B
ELGISCHE
K
AMER VAN
VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
Handelingen
Annales
I
NTEGRAAL VERSLAG
VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN DE
C
OMPTE RENDU INTÉGRAL
DE LA RÉUNION PUBLIQUE DE LA
COMMISSIE
VOOR DE
B
UITENLANDSE
B
ETREKKINGEN
COMMISSION
DES
R
ELATIONS EXTÉRIEURES
VAN
DU
20-10-1999
20-10-1999
HA 50
COM 023
HA 50
COM 023
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Inhoud
Woensdag 20 oktober 1999
COMMISSIE VOOR DE BUITENLANDSE BETREK-
KINGEN
-
COM 023
Samengevoegde interpellaties van :
- de heer Jacques Lefevre tot de vice-eerste minister en
minister van Buitenlandse Zaken over
de taalpariteit
binnen de raad van bestuur van de BDBH
(nr. 60)
- de heer Marc Van Peel tot de vice-eerste minister en
minister van Buitenlandse Zaken over
de Belgische
Dienst voor Buitenlandse Handel
(nr. 92)
- de heer Francis Van den Eynde tot de vice-eerste
minister en minister van Buitenlandse Zaken over
de
Belgische Dienst voor Buitenlandse Handel
(nr. 104)
5
sprekers : Jacques Lefevre, Marc Van Peel, voorzitter
van de CVP-fractie, Francis Van den Eynde, Louis
Michel
, vice-eerste minister en minister van Buiten-
landse Zaken
Moties
9
Sommaire
Mercredi 20 octobre 1999
COMMISSION
DES
RELATIONS
EXTE
´ RIEURES
COM 023
Interpellations jointes de :
- M. Jacques Lefevre au vice-premier ministre et ministre
des Affaires e´trange`res sur
la parite´ linguistique au
conseil d'administration de l'OBCE
(n° 60)
- M. Marc Van Peel au vice-premier ministre et ministre
des Affaires e´trange`res sur
l'Office belge du commerce
exte´rieur
(n° 92)
- M. Francis Van den Eynde au vice-premier ministre et
ministre des Affaires e´trange`res sur
l'Office belge du
commerce exte´rieur
(n° 104)
5
orateurs : Jacques Lefevre, Marc Van Peel, pre´sident
du groupe CVP, Francis Van den Eynde, Louis Mi-
chel
, vice-premier ministre et ministre des Affaires
e´trange`res
Motions
9
2
HA 50
COM 023
AGALEV-ECOLO
:
Anders gaan leven / Ecologistes conférés pour l'Organisation de luttes originales
CVP
:
Christelijke Volkspartij
FN
:
Front National
PRL FDF MCC
:
Parti Réformateur libéral - Front démocratique francophone - Mouvement du citoyens pour le changement
PS
:
Parti socialiste
PSC
:
Parti social-chrétien
SP
:
Socialistische Partij
VLAAMS BLOK
:
Vlaams Blok
VLD
:
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
:
Volksunie & ID21
Abréviations dans la numérotation des publications :
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
DOC 50 0000/00 : Documents parlementaires de la 50e
DOC 50 0000/00 : Parlementaire documenten van de 50e zittingsperiode +
législature, suivi du n° et dy n° consécutif
het nummer en het volgnummer
QRVA
: Question et Réponses écrites
QRVA
: Schriftelijke Vragen en Antwoorden
HA
: Annales (Compte Rendu intégral)
HA
: Handelingen (Beknopt Verslag)
CRA
: Compte Rendu Analitique
BV
: Beknopt Verslag
PLEN
: Séance plénière
PLEN
: Plenum vergadering
COM
: Réunion de commission
COM
: Commissievergadering
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Officiele publicaties, van de Kamer van volksvertegenwoordigers
Commandes :
Bestellingen :
Place de la Nation, 1008 Bruxelles
Natieplein, 1008 Brussel
Fax : 02/549 82 60
Fax : 02/549 81 60
Tél. : 02/549 82 74
Tel. : 02/549 82 74
www.laChambre.be
www.deKamer.be
e-mail : aff.generales@laChambre.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Samengevoegde interpellaties van :
- de heer Francis Van den Eynde tot de vice-eerste
minister en minister van Buitenlandse Zaken en tot de
staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking over
het beheer van de fondsen voor ontwikkelingssamenwer-
king
(nr. 63)
- de heer Ferdy Willems tot de vice-eerste minister en
minister van Buitenlandse Zaken over
het programma
voor Centraal-Afrika en het budgetbeheer van ontwikke-
lingssamenwerking
(nr. 64)
- de heer Marc Van Peel tot de vice-eerste minister en
minister van Buitenlandse Zaken over
de bevoegdheden
inzake ontwikkelingssamenwerking
(nr. 91)
(Het antwoord werd verstrekt door de vice-eerste minister
en minister van Buitenlandse Zaken)
10
sprekers : Francis Van den Eynde, Ferdy Willems,
Marc Van Peel, voorzitter van de CVP-fractie, Louis
Michel
, vice-eerste minister en minister van Buiten-
landse Zaken, Dirk Van der Maelen, voorzitter van de
SP-fractie, Lena Laenens, Jef Valkeniers, Patrick
Moriau
Moties
19
Mondelinge vraag van de heer Ferdy Willems aan de
vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken
over
de ratificatie van de Conventie 169 van de Interna-
tionale Arbeidsorganisatie
(nr. 120)
20
sprekers : Ferdy Willems, Louis Michel, vice-eerste
minister en minister van Buitenlandse Zaken
Mondelinge vraag van de heer Ferdy Willems aan de
vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken
over
de houding van Belgie¨ tegenover 'de nieuwe agenda
coalitie : naar een wapenvrije wereld'
(nr. 122)
21
sprekers : Ferdy Willems, Louis Michel, vice-eerste
minister en minister van Buitenlandse Zaken
Mondelinge vraag van de heer Ferdy Willems aan de
vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken
over
de oorlog in Tsjetsjenie¨ (nr. 176)
24
sprekers : Ferdy Willems, Louis Michel, vice-eerste
minister en minister van Buitenlandse Zaken
Mondelinge vraag van de heer Pieter De Crem aan de
vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken
over
de repatrie¨ring van illegalen naar hun land van
herkomst
(nr. 185)
25
sprekers : Pieter De Crem, Louis Michel, vice-eerste
minister en minister van Buitenlandse Zaken
Mondelinge vraag van de heer Lode Vanoost aan de
vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken
en aan de staatssecretaris voor Buitenlandse Handel over
het jaarverslag over de wapenhandel voor het jaar 1998
(nr. 168)
(Het antwoord werd verstrekt door de vice-eerste minister
en minister van Buitenlandse Zaken)
26
sprekers : Lode Vanoost, Louis Michel, vice-eerste
minister en minister van Buitenlandse Zaken
Interpellations jointes de :
- M. Francis Van den Eynde au vice-premier ministre et
ministre des Affaires e´trange`res et au secre´taire d'Etat a` la
Coope´ration au de´veloppement sur
la gestion des fonds
de coope´ration au de´veloppement
(n° 63)
- M. Ferdy Willems au vice-premier ministre et ministre
des Affaires e´trange`res sur
le programme pour l'Afrique
centrale et la gestion du budget de la coope´ration au
de´veloppement
(n° 64)
- M. Marc Van Peel au vice-premier ministre et ministre
des Affaires e´trange`res sur
les compe´tences en matie`re
de coope´ration au de´veloppement (n° 91)
(La re´ponse a e´te´ donne´e par le vice-premier ministre et
ministre des Affaires e´trange`res)
10
orateurs : Francis Van den Eynde, Ferdy Willems,
Marc Van Peel, pre´sident du groupe CVP, Louis Mi-
chel
, vice-premier ministre et ministre des Affaires
e´trange`res, Dirk Van der Maelen, pre´sident du groupe
SP, Lena Laenens, Jef Valkeniers, Patrick Moriau
Motions
19
Question orale de M. Ferdy Willems au vice-premier
ministre et ministre des Affaires e´trange`res sur
la ratifi-
cation de la Convention n° 169 de l'Organisation interna-
tionale du travail
(n° 120)
20
orateurs : Ferdy Willems, Louis Michel, vice-premier
ministre et ministre des Affaires e´trange`res
Question orale de M. Ferdy Willems au vice-premier
ministre et ministre des Affaires e´trange`res sur
la position
de la Belgique en ce qui concerne 'la coalition du nouvel
agenda : vers un monde sans armes'
(n° 122)
21
orateurs : Ferdy Willems, Louis Michel, vice-premier
ministre et ministre des Affaires e´trange`res
Question orale de M. Ferdy Willems au vice-premier
ministre et ministre des Affaires e´trange`res sur
la guerre
en Tche´tche´nie
(n° 176)
24
orateurs : Ferdy Willems, Louis Michel, vice-premier
ministre et ministre des Affaires e´trange`res
Question orale de M. Pieter De Crem au vice-premier
ministre et ministre des Affaires e´trange`res sur
le rapa-
triement des ille´gaux dans leur pays d'origine
(n° 185)
25
orateurs : Pieter De Crem, Louis Michel, vice-premier
ministre et ministre des Affaires e´trange`res
Question orale de M. Lode Vanoost au vice-premier
ministre et ministre des Affaires e´trange`res et au secre´-
taire d'Etat au Commerce exte´rieur sur
le rapport annuel
sur le commerce des armes pour 1998
(n° 168)
(La re´ponse a e´te´ donne´e par le vice-premier ministre et
ministre des Affaires e´trange`res)
26
orateurs : Lode Vanoost, Louis Michel, vice-premier
ministre et ministre des Affaires e´trange`res
HA 50
COM 023
3
20-10-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
4
HA 50
COM 023
20-10-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
COMMISSION
DES RELATIONS EXTE´RIEURES
COMMISSIE
VOOR DE BUITENLANDSE BETREKKINGEN
RE
´ UNION PUBLIQUE DU
MERCREDI 20 OCTOBRE 1999
OPENBARE VERGADERING VAN
WOENSDAG 20 OKTOBER 1999
De vergadering wordt geopend om 14.25 uur door de
heer Geert Versnick, voorzitter.
La re´union est ouverte a` 14.25 heures par M. Geert
Versnick
, pre´sident.
Regeling van de werkzaamheden
Ordre des travaux
De voorzitter : De mondelinge vraag nr. 79 van de heer
Dirk Van der Maelen wordt naar een latere datum vers-
choven.
Interpellations jointes de :
- M. Jacques Lefevre au vice-premier ministre et
ministre des Affaires e´trange`res sur
la parite´ linguis-
tique au conseil d'administration de l'OBCE
(n° 60)
- M. Marc Van Peel au vice-premier ministre et minis-
tre des Affaires e´trange`res sur
l'Office belge du
commerce exte´rieur
(n° 92)
- M. Francis Van den Eynde au vice-premier ministre
et ministre des Affaires e´trange`res sur
l'Office belge
du commerce exte´rieur
(n° 104)b>
Samengevoegde interpellaties van :
- de heer Jacques Lefevre tot de vice-eerste minister
en minister van Buitenlandse Zaken over
de taal-
pariteit binnen de raad van bestuur van de BDBH
(nr. 60)
- de heer Marc Van Peel tot de vice-eerste minister en
minister van Buitenlandse
Zaken over
de Belgische Dienst voor Buitenlandse
Handel
(nr. 92)
- de heer Francis Van den Eynde tot de vice-eerste
minister en minister van Buitenlandse Zaken over
de Belgische Dienst voor Buitenlandse Handel
(nr. 104)
Le pre´sident : La parole est a` M. Jacques Lefevre.
M. Jacques Lefevre (PSC) : Monsieur le pre´sident, je
remercie le vice-premier ministre d'e^tre venu nous rejoin-
dre de`s son retour de Libye.
Monsieur le ministre, M. Storme, chef de cabinet adjoint
de votre secre´taire d'Etat au Commerce exte´rieur,
M. Pierre Chevalier, a annonce´ dans le
Financieel
Economische Tijd
du 27 aou^t qu'il entrait dans les
intentions de M. Chevalier de
flamandiser - c'est le
terme qu'il a utilise´ - l'Office belge du Commerce exte´-
rieur, l'OBCE.
Dans
Trends Tendance du 2 septembre, le secre´taire
d'Etat le confirmait puisque, re´pondant a` la question de la
sacro-sainte parite´ linguistique, M. Chevalier pre´cisait :
Ou` est le poids e´conomique de la Belgique ? En Flandre
bien entendu, une Flandre qui a` elle seule, pe`se pour
plus de trois quarts des exportations belges. Il serait par
conse´quent logique et de´fendable que l'essentiel des
administrateurs issus du prive´ soit le reflet du tissu
e´conomique et industriel du pays.
Voila` la strate´gie flamande : flamandiser via la repre´sen-
tation du prive´, et ce sur la base d'un argument qui me
parai^t faux.
En effet, re´pondant aux interpellations des nationalistes
flamands du Vlaams Blok lors de la pre´ce´dente le´gisla-
ture,
les
deux
pre´de´cesseurs
de
M.
Chevalier,
MM. Maystadt et Di Rupo, re´pliquaient avec justesse que
si les donne´es statistiques donnaient plus de poids au
Nord du pays, l'explication venait de la pre´sence de notre
port national a` Anvers et de l'ae´roport a` Zaventem. Le
lieu ge´ographique de l'exportation
flamandise ainsi
l'exportation wallonne et bruxelloise.
Enfonc¸ant le clou, M. Chevalier refusait de re´pondre a`
cette argumentation dans
La Libre Belgique du 4
septembre, en estimant que
les entreprises sont mieux
arme´es que nous pour faire cette e´valuation.
HA 50
COM 023
5
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jacques Lefevre
Ne faites-vous pas confiance aux chiffres de l'INS, mon-
sieur le ministre ?
Sachant en outre que si l'OBCE est affaibli, c'est, de
l'aveu me^me de M. Chevalier, la conse´quence du boycott
mene´ par l'ancien ministre-pre´sident de la Communaute´
flamande. Communaute´ flamande qui, apre`s avoir voulu
contourner l'OBCE avec sa politique de la chaise vide,
semble avoir de´sormais choisi de s'en emparer.
On ne peut que se re´jouir d'une meilleure coordination
entre les organismes charge´s de promouvoir nos expor-
tations.
Renforcer le ro^le de l'OBCE comme M. Chevalier semble
vouloir le faire - a` la suite de la re´union qu'il a eue il y a
quelques jours avec les responsables du commerce
exte´rieur des trois re´gions du pays, tant bruxellois et
wallons que flamands -, me parai^t important. Mais faut-il
pour cela modifier la loi sur l'OBCE, conforme´ment a` une
re´solution du Parlement flamand ?
Je souhaiterais, pour conclure, poser trois questions
pre´cises :
1. Soutenez-vous, monsieur le vice-premier ministre, la
volonte´ de votre secre´taire d'Etat de modifier la parite´
linguistique au niveau de la repre´sentation du secteur
prive´ au sein de l'OBCE et donc la parite´ linguistique
globale du conseil d'administration de l'Office ? Cette
parite´ est garantie, faut-il le rappeler, par l'article 6 de la
loi du 24 juin 1997 modifiant l'article 3 de la loi du 16 juillet
1948 cre´ant l'OBCE. Envisagez-vous de de´poser un
projet de loi dans ce sens ? En tout cas, c'est ce que
semble affirmer M. Chevalier.
2. Confirmez-vous l'argumentation des pre´de´cesseurs
de M. Chevalier, relative au proble`me ge´ographique
(Anvers, Zaventem) des statistiques de l'exportation ? Il
est bon de rappeler que les ministres re´gionaux du
Commerce exte´rieur, M. Didier Gosuin pour Bruxelles et
M. Serge Kubla pour la Wallonie, ont re´pe´te´, il y a
quelques jours, tel que cela est repris dans l'Echo du 9
octobre 1999, que les statistiques sur lesquelles se base
leur colle`gue flamand ne prennent pas assez en compte
l'effet de sie`ge - c'est le terme qu'il utilise - (beaucoup
d'unite´s de production sont localise´es en province, mais
ont leur sie`ge social a` Bruxelles) et l'effet de porte (c'est
le cas pour Anvers et Zaventem).
3. Comptez-vous prendre une initiative pour affiner nos
statistiques du Commerce exte´rieur ?
De voorzitter : De heer Marc Van Peel heeft het woord.
De heer Marc Van Peel (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de vice-eerste minister, de ondertoon van mijn
vraag is enigszins anders, maar de feitelijke vragen zijn
dezelfde als die door de heer Lefevre gesteld.
Ik heb vastgesteld dat de vorige Vlaamse regering wei-
gerde haar vertegenwoordiging in te vullen in de Bel-
gische Dienst voor Buitenlandse Handel op basis van het
mijns inziens terechte argument dat die vertegenwoordi-
ging te genen dele in verhouding stond tot het ree¨le
aandeel van Vlaanderen in de export van dit land.
Ik heb de argumentatie daarover gehoord en gelezen.
Ook de heer Lefevre wijst erop dat in de statistieken
sprake kan zijn van een bepaalde scheeftrekking door de
rol van onze zee- en luchthavens Zaventem en Antwer-
pen. Zelfs hiermee rekening houdend komt men nog niet,
zoals de kabinetschef van de heer Chevalier berekende,
tot het resultaat dat drie vierde van de Belgische export
vanuit Vlaanderen geschiedt. Ik wil mij bescheiden neer-
leggen bij 70% of zelfs 68%, maar niet bij de vertegen-
woordiging die hier wordt gehanteerd.
Dat was de houding van de vorige Vlaamse regering en
ik stel vast dat het ook de houding van de huidige
Vlaamse regering is. De huidige Vlaamse regering - ik
kan niet worden verdacht van grote sympathie voor deze
regering - heeft precies hetzelfde standpunt ingenomen.
Zij wenst de vertegenwoordiging vanuit Vlaanderen in de
raad van bestuur van de Belgische Dienst voor Buiten-
landse Handel niet in te vullen.
De federale staatssecretaris voor Buitenlandse Handel
heeft in een interview aan Trends en La Libre Belgique
publiekelijk het volgende verklaard :
Il serait normal que
la repre´sentation soit compose´e en fonction du potentiel
d'exportation de chaque Re´gion, en tenant compte no-
tamment du fait que 70% des exportations belges pro-
viennent de Flandre
. Dit zijn niet mijn woorden als
Vlaams extremist, ik citeer de terechte verklaringen van
de federale staatssecretaris voor Buitenlandse Handel.
Mijnheer de vice-eerste minister, mijn vraag ligt voor de
hand. Is er op dit ogenblik in de regering al een concrete
formule uitgewerkt om de vertegenwoordiging in de raad
van bestuur conform de verklaringen van de staatssecre-
taris van Buitenlandse Handel te maken ? Zo ja, welke
procedure zal daarvoor worden gevolgd ? Over welke
garanties beschikken wij dat de aanpassing, die de
staatssecretaris heeft aangekondigd, een blijvend karak-
ter zal hebben ? Wij weten ook dat er in de Belgische
Dienst voor Buitenlandse Handel een zeer belangrijke rol
is weggelegd voor het coo¨rdinatiecomite´. De vertegen-
woordiging en de invloed van de Vlaamse export moeten
dan ook zichtbaar zijn in het coo¨rdinatiecomite´.
Op welke manier zal dit worden geregeld ? Ik meen dat
er geen enkele tegenspraak zal bestaan tussen de
uitspraken van de staatssecretaris hierover en die van de
vice-eerste minister.
Mijnheer de vice-eerste minister, de huidige directeur-
generaal van de Belgische Dienst voor Buitenlandse
Handel is op dit ogenblik dienstdoend. Er is dringend
6
HA 50
COM 023
20-10-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Marc Van Peel
behoefte aan de definitieve aanstelling van een directeur-
generaal. Ik maak van deze interpellatie gebruik om u te
vragen welke stappen de regering al heeft gezet om tot
een effectieve directeur-generaal van de Belgische
Dienst voor Buitenlandse Handel te komen.
De voorzitter : De heer Van den Eynde is er blijkbaar
aan gehecht om deze discussie niet binnen dezelfde
politieke familie te houden. Hij mengt zich ook in het
debat en interpelleert over dezelfde aangelegenheid.
De heer Francis Van den Eynde heeft het woord.
De heer Francis Van den Eynde (Vlaams Blok) : Mijn-
heer de voorzitter, mijnheer de vice-eerste minister, u zult
daarstraks gehoord hebben dat de heer Lefevre mijn
partij citeerde in dit debat. Het is dan ook niet onlogisch
dat wij hier aan bod komen.
Mijnheer de vice-eerste minister, ik wil beklemtonen dat
mijn vragen precies dezelfde zullen zijn als die van de
heer Lefevre en van de CVP. Immers, dat zijn de vragen
die moeten worden gesteld als we duidelijkheid willen
krijgen in dit beleid. Daarnet heeft de heer Van Peel heel
precies de huidige staatssecretaris geciteerd, en dan nog
wel in het Frans. De inhoud van wat hij heeft verteld zal
alvast niet worden betwist.
Ik had graag vernomen of u het met die staatssecretaris
eens bent of wilt u hem ook - net zoals die andere
staatssecretaris, de heer Boutmans - met het bekende
gebaar in uw binnenzak stoppen ? U zult begrijpen dat
deze vraag door de oppositie wordt gesteld. Ik denk zelfs
dat sommigen uit de Vlaamse meerderheidspartijen die
vraag zouden stellen.
Immers, mijnheer de vice-eerste minister, het gaat er in
dit land heel merkwaardig aan toe. De emancipatiebewe-
ging van de Vlamingen heeft, als u het mij vraagt, veel te
lang geduurd. Ze heeft wel stappen in de juiste richting
kunnen zetten. Het is echter merkwaardig hoe het depar-
tement Buitenlandse Zaken daarbij altijd een van de
belangrijkste hinderpalen is geweest. Wanneer bijvoor-
beeld toevallig een Vlaming minister van Buitenlandse
Zaken is - zoals de voormalige minister - dan horen we in
de Franstalige pers unisono een soort kritische onder-
toon, alsof een Vlaming niet in staat zou zijn ons land in
het buitenland te vertegenwoordigen. Ik heb me altijd
afgevraagd wat de oorzaak daarvan zou kunnen zijn.
Willen Franstaligen niet worden vertegenwoordigd door
een Vlaming of zijn ze van mening dat een Vlaming daar
niet echt voor geschikt is ? In elk geval blijven ze bij hun
standpunt en ze worden daarbij gesteund in de hoogste
kringen in dit land, kringen die vandaag toevallig mis-
schien andere zaken aan het hoofd zullen hebben. Dat
gebied van onze politiek wil men in elk geval zo Fransta-
lig mogelijk houden. Het gevolg daarvan is dat de demo-
cratische geplogenheden merkwaardig genoeg systema-
tisch worden opzijgezet. Immers, de heer Lefevre
betwistte daarnet de cijfers en gebruikte de klassieke
argumenten, namelijk dat noch Zaventem, noch Antwer-
pen of Brussel in Wallonie¨ liggen. Ik beaam dat allemaal.
Ik heb daarin echter nog altijd geen verklaring gevonden
die de Franstalige gemeenschap het recht zou geven op
de helft van de mandaten in de BDBH. Er is immers een
zeer duidelijk overwicht aan Vlaamse kant op het vlak
van de export.
Wanneer men nu absoluut samen in e´e´n land wil leven -
voor mij hoeft dat niet maar wie ben ik - dan moet men
daarvan de consequenties dragen. Dan moet men de wil
van de meerderheid aanvaarden. Vanuit dat standpunt,
mijnheer de vice-eerste minister, collega's, ergert zelfs
de zeer lieve huidige Vlaamse regering zich aan de
gebeurtenissen. Bovendien is het dan nog een regering
die op Vlaams vlak een stukje minder militant is dan de
vorige. Zij weigert plaats te nemen in de leeggebleven
stoel van de BDBH.
Het wordt dus tijd, mijnheer de vice-eerste minister,
mijnheer de minister van Buitenlandse Zaken, dat we
terzake tekst en uitleg krijgen en dat we vernemen wat de
regering precies op het oog heeft in deze materie.
Le pre´sident : La parole est au ministre.
M. Louis Michel, ministre : Monsieur le pre´sident, chers
colle`gues, comme introduction de ma re´ponse a` vos
interpellations, je me permets de vous renvoyer a` la
de´claration gouvernementale :
En vue d'une utilisation
optimale des moyens existants, le gouvernement, en
coordination avec les re´gions et les entreprises, proce´-
dera a` une e´valuation approfondie des instruments exis-
tants, afin d'arriver a` une politique e´conomique e´trange`re
renforce´e et plus efficace. Lors de cette e´valuation,
l'avenir de l'OBCE sera examine´. Ce sont en premier lieu
les entreprises qui re´alisent le commerce exte´rieur et
effectuent les investissements. Le gouvernement exami-
nera la fac¸on dont le ro^le des entreprises en matie`re de
promotion du commerce exte´rieur peut e^tre renforce´.
Je peux d'ores et de´ja` vous annoncer que le gouverne-
ment entend adapter et renforcer les instruments et
moyens d'action fe´de´raux en matie`re de commerce
exte´rieur. L'OBCE comme instrument fe´de´ral de promo-
tion des relations e´conomiques exte´rieures garde toute
son actualite´. Son mandat et sa structure seront toutefois
adapte´s. Les e´chos que nous avons eus des milieux
e´conomiques nous confortent d'ailleurs dans cette ap-
proche. J'ajoute que nous ne sommes pour le moment
qu'au stade de la pre´paration du dossier. Il n'y a pas
encore eu de discussion et de ne´gociation a` ce propos.
HA 50
COM 023
7
20-10-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Louis Michel
Pour revenir a` vos questions, je confirme donc la volonte´
du gouvernement de renforcer la participation et le ro^le
des entreprises. Le secteur prive´ doit e^tre ade´quatement
repre´sente´ dans les organes de l'Office en tenant compte
du poids e´conomique des re´gions, ce qui nous ame`ne a`
votre deuxie`me question.
Sans vouloir rouvrir la pole´mique des statistiques, je vous
renvoie a` la publication du Conseil e´conomique et social
de la Re´gion wallonne et plus particulie`rement au chapi-
tre 4 qui a trait aux exportations.
Uit dit document blijkt dat de Waalse export in 1998 goed
was voor 905 miljard frank of 14,6% van de totale export
van Belgie¨.
Het aandeel van de Waalse export wordt omwille van
statistische redenen onderschat. De exacte omvang kon
nooit effectief bepaald worden.
Drie aspecten spelen in het nadeel van de Waalse cijfers.
Ten eerste, de boeking van de export gebeurt op het
adres van de zetel van het bedrijf wat gunstiger is voor
Brussel. Ten tweede, de toegangsweg of de inventarise-
ring van de export op de plaats van de gespecialiseerde
exportbedrijven speelt in het voordeel van Vlaanderen
met de nationale luchthaven en de haven van Antwerpen.
Ten slotte houden de statistieken alleen rekening met de
export naar het buitenland en niet naar andere gewesten.
Deze verwerkingsmethode benadeelt Wallonie¨ dat vooral
gespecialiseerd is in voor verwerking bestemde goede-
ren. Goederen die op zijn grondgebied vervaardigd zijn,
worden in een ander gewest verwerkt of gei¨ntegreerd in
een product zodat ze volledig in de exportcijfers van het
andere gewest terug te vinden zijn. Volgens een aantal
schattingen schommelt het effectieve Waalse aandeel in
de nationale export rond de 30%.
Hoe men de zaken ook draait of keert, het economisch
gewicht van de gewesten kan bepaald worden. Bij de
vertegenwoordiging van de prive´-sector in de raad van
bestuur moet met deze factor rekening worden gehou-
den. Bovendien moeten de belangen van iedereen op
een structurele manier gewaarborgd worden. Ik heb
terzake reeds een aantal scenario's in het achterhoofd.
Wat de vraag inzake de garanties voor een permanente
aanpassing betreft, wens ik erop te wijzen dat we niet te
maken hebben met een statisch gegeven. Alles evolu-
eert. Wat vandaag door een wet gewijzigd wordt, kan
morgen door een nieuwe wet geamendeerd worden.
Cijfers kunnen evolueren.
Ik kan u meedelen dat het coo¨rdinatiecomite´, dat het
dossier voorbereidt, geen wijzigingen heeft gepland. De
directeur-generaal van de BDBH wordt op voorstel van
de federale minister voor Buitenlandse Handel door de
Koning benoemd en afgezet. De contacten tussen mijn
kabinet en dat van de staatssecretaris voor Buitenlandse
Handel zijn ver gevorderd. Ik hoop binnenkort een be-
noeming aan de Koning te kunnen voorstellen.
Le pre´sident : La parole est a` M. Jacques Lefevre.
M. Jacques Lefevre (PSC) : Monsieur le pre´sident,
monsieur le vice-premier ministre, je suis tout a` fait
d'accord pour renforcer l'OBCE. Je partage e´galement
votre avis quant au renforcement du ro^le des entreprises
au sein de ce dernier car cela me parai^t important.
Vous avez attire´ l'attention sur les trois effets : effet de
sie`ge, effet de porte, et exportations de la Re´gion wal-
lonne vers les autres pays.
Si je vous ai bien compris, il faut renforcer le prive´ mais
proportionnellement a` l'exportation.
M. Louis Michel, ministre : Je n'ai pas dit que cela devait
se faire proportionnellement a` l'exportation. J'ai admis
qu'il fallait tenir compte du rapport relatif aux chiffres des
exportations, manifestement favorable a` la Flandre, dans
la repre´sentation des administrateurs prive´s de l'OBCE. Il
y aura donc manifestement un de´calage.
M. Jacques Lefevre (PSC) : Il n'y a alors plus de parite´
linguistique.
M. Louis Michel, ministre : Effectivement. Je fais appel
au renforcement prive´. En effet, il faut faire preuve
d'objectivite´ et voir les chiffres comme ils sont. Et me^me
si on tient compte des diffe´rentes remarques que vous
avez formule´es avec M. Van Peel ainsi que des miennes
lors de ma re´ponse, il est possible d'examiner de quelle
manie`re accorder la spe´cificite´ et comment traduire le
poids plus important de la Flandre dans les chiffres
d'exportation.
Je tiens a` dire ici qu'il s'agit d'un avis personnel sur ce
principe et que cette matie`re n'a pas encore fait l'objet
d'un de´bat au gouvernement, ni en intercabinets.
Puisque vous me posez la question, je vous donne mon
avis. J'ajoute qu'on peut tre`s bien re´aliser cela tout en
garantissant des me´canismes structurels qui prote`gent
tout a` fait l'autre re´gion. J'ai quelques ide´es a` ce sujet.
On pourrait, par exemple, envisager des majorite´s qua-
lifie´es dans certains cas. L'imagination sera au pouvoir
pour re´gler ce proble`me.
De voorzitter : De heer Marc Van Peel heeft het woord.
De heer Marc Van Peel (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
de vice-eerste minister verwijst naar de regeringsverkla-
ring waarin wordt gezegd dat er zal worden gee¨valueerd
en onderzocht. Dat kennen wij in talloze andere beleids-
domeinen.
8
HA 50
COM 023
20-10-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Marc Van Peel
Mijnheer de vice-eerste minister, stemmen de uitspraken
van de heer Chevalier overeen met de uwe ?
Wat betekent dit in de relatie tussen de federale regering
en de raad van bestuur van de Dienst voor Buitenlandse
Handel en de weigering van de huidige Vlaamse regering
om haar vertegenwoordigers in de Belgische dienst aan
te duiden ? Voorziet u in een regeling waarbij de officie¨le
vertegenwoordiging vanuit de Gewesten in relatie zal
worden gebracht tot de ree¨le exportcijfers, zoals de heer
Chevalier ook vraagt ? Komt die regeling er wel of niet ?
Op die vraag heb ik geen duidelijk antwoord gekregen.
Minister Louis Michel : Mijnheer Van Peel, ik dacht
nochtans precies geweest te zijn. Volgens mij is er geen
grondig meningsverschil tussen wat de heer Chevalier
heeft gezegd en wat ik hier kom te verklaren. Het enige
verschil is dat het standpunt van de heer Chevalier mij
onvolledig schijnt te zijn wanneer hij spreekt over het
aspect van de waarborg die men aan al de gewesten
moet toekennen. Behalve dat aspect komt er wel een
wijziging in de vertegenwoordiging van de prive´-
administrators.
De voorzitter : De heer Francis Van den Eynde heeft het
woord.
De heer Francis Van den Eynde (Vlaams Blok) : Mijn-
heer de voorzitter, eerst en vooral onthoud ik een vrij
belangrijke zaak uit het antwoord van de vice-eerste
minister. Hij deelt ons mee dat de Conseil e´conomique et
social de la re´gion wallonne ervoor pleit om ook de
verkoop in Vlaanderen te beschouwen als export. (Ont-
kennend gebaar van minister Michel)
Mijnheer de vice-eerste minister, ik heb met aandacht
geluisterd. U hebt gezegd :
Het valt te betreuren dat wat
Wallonie¨ verkoopt aan Vlaanderen - onder meer grond-
stoffen - niet als export wordt beschouwd, want anders
zouden de cijfers er voordeliger uitzien voor Wallonie¨.
Ik
sta achter dit argument. Ik begrijp alleen niet goed dat
men dit argument gebruikt om een instelling dan wel zo
unitair mogelijk te behouden. Daar lijkt mij de logica zoek
te zijn.
Als u vanuit Wallonie¨ absoluut Vlaanderen wilt beschou-
wen als een exportgebied van het buitenland, dan is dat
uw recht. Wij zullen u op dezelfde voet behandelen als
onze andere buren.
Mijnheer de vice-eerste minister, ik vind het toch eigen-
aardig dat de regering op wollige wijze verklaart dat eens
een en ander aan het Vlaamse overwicht in de export
moet worden aangepast. Tegelijkertijd wilt u wel de
federale structuren - een andere term voor de unitaire
structuren - verstevigen.
Als u inderdaad - en ik wil dat ook - de problemen uit de
weg wilt helpen en ervoor wilt zorgen dat onze export zo
efficie¨nt mogelijk gebeurt, dan kunt u het best de BDBH
opdoeken en de export toevertrouwen aan de twee
regio's. Ze zijn op dat vlak bevoegd en ze beschikken
over het nodige enthousiasme om dit te doen.
U geeft nu wel toe dat de Vlaamse prive´-bedrijven meer
ruimte moeten krijgen in de directie van de BDBH, maar
zoals u weet vertegenwoordigt de Vlaamse regering niet
alleen al die bedrijven maar ook de Vlamingen in het
algemeen. Consequent met deze vaststelling, die u ho-
pelijk niet zult betwisten, heeft de Vlaamse regering dan
ook het recht op de bijkomende ruimte waarom ze vraagt.
Ik vrees dat, zolang dit niet wordt toegekend, u proble-
men zult hebben met de Vlaamse regering en die fa-
meuze lege stoel leeg zal blijven.
De voorzitter : Tot besluit van deze bespreking werden
volgende moties ingediend.
En conclusion de cette discussion, des motions ont e´te´
de´pose´es.
Een eerste motie van aanbeveling werd ingediend door
de heer Jacques Lefevre en luidt als volgt :
De Kamer, gehoord de interpellaties van de heren
Jacques Lefevre, Marc Van Peel en Francis Van den
Eynde
en het antwoord van de vice-eerste minister en minister
van Buitenlandse Zaken
verzoekt de regering, in een geest van
wederzijds
respect en vertrouwen
, zoals de eerste minister in zijn
toespraak van 12 oktober onderstreept, ervoor te zorgen
dat de wet van 16 juli 1948 houdende oprichting van de
BDBH, zoals gewijzigd door de wet van 24 juni 1997,
integraal wordt toegepast.
Une premie`re motion de recommandation a e´te´ de´pose´e
par M. Jacques Lefevre et est libelle´e comme suit :
La Chambre,
ayant entendu les interpellations de MM. Jacques Lefe-
vre, Marc Van Peel et Francis Van den Eynde
et la re´ponse du vice-premier ministre et ministre des
Affaires e´trange`res
invite le gouvernement dans l'esprit du
climat de respect
mutuel et de confiance
tels qu'explicite´s par le premier
ministre dans son discours du 12 octobre, d'assurer le
respect inte´gral de la loi du 16 juillet 1948 cre´ant l'OBCE,
telle que modifie´e par la loi du 24 juin 1997.
Een tweede motie van aanbeveling werd ingediend door
de heren Francis Van den Eynde en Guido Tastenhoye
en luidt als volgt :
HA 50
COM 023
9
20-10-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
voorzitter
De Kamer, gehoord de interpellaties van de heren
Jacques Lefevre, Marc Van Peel en Francis Van den
Eynde
en het antwoord van de vice-eerste minister en minister
van Buitenlandse Zaken
- dringt erop aan dat niet alleen de prive´-sector maar ook
de Vlaamse overheid in de Raad van Bestuur van de
BDBH vertegenwoordigd wordt, naar rato van het belang
voor Vlaanderen in de export voor dit land;
- wijst iedere nieuwe taakverdeling af die neerkomt op
een recuperatie van het federale niveau;
- stelt vast dat, in het belang van de duidelijkheid en de
efficie¨ntie, het exportpromotiebeleid de exclusieve be-
voegdheid moet worden van de gewesten hetgeen de
afschaffing van de BDBH impliceert.
Une seconde motion de recommandation a e´te´ de´pose´e
par MM. Francis Van den Eynde et Guido Tastenhoye et
est libelle´e comme suit :
La Chambre,
ayant entendu les interpellations de MM. Jacques Lefe-
vre, Marc Van Peel et Francis Van den Eynde
et la re´ponse du vice-premier ministre et ministre des
Affaires e´trange`res
- demande instamment que non seulement le secteur
prive´ mais encore les autorite´s flamandes soient repre´-
sente´es au sein du conseil d'administration de l'OBCE,
proportionnellement a` la part que la Flandre repre´sente
dans les exportations du pays;
- rejette toute nouvelle re´partition des ta^ches qui e´qui-
vaudrait a` une re´cupe´ration par le niveau fe´de´ral;
- constate que dans un souci de clarte´ et efficacite´
accrues il s'indique de faire de la politique de promotion
des exportations une compe´tence exclusive des Re´-
gions, ce qui implique la suppression de l'OBCE.
Een derde motie van aanbeveling werd ingediend door
de heer Marc Van Peel en luidt als volgt :
De Kamer, gehoord de interpellaties van de heren
Jacques Lefevre, Marc Van Peel en Francis Van den
Eynde
en het antwoord van de vice-eerste minister en minister
van Buitenlandse Zaken
vraagt de regering de taalverhoudingen in de Raad van
Bestuur van de Belgische Dienst voor Buitenlandse
Handel in overeenstemming te brengen met het aandeel
van Vlaanderen in de Belgische export, conform de
aanbevelingen van de staatssecretaris voor Buiten-
landse Handel, de heer Pierre Chevalier.
Une troisie`me motion de recommandation a e´te´ de´pose´e
par M. Marc Van Peel et est libelle´e comme suit :
La Chambre,
ayant entendu les interpellations de MM. Jacques Lefe-
vre, Marc Van Peel et Francis Van den Eynde
et la re´ponse du vice-premier ministre et ministre des
Affaires e´trange`res
invite le gouvernement a` adapter la re´glementation lin-
guistique au sein du conseil d'administration de l'Office
belge du Commerce exte´rieur a` la part que repre´sente la
Flandre dans les exportations belges, conforme´ment aux
recommandations formule´e par le secre´taire d'Etat au
Commerce exte´rieur, M. Pierre Chevalier.
Een eenvoudige motie werd ingediend door de dames
Leen Laenens en Mirella Minne en de heren Jef Valke-
niers, Dirk Van der Maelen, Patrick Moriau, Georges
Clerfayt en Eric Derycke.
Une motion pure et simple a e´te´ de´pose´e par Mmes Leen
Laenens et Mirella Minne et MM. Jef Valkeniers, Dirk Van
der Maelen, Patrick Moriau, Georges Clerfayt et Eric
Derycke.
Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking
is gesloten.
Le vote sur les motions aura lieu ulte´rieurement.
La discussion est close.
Samengevoegde interpellaties van :
- de heer Francis Van den Eynde tot de vice-eerste
minister en minister van Buitenlandse Zaken en tot
de staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwer-
king over
het beheer van de fondsen voor ontwik-
kelingssamenwerking
(nr. 63)
- de heer Ferdy Willems tot de vice-eerste minister en
minister van Buitenlandse Zaken over
het pro-
gramma voor Centraal-Afrika en het budgetbeheer
van ontwikkelingssamenwerking
(nr. 64)
- de heer Marc Van Peel tot de vice-eerste minister en
minister van Buitenlandse Zaken over
de bevoegd-
heden inzake ontwikkelingssamenwerking
(nr. 91)
(Het antwoord zal worden verstrekt door de vice-
eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken)
Interpellations jointes de :
- M. Francis Van den Eynde au vice-premier ministre
et ministre des Affaires e´trange`res et au secre´taire
d'Etat a` la Coope´ration au de´veloppement sur
la
gestion des fonds de coope´ration au de´veloppe-
ment
(n° 63)
10
HA 50
COM 023
20-10-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
- M. Ferdy Willems au vice-premier ministre et minis-
tre des Affaires e´trange`res sur
le programme pour
l'Afrique centrale et la gestion du budget de la
coope´ration au de´veloppement
(n° 64)
- M. Marc Van Peel au vice-premier ministre et minis-
tre des Affaires e´trange`res sur
les compe´tences en
matie`re de coope´ration au de´veloppement (n° 91)
(La re´ponse sera donne´e par le vice-premier ministre
et ministre des Affaires e´trange`res)
De voorzitter : De heer Francis Van den Eynde heeft het
woord.
De heer Francis Van den Eynde (Vlaams Blok) : Mijn-
heer de voorzitter, sta mij toe te zeggen dat ik begrip heb
voor het feit dat de staatssecretaris voor Ontwikkelings-
samenwerking aanwezig is op de begrafenis van een
voormalig staatshoofd van een ontwikkelingsland. Ik be-
treur dit echter omdat in dit geval de materie van de
interpellatie niet alleen betrekking heeft op zijn bevoegd-
heden, maar daarenboven handelt over een conflict
inzake zijn bevoegdheden tussen hem en de vice-eerste
minister die ook minister van Buitenlandse Zaken is. Het
zou interessant geweest zijn om ook naar het standpunt
van de heer Boutmans terzake te kunnen luisteren.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de vice-eerste minister,
deze regering is naar verluidt 102 dagen oud en heeft al
enkele watertjes moeten doorzwemmen.
Zij heeft al een en ander meegemaakt. Ik moet alle
blunders niet opsommen. Ik wil toch verwijzen naar een
bepaald ogenblik toen de eerste minister vanuit zijn
vakantieverblijf in Italie¨ de minister van Volksgezondheid,
mevrouw Aelvoet, moest opbellen terwijl zij een perscon-
ferentie hield over de dioxine. Zij vertelde toen een
verhaal dat allesbehalve klopte en daarenboven veel
schade berokkende aan precies onze buitenlandse han-
del. Ik herinner aan het feit dat de regering dacht een wet
te kunnen veranderen met een koninklijk besluit en
daarvoor werd teruggefloten door de Raad van State, dit
na een klacht van het Vlaams Blok. Er is ook nog de zaak
die ik zou kunnen resumeren met een gebaar dat wordt
toegeschreven aan de minister van Buitenlandse Zaken,
maar dat de laatste tijd echter wordt gelogenstraft. Het
gaat om de uitspraak :
Boutmans, ik steek hem in mijn
binnenzak
. Hij was in New York en heeft daar misschien
in het Engels met een Frans accent gezegd
in the
pocket
. Dit is een samenvatting van het conflict dat zich
thans afspeelt in de regering tussen enerzijds de vice-
eerste minister en zijn partij PRL FDF MCC - ik hoop dat
ik geen initialen vergeet - en anderzijds de Vlaamse
groenen en staatssecretaris Boutmans.
Dat conflict gaat over een behoorlijk pak geld. De minis-
ter van Buitenlandse Zaken beschikt over een budget
van grosso modo 10 miljard frank om een buitenlandse
politiek te voeren, terwijl het bedrag waarover de staats-
secretaris voor Ontwikkelingssamenwerking beschikt,
heel wat hoger ligt. Dat is het eeuwige conflict tussen
Vlamingen en Walen. Het gaat alweer over financie¨le
middelen, al zijn het dan middelen die in het buitenland
zouden moeten worden gei¨nvesteerd. Er is natuurlijk
meer. Volgens de minister van Buitenlandse Zaken res-
sorteert Ontwikkelingssamenwerking uiteindelijk niet en-
kel onder zijn bevoegdheid - dat klopt - maar maakt die
ook fundamenteel deel uit van de buitenlandse politiek.
Bijgevolg spreken wij niet enkel over een bevoegheids-
conflict maar over een conflict dat fundamenteel over de
politiek van de regering gaat. In welk spoor zal de
buitenlandse politiek van de regering treden ? Is dat het
spoor van PRL FDF MCC en de minister van Buiten-
landse Zaken of de linkse mei-68-politiek van Agalev, in
deze bokswedstrijd vertegenwoordigd door kampioen
Boutmans ?
Mijnheer de minister van Buitenlandse Zaken, wanneer ik
teruggrijp naar het verslag van de opvolgingscommissie
inzake de problemen van het toenmalige ABOS, dat door
deze Kamer op 8 juli 1997 werd goedgekeurd, kan ik toch
ernstige verschillen terugvinden. Op bladzijde 211 in dat
verslag, goedgekeurd door de toenmalige meerderheid-
spartijen - behalve de christen-democraten waren dat
ook de socialistische partijen, thans eveneens een
meerderheidspartij - lees ik iets boeiends. Indien ik mij
vergis zal de heer Van der Maelen, toen voorzitter van
genoemde commissie, mij zeker op de vingers tikken.
Ik citeer :
De opvolgingscommissie pleit voor een gefa-
seerde benadering inzake ontbinding van ontwikkelings-
hulp om uiteindelijk te komen tot een volledige ontbinding
van die hulp
. Het gaat dus om het volledig loskoppelen
van ontwikkelingssamenwerking van de politiek van Bui-
tenlandse Zaken en dus vanzelfsprekend ook van de
aankoop bij ons. Ontbinding houdt ook ongebondenheid
ten overstaan van de eigen belangen in.
Ik neem dan de verschillende minderheidsnota's. Er werd
onder meer een minderheidsnota van de VLD, meer
bepaald door onze huidige voorzitter, de heer Versnick,
ingediend. Daarin wordt niet in duidelijke bewoordingen
over ontbinding gesproken. Uit een van de paragrafen
van de inleiding, waar men een beetje ironisch doet over
de ideologie van mei '68, kan men echter concluderen
dat de VLD niet zo sterk gewonnen is voor ontbinding.
Er is ook een nota van PRL FDF. Daarin staat :
Wat er
ook van zij, de PRL FDF is van oordeel dat niet-
gebonden hulp slechts in opeenvolgende stappen te
overwegen valt en dat tijdens de overgang van gebonden
naar niet-gebonden hulp maatregelen zouden moeten
worden genomen om te voorkomen dat de concurrentie-
positie van onze bedrijven schade wordt berokkend
. Dit
betekent dus dat men daar wel voor ontbinding is maar
niet al te sterk.
HA 50
COM 023
11
20-10-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Francis Van den Eynde
Naar mijn mening is ontbinding niet alleen het loskoppe-
len van eigen belangen op bedrijfsvlak maar ook kortweg
van eigen belangen, dus ook politieke.
Mijnheer de minister van Buitenlandse Zaken, als ik naar
uw verklaringen over ontwikkelingssamenwerking luister,
denk ik dat u helemaal gewonnen bent voor het idee dat
ontwikkelingssamenwerking deel uitmaakt van de buiten-
landse politiek. Het Vlaams Blok heeft destijds een nogal
omstandige minderheidsnota ingediend. Wij zijn daar niet
tegen en ik kan zelfs begrip opbrengen voor uw stand-
punt. We moeten de zaken dan echter wel even eerlijk
bekijken. Als ontwikkelingssamenwerking deel uitmaakt
van Buitenlandse Zaken, zeg het ons dan. Ik zie niet in
waarom wij de mensen dan moeten gaan vertellen dat
het ons louter en uitsluitend om de humanitaire aspecten
te doen is. Naar mijn mening kan dit op beide vlakken
tegelijkertijd gebeuren. Men moet dit dan wel eerlijk
zeggen en de mensen niet opzadelen met alle soorten
schuldcomplexen die men de West-Europeanen de jong-
ste dertig heeft aangepraat. Die schuldcomplexen wer-
den vervolgens gebruikt om fondsen te werven die
daarna doodgewoon werden gebruikt om in Afrika aan
politiek te doen, zij het ook met de bedoeling om te
helpen. Ik kan daarachter staan, maar het is belangrijk
dat de mensen dit weten.
Mijnheer de minister, ten tweede is het voor het parle-
ment en het publiek belangrijk te weten wat de regering
nu eigenlijk van plan is. Zal men het loskoppelen van
ontwikkelingssamenwerking van buitenlandse politiek
blijven volgen zoals de linkerzijde en Agalev dat predi-
ken ? Zal men eerder het ene bij het andere onderbren-
gen ? Het is een kwestie van duidelijkheid, maar aan
gebaren als
ik steek Boutmans in mijn binnenzak
hebben we niet genoeg. Uitleg terzake is onontbeerlijk.
De voorzitter : De heer Ferdy Willems heeft het woord.
De heer Ferdy Willems (VU&ID) : Mijnheer de voorzitter,
een eerste reeks vragen heeft betrekking op Afrika. Wij
verheugen ons over de politiek van de minister terzake.
Geen out of Africa, geen out of Indonesia. Ook de
hoorzittingen die de minister organiseert, zijn een goede
zaak. De staatssecretaris voor ontwikkelingssamenwer-
king steunt deze politiek. Ook hij spreekt over een
voorzichtige, bescheiden, maar bemiddelende rol in een
vredesproces. Toch zijn er vragen gerezen bij een aantal
recente berichten en uitspraken.
Een eerste reeks vragen heeft betrekking op de politiek
ten opzichte van Benin en Ivoorkust, maar daarover heeft
de heer Flahaut vanmorgen vrij goede inlichtingen ver-
schaft.
Als ik de persberichten goed begrijp, zouden de princi-
pie¨le uitgangspunten voor het Afrikabeleid zijn : een
concentratielijst van vijfentwintig landen met een werking
naar vijf sectoren toe, gezondheid, voeding, landbouw,
onderwijs en maatschappelijke opbouw. Hierover ver-
klaarde staatssecretaris Boutmans in interviews met de
pers :
Ik heb mij daarover nog niet uitgesproken. We
werken aan een procedure voor de vastlegging van die
lijst.
. Ik citeer een andere uitspraak : Vijfentwintig lan-
den is een maximum. Er is nu een officieuze lijst opge-
maakt door de vorige regering. We zullen die finaliseren.
In vijfentwintig landen aanwezig zijn is zeer veel
.
Mijnheer de minister, is die lijst er al ? Staat Senegal op
die lijst ? Hierover was er immers nog discussie. Is de
huidige wanorde, lees oorlog, in Afrika geen rem op
hulp ? Aanvaardt de minister de stelling, onder andere
geuit door Amerika, dat de Afrikanen eerst zelf de vrede
moeten realiseren vooraleer wij concreet ageren ? Kan
Belgie¨ als klein land op alle slakken zout leggen ? Wij
hebben immers relatief weinig middelen. Kijk naar
Rwanda waar Belgie¨ toch geprobeerd heeft om grondig
te intervenie¨ren, maar dat wegens een gebrek aan
voldoende middelen niet echt kon met een ramp als
resultaat. Komt die Afrikanota er ?
Een tweede reeks vragen heeft betrekking op de UNO,
de Verenigde Staten en onze minister ter plekke. Onze
vragen omtrent Afrika brengen ons namelijk direct bij dit
thema, bij de diplomatieke initiatieven van onze minister
in de UNO, met als hoogtepunt de toespraak op
25 september in die UNO. Heel terecht, en we hebben er
geen probleem mee om te zeggen dat ons dat verheugt,
stelde de minister dat onze menselijke waardigheid onze
buitenlandse politiek dient te beheersen en heel ontroe-
rend daarbij, waarvoor mijn felicitaties, was dat hij ook
daar de inmiddels wel bekende twee Guinese jongetjes
heeft geciteerd met hun afscheidsbrief aan de wereld. De
minister had het over een anachronistisch functioneren
van de Veiligheidsraad en nam als boeiend uitgangspunt
dat de mensen de voorrang moeten hebben op het geld.
Er moet een einde komen aan de uitbuiting van de
zwaksten door onpersoonlijke niet te identificeren krach-
ten. In die uitspraken kan ik mij perfect terugvinden.
Concreet rond Afrika waren er toch nog enkele accent-
verschillen, om het voorzichtig uit te drukken, met de
Amerikanen. Zij stellen dat Kabila weg moet vooraleer de
VS initiatieven ter plaatse kan steunen. Geen wonder dus
dat bijvoorbeeld Le Soir op 28 september bloklettert :
Entre la Belgique et l'Afrique, il y a l'Ame´rique. De
Amerikanen hebben inderdaad nogal opgekeken van de
uitspraken van de minister. Staatssecretaris Albright
toonde in een kort onderhoud veel interesse voor de
initiatieven. Het gewenste rendez-vous met de Wereld-
bank en het IMF kwam er niet op de door de minister
gewenste manier. Dat verwondert ons niet, want de visie
van de minister van Buitenlandse Zaken past niet echt bij
het keiharde machtsspel dat zich op dit ogenblik in de
Verenigde Staten afspeelt. Koel en kil. Clinton wil de
armste landen ter wereld schuldenvrijstelling geven,
12
HA 50
COM 023
20-10-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Ferdy Willems
maar de Amerikaanse politici van zijn conservatieve
parlement weigeren dat. Geen wonder dus dat VRT-
Afrikaspecialist Reyntjens het enkele dagen geleden had
over de verbazing die de Belgische minister Michel de
voorbije twee maanden overal heeft gewekt met zijn
kritische houding ten overstaan van de Verenigde Staten.
De heer Reyntjens voegde er nog aan toe dat het hem,
vooraleer hij zijn Afrikanota van onze minister kreeg, niet
echt duidelijk was welke concrete visie hier achter stak.
De Volksunie en de niet-partijpolitieke Vlaamse Bewe-
ging - ik refereer aan de laatste IJzerbedevaart - zijn
reeds lang vragende partij voor een kritische houding van
ons land ten overstaan van onze enorm machtige bond-
genoot in de NAVO, de VS. Vandaar onze vraag welke
antwoorden of resultaten de minister reeds heeft beko-
men ten gevolge van zijn aanbevelingen aan het adres
van de VS ?
Een volgende reeks vragen betreft het meningsverschil
tussen Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwer-
king, waarover allerlei geruchten de ronde doen. Het
meningsverschil zou ondertussen bijgelegd zijn. Deze
zaak moet niet opgeschroefd worden, maar ik wens
eraan te herinneren dat het ontwikkelingsbeleid centraal
moet staan. Mijnheer de minister, ik geef graag toe dat,
veel meer dan vroeger, conflicten in de regering open-
baar worden gemaakt. Dat heeft positieve kanten wat de
openbaarheid van bestuur en de geloofwaardigheid van
de politici betreft, maar hier raakt men toch wel de kern
van de zaak. Ik wens een kort zinnetje van de heer Van
der Maelen te citeren :
Dit conflict blokkeert voorlopig
het beleid ten voordele van het Zuiden
.
Een spanningsveld tussen Buitenlandse Zaken en Ont-
wikkelingssamenwerking lijkt bijna endemisch. Het zit
ingebakken in de materie. Het komt in de meeste landen
voor. Nederland heeft al met problemen te worstelen
gehad en ook in de vorige Belgische regering hadden we
af en toe wel eens meningsverschillen tussen staatsse-
cretaris voor Ontwikkelingssamenwerking Moreels en de
eerste minister.
De tegenstelling komt hierop neer. Volgens de heer
Michel moet er cohesie zijn tussen Buitenlandse Zaken
en Ontwikkelingssamenwerking, via een wet op de ont-
wikkelingssamenwerking. Volgens hem is een ontwikke-
lingssamenwerking, die er alleen op gericht is mensen te
helpen, niet realistisch zonder nauwe band met Buiten-
landse Zaken. De heer Boutmans stelt daar tegenover
dat Ontwikkelingssamenwerking een eigen specificiteit
heeft en dat Buitenlandse Zaken rekening moet houden
met de belangen van de derde wereld. Hij denkt daarbij
terecht aan duurzame ontwikkeling, armoede, democra-
tie en mensenrechten. De heer Boutmans voegt daaraan
toe dat Ontwikkelingssamenwerking nieuwe wegen moet
bewandelen, bijvoorbeeld via de cultuur. Met die uit-
spraak voel ik mij perfect gelukkig. In het Cultureel
Centrum van Dendermonde brengen wij heel veel derde
wereldmuziek, optredens en kunstvoorstellingen, omdat
wij zo de derde wereld als partner ontmoeten en onze
relatie ruimer is dan eenzijdig geven en krijgen vermits de
derde wereld ons iets kan teruggeven. Dat is een schit-
terend spoor.
De eerste minister zou een protocol opstellen dat de
beide ministers zouden ondertekenen, maar een paar
dagen geleden las ik in Le Matin dat men aan het
onderhandelen is en dat er nog niets is getekend. In
Humo vraagt men aan de heer Boutmans waarom hij
weigert dit protocol te ondertekenen, waarop hij ant-
woordt :
Misschien doe ik dat ooit nog wel eens. Louis
en ik praten daar nog over, maar er staat nergens in het
regeerakkoord dat ik dat moet doen. Trouwens, dat ding
dateert uit de tijd van Dehaene
.
Wij wensen bijgevolg van de minister te weten of er een
akkoord komt, en zo ja, met welke inhoud.
Een laatste vraag heeft te maken met het doel van de
ontwikkelingssamenwerking. Opnieuw staan we voor
twee publieke verklaringen die mekaar tegenspreken. In
Le Matin zegt staatssecretaris Boutmans :
Er zijn klach-
ten van Franstaligen over discriminaties. Als die discrimi-
naties er zijn, moeten die weggewerkt worden. Enkel
kwaliteit is de norm. Communautariseren is de slechtste
oplossing
. Een paar dagen later verschijnt in Le Matin
een verklaring van de secretaris-generaal van het Fran-
stalige NCOS, waarin hij net het tegenovergestelde be-
weert :
Moreels had de Franstaligen gekwetst - avait
laise´, dat is niet slecht als woordkeuze - bij het verdelen
van de budgetten voor Ontwikkelingssamenwerking,
maar de intenties zijn goed. Hij - minister Michel dus -
heeft een gevoelige herschikking - re´e´quilibrage - be-
loofd
. Die verklaringen staan dus lijnrecht tegenover
elkaar.
Wat is er van deze tegenstelling aan ?
Mijnheer de minister, deelt u het standpunt van de
staatssecretaris, dat ook het onze is, met name dat
kwaliteit de eerste norm moet zijn bij de behartiging van
de belangen van de derde wereld en de ontwikkelings-
samenwerking ? Niet de herkomst maar de kwaliteit is
belangrijk.
De voorzitter : De heer Marc Van Peel heeft het woord.
De heer Marc Van Peel (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, mij is het dispuut tussen
de heren Michel en Boutmans evenmin ontgaan. Dispu-
ten zijn in deze regering een veel voorkomend fenomeen.
Ik wens niet dieper in te gaan op allerlei ruzietjes onder
regeringsleden.
HA 50
COM 023
13
20-10-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Marc Van Peel
Het dispuut tussen de minister van Buitenlandse Zaken
en de staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking
raakt echter een beleidsvraagstuk ten gronde aan.
De uitlatingen van minister Michel inzake ontwikkelings-
samenwerking, de bevoegdheden van de heer Bout-
mans, het beheer van de budgetten en de belangrijke
politieke aandachtspunten laten vermoeden dat er meer
aan de hand is dan een ruzietje onder bewindslieden die
elkaar nog moeten vinden. Integendeel, de uitlatingen
van de heer Michel weerspiegelen een duidelijke keuze
inzake het toekomstig buitenlands beleid en de ontwik-
kelingssamenwerking.
Mijnheer de voorzitter, collega's, de meningsverschillen
tussen beide excellenties moeten worden uitgeklaard. De
heer Michel heeft zich, mijns inziens, laatdunkend uitge-
laten over de heer Boutmans. De PRL-er liet er geen
twijfel over bestaan dat hij de baas was en de heer
Boutmans slechts een secondant die de orders van
Buitenlandse Zaken moet uitvoeren. Deze opdeling zou
kunnen werken op voorwaarde dat er geen ideologische
scheidingslijn loopt tussen de beide ministers. Het
gedachtengoed van de heren Michel en Boutmans ligt
echter mijlenver uit elkaar.
Mijnheer de minister, in welke mate verschilt het beleid
van deze regering niet alleen met dat van de vorige
regering maar ook met de aanbevelingen van de parle-
mentaire opvolgingscommissie voor Ontwikkelingssa-
menwerking die tijdens de vorige regering hard gewerkt
heeft ? De opvolgingscommissie stelt en ik citeer :
Het
departement Ontwikkelingssamenwerking stond steeds
zwak ten opzichte van de belangen van onze buiten-
landse politiek en de buitenlandse handel
.
Al de aanbevelingen van de opvolgingscommissie strek-
ten ertoe het departement Ontwikkelingssamenwerking
te versterken. Ik deel dit standpunt volkomen.
Over de ontwikkelingsrelevantie en de specifieke instru-
menten van de ontwikkelingssamenwerking stelt het ver-
slag en ik citeer :
Het departement Ontwikkelingssa-
menwerking
en
de
staatssecretaris
moeten
de
mogelijkheid krijgen om hun verantwoordelijkheid op te
nemen en de ontwikkelingsrelevantie van al de projecten
af te dwingen met een veto
.
Mijnheer de voorzitter, de Kamer is gerechtigd te weten
of de huidige minister en staatssecretaris deze aanbeve-
lingen zullen naleven.
De parlementaire opvolgingscommissie stelde eveneens
dat de onafhankelijkheid van de ontwikkelingssamenwer-
king niet gehinderd mag worden zodat bij de inschatting
van de projecten en de programma's de ontwikkelings-
relevantie de doorslag blijft geven. Deze passage van het
verslag was een duidelijk pleidooi voor een protocol.
Als ik de uitlatingen van de heer Michel goed heb
begrepen verschilt de CVP-opvatting sterk van die van
de minister. Volgens onze opvatting die in de vorige
legislatuur door verschillende partijen werd gesteund, is
er een groot verschil tussen de finaliteit van het departe-
ment Buitenlandse Zaken en dat van Ontwikkelingssa-
menwerking. Buitenlandse Zaken streeft het legitieme
doel van de behartiging van de politieke en economische
belangen van Belgie¨ in het buitenland na.
De minister van Buitenlandse Zaken streeft een zeer
legitiem doel na, met name de behartiging van de poli-
tieke en de economische belangen van Belgie¨ in het
buitenland.
Ontwikkelingssamenwerking is evenwel totaal anders.
Het is een proces van partnership waarbij men de landen
waarmee men samenwerkt eigenlijk beschouwt als klan-
ten voor diensten die worden geleverd in nauwe samen-
werking met de bevolking, met de NGO's en eventueel
met de regeringen van de partnerlanden. Het is zelfs
meer. Soms kan de ene doelstelling een beetje in de weg
staan van de andere.
Wij gingen ervan uit dat, bij de vorming van de nieuwe
regering, de bevoegdheidsconflicten onmiddellijk zouden
worden geregeld, maar dat bleek al gauw niet het geval
te zijn. Een protocol tussen Ontwikkelingssamenwerking
enerzijds en Buitenlandse Zaken anderzijds, is volgens
ons meer dan ooit nodig. Heel wat zaken moeten nog
worden geregeld. Blijft ontwikkelingssamenwerking een
afzonderlijke sectie in de begroting ? Wie beslist over de
besteding van het budget ? Quid wat betreft de structuur
van het departement ?
Tijdens de vorige legislatuur werd een grondige hervor-
ming doorgevoerd tussen de BTC - de operationele tak -
en het directoraat-generaal voor internationale samen-
werking. Welnu, wij zijn van oordeel dat het belangrijk is
dat de staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking
inspraak heeft in de invulling van het directoraat-generaal
voor internationale samenwerking.
Hoe verloopt de relatie tussen de minister en de staats-
secretaris ? Quid met het recht om bevoegdheden te
delegeren naar diensten van het directoraat-generaal
voor internationale samenwerking ?
Dat zijn allemaal aangelegenheden die tot op heden
blijkbaar nog niet zijn geregeld. Quid met de organisatie
van de diensten van het ministerie, met de operationali-
sering van de BTC, met de relatie tussen Buitenlandse
Zaken en Ontwikkelingssamenwerking ?
Er werd wel een koninklijk besluit genomen in verband
met de algemene structuur van het ministerie, maar
thans moet een ministerieel besluit worden uitgevaardigd
dat per directie het aantal betrekkingen invult. Dat is
echter nog niet gebeurd.
14
HA 50
COM 023
20-10-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Marc Van Peel
Wat betreft de aanstelling van het personeel bij het
directoraat-generaal voor internationale samenwerking
werd alleen nog maar een bijzondere commissaris aan-
geduid.
Hoewel het ABOS is opgeheven, stellen wij vast dat het
de facto nog steeds functioneert. Bovendien stellen wij
vast dat nog niet werd overgegaan tot de aanwerving van
de 85 attache´s. Er werd een eenmalige aanwervings-
procedure aangekondigd en 31 augustus was de uiterste
inschrijvingsdatum. Sindsdien ligt de hele zaak echter
stil. Er moeten nog 24 deskundigen met bijzondere
kwalificaties
worden
aangeworven,
maar
die
aanwervingsprocedure ligt eveneens stil.
Terzake moet er dus meer gebeuren en daarvoor dienen
de algemene politieke discussies in plenaire vergadering.
Mijn interpellatie strekt er niet toe nogmaals aan te
klagen dat de heer X ruzie heeft met de staatssecretaris
Y. Daarmee zullen wij ons wellicht nog jaren kunnen
bezighouden. Ik interpelleer omtrent de werking van
Ontwikkelingssamenwerking en omtrent het feit dat het
hele opzet lam ligt.
De heer Boutmans kan weliswaar leuke verklaringen
afleggen in de pers - verklaringen waarmee ik het overi-
gens vaak eens ben, zoals bijvoorbeeld toen hij zei dat
Aids-bestrijding als prioritair moest worden beschouwd,
nadat hij de heer Piot had gezien - maar de vraag is of wij
momenteel nog wel een ontwikkelingssamenwerking
voeren.
Mijnheer de vice-premier, wat is uw standpunt inzake de
eigenheid van Buitenlandse Zaken versus Ontwikke-
lingssamenwerking ? Wanneer zal het protocol tussen u
en de heer Boutmans uiteindelijk worden opgesteld ?
Zal er een begroting voor de Buitenlandse Zaken zijn,
waarvan ontwikkelingssamenwerking een aanhangsel is,
in het kader van de belangen van Buitenlandse Zaken ?
Heeft de heer Boutmans u¨berhaupt nog iets te zeggen,
ook bij het opstellen van de begroting ? Wanneer wordt
het ministerieel besluit uitgevaardigd dat de structuur van
het directoraat-generaal voor de internationale samen-
werking verder invult ? Wanneer wordt er personeel
aangesteld ? Wanneer worden de attache´s voor de
samenwerkingsbureaus en de deskundigen aangewor-
ven ?
Wanneer begint deze regering dus met een beleid inzake
ontwikkelingssamenwerking en hoe zal het eruitzien ?
Tot op dit ogenblik is er alleen fac¸ade. Deze problematiek
mag niet worden vergeleken met de problematiek in
vorige regeringen waar er altijd wel enige spanning was
tussen de voogdijminister en de staatssecretaris voor
Ontwikkelingssamenwerking.
Er
was
het
klassieke
getrouwtrek tussen bewindspersonen die hun eigen
klemtoon wilden leggen.
Hier is er iets veel fundamentelers aan de hand. Wij
worden geconfronteerd met een staatssecretaris voor
Ontwikkelingssamenwerking die, als het van de minister
en de vice-eerste minister afhangt, niets te zeggen heeft.
Dat vind ik nog niet zo erg. Ik ben geen al te grote favoriet
van de heer Boutmans. De eigenheid van Ontwikkelings-
samenwerking echter aantasten kan volgens mij niet.
De voorzitter : Mijnheer de minister, dit zijn genoeg
vragen om een volledige studiedag te vullen. Spijtig
genoeg kan ik u niet meer tijd toestaan dan bepaald in
het Kamerreglement.
Minister Louis Michel : Mijnheer de voorzitter, geachte
collega's, wat het concrete programma betreft is het
inderdaad mijn bedoeling in mijn buitenlandse politiek
een groter accent op Centraal-Afrika te leggen. Ik wens
dit te doen met volledige kennis van zaken. Ik heb
daarom, na rijp overleg, een verkennende zending ge-
stuurd, onder leiding van de secretaris-generaal van mijn
departement, met als opdracht de contouren van een
partnerschapspact te onderzoeken en mij verslag uit te
brengen. Deze zending had onder meer een officieus
luik, met name naar een aantal representatieve personen
uit de civiele maatschappij luisteren en een officieel luik,
met name de bevoegde overheden hierover te contact-
eren. Ik zal over enkele dagen het verslag van deze
zending kunnen bestuderen.
Ik kom thans bij de vragen van de heer Willems. In welke
mate is dit programma gericht op de voor Centraal-Afrika
meer dan noodzakelijke conflictpreventie ? In de begro-
ting 2000 is een specifieke basisallocatie gepland voor
conflictpreventie. Ik voorzie een belangrijke inbreng voor
preventie van conflicten in deze regio.
Blijft dit programma voor Congo beperkt tot enkel de
eerste fase en dan nog enkel via verbindingsofficieren ?
Blijven strikt militaire interventies dus totaal uitgesloten ?
Zoals onlangs werd afgesproken tijdens een vergadering
van het kernkabinet en de daaropvolgende Ministerraad
is het inderdaad de bedoeling dit soort interventies in
Congo te beperken tot de eerste fase. Ik heb dit antwoord
trouwens al eens in een commissie gegeven.
Welke antwoorden of resultaten bekwam de minister
ingevolge zijn aanbevelingen aan het adres van de
Verenigde Staten ? Op mijn analyse van de Amerikaanse
aanpak heeft de assistent secretary of State for the
Bureau of African Affairs of The State Department geant-
woord dat niettegenstaande de rechtstreekse Rwandese
betrokkenheid in het DRC-conflict, van Amerikaanse
zijde de beslissing werd genomen de binnenlandse toe-
stand in Rwanda te stabiliseren. Zonder deze fundamen-
tele optie zou het ondenkbaar geweest zijn de vluchte-
lingen terug te absorberen of bepaalde beslissingen te
nemen van sociale en economische politiek.
HA 50
COM 023
15
20-10-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Louis Michel
Dat neemt niet weg dat Rwanda niet alles op de beste
manier heeft ingeschat. De overtuiging van Kigali dat de
leiders in Kinshasa gemakkelijk konden worden vervan-
gen en het optreden in Kivu vormen daarvan illustraties.
De bereidheid om een zekere terughoudendheid in acht
te nemen zal uiteindelijk afhangen van het gevoel van
Kigali dat het probleem van de Interahamwe afdoende en
met succes werd geregeld. Er bestaat waarschijnlijk
geen project voor een groot-Rwanda, wel een verlangen
om een economische en politieke invloedszone te be-
houden. Die laatste doelstelling moet worden verwezen-
lijkt, aldus Rice, via rechtstreekse samenwerkings-
maatregelen met Kinshasa.
U hebt een reeks vragen gesteld met betrekking tot
ontwikkelingssamenwerking.
Ontwikkelingssamenwer-
king heeft haar eigen specifiek mandaat, maar het is
vanzelfsprekend dat het moet worden uitgevoerd in het
kader van een samenhangend buitenlands beleid. Dit
komt tot uiting in de structuur zelf van de regering, die de
staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking toe-
voegt aan de minister van Buitenlandse Zaken. Wij
hebben hier duidelijk te maken met de concrete toepas-
sing van het koninklijk besluit van 24 maart 1972, dat de
verhoudingen regelt tussen de minister en een aan hem
toegevoegde staatssecretaris. De principes die de be-
trekkingen regelen voor deze legislatuur moeten in een
protocol worden vastgelegd. De heer Boutmans en ikzelf
leggen ons hierop toe, maar tot nu toe hebben onze
wispelturige agenda's ons niet de kans geboden het
protocol definitief op te stellen. De eigenheid van de
sector ontwikkelingssamenwerking wordt bepaald door
specifieke artikelen van de begroting. Voor de materie
ontwikkelingssamenwerking zullen aanwijsbare basis-
allocaties worden aangegeven.
Er werd gevraagd wie de 27 miljard frank die worden
voorzien voor ontwikkelingssamenwerking, beheert. Ik
dank het achtbare lid voor deze 27 miljard frank die hij
wenst toe te wijzen aan het departement Ontwikkelings-
samenwerking. Jammer genoeg werd tijdens de laatste
bilaterale begroting slechts 24,4 miljard frank toegekend.
Ik verwijs naar het ontwerp van protocol met de volgende
vuistregel : de minister waakt over de coherentie van het
buitenlands beleid en de staatssecretaris waakt over de
specificiteit van de programma's inzake ontwikkelingssa-
menwerking.
Men vroeg welke waarborgen worden geboden om te
bekomen dat de onvermijdelijke economische betrokken-
heid van Belgische bedrijven bij onze ontwikkelingssa-
menwerking enkel wordt gee¨valueerd volgens het belang
van de landen van de derde wereld. Ik heb reeds
meerdere uitspraken gedaan over de verhouding tussen
het Belgische bedrijfsleven en de ontwikkelingssamen-
werking. Ik heb het begrip
mutual benefit - wederzijds
voordeel - gehanteerd. Ik heb ook duidelijk gezegd dat
een belangrijke begrenzing in dit begrip erin bestaat dat
bij elke tussenkomst waarbij het Belgische bedrijfsleven
is betrokken een strikte toepassing van de wet op de
overheidsopdrachten noodzakelijk is.
Men vroeg mij wanneer het ministerieel besluit inzake de
DGIS wordt uitgevaardigd. Dit ontwerp van ministerieel
besluit werd mij onlangs voorgelegd door de bevoegde
administratie. Ik ben van plan het eerstdaags te onder-
tekenen. Het personeel van de DGIS zal worden aange-
steld na de ondertekening van het structuurbesluit. Ik doe
het nodige om het zo vlug mogelijk te ondertekenen. De
attache´s voor de samenwerkingsbureaus zullen worden
aangeworven nadat de interviews die door een extern
bureau worden afgenomen, zullen zijn bee¨indigd, wat op
22 oktober 1999 zal zijn. Het is de bedoeling de aanwer-
ving door het directiecomite´ te laten gebeuren voor eind
oktober.
Wanneer worden de deskundigen met bijzondere kwali-
ficaties aangeworven en wat is in deze aangelegenheden
de gevolgde procedure en de stand van zaken ? De
voorstellen ten aanzien van de procedure van aanwer-
ving werden naar de bevoegde administratie gestuurd,
samen met een profielbeschrijving per openstaande be-
trekking, dit om de informatie ter beschikking te stellen
aan een zo ruim mogelijk aantal belangstellenden.
Verder wil ik iedereen hier geruststellen. Er is geen
meningsverschil tussen de heer Boutmans en mij. Tout
au plus is er een misverstand gerezen, maar die toestand
is reeds lang voorbij. Wij zijn dan ook zelfs in staat,
mijnheer Van Peel, om zonder een protocol te werken.
Toch zullen wij een protocol ondertekenen om u helemaal
gerust te stellen.
De voorzitter : Ik zal mild zijn bij het verlenen van het
woord om de traditie van deze commissie in ere te
houden. Wel moet ik u zeggen dat er hierover problemen
zijn gerezen in de Conferentie van voorzitters. Ik vraag
dus om bondigheid. De heer Francis Van den Eynde
heeft het woord.
De heer Francis Van den Eynde (Vlaams Blok) : Mijn-
heer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik
onthoud uit het antwoord van de vice-eerste minister en
minister van Buitenlandse Zaken eerst en vooral dat hij
graag eufemismen hanteert. Hij zegt dat er helemaal
geen conflict is geweest tussen hem en staatssecretaris
Boutmans.
Minister Louis Michel : Tussen mij en Eddy is er geen
probleem.
De heer Francis Van den Eynde (Vlaams Blok) : U kunt
wel zeggen dat er geen probleem is, mijnheer de minis-
ter, maar niettemin is het protocol nog altijd niet onder-
tekend. Ik vraag mij dan ook af over welke Eddy u het
16
HA 50
COM 023
20-10-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Francis Van den Eynde
hebt : over Eddy Wally misschien ? In ieder geval werd er
nog steeds geen compromis gesloten en dit sleept toch
reeds weken aan, namelijk sinds het ogenblik dat u het
beruchte gebaar hebt gemaakt om hem in uw binnenzak
te steken. Er is dus wel degelijk nog steeds een conflict
en als ik de interviews met de heer Boutmans lees, klopt
die stelling wel. Ik twijfel er niet aan dat dit conflict
uiteindelijk in uw voordeel zal worden beslecht : u zult uw
slag wel thuishalen, zoals u dat ook hebt gedaan met de
heer Deleuze. Als ik de huidige stellingname lees van
Agalev, en meer bepaald van de linkervleugel, tot voor
kort vertegenwoordigd door de heer Boutmans, dan kan
niets mij nog verbazen. Ik lees voor uit Humo van 12
oktober 1999 :
Ja, ik weet het, als je de Belgische
wapenhandel aan banden wil leggen, rijst er meteen een
levensgroot probleem. Ik vecht daar iedere dag tegen.
Trouwens, alles op FN concentreren is dom, want dan zit
je meteen aan een communautair conflict
. Men mag dus
wel tegen wapens zijn, maar niet op communautair vlak.
Verder zegt hij :
Ik ben niet tegen alle wapens. Daar
krijgt mijn pacifistische overtuiging toch een stevige
schok. Hij verklaart duidelijk :
Ik ben niet tegen alle
wapens, zeker niet tegen die Waalse wapens. Wat veel
erger is, is de Vlaamse hoogtechnologische apparatuur
.
Hij zegt dat je niet kunt merken dat het om wapens gaat
maar het is natuurlijk even verwerpelijk. Voor de heer
Boutmans is een Waals wapen dus minder erg dan
Vlaamse hoogtechnologische apparatuur. Op dat vlak
zult u het waarschijnlijk wel halen.
Ik onthoud ook het volgende. U zegt ons, trouwens niet
voor de eerste keer, dat u een Afrikapolitiek wilt voeren. U
wilt de Belgische aanwezigheid in Centraal-Afrika weer
herstellen. U weet dat wij daar heel sceptisch tegenover
staan. Wanneer ik dan tegelijkertijd verneem dat de
persoon die u in New York namens de Amerikaanse
regering te woord stond, slechts een assistent was van
de staatssecretaris, dan vind ik het een tikkeltje megalo-
maan van u te denken dat u een Afrikapolitiek zult
kunnen voeren. Het is hier terecht al gezegd dat tussen
Europa en Afrika Amerika ligt. Bijgevolg denk ik dat het
buitenlands beleid op dat vlak faliekant zal aflopen.
Ik kom tot een laatste punt. U bent zeer duidelijk geweest
toen u stelde dat Ontwikkelingssamenwerking deel zal
uitmaken van de buitenlandse politiek. Daar gaan dan de
principes die door de meerderheid werden vastgelegd in
het beruchte verslag van de opvolgingscommissie Abos.
Daar gaan dan de principes die zo heilig zijn voor de
linkse partij Agalev. Men is dus gewaarschuwd.
De voorzitter : De heer Ferdy Willems heeft het woord.
De heer Ferdy Willems (VU&ID) : Mijnheer de voorzitter,
ik wil kort antwoorden. Als de minister me vertelt dat het
geschil is verdwenen, dan kan ik me daar als mens alleen
maar over verheugen. Een conflict is nooit aangenaam,
zeker niet wanneer het de ontwikkelingssamenwerking
nadelig bei¨nvloedt. Het is fijn dat te horen. Het is echter
niet zo erg dat er conflicten zijn. Het komt onze geloof-
waardigheid ten goede als we voor onze standpunten
durven uitkomen. We hoeven als politici toch geen heili-
gen te zijn. Het lijkt me menselijk en niet altijd verkeerd
dat er conflicten ontstaan. Ze mogen echter niet blijven
duren.
Als ik echter die teksten in Humo lees, dan betwijfel ik of
ze echt voorbij zijn. U beweert echter dat ze achter de rug
zijn en ik wil dat graag aanvaarden.
Laten we het even hebben over de relatie met de V.S. U
hebt het in uw antwoord gehad over Rwanda maar ik
meen te begrijpen dat de koude machtsopstelling van de
V.S. en uw visie niet onmiddellijk met elkaar in overeen-
stemming te brengen zijn. Wij koesteren vanuit de oppo-
sitie minstens een gunstig vooroordeel tegenover uw
Afrikapolitiek. Als die lijst van 25 landen er nu al is, dan
zou ik die graag krijgen.
Ten slotte wil ik het hebben over de kwaliteits-
betrokkenheid van de derde wereld in de ontwikkelings-
samenwerking. U gaat uit van goede principes : het
wederzijdse voordeel en de wet op de overheidsop-
drachten. Ik zou inderdaad willen beklemtonen dat het
echt niet kan dat ontwikkelingssamenwerking wordt ge-
communautariseerd. Voor ons is de organisatie en de
kwaliteit van de hulp van primordiaal belang. Voor een
Vlaams-nationalist als ik is het echt om het even of die nu
wordt geleverd door het noorden of door het zuiden van
dit land.
De voorzitter : De heer Marc Van Peel heeft het woord.
De heer Marc Van Peel (CVP) : Mijnheer de voorzitter, ik
stel een aantal zaken vast. Ten eerste bestaat er blijkbaar
geen conflict meer tussen de heer Michel en de heer
Boutmans, althans volgens de heer Michel. Ik heb daar
alle respect voor en ik steun het feit dat de heer Bout-
mans naar de begrafenis is van de heer Nyerere. Ik vind
dat heel goed maar ik zal natuurlijk aan de heer Bout-
mans net dezelfde vragen stellen.
Mijnheer de minister, ik heb hier een groot pleidooi horen
houden voor een samenhangend beleid op het vlak van
Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking. Ik
leid daaruit af dat de heer Michel, gegeven zijn natuur en
zijn bevoegdheden, de lijn van het beleid wel zal bepalen.
Ik heb hem duidelijk horen zeggen dat hij voorstander is
van de politiek van de
mutuel be´ne´fice. Ik zou de heer
Boutmans daar graag over ondervragen. Dat betekent
echter dat men, helemaal in tegenstelling tot de aanbe-
velingen van de commissie tijdens de vorige legislatuur,
een onverbloemd pleidooi houdt voor gebonden hulp.
Immers, ook al verloopt die hulp perfect volgens de wet
op de overheidsopdrachten, toch gaat men in elk geval
HA 50
COM 023
17
20-10-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Marc Van Peel
de gebonden hulp weer invoeren. Ik ben heel benieuwd
wat de staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwer-
king daarvan vindt. Ik zou net zo graag meer uitleg van
hem krijgen over de uiteindelijke ordonnanceringsbe-
voegdheden over de begroting voor ontwikkelingssa-
menwerking. Uw antwoord daarover was niet zo duide-
lijk, mijnheer de minister. U hebt de cijfers rechtgezet. Ze
liggen inderdaad lager dan 27 miljard frank, maar wie het
daarover nu eigenlijk voor het zeggen heeft, dat heb ik
niet uit uw antwoord kunnen afleiden.
Ik heb niemand horen vernoemen. Het antwoord op de
vraag wie daarover beslissingsbevoegdheid heeft, bleef
onduidelijk. Het zou interessant zijn de heer Boutmans
op deze vraag te horen antwoorden. Antwoordt hij hierop
in dezelfde zin als de heer Michel, dan betekent dit een
geweldige ommezwaai in het ontwikkelingsbeleid van
Agalev. De belangen van de ontwikkelingssamenwerking
worden daarbij ondergeschikt aan de belangen van de
nationale politiek. Dit is volledig in tegenspraak met de
aanbevelingen
van
de
parlementaire
opvolgings-
commissie en ook met alle hooggestemde principes die
Agalev tot nu toe hierover heeft verkondigd. Zodra de
heer Boutmans terugkomt uit het buitenland, wil ik van
hem vernemen of hij mijn vraag op dezelfde manier
beantwoordt als de heer Michel. Ik heb vastgesteld dat
de heer Michel bevestigt dat er geen probleem bestaat
tussen hem en de heer Boutmans en deze laatste
dezelfde lijn aanhoudt. Er is geen sprake van een aparte
ontwikkelingsrelevantie van de projecten. Ik blijf be-
nieuwd hoe dit afloopt.
De voorzitter : U hebt blijkbaar andere dingen gehoord
dan ik. Een regeringslid wordt geacht te antwoorden
namens de regering. Het staat u natuurlijk vrij andere
regeringsleden hierover te ondervragen.
De heer Dirk Van der Maelen heeft het woord.
De heer Dirk Van der Maelen (SP) : Mijnheer de voor-
zitter, mijnheer de minister, ik wil drie punten beklemto-
nen.
Ten eerste, onze fractie kijkt met veel belangstelling uit
naar het protocol en naar de beleidsnota's van beide
ministers. Voor onze fractie is de toetssteen het verslag
van de parlementaire opvolgingscommissie uit de vorige
legislatuur.
Ten tweede, een aantal collega's leest dit verslag blijk-
baar op een heel selectieve manier. Dit verslag ging
onder meer uit van een aantal basisideee¨n. Een hiervan
was dat we nood hebben aan een gei¨ntegreerd beleid
voor het Zuiden van deze aardbol. Dit betekent onder
meer dat wat ontwikkelingssamenwerking betreft, de
nodige principes in het verslag werden vastgelegd. Er
moeten nog andere hefbomen worden gebruikt ten voor-
dele van het Zuiden, zoals de Buitenlandse Handel.
Wat
de
millenniumronde
van
de
Wereldhandels-
organisatie betreft, is het voor het Zuiden heel belangrijk
dat er faire afspraken worden gemaakt. In de vorige
legislatuur hebben we tegen het investeringsakkoord
geprotesteerd omdat dit nadelig was voor het Zuiden.
Een gei¨ntegreerd beleid betekent een samenspel tussen
de staatssecretarissen voor Ontwikkelingssamenwerking
en Buitenlandse Handel en de minister van Buitenlandse
Zaken. De parlementaire opvolgingscommissie is uitge-
gaan van dit idee. Het werd gesymboliseerd door de
integratie van wat overblijft van Abos in het ministerie van
Buitenlandse Zaken.
Ten derde wil ik erop wijzen dat mijn fractie, in het
voordeel van de Kamer, een belangrijk instrument heeft
gecree¨erd, namelijk de evaluatie.
Zodra ik de indruk zou krijgen dat de wijze waarop het
beleid voor het Zuiden wordt uitgetekend, aanleiding zou
vormen voor een nieuwe commercie¨le vervuiling van
onze ontwikkelingssamenwerking, zal ik de eerste zijn
om dit aspect van het beleid te evalueren. Aan degenen
die het verslag niet volledig zouden hebben gelezen, zeg
ik dat de Kamer een belangrijke rol kan spelen. In dialoog
met de uitvoerder van de evaluatie kan de Kamer mee
bepalen welke aspecten van het beleid van ontwikke-
lingssamenwerking zullen worden onderzocht.
De voorzitter : Mevrouw Leen Laenens heeft het woord.
Mevrouw Leen Laenens (AGALEV-ECOLO) : Mijnheer
de voorzitter, mijnheer de vice-eerste minister, Agalev en
Ecolo blijven trouw aan hun principes. Wij gaan er dan
ook van uit dat ontwikkelingssamenwerking als een vol-
waardig beleid, met daaraan gekoppeld een eigen hoofd-
stuk in de begroting, zal worden opgevolgd. Voor ons
moet de samenwerking tussen Ontwikkelingssamenwer-
king en Buitenlandse Zaken met duidelijke afspraken
gepaard gaan. Wij hopen dan ook dat dit binnen afzien-
bare tijd zal worden geregeld en bevestigd.
De voorzitter : De heer Jef Valkeniers heeft het woord.
De heer Jef Valkeniers (VLD) : Mijnheer de voorzitter, ik
vestig de aandacht van de heer Van Peel erop dat de
vorige staatssecretaris geen discussies had met zijn
voogdijminister, want dat was de eerste minister, maar
wel met de minister van Buitenlandse Zaken. Ik vergeef
hem dat natuurlijk, want hij was op dat ogenblik lid van
het Vlaams Parlement.
De heer Van Peel houdt vol dat vroeger alles goed ging
bij Abos en dat er nu problemen zijn. Ik kan u zeggen dat
de vorige staatssecretaris ervoor gezorgd heeft dat bij
Abos alles op zijn kop staat. Hij had zelfs een bijzonder
commissaris aangesteld, een persoonlijke vriend, die is
weggegaan en die moest worden vervangen. Ik kan zelfs
zeggen dat er bij Abos heel wat goede ambtenaren zijn
18
HA 50
COM 023
20-10-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jef Valkeniers
vertrokken - de heer Van der Maelen heeft dat in de
Kamer nog bevestigd - omdat er geen orde op zaken
werd gesteld. Ik kan u zeggen dat er geen sectiehoofden
meer werden benoemd uit de administratie, maar dat er
daarvoor examens werden georganiseerd en dat er
daarvoor allemaal mensen uit dezelfde partij kwamen.
Dat de situatie bij het BTC zolang geduurd heeft, is
eveneens te wijten aan de vorige staatssecretaris die de
administratie niet kende, maar te biechten ging bij een
bekend en duur advocatenbureau. Hij heeft trouwens
geen enkele beslissing genomen, op geen enkel gebied
en heeft zich altijd laten voorlichten door
deskundige
experts
die zeer veel geld hebben gekost, geld dat
eigenlijk naar het zuiden had moeten gaan.
Bovendien zijn de zes personeelsleden van het fameuze
internationale huis dat in de Marollen werd gehuurd
vandaag nog aan het uitzoeken hoe ze uiteindelijk zullen
werken.
Ik verwijs trouwens naar professor Renard van de UIA die
zegt dat de vorige staatssecretaris meer kwaad dan goed
heeft gedaan. Dat is zo over heel de lijn. Er bestond in die
tijd geen dialoog, er werden alleen monologen gevoerd.
Iedereen werd gegijzeld en degenen die financie¨le pro-
blemen hadden, zoals de NCOS en de federaties, kregen
het geld gul toegestuurd.
De voorzitter : De heer Marc Van Peel heeft het woord.
De heer Marc Van Peel (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
de vorige staatssecretaris heeft de ontwikkelingssamen-
werking sterk verdedigd en een administratieve hervor-
ming doorgevoerd waarbij hij voortdurend stootte op de
obstructie van de VLD. Dat weet ik inderdaad.
Le pre´sident : La parole est a` M. Patrick Moriau.
M. Patrick Moriau (PS) : Monsieur le pre´sident, je serai
bref mais j'ai l'impression que beaucoup de membres de
cette commission de´couvrent la commission de suivi et y
voient ce qu'ils ont envie d'y voir.
Je ne re´pe´terai pas les propos de M. Vandermaelen mais
e´voquer la coope´ration au de´veloppement comme l'a fait
M. Van Peel en parlant de clients a` qui on offre ou non
des services me semble une conception largement de´-
passe´e. Pour mon groupe, la coope´ration au de´veloppe-
ment s'inscrit pluto^t dans le cadre d'un partenariat huma-
niste re´ciproque et, bien e´videmment, d'une politique
inte´gre´e.
En ce qui concerne le contentieux de M. Boutmans, j'ai lu
qu'il estimait qu'il e´tait un peu
coince´, notamment en
matie`re de lutte contre le SIDA qu'il conside`re comme
prioritaire non pas a` cause de M. Michel mais pluto^t
parce que le pape interdit l'utilisation des pre´servatifs...
De voorzitter : Tot besluit van deze bespreking werden
volgende moties ingediend.
En conclusion de cette discussion, des motions ont e´te´
de´pose´es.
Een eerste motie van aanbeveling werd ingediend door
de heren Marc Van Peel en Jacques Lefevre en luidt als
volgt :
De Kamer, gehoord de interpellaties van de heren
Francis Van den Eynde, Ferdy Willems en Marc Van
Peel, en het antwoord van de vice-eerste minister en
minister van Buitenlandse Zaken
vraagt de regering dat ze
- de hervormingen in de ontwikkelingssamenwerking
uitwerkt conform de aanbevelingen van de parlementaire
opvolgingscommissies;
- daarbij de eigenheid van ontwikkelingssamenwerking
respecteert, hetgeen wil zeggen dat de ontwikkeling van
de partnerlanden prioritair is voor die samenwerking;
- een protocol opstelt voor de staatssecretaris van Ont-
wikkelingssamenwerking en de minister van Buiten-
landse Zaken om die eigenheid te garanderen.
Une premie`re motion de recommandation a e´te´ de´pose´e
par MM. Marc Van Peel et Jacques Lefevre et est libelle´e
comme suit :
La Chambre,
ayant entendu les interpellations de MM. Francis Van den
Eynde, Ferdy Willems et Marc Van Peel
et la re´ponse du vice-premier ministre et ministre des
Affaires e´trange`res
invite le gouvernement :
- a` e´laborer les re´formes de la Coope´ration au de´velop-
pement conforme´ment aux recommandations de la com-
mission de suivi parlementaire;
- a` respecter, ce faisant, la spe´cificite´ de la Coope´ration
au de´veloppement, a` savoir que le de´veloppement des
pays partenaires est prioritaire dans le cadre de cette
coope´ration;
- a` e´tablir un protocole a` l'intention du secre´taire d'E
´ tat a`
la Coope´ration au de´veloppement et du ministre des
Affaires e´trange`res pour garantir cette spe´cificite´.
Een tweede motie van aanbeveling werd ingediend door
de heren Francis Van den Eynde en Guido Tastenhoye
en luidt als volgt :
De Kamer, gehoord de interpellaties van de heren
Francis Van den Eynde, Ferdy Willems en Marc Van Peel
HA 50
COM 023
19
20-10-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Patrick Moriau
en het antwoord van de vice-eerste minister en minister
van Buitenlandse Zaken
- stelt vast dat er op het vlak van de buitenlandse politiek
geen klare lijn in de schoot van de regering bestaat en
dat bijgevolg het beleid op dat vlak niet coherent kan zijn;
- dringt er dan ook bij de regering op aan dat ze binnen de
kortste tijd het conflict dat tussen de minister van Buiten-
landse Zaken en de Staatssecretaris is ontstaan zou
ongedaan maken.
Une seconde motion de recommandation a e´te´ de´pose´e
par MM. Francis Van den Eynde et Guido Tastenhoye et
est libelle´e comme suit :
La Chambre,
ayant entendu les interpellations de MM. Francis Van den
Eynde, Ferdy Willems et Marc Van Peel
et la re´ponse du vice-premier ministre et ministre des
Affaires e´trange`res
- constate que le gouvernement ne semble pas avoir
de´fini de ligne claire en matie`re de politique e´trange`re
laquelle manque de`s lors de cohe´rence;
- demande de`s lors instamment au gouvernement de
re´gler au plus to^t le conflit qui a surgi entre le ministre des
Affaires e´trange`res et le secre´taire d'E
´ tat.
Een eenvoudige motie werd ingediend door mevrouw
Fientje Moerman en de heren Daniel Bacquelaine, Eric
Derycke, Patrick Moriau en Lode Vanoost.
Une motion pure et simple a e´te´ de´pose´e par Mme
Fientje Moerman et MM. Daniel Bacquelaine, Eric Dery-
cke, Patrick Moriau et Lode Vanoost.
Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking
is gesloten.
Le vote sur les motions aura lieu ulte´rieurement. La
discussion est close.
Mondelinge vraag van de heer Ferdy Willems aan de
vice-eerste minister en minister van Buitenlandse
Zaken over
de ratificatie van de Conventie 169 van
de Internationale Arbeidsorganisatie
(nr. 120)
Question orale de M. Ferdy Willems au vice-premier
ministre et ministre des Affaires e´trange`res sur
la
ratification de la Convention n° 169 de l'Organisation
internationale du travail
(n° 120)b>
De voorzitter : De heer Ferdy Willems heeft het woord.
De heer Ferdy Willems (VU&ID) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's aandacht voor inheemse
volkeren vroegen wij reeds in juli, tijdens het debat over
de
regeringsverklaring
en
in
oktober,
tijdens
de
gedachtewisseling over de wereldhandelsorganisatie.
Voor de democratische Vlaamse nationalisten is dit een
uiterst belangrijke materie. Immers, de waarde van een
maatschappij en zelfs van de wereldorde, is moreel af te
leiden uit de aandacht die wordt geschonken aan de
zwaksten.
Politiek en recht moeten dus geen harde samenleving
noch het recht van de sterkste nastreven - in tegenstel-
ling tot wat sommigen beweren - maar moeten integen-
deel de rechten van de zwaksten waarborgen. Met dit
streven menen wij dicht in de buurt te zitten van de visie
van andere democratische stromingen.
Culturele verscheidenheid is een rijkdom, geen armoede.
In de geschiedenis werd precies vanuit het recht van de
sterkste en vanuit het Westen die culturele verscheiden-
heid in Afrika, Noord- en Zuid-Amerika, Azie¨, Oceanie¨ en
eigenlijk ook in Europa gedood. Inheemse volkeren be-
tekenen werkelijk meer dan folklore. Er moet een andere
aanpak komen, dit in het belang van de vrede, conflict-
preventie, antiracisme, menselijke rijkdom en menselijke
waardigheid.
Na het eeuwenlang onderdrukken van andere culturen
moet het Westen nu maar eens het goede voorbeeld in
de andere zin geven. Vanuit Vlaams standpunt bekeken
is Vlaanderen, net als Belgie¨, een klein land. Vlaanderen
heeft bovendien met veel moeite zijn eigenheid verkre-
gen en werkt daar nog steeds aan. Daarom brengen wij
als Vlamingen veel begrip op voor andere kleine volke-
ren.
Wat het mondiale aspect betreft, werd het decennium
1994-2004 door de UNO uitgeroepen tot het decennium
van de inheemse volkeren. Alle volkeren moeten dus in
deze materie hun best doen, Belgie¨ incluis, ook al wonen
hier volgens de conventie geen inheemse volkeren.
De allereerste stap in die richting zou het ratificeren van
conventie 169 kunnen zijn. Op dit ogenblik is dit het enige
juridische instrument dat op internationaal vlak bestaat,
ook al heeft het zijn zwakke kanten. In een aantal landen
werd de conventie reeds door het parlement geratifi-
ceerd. In Belgie¨ is dat echter niet het geval. Hierover
werden al heel wat uiteenzettingen gehouden, onder
meer door mijn voorgangers Caudron en Anciaux en
mevrouw Schu¨ttringer van Ecolo. Dit werd trouwens
gunstig beoordeeld door de ministers Derycke, Smet en
Claes.
Toch
herinnert
de
Internationale
Arbeids-
organisatie ons er elk jaar opnieuw aan dat de ratificatie
nog steeds niet is gebeurd.
20
HA 50
COM 023
20-10-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Ferdy Willems
Soms verwijst men naar de problemen van de Roma-
zigeuners die het noodzakelijk zouden maken onze wet-
geving inzake gevangeniswezen, onderwijs en taalge-
bruik aan te passen. Soms stelt men ook dat dit een
materie is die de gemeenschappen aanbelangt en vraagt
men hen daarover een rapport.
Daartegenover kunnen we stellen dat de Roma-
zigeuners nooit zelf de kwalificatie van inheems volk
hebben gevraagd. Het zou bovendien nogal hypocriet
zijn te stellen dat Belgie¨ de conventie wel wil onderteke-
nen, maar enkel op voorwaarde dat ze hier niet moet
worden toegepast.
Mijnheer de minister, ik heb een aantal vragen ter zake.
Hoever staat het overleg tussen de Gemeenschappen en
de Gewesten in dit dossier ? Wanneer zal de regering de
conventie aan het Belgisch parlement voorleggen ? In de
vorige legislatuur antwoordde men dat het zeer binnen-
kort zou gebeuren. Nu zou ik toch echt graag concrete
stappen in die richting zien.
De voorzitter : De minister heeft het woord.
Minister
Louis
Michel :
Mijnheer
Willems,
de
oprichtingsakte van de Internationale Arbeidsorganisatie
verplicht de leden de door de internationale arbeids-
conferentie aangenomen overeenkomsten binnen het
jaar of - uitzonderlijk - binnen achttien maanden aan de
wetgevende autoriteiten voor te leggen. Die informatie-
plicht is de enige juridische verplichting die de lidstaten
werd opgelegd. De lidstaten blijven overigens volkomen
vrij om de overeenkomsten al dan niet te ratificeren.
Inzake overeenkomst 169 betreffende inheemse en in
stamverband levende volkeren in onafhankelijke staten is
Belgie¨ zijn verplichtingen niet nagekomen aangezien de
tekst tien jaar nadat hij is aangenomen nog steeds niet
aan het parlement werd voorgelegd. Zoals het geachte
lid ben ik van mening dat deze situatie, die onze geloof-
waardigheid binnen de IAO aantast, niet kan blijven
voortduren, welke juridische onzekerheden er ook over
dit dossier mogen bestaan. Ik heb dan ook besloten
contact op te nemen met mijn collega die bevoegd is voor
Werkgelegenheid en Arbeid en wiens ministerie het
pilootdepartement is voor de IAO-overeenkomsten. Ik zal
haar voorstellen binnenkort samen met mij de overeen-
komst aan het parlement bekend te maken. Opdat ons
land zijn verplichtingen zou nakomen zal ik mij er tevens
voor inzetten om samen met haar een gemeenschappe-
lijk standpunt in te nemen over de vraag of Belgie¨ de
tekst al dan niet kan ratificeren. Uit een eerste onderzoek
blijkt immers dat de eventuele ratificatie van deze over-
eenkomst inhoudt dat eerst verscheidene in Belgie¨ van
kracht zijnde wetteksten en reglementen moeten worden
aangepast. Meer nog, het is gebleken dat op 31 decem-
ber 1998 slechts dertien staten, waaronder twee lidstaten
van de Europese Unie - namelijk Nederland en Dene-
marken - en Noorwegen, de overeenkomst hebben ge-
ratificeerd.
Dit standpunt zal worden opgenomen in de begeleidende
nota bij de bekendmaking van de overeenkomst aan het
parlement.
Wat de communautaire en gewestelijke aspecten van het
dossier betreft, wens ik erop te wijzen dat een werkgroep
gemengde verdragen op dit ogenblik al de niet-
geratificeerde
IAO-overeenkomsten
behandelt.
Een
technische werkgroep waarin vertegenwoordigers van de
Gemeenschappen, de Gewesten en de federale over-
heid zetelen, zal binnenkort haar besluiten bekendma-
ken. De besluiten hebben betrekking op het al dan niet
gemengde karakter van elke overeenkomst. Bovendien
zal de werkgroep eveneens advies uitbrengen over de
mogelijkheden die ons land heeft om de onderzochte
overeenkomsten te ratificeren.
In deze context zal bijzondere aandacht worden besteed
aan de overeenkomst nr. 169.
Op haar volgende vergadering zal de werkgroep ge-
mengde verdragen de werkzaamheden van de techni-
sche werkgroep bestuderen en ze overeenkomstig de
gebruikelijke procedure ter bekrachtiging aan de minis-
terie¨le conferentie voor buitenlands beleid voorleggen.
Ik beklemtoon dat ons land op verschillende fora enorme
inspanningen heeft geleverd voor de inheemse en in
stamverband levende volkeren.
De voorzitter : De heer Ferdy Willems heeft het woord.
De heer Ferdy Willems (VU&ID) : Mijnheer de voorzitter,
ik dank de minister voor zijn antwoord waarin hij niet
alleen een aantal praktische problemen heeft aangekaart
maar waaruit zijn principie¨le bereidheid blijkt werk te
willen maken van dit dossier. Ik stel vast dat een dialoog
over de grenzen heen mogelijk is.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Ferdy Willems aan de
vice-eerste minister en minister van Buitenlandse
Zaken over
de houding van Belgie¨ tegenover 'de
nieuwe agenda coalitie : naar een wapenvrije we-
reld'
(nr. 122)
Question orale de M. Ferdy Willems au vice-premier
ministre et ministre des Affaires e´trange`res sur
la
position de la Belgique en ce qui concerne 'la coali-
tion du nouvel agenda : vers un monde sans armes'
(n° 122)b>
HA 50
COM 023
21
20-10-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
voorzitter
De voorzitter : De heer Ferdy Willems heeft het woord.
De heer Ferdy Willems (VU&ID) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, de nieuwe agenda coali-
tie past perfect in de nieuwe tijdgeest na de Koude
Oorlog. Er werden een aantal nieuwe ontwapenings-
besluiten genomen. De overkilling capacity is vermin-
derd. Ondanks de aanpassingen beschikken we echter
nog altijd over voldoende kernwapens om de wereld 700
keer de vernietiging van de Tweede Wereldoorlog te
geven.
Er werden eveneens nieuwe initiatieven genomen inzake
de operationaliteit, D-target en D-alert zijn gerealiseerd.
Het gevaar is verminderd maar niet uitgeschakeld.
Men heeft werk gemaakt van een nieuw juridisch kader
inzake het Non-Proliferatieverdrag. In 1996 werd in Den
Haag een belangrijk arrest geveld. Artikel 6 verplicht ons
te onderhandelen over ontwapening. Wie dit niet doet
vervalt in de illegaliteit. Ik vraag me af of de niet-
goedkeuring van de nieuwe agenda coalitie geen onwet-
telijke daad is.
De nieuwe agenda coalitie werd op 11 november 1998
ter goedkeuring voorgelegd. 114 landen waarvan heel
wat derdewereldlanden hebben deze agenda goedge-
keurd. 18 landen hebben tegengestemd onder meer vier
van de vijf kernwapenstaten met name de Verenigde
Staten, Groot-Brittannie¨, Frankrijk en Rusland. Drie lan-
den met een kernwapencapaciteit - wat niet hetzelfde is
en ik kom daarop nog terug - India, Pakistan en Israe¨l,
een tiental Oost-Europese kandidaat-NAVO-landen on-
der druk van de VS, Turkije en, heel merkwaardig, het
kleine Monaco hebben eveneens tegengestemd. 38 lan-
den hebben zich onthouden waarvan 12 van de
16 NAVO-landen waaronder Belgie¨. Ook China heeft zich
onthouden. Canada wilde ja stemmen op voorwaarde dat
een tweede NAVO-land zou volgen. Dit gebeurde echter
niet.
Ik beklemtoon dat de Verenigde Staten zware druk
hebben uitgeoefend om hun machtspositie te verzeke-
ren.
De nieuwe agenda coalitie is opnieuw actueel. Het first
committee vergadert over vrede- en ontwapeningstek-
sten, komt samen van 11 oktober tot 12 november. Op
die dag wordt door het first committee gestemd. In de
algemene vergadering die daarop volgt, worden de stem-
mingen van het first committee meestal overgenomen.
De cruciale vraag is welke houding Belgie¨ zal aannemen.
De bijkomende vraag is waarom Belgie¨ zich in 1998 heeft
onthouden ? Sta mij toe daarop even dieper in te gaan.
De voorzitter : Mijnheer Willems, u hebt de u door het
Reglement toegemeten spreektijd voor een mondelinge
vraag in de commissie reeds ruimschoots overschreden.
De heer Ferdy Willems (VU&ID) : Ik had aanvankelijk
een interpellatieverzoek ingediend
De voorzitter : Het is correct dat u een interpellatie-
verzoek had ingediend. De Conferentie van voorzitters
heeft unaniem beslist uw interpellatieverzoek om te zet-
ten in een mondelinge vraag. Dat betekent dat u de
spreektijd van een mondelinge vraag moet respecteren.
De heer Ferdy Willems (VU&ID) : Dus een materie als
veiligheid moet men op twee minuten afhandelen ?
De voorzitter : Mijnheer Willems, dat heb ik niet gezegd.
Er bestaat perfect een mogelijkheid hierover een mini-
debat te organiseren. Dit werd echter als een vraag
aangekondigd.
De heer Ferdy Willems (VU&ID) : Ik zal mij dan enkel
beperken tot de procedure, want daarover heb ik toch wel
iets te zeggen. Ik heb dit punt ingediend als een interpel-
latie. Gezien het belang van de materie had ik hier
inderdaad graag een motie van aanbeveling aan toege-
voegd. Ik ga niet meedoen aan het spelletje om hier
telkens moties van aanbeveling in te dienen, die dan door
een eenvoudige motie worden verworpen. Ik had in dit
geval echter mijn redenen, gezien het belang van het
dossier en de mogelijkheid van een aanbeveling van-
wege meerderheid en oppositie, tenminste als ik Agalev
volgens de persberichten mag geloven. Deze motie van
aanbeveling zou zin hebben gehad. Inderdaad, bij een
interpellatie vraagt men uitleg over actuele dossiers. Men
wil daarmee inspelen op het beleid. Dit is in de zeer
nabije toekomst het geval. Dit had perfect zin gehad. In
de Conferentie van voorzitters werd mijn interpellatie-
verzoek omgezet in een vraag, ondanks het aandringen
van mijn fractievoorzitter die het anders wou. Ik heb de
voorzitter van de Kamer dus een brief geschreven. Na
voorlezing van de brief zal ik over dit onderwerp zwijgen.
Ik heb de heer De Croo echter gewezen op het omzetten
van mijn interpellatie tot een vraag. Ik citeer :
Meteen
wordt het reglementair moeilijk om hieraan nog een motie
van aanbeveling te verbinden. Dit laatste lijkt me noch-
tans echt aangewezen, vermits Belgie¨ zich nog moet
uitspreken over dit thema, met name op 12 november.
Vandaar mijn vraag om toch nog toe te staan dat deze
uiteenzetting gehouden wordt in de aanvankelijk ge-
vraagde vorm van een interpellatie
. Ik besluit met vol-
gende opmerking :
Als men hier in deze democratie mijn
motie wegstemt, aanvaard ik dat. Als men echter deze
motie verhindert, gaat men een proceduregevecht aan.
Ik heb gehoord dat men de oppositie in de Kamer oproept
tot positieve samenwerking. Ik merk hier echter anti-
democratische procedurespelletjes.
Mijnheer de voorzitter, ik kom tot mijn conclusie. Ik ben
een nieuw parlementslid. De eerste keer dat ik het woord
nam, werd ik gefeliciteerd omwille van mijn openheid, dit
22
HA 50
COM 023
20-10-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Ferdy Willems
door mensen van de twee taalgroepen, door mensen van
alle partijen uit meerderheid en oppositie en door twee
ministers. Ik ga hier niet refereren aan de persoonlijke
gedachtewisseling tussen mij en de heer Michel. Zoiets
doet men niet, anders wordt elk toekomstig gesprek
onmogelijk. Hij was echter zeer lovend over wat ik deed.
Als men dan hier niet-agressieve uiteenzettingen met
procedurespelletjes wil kraken, dan neem ik dat niet. Dit
is voor mij een zeer ernstig incident. Ik zal deze interpel-
latie hier opnieuw indienen. U tast de democratie aan.
Zet mij met de meerderheid buitenspel, tot daaraan toe,
maar belet mij het spreken niet.
De voorzitter : Mijnheer Willems, wij moeten de zaak tot
de juiste proporties herleiden. Ik heb er u slechts op
gewezen dat dit een vraag is. Ik wil hier geen procedure-
spelletjes spelen, maar het reglement bepaalt dat de
voorzitter op eensluidend advies van de Conferentie van
voorzitters dergelijke beslissing neemt. Dat betekent dat
iedereen het ermee eens moet zijn dat een interpellatie
wordt omgezet in een vraag. Dat heeft niets te maken
met het debat als dusdanig. U kunt dan wel beslissen om
deze vraag in te trekken, omdat u een vraag onbruikbaar
acht voor deze materie. U kunt een minidebat vragen of
een ander middel zoeken om de materie aan te snijden.
Ik betwist geenszins uw recht om deze materie onder de
aandacht te brengen, maar als uw interpellatie in een
vraag werd omgezet, ben ik gedwongen dit zo te hand-
haven. Doe ik dit niet meer, dan kan iedereen op basis
van een vraag onbeperkt het woord krijgen. Ik pas de
spelregels toe zoals die werden bepaald, dit na eenslui-
dend advies van de Conferentie van voorzitters. Ik raad u
dus aan dit binnen uw fractie te bespreken, want normaal
is er ook van uw fractie iemand aanwezig geweest bij het
nemen van dit besluit. Ik wil thans dit debat niet verder
voeren in de commissie en wijs erop dat alles hier kan
worden besproken, maar dan binnen bepaalde afspra-
ken. Indien andere fracties op een door u aangebracht
onderwerp willen inhaken, kan dat niet in het kader van
een vraag. Dat kan wel in het kader van een minidebat.
Daarom verzoek ik u het debat daarover af te sluiten. Wij
kunnen er na de commissie nog van gedachten over
wisselen hoe u op een zinvolle manier de zaken die u in
het parlement wenst aan te kaarten, kunt aanbrengen.
De heer Ferdy Willems (VU&ID) : Mijnheer de voorzitter,
de concrete vraag is eenvoudig. Wat gaat Belgie¨ doen
met dit dossier ? Gaat Belgie¨ in dit first committee en
nadien ook op de algemene vergadering van de UNO ja
stemmen ? Indien Belgie¨ nee stemt of een onthouding
overweegt, kan ik dan vernemen waarom ? Welke arti-
kelen zijn voor Belgie¨ onaanvaardbaar ? Ziet Belgie¨ de
mogelijkheid om via amenderingen een uitweg te vinden
om dit gegeven, dat toch enorm belangrijk is, toch te
steunen ?
Ik ben van mening dat een negatieve stem of zelfs een
onthouding bij de bevolking, die dit probleem ter harte
neemt, vragen zal oproepen. Het gaat hier over uw en
mijn fysieke veiligheid. Komt er rond dit thema een
openbaar debat ? Komt er een stemming in het parle-
ment ? Ik meen te weten dat ook andere fracties, in dit
geval van de meerderheid, een motie klaar houden.
Dit thema is actueel. In november moeten wij er dan niet
meer over praten, want dan zal erover gestemd zijn.
De voorzitter : De minister heeft het woord.
Minister Louis Michel : Mijnheer de voorzitter, collega's,
Belgie¨ heeft zijn definitieve houding nog niet bepaald.
Belgie¨ zal zijn uiteindelijke positie bepalen op basis van
de definitieve tekst van de resolutie zoals ze ter stem-
ming zal worden aangeboden. Er dient te worden geno-
teerd dat de tekst van de resolutie verleden jaar werd
gewijzigd in het licht van het debat in de eerste commis-
sie, wat een onthouding van Belgie¨ mogelijk maakte.
Belgie¨ pleegt internationaal overleg terzake, zowel met
de opsteller van de resolutie, als met de andere landen.
Belgie¨ ondersteunt het non-proliferatieverdrag en de
nucleaire agenda die in dit kader door de hele wereld-
gemeenschap in 1995 werd aanvaard. Deze agenda zal
worden getoetst op zijn resultaten tijdens de non-
proliferatieconferentie van 2000. Wij vinden dan ook dat
deze conferentie de plaats en het ogenblik is waar in
functie van de voorbije ervaring nieuwe engagementen
voor de toekomst kunnen worden genomen.
Het debat over een nieuwe agenda in het kader van de
eerste commissie van de VN komt in zekere zin te vroeg
en wordt beter gehouden in het gee¨igende kanaal.
Verder kan worden gesteld dat genoemde resolutie een
te snelle multilateralisering vooropstelt. Als de nucleaire
staten niet meer aan de multilaterale tafel zitten, dan
hebben deze onderhandelingen geen zin.
Bovendien schept de resolutie een derde categorie van
staten die niet voorzien is in het non-proliferatieverdrag,
zijnde de drempellanden. Belgie¨ wil deze derde categorie
geen legitimatie geven door deze resolutie.
Tenslotte gaat de resolutie in tegen een aantal verbinte-
nissen die Belgie¨ aanging in het kader van het NAVO-
bondgenootschap.
De regering staat natuurlijk open om te luisteren naar de
mening van eenieder en om te antwoorden op verdere
vragen. Zij staat dus ook open voor amendementen. De
regering zal haar eigen beslissing bepalen in het kader
van de Belgische verdragsverplichtingen en de evoluties
op de internationale sce`ne, alsmede de standpunten
uitgedrukt door verschillende actoren, waaronder het
parlement en de civiele maatschappij.
HA 50
COM 023
23
20-10-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Louis Michel
Ik ben er voorstander van om over die problematiek in het
parlement een debat te voeren. Ik geef toe dat die
problematiek wel een interpellatie waard was. Het is aan
het parlement om te beslissen wat het zal doen. Naar de
normale democratische geplogenheden zal de regering
er de gevolgen van trekken.
De voorzitter : De heer Ferdy Willems heeft het woord.
De heer Ferdy Willems (VU&ID) : Mijnheer de voorzitter,
ik ben verheugd over het feit dat de minister meent dat dit
onderwerp een interpellatie waard was. Minder gelukkig
ben ik met het argument dat het in tegenspraak zou zijn
met de NAVO. Nog minder gelukkig ben ik met het
argument dat men twee soorten kernstaten de facto
erkent, met name kernstaten en staten met een kern-
capaciteit. Men stelt een wettekst boven de werkelijkheid
want zowel Indie¨, Pakistan als Israe¨l hebben kernwa-
pens. U verschuilt zich achter een wettekst om een
levensgevaarlijke situatie - die drie kernmachten zijn
geen al te vredelievende landen - te negeren. Ik ben het
daar niet mee eens. Ik ben u evenwel erkentelijk dat u
daarover een politiek debat wilt houden, want het is
hoogdringend. Ook andere fracties voelen dit als zodanig
aan.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Ferdy Willems aan de
vice-eerste minister en minister van Buitenlandse
Zaken over
de oorlog in Tsjetsjenie¨ (nr. 176)
Question orale de M. Ferdy Willems au vice-premier
ministre et ministre des Affaires e´trange`res sur
la
guerre en Tche´tche´nie
(n° 176)b>
De voorzitter : De heer Ferdy Willems heeft het woord.
De heer Ferdy Willems (VU&ID) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, Tsjetsjenie¨ was vroeger
een totaal onbekend land. Het heeft een heel lange
lijdensweg gekend en het heeft eeuwen moeten vechten
voor zijn eigenheid. In de Russische volksmond staan de
Tsjetsjenen nog altijd bekend als achterlijk. Het land heeft
in de Tweede Wereldoorlog gecollaboreerd en is daar-
voor zeer zwaar gestraft : er waren 800 000 gedeporteer-
den en een kwart miljoen doden. Bij de destalinisatie zijn
de gedeporteerden kunnen terugkeren, maar het is een
bezet land gebleven, tot aan de val van de muur van
Berlijn toen de deuren zich openden. Ook Tsjetsjenie¨
heeft zich, zoals zovele landen in het Oostblok, onafhan-
kelijk gemaakt. Het heeft drie jaar een relatieve rust
gekend, tot het, van 1994 tot 1996 de gruwel van Grozny
meemaakte, met meer dan 100 000 doden, waaronder
veel Russen en burgerslachtoffers.
Dit jaar herbegint de gruwel. Een derde van het land is
bezet. Het motief is dat men terroristen de pas wil
afsnijden, wat een veelgehoord motief is om in ander-
mans land tussenbeide te komen; Israe¨l en Turkije doen
dat ook. Weer zijn er vele doden, Russische en Tsjetsj-
eense soldaten en burgers. Er zijn op dit ogenblik
120 000 vluchtelingen. We mogen niet uit het oog verlie-
zen dat dit een economische oorlog is. Tot 1990 leverde
Tsjetsjenie¨ 80% van de kerosine aan Rusland. Het is dan
ook geen wonder dat de bombardementen precies op de
petroleuminstallaties gebeuren. De Russische overheid
heeft vrij tegenstrijdige verklaringen. President Jeltsin
heeft het over het toepassen van gematigde methodes.
De eerste minister zegt geen onnodige Russische verlie-
zen, geen grote offensieven met tanks en geen bestor-
mingen van de hoofdstad te willen, maar de opperbevel-
hebber van het Russische leger in de Kaukasus zegt dat
hij niet weet of men Grozny al dan niet gaat innemen,
maar dat men ertoe in staat is.
Ik ben van mening dat Belgie¨ zou moeten reageren. Wij
zijn een klein volk en hebben begrip voor andere kleinere
volkeren. Of dat kleine land nu Belgie¨ noemt dat twee
wereldoorlogen heeft meegemaakt, of Vlaanderen, dat
moet strijden voor zijn identiteit, het moet begrip opbren-
gen voor een ander klein land. Ik verwijs tevens naar de
volkssoevereiniteit. Niet alleen de Fransen, de Amerika-
nen en de Belgen, maar ook dit volk heeft recht op
zelfbeschikking.
Men moet niet aanvoeren dat het een intern conflict is en
wij hiermee geen uitstaans hebben. Mijnheer de minister,
ik ben u dankbaar dat u daaromtrent reeds duidelijk
stelling hebt ingenomen op 25 septemberin de UNO. U
zei :
Voor een staat is het uitmoorden van zijn eigen
bevolking geen voorwendsel om dit af te doen als een
binnenlandse aangelegenheid.
Ik kan mij perfect terug-
vinden in deze stelling.
Ten slotte, wij staan niet alleen. De Europese commissa-
ris voor Buitenlandse Zaken, die Rusland onlangs heeft
bezocht, heeft zijn bezorgdheid geuit inzake de humani-
taire consequenties en vraagt de dialoog te hernemen.
Ook het Europees Parlement heeft op 7 oktober zijn
uiterste bezorgdheid getoond omwille van de weigering
van de Russen tot een dialoog.
Ik dring erop aan dat onze minister van Buitenlandse
Zaken alles doet wat in zijn macht ligt om de gevreesde
nieuwe ramp in Tsjetsjenie¨ te voorkomen.
De voorzitter : De minister heeft het woord.
Minister Louis Michel : Mijnheer de voorzitter, tijdens
zijn bezoek aan Belgie¨ op 30 september 1999 heb ik mijn
Russische ambtgenoot, de heer Ivanov, namens de
Belgische regering gewezen op de bezorgdheid van
Belgie¨ over het conflict in Tsjetsjenie¨. Ik heb deze gele-
24
HA 50
COM 023
20-10-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Louis Michel
genheid te baat genomen om hem uitleg te vragen over
de politiek van Rusland in deze regio. Op 11 oktober en
ingevolge
de
weigering
door
Rusland
van
het
bemiddelingsaanbod door de OVSE, de Europese Unie
en de Raad van Europa, hebben Belgie¨ en de andere
lidstaten binnen de Europese Raad hun diepe onrust ten
opzichte van de verslechterende toestand in de noorde-
lijke Kaukasus uitgesproken. De Raad van de Europese
Unie heeft erop aangedrongen dat er geen inspanning
mag worden gespaard om een escalatie te vermijden die
de veiligheid en de stabiliteit van de regio in gevaar zou
brengen. Het is dus van cruciaal belang dat Rusland
middelen inzet die aangepast zijn aan de omvang van het
conflict en dat het zijn internationale verbintenissen eer-
biedigt, met name de OVSE-gedragscode.
Om een vreedzame oplossing te vinden voor dit conflict,
onder meer door de bemiddeling van de OVSE, heeft de
Raad de noodzaak van een politieke dialoog nadrukkelijk
onderstreept. Uiteindelijk heeft de Europese Raad zijn
steun toegezegd voor het verstrekken van humanitaire
hulp aan Tsjetsjenie¨. Hij heeft er bij Rusland op aange-
drongen om vrije toegang te geven aan de erkende
NGO's ten einde een snelle en efficie¨nte hulpverlening
aan de ontheemden te verzekeren. Bovendien is de
regering van mening dat het herziene verdrag over
conventionele strijdkrachten in Europa niet in het ge-
drang mag komen. Dit betekent dat Rusland de regels
van het verdrag, maar ook de resultaten van het politiek
akkoord van maart 1999 over de flankenkwestie moet
respecteren. De huidige concentratie van strijdkrachten
past niet in dit kader en kan het evenwicht in Europa
bedreigen in geval van langdurige aanwezigheid.
Ten slotte herinner ik het geachte lid eraan dat Tsjetsjenie¨
deel uitmaakt van de Russische Federatie en dat Belgie¨,
net zoals de andere lidstaten van de Europese Unie, het
beginsel van de territoriale integriteit eerbiedigt. Dit laat-
ste punt betekent niet dat Belgie¨ afstand zou doen van de
in Helsinki en Kopenhagen gehuldigde principes van de
mensenrechten en van de rechten van de minderheden.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Pieter De Crem aan de
vice-eerste minister en minister van Buitenlandse
Zaken over
de repatrie¨ring van illegalen naar hun
land van herkomst
(nr. 185)
Question orale de M. Pieter De Crem au vice-premier
ministre et ministre des Affaires e´trange`res sur
le
rapatriement des ille´gaux dans leur pays d'origine
De voorzitter : De heer Pieter De Crem heeft het woord.
De heer Pieter De Crem (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
de uitwijzingsoperatie van de Slovaakse zigeuners heeft
ook diplomatieke aspecten. De manier waarop deze
operatie in Gent werd op gang gebracht, roept heel wat
vragen op. Aan de opdracht van de minister van Binnen-
landse Zaken waren een aantal voorwaarden verbonden.
Zo moest de Gentse politie zelf initiatieven nemen, maar
moest er tegelijkertijd ook een ontradende mobilisatie-
campagne worden gevoerd in Slovakije.
Graag had ik van de minister van Buitenlandse Zaken
vernomen in welke mate zijn departement werd betrok-
ken bij deze repatrie¨ringen. Hoe zullen de repatrie¨ringen,
zowel de individuele repatrie¨ringen als deze in groep, in
de toekomst verlopen ? Waren de Belgische diploma-
tieke diensten in Slovakije en het ministerie van buiten-
landse aangelegenheden van de republiek Slovakije op
de hoogte van de operatie ?
Wie is er bevoegd voor de organisatie van de sensibili-
seringscampagnes in Slovakije die erop gericht zijn de
mensen af te raden naar ons land te komen ?
De dienstorder van het ministerie van Binnenlandse
Zaken aan Gent bevatte dienaangaande een sibillijnse
zin.
Werden
er
met
betrekking
tot
deze
zaak
voorafgaandelijk bilaterale afspraken gemaakt ? Indien
dit niet het geval is, werden zij dan gemaakt na de
terugzendingsoperatie ?
Voorts wil ik wijzen op de problematiek van de Roma-
zigeuners in het algemeen en op de houding die het
ministerie van Binnenlandse Zaken en de regering ten
opzichte van deze bevolkingsgroep aannemen. Ik heb
het hierbij niet enkel over de teruggezonden zigeuners,
maar over de positie van deze etnie in Slovakije en in
gedeelten van Hongarije en Roemenie¨.
Past de Belgische benadering van de uitwijzings-
problematiek in het beleid dat Belgie¨ in het kader van de
Europese Unie wil voeren ten opzichte van landen die als
het ware in de wachtkamer zitten van het Europese
lidmaatschap ? Dit aspect kan in deze discussie niet
buiten beschouwing worden gelaten. Bereidt de minister
van Buitenlandse Zaken zich voor op repatrie¨ringen naar
andere landen dan Slovakije ? Ik heb het niet over de
specifieke uitvoering van de operatie, waarvoor de minis-
ter van Binnenlandse Zaken bevoegd is, maar over het
bilaterale afsprakenpakket met de betrokken landen.
De voorzitter : De minister heeft het woord.
Minister Louis Michel : Mijnheer de voorzitter, de am-
bassade van Belgie¨ heeft zodra zij op de hoogte was,
een onderzoek ingesteld naar de omstandigheden
waarin de uitgewezen Slovaken naar huis zijn terugge-
keerd.
HA 50
COM 023
25
20-10-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Louis Michel
Er is geen bilateraal akkoord over een eventuele cam-
pagne die de Slovaakse overheid op haar grondgebied
zou voeren.
In het kader van ons beleid inzake mensenrechten, in dit
geval de zigeuners, toont ons land een grote interesse
voor de situatie van verschillende minderheden in
Centraal- en Oost-Europa. Op internationaal vlak gaat
steeds meer aandacht naar de zigeuners. Dit blijkt onder
andere uit de recente oprichting van de functie van
coo¨rdinator voor de zigeuners in de Organisatie voor
Veiligheid en Samenwerking in Europa ingevolge een
beslissing uit 1998 van de raad van ministers in Oslo om
de werking van de OVSE op dit vlak te versterken. Ons
land heeft deze beslissing samen met zijn EU-partners
volledig gesteund en roept de regeringen in het kader
van de OVSE op om de discriminatie jegens de zigeu-
ners weg te werken en hen het behoud van hun funda-
mentele rechten te verzekeren.
Slovakije is een van de staten in een regio met een
zigeunerminderheid en wij moedigen dit land aan de
nodige maatregelen te nemen. Emigratie is echter een
maatregel die noch wij, noch onze Europese partners
verkiezen, of het nu gaat om Slovakije dan wel om een
ander land van de regio.
Wat ons standpunt inzake de kandidaatstelling van Slo-
vakije voor toetreding tot de EU betreft, zijn wij geen
voorstanders van uitstel. De toetreding tot de EU moet
wel gebeuren onder de politieke voorwaarden die op de
Europese Raad van Kopenhagen werden vastgelegd en
die onder andere ook de vraagstukken van de minder-
heden betreffen. In die context heeft de huidige Slo-
vaakse regering, die meer pro-Europees is gericht dan
de vorige, grote vooruitgang geboekt inzake het taalge-
bruik van de Hongaarse minderheid. Overigens zijn de
vertegenwoordigers van die minderheid momenteel mi-
nister.
Wat de zigeuners betreft, onderstreept de commissie in
haar jongste
vooruitgangsverslag over Slovakije, dat
hun toestand ondanks talrijke positieve ontwikkelingen
onrustbarend blijft en men erover moet blijven waken dat
hun levensomstandigheden verbeteren en, meer in het
algemeen, de discriminatoire houding van de Slovaakse
maatschappij, het bestuur en de politie verandert. Het
zigeunervraagstuk in Slovakije of elders in Centraal- en
Oost-Europa is zeer complex, misschien complexer dan
de problematiek van de andere minderheden in die regio
waarop tot nu toe de aandacht was gevestigd. Samen
met onze Europese partners besteden wij meer aandacht
aan de zigeunerproblematiek ten einde bevriende staten
die streven naar democratie, te helpen. Dit is het geval
met Slovakije.
De voorzitter : De heer Pieter De Crem heeft het woord.
De heer Pieter De Crem (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
ik kan het standpunt van de regering met betrekking tot
de uitbreiding van de Unie alleen maar toejuichen, maar
het verontrust mij dat de minister van Binnenlandse
Zaken in de commissie voor de Binnenlandse Aangele-
genheden heeft verklaard dat de actie die in Gent werd
ondernomen, werd ondersteund door een ontradings-
campagne van de diplomatieke instanties in Slovakije.
Dit blijkt echter niet het geval te zijn. In de toekomst
moeten wij ervoor zorgen dat bij acties, zoals repatrie¨rin-
gen en regularisaties, een betere afspraak wordt ge-
maakt over de maatregelen van het ministerie van Bin-
nenlandse Zaken en deze van het ministerie van
Buitenlandse Zaken.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Lode Vanoost aan de
vice-eerste minister en minister van Buitenlandse
Zaken en aan de staatssecretaris voor Buitenlandse
Handel over
het jaarverslag over de wapenhandel
voor het jaar 1998
(nr. 168)
(Het antwoord zal worden verstrekt door de vice-
eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken)
Question orale de M. Lode Vanoost au vice-premier
ministre et ministre des Affaires e´trange`res et au
secre´taire d'Etat au Commerce exte´rieur sur
le rap-
port annuel sur le commerce des armes pour 1998
(La re´ponse sera donne´e par le vice-premier ministre
et ministre des Affaires e´trange`res)
De voorzitter : De heer Lode Vanoost heeft het woord.
De heer Lode Vanoost (AGALEV-ECOLO) : Mijnheer de
voorzitter, ik zou wel uren kunnen praten over de proble-
matiek van de wapenhandel, maar ik beloof dat ik dit niet
zal doen.
Tijdens de vorige regeerperiode heeft de jaarlijkse be-
handeling van het jaarverslag in toepassing van artikel 14
van de wapenexportwet van 1991 een zekere evolutie
gekend. Aanvankelijk moest ik dit verslag op de griffie
gaan kopie¨ren, maar inmiddels is er een beperkte open-
heid gegroeid. De inhoud van het verslag wordt thans
zonder restricties ter beschikking gesteld.
Het laatste verslag dat de commissie heeft bestudeerd,
dat van 1997, bevat een lijst van de totale bedragen per
land. In de vorige regeerperiode, begin dit jaar, heeft een
subcommissie van de commissie voor de Buitenlandse
Aangelegenheden hieromtrent degelijk denkwerk ver-
26
HA 50
COM 023
20-10-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Lode Vanoost
richt, dat heeft geleid tot een consensus over de initiatie-
ven die moeten worden genomen. Ik ben trouwens van
plan initiatieven te nemen op dit vlak, samen met de
andere meerderheidspartijen.
De bovengenoemde subcommissie heeft onder meer
voorgesteld het verslag beschikbaar te stellen in het
voorjaar van het jaar volgend op het jaar waarop het
betrekking heeft, zodat een tijdige bespreking mogelijk is.
Op dit ogenblik is het jaarverslag van 1998 nog steeds
niet ter beschikking. Er moet natuurlijk rekening worden
gehouden met de vertraging die werd opgelopen ten
gevolge van de verkiezingen en de regeringsvorming,
maar eigenlijk had de vorige regering dit verslag reeds ter
beschikking moeten stellen. Ik dring er alleszins op aan
dat dit rapport er zo vlug mogelijk komt.
Hebben de minister en de staatssecretaris de betrokken
diensten reeds de opdracht gegeven om een spoedige
afwerking van het verslag mogelijk te maken en werd
hiervoor een einddatum vastgesteld ? Hebben zij de
betrokken diensten de opdracht gegeven om de reeds
bestaande openheid te hanteren bij de verwerking van
statistische gegevens ? Of werden er in verband hiermee
andere orders gegeven ? Hebben zij aan de betrokken
diensten de opdracht gegeven ervoor te zorgen dat het
verslag van 1999 vroeger ter beschikking zal zijn ?
De voorzitter : De minister heeft het woord.
Minister Louis Michel : Mijnheer de voorzitter, het ge-
achte lid wenst dat het jaarverslag over de wapenhandel
vroeger ter beschikking wordt gesteld. Ik heb hierop
inderdaad bij de betrokken diensten aangedrongen. De
bevoegde ministers laten echter weten dat het door de
regering voorgestelde verslag tot doel heeft omvangrijke
informatie te verschaffen over de problemen met betrek-
king tot de wapenhandel en de controle hierop. De dienst
belast met het opstellen van het verslag moet dus
kunnen rekenen op de informatie van andere ministerie¨le
departementen om het volledige document voor het
begin van het parlementair jaar aan het parlement te
overhandigen. Dit heeft tot gevolg dat een vroeger ter
beschikking gesteld verslag slechts gedeeltelijke en min-
der relevante informatie bevat, wat niet wenselijk is en
wat ik ook niet heb beloofd. Bij het debat over Oost-Timor
heb ik andere beloften gedaan. Het jaarverslag 1998
over de wapenhandel wordt momenteel afgewerkt en zal
in de loop van de herfst ter beschikking van de Kamer
worden gesteld. De hoge raad van openheid en informa-
tie van de vorige verslagen zal behouden blijven in deze
oefening. Er heeft reeds een denkoefening plaatsgevon-
den om de kwaliteit van dit document in de komende
jaren nog te verhogen.
De voorzitter : De heer Lode Vanoost heeft het woord.
De heer Lode Vanoost (AGALEV-ECOLO) : Mijnheer de
voorzitter, het verheugt mij dat wij het jaarverslag binnen-
kort zullen kunnen bestuderen, zodat wij het in deze
commissie kunnen bespreken. Ik blijf er nochtans op
aandringen dat de diensten zich bezinnen over de manier
waarop dit rapport wordt gemaakt. Het controlerecht dat
de wetgever aan het parlement heeft toegekend, moet in
de praktijk kunnen worden uitgeoefend. Wij twijfelen aan
de relevantie van een rapport dat een jaar of langer na de
feiten wordt besproken. Er moet worden nagegaan hoe
men een degelijk rapport binnen een zo kort mogelijke
termijn ter beschikking kan stellen van het parlement.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
- De openbare commissievergadering wordt gesloten
om 16.38 uur.
- La re´union publique de commission est leve´e
a` 16.38 heures.
HA 50
COM 023
27
20-10-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000