente au test. En attendant que ce test puisse
e^tre effectue´, le conteneur est stocke´ dans le local de
stockage pre´vu a` cet effet.
Inde´pendamment de cette intervention, Saveguard de-
mande de mettre l'emballage a` sa disposition pour
l'entretien pe´riodique. A partir de ce moment-la`, le pluto-
nium ne pouvait donc plus e^tre transporte´ dans ce
conteneur puisque le transporteur avait personnellement
demande´ le contro^le de ce dernier.Le 2 septembre, le
transporteur vient ne´anmoins chercher l'emballage sup-
pose´ vide et le transporte en Angleterre. Le 7 octobre
1999, un ouvrier de la firme Croft constate qu'il n'est pas
vide et, heureusement, toutes les pre´cautions sont prises
imme´diatement. D'apre`s mes informations, il n'y a pas de
risque particulier tenant aux radiations mais un risque
se´rieux au contact. La firme avertit le SPRI et le transport
est effectue´ dans un lieu contro^le´ et autorise´.
Heureusement, cette affaire se termine bien. Je voudrais
dire de`s a` pre´sent que, si les toutes les proce´dures de
se´curite´ avaient e´te´ respecte´es, cet incident n'aurait pas
pu se produire. C'est le proble`me auquel vous faites
allusion : inde´pendamment des mesures de se´curite´ dont
je viens de parler, le transporteur aurait du^ demander une
licence, aussi bien pour le transport du plutonium que
pour le conteneur contamine´. Apparemment, mais je ne
suis pas au bout de l'enque^te, ce document n'existe pas.
C'est un e´ve´nement se´rieux. Il l'est d'autant plus du fait
qu'Euratom, dont le transporteur est une division, doit
contro^ler l'inventaire des matie`res fissiles dans le cadre
des accords de non prolife´ration. J'ai l'impression, qui
doit e^tre confirme´e, que les niveaux de protection ne´ces-
saires, voire e´le´mentaires, n'ont pas e´te´ pris en la
circonstance. Cela de´montre, puisque ceci rele`ve essen-
tiellement de la Commission europe´enne, qu'il faut au
plus to^t nous assurer, au niveau belge, de nos propres
me´canismes de protection.
De voorzitter : De heer Karel Van Hoorebeke heeft het
woord.
De heer Karel Van Hoorebeke (VU&ID) : Mijnheer de
voorzitter, ik ga akkoord met het antwoord.
Le pre´sident : L'incident est clos
Het incident is gesloten.
- La re´union publique de commission est leve´e
a` 12.40 heures.
- De openbare commissievergadering wordt gesloten
om 12.40 uur.
HA 50
COM 026
29
26-10-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000