BELGISCHE KAMER
VAN VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
50e ZITTINGSPERIODE
BUITENGEWONE ZITTING 1999
HANDELINGEN VAN DE
OPENBARE COMMISSIEVERGADERINGEN
05/10/1999
C 014
Justitie
CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE BELGIQUE
50e LÉGISLATURE
SESSION EXTRAORDINAIRE 1999
ANNALES DES
RÉUNIONS PUBLIQUES DE COMMISSION
05/10/1999
C 014
Justice
Annales
Les annales sont le compte rendu intégral des séances
plénières et des réunions publiques de commission où sont
développées les interpellations.
Elles sont publiées sous forme de deux fascicules :
- le premier, de couverture blanche et portant les lettres
PLEN en bas de page, regroupe les annales des séances
plénières;
- le second, de couverture beige et portant les lettres COM
en bas de page, regroupe les annales des réunions
publiques de commission où sont développées des
interpellations.
Les séances et les re´unions ont une numérotation continue
par session. Ce numéro se retrouve sur la couverture ainsi
que sur chaque page avant la pagination. Les se´ances
ple´nie`res ont une pagination continue. Les re´unions
publiques de commission sont pagine´es par fascicule.
Les annales peuvent également e^tre consultées sur
l'Internet-website de la Chambre des Représentants, à
l'adresse http://www.LaChambre.be
Handelingen
De handelingen zijn het woordelijk verslag van de plenaire
vergaderingen en van de in openbare commissievergaderin-
gen gehouden interpellaties.
Ze worden in twee edities uitgegeven :
- de eerste, met witte kaft en met de letters PLEN in de
voettekst, bevat de handelingen van de plenaire
vergaderingen;
- de tweede, met beige kaft en met de letters COM in de
voettekst, bevat de handelingen van de in openbare
commissievergaderingen gehouden interpellaties.
De vergaderingen worden per zittingsperiode doorlopend
genummerd. Het vergaderingsnummer staat op de kaft en op
elke bladzijde vóór de paginering afgedrukt. De plenaire
vergaderingen
worden
doorlopend
gepagineerd.
De
openbare commissievergaderingen worden per brochure
gepagineerd.
De handelingen worden tevens bekendgemaakt op de
Internet-website van de Kamer van Volksvertegenwoordi-
gers, adres http://www.DeKamer.be
EXPLICATIONS DES SIGLES - TOELICHTING BIJ DE AFKORTINGEN
CVP
: Christelijke Volkspartij
ECOLO-AGALEV : Ecologistes confédérés pour l'organisation de luttes orginiales/Anders Gaan Leven
FN
: Front National
PRL-FDF
: Parti réformateur libéral - Front démocratique francophone
PS
: Parti socialiste
PSC
: Parti social-chrétien
SP
: Socialistische Partij
VL.BLOK
: Vlaams Blok
VLD
: Vlaamse Liberalen en Democraten
VU
: Volksunie
COMMISSION DE LA JUSTICE
COMMISSIE VOOR DE JUSTITIE
RE´UNION PUBLIQUE DU
MARDI 5 OCTOBRE 1999
OPENBARE VERGADERING VAN
DINSDAG 5 OKTOBER 1999
PRE
´ SIDENCE de
M. Frederik Erdman
VOORZITTER :
De heer Frederik Erdman
La se´ance est ouverte a` 15.02 heures.
De vergadering wordt geopend om 15.02 uur.
Mondelinge vraag van de heer Filip
De Man aan de minister van Justitie
over
de terugbetaling van de Agusta-
en Dassault-smeergelden
(nr. 42)
Question orale de M. Filip De Man au
ministre
de
la
Justice
sur
le
remboursement des pots-de-vin dans
les affaires Agusta et Dassault
(n° 42)
De voorzitter : De heer Filip De Man
heeft het woord.
De heer Filip De Man (Vlaams Blok) :
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de
minister, wat de afhandeling van het
Agusta-Dassault-schandaal betreft, blijf
ik nog steeds op mijn honger.
Bijna een jaar geleden deed het Hof van
Cassatie een uitspraak terzake, maar in
dit land der Belgen bleek dit geenszins
enige verandering teweeg te brengen.
Als ik mij niet vergis werd terzake nog
geen frank terugbetaald; eigenlijk lijkt
het alsof er helemaal niets is gebeurd.
Een SP-minister die nauw betrokken
was bij de zaak zetelt in de regering en
de commissie voor de Justitie wordt
voorgezeten door een SP-voorzitter.
Cynischer kan het niet.
Via
de
pers
vernam
ik
dat
het
Agusta-Dassault-smeergeld niet wordt
terugbetaald omdat de veroordeelde
bendeleden Claes, Puelinckx, Delange,
Mange´ en Walleyn in beroep gingen en
het
parket-generaal,
omwille
van
bepaalde problemen die ik reeds in mijn
vraag aanhaalde, de zaak nog niet op de
rol plaatste.
Er zou een probleem zijn in verband
met de samenstelling van het hof van
beroep omdat de raadsheren die vorig
jaar in de eerste zaak zetelden, thans
wellicht
niet
meer
zullen
kunnen
zetelen. De vraag is of dit werkelijk een
dergelijk groot probleem is. En zo ja, is
dat inmiddels reeds opgelost ?
Is het parket-generaal klaar met het
dossier ?
Is het bovendien mogelijk om in beroep
te gaan tegen een arrest van het Hof van
Cassatie ? Ik ben geen rechtsgeleerde
en ik neem aan, mijnheer de minister,
dat u de nodige informatie inwon om
mijn vraag duidelijk en precies te
beantwoorden.
Indien tegen voornoemde uitspraak toch
in beroep kon worden gegaan, wanneer
zal de zaak dan op de rol worden
geplaatst
en
wanneer
zal
worden
overgegaan tot terugbetaling van de
tientallen miljoenen smeergeld dat door
de socialisten werd gei¨ncasseerd ? Ik
ben zeker niet de enige die zich die
vraag stelt.
De voorzitter : De minister heeft het
woord.
Minister Marc Verwilghen : Mijnheer
de voorzitter, om de vraag van de heer
De Man te kunnen beantwoorden,
moest ik mij uiteraard in eerste instantie
laten inspireren door de inlichtingen die
ik bekwam van de procureur-generaal
bij het Hof van Cassatie.
Ik zal u de brief voorlezen die de
procureur-generaal mij verzond. De
brief werd in het Frans opgesteld. Ik zal
hem in die taal voorlezen om elke
nuance
of
slechte
vertaling
te
vermijden. Daarna zal ik uw vragen
zonder enig probleem beantwoorden.
Alzo luidt de inhoud van de brief van de
procureur-generaal bij het Hof van
Cassatie :
Monsieur le ministre, me re´fe´rant a`
votre fax
Direction ge´ne´rale de la
le´gislation pe´nale et des droits de
l'homme
, n° QO/MV 42, du 15
septembre 1999, je vous prie de trouver
ci-dessous les e´le´ments de re´ponse a` la
question orale n° 42 de M. le de´pute´
Filip De Man.
Quant a` l'e´tat de la proce´dure devant la
Cour de cassation.
Vous voudrez bien trouver en annexe un
tableau des pourvois qui ont e´te´
introduits en l'espe`ce, avec les dates de
mise au ro^le (+ une annexe). Puis-je
faire remarquer que cette mise au ro^le
rele`ve, non pas du procureur ge´ne´ral,
comme le pense errone´ment l'interpel-
lateur, mais du premier pre´sident de la
Cour de cassation.
Quant
a`
la
fixation
de
la
date
d'audience, celle-ci est faite par le
premier pre´sident de la Cour, de concert
avec le ministe`re public (art. 1106 C
jud). Une date n'a jusqu'alors pas e´te´
fixe´e, en raison notamment du nombre
e´leve´ de proce´dures plus urgentes ou
plus anciennes.
Il faudra en tout cas pre´voir une
composition spe´ciale du sie`ge de la
deuxie`me
chambre,
compe´tente
en
l'espe`ce, et actuellement compose´e en
partie de magistrats qui ont fait partie
des chambres re´unies lorsqu'elles ont
statue´ en la cause.
Le ministe`re public pourrait, lorsqu'il
sera amene´ a` conclure sur ces pourvois,
se re´fe´rer a` la jurisprudence de la Cour
C 14 -
1
Chambre des Représentants de Belgique - Kamer van Volksvertegenwoordigers van Belgie¨
Législature 50e Zittingsperiode - SE 1999 BZ - Annales - Handelingen - COM 05.10.1999
Marc Verwilghen
suivant laquelle
les arre^ts rendus par la
Cour de cassation, chambres re´unies,
statuant comme juridiction de fond a`
l'e´gard de ministres, ne sont pas
susceptibles d'un pourvoi en cassation
en raison de la nature de la juridiction
qui a rendu la de´cision
(Cass. 27
octobre 1998, e.c. Frisque G.).
Quant au recouvrement des amendes,
frais de justice et confiscations.
Les poursuites en recouvrement sont,
aux termes me^mes de la loi (art. 197 du
Code d'instruction criminelle), faites au
nom du procureur du Roi, en l'espe`ce
du procureur ge´ne´ral pre`s la Cour de
cassation, par le directeur de l'enregis-
trement et des domaines.
Cette direction, de´pendant du ministe`re
des Finances, administration centrale de
la TVA, de l'enregistrement et des
domaines, est, plus directement que
moi, a` me^me de vous faire connai^tre
l'e´tat
actuel
des
poursuites
en
recouvrement.
Le dossier ge´re´ par ce secteur de
l'administration
porte
la
re´fe´rence
suivante : EC/CD 511 941/16.
Le ministe`re des Finances m'a fait
savoir que les amendes et frais de
justice avaient e´te´ paye´s sauf :
- par les condamne´s s'e´tant pourvus en
cassation;
- par M. Hermanus, qui a sollicite´ des
de´lais de paiement.
Quant aux avoirs bloque´s a` l'e´tranger,
en l'espe`ce sur des comptes a` l'Union
des Banques suisses a` Luxembourg, aux
noms, d'une part, de M. Pirot, et,
d'autre part, de M. Hermanus et de
Mme Wauters (me`re de M. Hermanus),
le ministe`re de la Justice luxembour-
geois vous a de´ja` fait savoir, par une
lettre du 5 mars 1999, faisant e´cho a` ma
demande du 26 fe´vrier 1999 tendant a`
obtenir le transfert de ces fonds, que
la
le´gislation luxembourgeoise ne permet
pas d'exe´quaturer un jugement pe´nal
e´tranger
, mais il ajoutait : Afin de
pouvoir quand me^me donner une suite
favorable aux demandes de M. le
procureur ge´ne´ral pre`s de la Cour de
cassation, je vous sugge`re que ce haut
magistrat me fasse parvenir sa demande
accompagne´e d'un ordre de transfert,
signe´ par les diffe´rents titulaires de
comptes et demandant le virement de
l'argent saisi au compte postal indique´
dans votre lettre.
Il s'agissait du
compte
du
bureau
des
recettes
domaniales
de
Bruxelles,
dont
le
nume´ro avait de´ja` e´te´ communique´ aux
autorite´s luxembourgeoises.
Ces transferts sont, en effet, ne´cessaires
a`
l'administration
fiscale
pour
lui
permettre de chiffrer le montant du
solde de la dette due par chacun des
condamne´s.
M. Pirot a aussito^t - plus pre´cise´ment le
31 mars 1999 - satisfait a` la demande
qui lui e´tait faite, en signant l'ordre de
transfert, document que je vous ai fait
parvenir, en vue de sa transmission au
ministre de la Justice du Grand-Duche´
de Luxembourg.
Le ministe`re des Finances m'a fait
savoir, par sa lettre du 18 aou^t 1999, que
ni M. Hermanus, ni Mme Wauters
n'avaient signe´ un ordre de transfert,
malgre´ ma demande du 24 mars 1999 et
un rappel du 4 mai 1999.
Re´agissant finalement a` ce rappel,
M.
Hermanus
s'est
contente´
de
re´pondre qu'il avait change´ de conseil,
ce qui retardait le re`glement de la
question. Je viens d'e´crire a` son
nouveau conseil pour insister qu'il soit
satisfait dans les plus brefs de´lais a` ma
demande.
Quant aux autres condamne´s, plus
particulie`rement
ceux
qui
se
sont
pourvus en cassation, ils se sont
abstenus de tout paiement, en raison du
caracte`re suspensif des pourvois.
Dit is de omstandige weergave van de
brief die ik heb ontvangen van de heer
Piret. Deze zaak is dus nog niet op rol
gesteld. Ik kan u evenwel informeel
meedelen dat men mijn kabinet heeft
gemeld dat deze zaak op 1 december
aanstaande zal worden behandeld. U
vroeg of een beroep mogelijk is
aangezien het de eerste keer is dat een
beroepsprocedure tegen een cassatiear-
rest werd ingesteld. Dat zal moeten
worden uitgemaakt in het arrest van het
Hof van Cassatie. Ik heb u het
standpunt van het openbaar ministerie
in gelijkaardige zaken gegeven.
U vroeg uitleg over de problemen
aangaande de samenstelling van het hof
die
het
beroep
gaat
behandelen,
aangezien er geen raadsheren mogen
zetelen die in de eerste zaak hebben
gezeteld. Het hof zal anders zijn
samengesteld dan de verenigde kamers
die zich hebben uitgesproken in het
eerste arrest.
Het parket-generaal is klaar met het
dossier. De rolstelling kan alleen door
de eerste voorzitter van het Hof van
Cassatie gebeuren. U vroeg wanneer
eigenlijk een begin zal kunnen worden
gemaakt met de terugbetaling van het
smeergeld. U hebt ook gemerkt dat de
houding van sommige verdachten nog
altijd de uitbetaling door de Luxem-
burgse autoriteiten bemoeilijkt. Wij
dringen erop aan dat ook op dit punt
genoegdoening wordt verkregen.
De voorzitter : De heer Filip De Man
heeft het woord.
De heer Filip De Man (Vlaams Blok) :
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de
minister, dat klinkt natuurlijk mooi.
Toch zou ik u willen vragen op welke
manier u gaat insisteren. Wat kunt u als
minister van Justitie doen opdat mensen
die zijn veroordeeld hun boetes zouden
betalen
en
het
smeergeld
zouden
terugbetalen ?
Als
ik
hoor
dat
Hermanus en anderen weigeren om die
transfers vanuit Luxemburg uit te
voeren en dat sommigen zich blijven
verschuilen
achter
het
beroep
dat
volgens uw mededeling eigenlijk niet
opschortend zal blijken op 1 december,
vraag ik mij af wat u als minister van
Justitie gaat doen om komaf te maken
met die zaak. Het is hemeltergend en
schokkend voor het rechtsgevoel van
heel wat burgers - ook van heel wat van
uw kiezers, neem ik aan - dat deze zaak
blijft aanslepen. Het zou de rechtszeker-
heid in dit land opkrikken mocht u
daarvan werk maken.
Minister Marc Verwilghen : Mijnheer
De Man, ik neem aan dat u zelf jurist
bent. Ik denk dat eerst het gerecht zijn
werk moet doen. De minister van
Justitie is tot nader order nog altijd de
uitvoerende macht en verleent geen
uitspraken.
Ik
wacht
dus
op
de
uitspraak. Wat de boetes betreft kan ik
niets
doen,
aangezien
dit
tot
de
bevoegdheden van het ministerie van
Financie¨n behoort. Voor de inbeslag-
name is een tussenkomst noodzakelijk
teneinde de personen die nog niet
hebben getekend aan te zetten dit te
doen en zo niet, ervoor te zorgen dat een
regeling wordt getroffen opdat in hun
plaats zou kunnen worden getekend.
Wat de schadevergoeding aangaat, wil
ik u erop wijzen dat de vorige regering
zich
geen
burgerlijke
partij
heeft
gesteld, wat evenwel niet betekent dat
men niet tot burgerlijke invordering van
de ree¨el geleden schade zou kunnen
overgaan. Ik neem aan dat de regering
een beslissing terzake zal nemen zodra
de uitspraak in deze zaak definitief is.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Samengevoegde mondelinge vragen
van :
- de heer Jo Vandeurzen aan de
minister
van
Justitie
over
de
richtlijnen inzake het onderzoek naar
de integratiewil in het kader van de
procedures van verkrijging van de
Belgische nationaliteit
(nr. 106)
C 14 -
2
Chambre des Représentants de Belgique - Kamer van Volksvertegenwoordigers van Belgie¨
Législature 50e Zittingsperiode - SE 1999 BZ - Annales - Handelingen - COM 05.10.1999
- de heer Bart Laeremans aan de
minister
van
Justitie
over
de
richtlijnen met betrekking tot de
nationaliteitsprocedure
(nr. 129)
Questions orales jointes de :
- M. Jo Vandeurzen au ministre de la
Justice sur
les directives quant a`
l'enque^te
relative
a`
la
volonte´
d'inte´gration
dans
le
cadre
des
proce´dures
d'acquisition
de
la
nationalite´ belge
(n° 106)
- M. Bart Laeremans au ministre de
la Justice sur
les directives en
matie`re de proce´dure de nationalite´
(n° 129)
De
voorzitter :
Daar
de
heer
Jo
Vandeurzen niet aanwezig is, verleen ik
het woord aan de heer Bart Laeremans.
De heer Bart Laeremans (Vlaams
Blok) : Mijnheer de voorzitter, mijnheer
de minister, ik had mij aangesloten bij
collega Vandeurzen die, net als collega
Mortelmans, lid is van de commissie
bevoegd inzake naturalisaties. Zij wacht
op duidelijkheid in verband met de
richtlijn voor de procureurs en de
vragen die door de parketten zullen
moeten
worden
gesteld
inzake
de
naturalisaties.
Het debat over de integratiewil was het
meest cruciale debat bij de voorgaande
wetswijziging. Enerzijds, waren er de
PRL en de groenen die de integratiewil
volkomen wilden afschaffen en ander-
zijds, was er de CVP die dit wilde
behouden. Het resultaat was uiteindelijk
een schaamlapje voor de CVP. De
integratiewil werd zogenaamd behou-
den, maar werd herleid tot het invullen
van een zeer eenvoudige vragenlijst.
Blijkens
onderzoek
van
bepaalde
journalisten zou het volstaan dat iemand
naar een bepaalde Westerse zender kijkt
of een Vlaamse of Waalse radiozender
beluistert om als gei¨ntegreerd te worden
beschouwd. Wat blijkt nu evenwel ? Ik
heb informatie ingewonnen bij een
aantal diensten aangaande de inhoud
van die richtlijn en de vragenlijst. Ik
heb begrepen - en ik hoop dat u mij zult
kunnen
tegenspreken
-
dat
de
vragenlijst helemaal niet wordt gewij-
zigd, in afwachting van de nieuwe
wetgeving. U voert helemaal niet uit
waartoe u bent gehouden ingevolge de
wetswijziging.
Dit is zeer vreemd, aangezien op die
manier het college van procureurs-
generaal zou zijn betrokken bij een
politiek
spelletje
dat
deze
nieuwe
meerderheid voert. Het zou dan niet
overeenkomstig
de
gewijzigde
wet
handelen, maar overeenkomstig een wet
die nog moet komen maar die het
parlement nog niet heeft goedgekeurd.
Het is ook heel eigenaardig omdat de
vorige minister van Justitie voorberei-
dingen had getroffen om die richtlijnen
en die vragenlijst uit te vaardigen. Ik
heb hem daarover nog gei¨nterpelleerd.
Hij had toen gezegd dat deze vragenlijst
zou aansluiten bij wat er toen in deze
commissie is gezegd.
Mijnheer
de
minister,
wat
is
er
uiteindelijk gebeurd ? Heeft de vorige
minister van Justitie nog maatregelen
genomen of heeft hij aan u alles
overgelaten ? Wanneer is dat advies van
het college van procureurs-generaal in
dit dossier gekomen ? Welke is de
inhoud van dit advies ? We zouden
graag meer weten over de inhoud van
dit advies en uiteraard ook van de
richtlijn
die
u
uiteindelijk
hebt
uitgevaardigd.
We moeten goed voorbereid zijn op het
komende debat en daarom sluit ik me
aan
bij
de
vraag
van
de
heer
Vandeurzen. We zouden graag in kennis
worden gesteld van de inhoud van het
wetsontwerp dat nu bij de Raad van
State ligt. Ik vrees dat we anders ineens
zullen worden geconfronteerd met een
vrij fundamentele tekst, waarbij we
nauwelijks de tijd hebben om deze in te
studeren.
In
het
kader
van
de
openbaarheid van bestuur zou er zo snel
mogelijk een zicht moeten komen op de
tekst van het voorontwerp.
De voorzitter : De minister heeft het
woord.
Minister Marc Verwilghen : Mijnheer
Laeremans, als er een vraag wordt
gesteld, geef ik er een antwoord op. Het
kan echter niet de bedoeling zijn om het
voorontwerp
meteen
in
detail
te
bespreken, want dan gaan we voorbij
aan het onderwerp van deze oefening.
Ik keer eerst naar de oude wet terug,
want er is nog geen andere wet dan
degene die op 22 december 1998 het
daglicht heeft gezien. Deze wet is
gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad
van 6 maart 1999 en treedt in werking
op
1
september
1999.
Deze
wet
beoogde
een
harmonisatie
van
de
procedure van de nationaliteitsverkla-
ring en van de procedure van de
nationaliteitskeuze. Ook de naturalisatie
heeft enkele wijzigingen ondergaan.
Concreet kwam het hierop neer dat er
een vermindering was van de werklast
voor de rechtbanken. Daartegenover
stond een responsabilisering en een
centrale rol van de ambtenaren van de
burgerlijke stand.
Op uw eerste vraag moet ik antwoorden
dat er wel degelijk twee richtlijnen
bestaan. Een eerste richtlijn werd door
mijn voorganger uitgevaardigd. Deze
richtlijn betreffende de wijziging van
het
wetboek
van
de
Belgische
nationaliteit dateert van 14 juni 1999.
Ze is intussen gepubliceerd in het
Belgisch Staatsblad van 3 augustus
1999. Deze rondzendbrief was gericht
aan
de
provinciegouverneurs,
de
procureurs-generaal, de burgemeesters
en de ambtenaren van de burgerlijke
stand. Ze bevat eigenlijk een toelichting
die voornamelijk dienstig is voor de
ambtenaren van de burgerlijke stand en
in mindere mate voor de procureurs des
Konings.
Een tweede richtlijn werd uitgevaardigd
bij toepassing van artikel 24bis van
dezelfde wet van 22 december 1998.
Daarin staat dat de minister van Justitie
de richtlijnen vastlegt met betrekking
tot de wijze waarop het parket bij de
rechtbank
van
eerste
aanleg
het
onderzoek verricht met het oog op het
verlenen van een advies, zoals bepaald
in de wet, nadat het advies werd
ingewonnen van het college van de
procureurs-generaal.
Deze
richtlijn
heeft enkel betrekking op de werkwijze
van de parketten en werd dus alleen aan
de bestemmelingen bezorgd, zonder
verdere bekendmaking.
U
vraagt
naar
openbaarheid
van
bestuur. Ik heb er geen moeite mee om
u deze ministerie¨le rondzendbrief voor
te leggen. Ik heb er evenmin moeite
mee om de lijst van vragen die daaraan
is toegevoegd, als bijlage bij deze
rondzendbrief, aan u bekend te maken.
U gaat evenwel een stap verder. In uw
derde vraag vraagt u om de inhoud mee
te delen van het advies van het college
van procureurs-generaal aan de minister
van Justitie. Ik kan daar moeilijk op
ingaan. De vraag die daarin wordt
gesteld aan het college werd aan de
portefeuillehouder van deze materie, de
procureur-generaal van Mons, overhan-
digd. Deze heeft een aantal opmerkin-
gen, die vaak louter technisch zijn,
gekoppeld
aan
een
uitgebreidere
vragenlijst. Men heeft het evenwel
overgelaten aan de minister van Justitie
en aan de politieke wereld om hierover
een beslissing te nemen.
Eerlijkheidshalve zeg ik u dat die
uitgebreide vragenlijst klaarblijkelijk
ook niet de volledige ondersteuning van
het college van procureurs-generaal
heeft
gekregen
of
moet
worden
gerespecteerd als hun standpunt. Men
onderstreept alleen het verschil in
vragen.
Zo waren er vragen die rechtstreeks
betrekking hebben op de prive´-sfeer,
met name de programma's die men in
de huiskamer bekijkt. Dit advies van het
college van procureurs-generaal vertrok
op 5 augustus 1999 en is door mijn
C 14 -
3
Chambre des Représentants de Belgique - Kamer van Volksvertegenwoordigers van Belgie¨
Législature 50e Zittingsperiode - SE 1999 BZ - Annales - Handelingen - COM 05.10.1999
Marc Verwilghen
diensten ontvangen op 11 augustus
1999. Op basis van dit advies heb ik
eind augustus de ministerie¨le rondzend-
brief verstuurd en die brief is voor
1
september
bij
de
betrokkenen
aangekomen.
Inzake de inhoud van de richtlijn en de
nieuwe vragenlijst die de parketten
moeten hanteren, deel ik u mee dat ik u
deze documenten zal toezenden. Ik
voeg er evenwel een opmerking aan toe.
Het
betreft
hier
een
ministerie¨le
rondzendbrief bestemd voor de parket-
ten. Dit is dus eigenlijk een interne
aangelegenheid. Ik geef u de inhoud
omdat het hier gaat over de werkwijze
bij de procedure van nationaliteitsver-
klaring, nationaliteitskeuze en naturali-
satie.
In die richtlijn onderstreep ik het belang
van een gemotiveerd advies en ik som
ook de vier motieven op die tot een
negatief advies kunnen leiden : ten
eerste, niet vervulde grondvoorwaar-
den; ten tweede, gewichtige feiten eigen
aan de persoon; ten derde, onvoldoende
integratie; ten vierde, ontoereikendheid
van het bewezen bezit van staat van
Belg. Ook tegen de mededeling van de
vragenlijst heb ik als dusdanig geen
bezwaar.
Ten slotte vraagt u mij naar het
voorontwerp van de nationaliteitswet-
geving zoals door de Ministerraad
goedgekeurd. Ik heb daartegen geen
bezwaar, maar ondertussen geldt voor
mij enkel de wet van 22 december
1998,
die
tot
nader
order
dient
gerespecteerd te worden.
In het voorontwerp van wet, ingediend
bij de Ministerraad en vertrokken naar
de Raad van State voor advies op korte
termijn, worden acht vereenvoudigin-
gen vooropgesteld.
Eerst wil ik een misverstand uit de weg
ruimen. Er is geen sprake van het
herzien
van
een
basisvoorwaarde
vooraleer men een van deze gunsten
dan wel rechten kan inroepen. Het zijn
enkel vereenvoudigingen. Ik heb horen
beweren dat men na een maand al
onmiddellijk de nationaliteitskeuze of
de naturalisatie-aanvraag zou kunnen
verkrijgen zonder aan de grondvoor-
waarden te voldoen. Dit is natuurlijk
niet het geval en werd nooit beoogd.
Wat houden deze acht vereenvoudigin-
gen in ? Ten eerste, in de procedures
voor de verwerving van de Belgische
nationaliteit wordt de termijn binnen
dewelke de procureur des Konings zijn
advies verleent, herleid tot e´e´n maand.
Ten tweede, de integratiewil wordt
verondersteld, dat wil zeggen dat men
een voldoende bewijs van integratiewil
aanduidt.
Ten derde, bij de procedure voor het
verkrijgen van de Belgische nationali-
teit door middel van de nationaliteits-
verklaring, het artikel 12bis, is de
opperleeftijdsgrens van 30 jaar opgehe-
ven. De minimumleeftijdsgrens van
18 jaar blijft behouden.
Het parket is nu de enige instantie die
moet of kan advies verlenen in verband
met de naturalisatieprocedure. In de
toekomst wordt deze procedure ook
kosteloos, wat tot heden niet het geval
was.
Ingeval van negatief advies wordt de
procedure overgezonden aan de Kamer
en zal de Kamer een beslissing nemen.
In het andere geval - als er een positief
advies is of geen advies - handelt de
Kamer rechtstreeks.
De vijfde vernieuwing houdt in dat wie
de aanvraag indient niet alleen de
stijlclausule van vroeger ondertekent
maar ook het verdrag tot bescherming
van de rechten van de mens en de
fundamentele vrijheden respecteert.
Ten slotte, zijn er nog de in te dienen
documenten
waaronder
de
geboor-
teakte.
Omdat die geboorteakte niet altijd kan
worden afgegeven geldt een gelijkaar-
dige formule als voor andere documen-
ten van de burgerlijke stand. De
akte
bekendheid
, af te leveren door de
vrederechter en met homologatieproce-
dure door de rechtbank van eerste
aanleg, wordt ook voor de geboorteakte
ingevoerd.
Mijnheer de voorzitter, tot daar in een
notendop de acht vereenvoudigingen
die niet aan de basisvoorwaarden raken,
maar die een vereenvoudiging en een
humanisering van de procedure nationa-
liteitskeuze en naturalisatie inhoudt.
De voorzitter : Ik verontschuldig de
heer
Vandeurzen
omwille
van
de
praktische
moeilijkheden
die
hij
ondervond om tijdig in de vergadering
aanwezig te zijn. Mijnheer Vandeurzen,
zullen we uw vraag mee acteren als
gestelde vraag ? De minister heeft reeds
uitvoerig geantwoord.
De
heer
Jo
Vandeurzen
(CVP)
:
Mijnheer de voorzitter, ik verontschul-
dig mij voor dit voorval, maar in de
commissie voor de Binnenlandse Zaken
werd men geconfronteerd met techni-
sche problemen. Ik zal het antwoord
van de minister zeker lezen.
Ik wenste alleen te beklemtonen dat
men aan een nationaliteitswetgeving
werkt vanuit een integratievisie. Deze
visie is niet dezelfde als die van de
collega's van de oppositie. Ik heb de
vraag gesteld precies omdat we met de
vorige wetswijzigingen hebben getracht
de kritiek op de bestaande procedure te
ondervangen. De kwaliteit van de
enque^te en de objectiviteit zijn op het
hele grondgebied dezelfde. Dit was de
achterliggende
bedoeling
van
de
wetswijziging en de reden waarom ik de
vraag stelde. Ik hecht eraan dit te
preciseren.
De voorzitter : De heer Bart Laere-
mans heeft het woord.
De heer Bart Laeremans (Vlaams
Blok) : Mijnheer de voorzitter, ik dank
de
minister
voor
zijn
uitvoerig
antwoord. Ik heb begrepen dat hij ons
de teksten zou toesturen. Moest hij ze
vandaag bij zich hebben, had ik dit
wellicht nog meer geapprecieerd. De
minister
sprak
niet
tegen
dat
de
vragenlijst waarover zoveel heisa was
tijdens het vorige debat, de facto niet
wordt gebruikt. Men hanteert blijkbaar
de oude, wat vreemd is aangezien er
zoveel aandacht werd aan besteed
tijdens het debat. Het is op zijn minst
merkwaardig.
Hij zegt dat sommigen van oordeel zijn
dat het om een grondige wetswijziging
gaat. Mensen waartegen het parket geen
bezwaar maakt, zullen na e´e´n maand
inderdaad Belg kunnen worden. Het
essentie¨le valt echter weg. Ik denk met
name aan de integratiewil, het toetsen
van die integratiewil door het parket, de
wijze waarop men de naturalisatie
aanvraagt en de verschillende adviezen
die daarover binnenkomen. Het enige
wat
overblijft
is
een
eventueel
gerechtelijk verleden; de integratiewil
als
dusdanig
wordt
eenvoudigweg
verondersteld.
Dit
is
een
zeer
merkwaardige
en
zeer
verregaande
evolutie. Dit zou kunnen betekenen dat
op zeer korte termijn vele tienduizenden
mensen gewoon naar het gemeentehuis
stappen
en
op
e´e´n
maand
tijd
automatisch
Belg
worden.
Dat
is
ongehoord. U vergooit hiermee de
nationaliteit zoals we die tot nu toe
hebben gekend. We zullen uw ontwerp
dan ook ten stelligste bestrijden en de
bevolking
hieromtrent
de
nodige
inlichtingen verschaffen.
De voorzitter : Ik veronderstel dat u
sprak over de Belgische nationaliteit.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
C 14 -
4
Chambre des Représentants de Belgique - Kamer van Volksvertegenwoordigers van Belgie¨
Législature 50e Zittingsperiode - SE 1999 BZ - Annales - Handelingen - COM 05.10.1999
Mondelinge vraag van de heer Geert
Bourgeois
aan
de
minister
van
Justitie over
de leegloop bij het
voormalig Hoog Comite´ van toezicht
(nr. 111)
Question orale de M. Geert Bour-
geois au ministre de la Justice sur
le
de´peuplement de l'ancien Comite´
supe´rieur de contro^le
(n° 111)
De
voorzitter :
De
heer
Geert
Bourgeois heeft het woord.
De heer Geert Bourgeois (VU&ID) :
Mijnheer de voorzitter, het is niet de
eerste maal dat ik omtrent deze materie
vragen stel. De minister en ik waren
voorheen medestanders in het verzet
tegen de opheffing van het Hoog
Comite´
van
toezicht.
Het
werd
opgeheven per 1 januari 1998. Niet
helemaal,
want
daarvoor
was
een
tweederde meerderheid nodig, maar wel
ontmanteld. Alleen de voorzitter met
chauffeur is overgebleven, de anderen
zijn gemuteerd naar het ministerie van
Ambtenarenzaken, dienst Overheidsop-
drachten en Subsidies en het gros naar
de
Gerechtelijke
Politie
waar
een
speciale dienst werd opgericht : de
Centrale Dienst ter bestrijding van de
corruptie. Ik heb me destijds hiertegen
verzet en gewezen op de gevaren, zoals
onder meer de leegloop en de neiging
van een aantal mensen om zich naar de
parketten te laten detacheren. Ik kreeg
hieromtrent bevestiging en heb de
voormalige
minister
van
Justitie
hierover in februari 1999 ondervraagd.
Deze gaf toen toe dat in het kader van
1995 slechts 72 effectieven in dienst
waren.
De vorige minister zei de kaders zo vlug
mogelijk te zullen opvullen derwijze dat
er weer een performante dienst zou
bestaan ter bestrijding van de corruptie.
Maar in mei 1995 kreeg ik bericht dat er
nog 60 speurders actief waren. Nu zegt
men me - dit wordt bevestigd door
berichten uit de Financieel Economi-
sche Tijd van 30 september - dat er nog
slechts 55 speurders actief zijn. Aan
Nederlandstalige kant slechts 22 en aan
Franstalige zijde 33.
Bovendien zouden een aantal mensen
bijscholing
volgen
zodat
er
aan
Nederlandstalige
kant
slechts
een
vijftiental effectieven zouden zijn in het
najaar, onder andere voor de dossiers
van de milieuboxen, Superclub en
ABOS. Ik hoef niet te beklemtonen dat
dit onaanvaardbaar is.
Mijnheer de minister, ik heb een aantal
vragen.
Ten
eerste,
klopt
deze
berichtgeving ? Hoeveel plaatsen van
het kader waren op 30 september 1999
effectief bezet ?
Ten tweede, wat zijn de oorzaken van
deze
leegloop ?
Vielen
er
naakte
ontslagen ? Hebben er mensen mutatie
aangevraagd, onder andere naar de
parketten ? Ik hoor ook dat er financie¨le
verschillen zouden bestaan tussen de
mensen van de Centrale Dienst ter
bestrijding van corruptie en de mensen
van de gerechtelijke politie. Er zouden
met
name
geen
detacherings-
en
verplaatsingspremies bestaan of die
zouden gevoelig lager liggen. Men
vertelt mij verder dat er nog steeds
interne problemen zijn bij deze dienst.
Graag had ik wat meer duidelijkheid
gekregen over de oorzaken hiervan.
Tot slot, hoe denkt u dit probleem op te
lossen ? Ik meen dat corruptiebestrij-
ding prioritair is voor deze regering, dit
als onderdeel van de strijd tegen de
georganiseerde misdaad. Mijnheer de
minister,
aangezien
u
nieuw
bent
verwijt ik u deze problemen niet, maar
het gaat niet op dat we nu nog steeds
geen verbetering zien maar integendeel
een verslechtering.
De voorzitter : De minister heeft het
woord.
Minister Marc Verwilghen : Mijnheer
de voorzitter, collega's, deze vraag
omvat eigenlijk drie polen. Ten eerste,
wenst men de actuele stand van het
kader te kennen en de evolutie hiervan.
Ten tweede, heeft u het over een
leegloop en bent u hierover verontrust.
Ten
derde,
wilt
u
weten
welke
oplossingen er komen als er echt sprake
is van een leegloop of van problemen.
In verband met het kader wijs ik erop
dat het oorspronkelijk voorziene kader
van
de
Centrale
Dienst
voor
de
bestrijding van corruptie 95 enque^teurs
bedroeg.
Die
dienen
te
worden
onderverdeeld in 49 officieren, niveau
1, en 46 inspecteurs, niveau 2+. Dit
kader werd evenwel nooit ingevuld.
Daarover wens ik niet de minste
onduidelijkheid te laten bestaan. Bij de
aanvang werden er 87 enque^teurs bij de
dienst ondergebracht. Zij waren afkom-
stig van het Hoog Comite´ van toezicht.
Het ging om 44 officieren en 43
inspecteurs. Per 1 januari 1998 werden
2 Nederlandstalige officieren aangewor-
ven. Op dat ogenblik waren er dus 89
enque^teurs aanwezig. Op 30 september
1999 waren 84 betrekkingen van het
kader ingenomen, te weten 44 officieren
en 39 inspecteurs. Bemerk dus het
verschil met de maximale bezetting van
89 enque^teurs. Er zijn 5 mensen
weggegaan. Er was e´e´n mutatie naar
een arrondissementele brigade van de
gerechtelijke
politie,
er
was
e´e´n
pensionering, e´e´n personeelslid nam
vrijwillig ontslag om een andere functie
van niveau 1 bij een overheidsdienst
over te nemen en twee personeelsleden
stapten volgens de modaliteiten van de
vrijwillige mobiliteit over naar andere
administraties,
in
dit
geval
de
Staatsveiligheid en het ministerie van
Ambtenarenzaken.
Volgens de cijfers die mij werden
verstrekt door de Centrale Dienst voor
de bestrijding van corruptie zouden
slechts
67
enque^teurs
beschikbaar
blijven voor de opdrachten die de
dienst specifiek werden toebedeeld. 7
van
deze
personeelsleden
vullen
niet-operationele functies in. Waar-
schijnlijk komt het cijfer dat u citeerde
daar
vandaan.
We
kunnen
echter
aannemen dat 60 enque^teurs actief
bezig zijn. Ik heb ook de verdeling die
daarvoor in aanmerking kan worden
genomen maar ik meen niet dat dit hier
relevant is. Volledigheidshalve voeg ik
er wel aan toe dat momenteel een
aanwervingsprocedure lopende is voor
6 officieren, met name 1 Nederlandsta-
lige en 5 Franstaligen. Daarvoor put
men uit een wervingsreserve die in
1991 werd gevormd.
Dan kom ik bij het tweede deel van uw
vraag, namelijk of er sprake is van een
leegloop. Overeenkomstig de cijfers die
ik u heb gegeven is de term
leegloop
sterk overtrokken. In eerste instantie is
het
kader
nooit
volledig
ingevuld
geweest. Bovendien kunnen de vijf
betrekkingen
die
in
de
loop
van
eenentwintig maanden open kwamen
als
natuurlijk
verloop
worden
beschouwd. Er was immers slechts e´e´n
mutatie.
We moeten ons de vraag durven te
stellen waarom het tekort op het
organiek kader van de Centrale Dienst
voor de bestrijding van de corruptie niet
kan worden weggewerkt.
Artikel 5 van het koninklijk besluit van
27 maart 1997 houdende de overdracht
van sommige personeelsleden van het
HCT naar het commissariaat-generaal
van de gerechtelijke politie bepaalt
uitdrukkelijk, ik citeer :
Gedurende
drie jaar vanaf de inwerkingtreding van
dit besluit kunnen geen bevorderingen
en overplaatsingen geschieden naar
betrekkingen van de Centrale Dienst
voor bestrijding van de corruptie vanuit
de brigades en de andere diensten van
de gerechtelijke politie bij de parket-
ten
.
Mijnheer de voorzitter, ik durf gerust te
stellen dat dit soort autodefensieve
reflex van het personeel van het HCT
een van de oorzaken is van de moeilijke
situatie waarin we zijn beland. Er wordt
C 14 -
5
Chambre des Représentants de Belgique - Kamer van Volksvertegenwoordigers van Belgie¨
Législature 50e Zittingsperiode - SE 1999 BZ - Annales - Handelingen - COM 05.10.1999
Marc Verwilghen
een
soort
hindernis
opgeworpen
waardoor leden van de gerechtelijke
politie niet kunnen overstappen naar de
Centrale Dienst voor de bestrijding van
de corruptie.
De hervorming van de politiediensten
die op het getouw staat, zal daaraan niet
onmiddellijk iets kunnen veranderen.
De
externe
rekrutering
blijft
een
moeilijke aangelegenheid. Een moge-
lijke oplossing is de wijziging van het
koninklijk besluit van 27 maart 1998 en
de
barrie`re tussen de leden van de
gerechtelijke politie en het HCT weg te
nemen. Dit is mijns inziens een mooie
incentive
voor
mensen
van
de
gerechtelijke politie die het goed menen
en die uitstekend werk zouden kunnen
verlenen in de corruptiebestrijding.
Ik voeg er echter onmiddellijk aan toe
dat de dysfuncties in de Centrale Dienst
voor de bestrijding van de corruptie niet
alleen kunnen worden verholpen door
de opvulling van het kader. De Centrale
Dienst zal zich moeten inschakelen in
de geest van de Octopus-akkoorden en
afstappen van de huidige strikt reactieve
benadering
van
de
corruptie.
De
Centrale Dienst zal een stap verder
moeten zetten en een algemene aanpak
van de corruptie uitwerken ook inzake
preventie.
Ik
verwijs
naar
het
zevenstappenbeleid
dat
in
andere
landen wordt toegepast.
De Centrale Dienst heeft de plicht haar
opdracht van operationele ondersteu-
ning en het in werking stellen van de
operationele documentatie maximaal in
te vullen. Als het regeerakkoord wordt
uitgevoerd,
kan
een
performante
anticorruptiedienst worden uitgebouwd
die gee¨nt blijft op de federale politie
maar toch een vorm van onafhankelijk-
heid
bewaart.
Ik
ben
bereid
het
koninklijk besluit van 27 maart 1998
aan te passen om de
barrie`re weg te
werken en een performante dienst uit te
bouwen om de corruptie te bestrijden.
De
voorzitter :
De
heer
Geert
Bourgeois heeft het woord.
De heer Geert Bourgeois (VU&ID) :
Mijnheer de voorzitter, ik dank de
minister voor zijn antwoord waaruit ik
kan opmaken dat de huidige toestand
niet zo verontrustend is als mij werd
gemeld. Ik neem akte van de analyse
die de minister maakt van het probleem
inzake
het
personeelskader
en
de
opvulling ervan.
Mijnheer de minister, u bent bereid te
sleutelen aan het koninklijk besluit. Ik
stel voor dat u een onderzoek uitvoert
met betrekking tot de parameters om
deze
dienst
performant
te
maken.
Volgens
mevrouw
Van
Heers,
de
bijstandsmagistrate, is onze anticorrup-
tiedienst relatief klein in vergelijking
met onze buurlanden. Naar Hong-
kongse maatstaven zouden we over
2000
mensen
moeten
beschikken.
Alhoewel ik in het midden laat of de
corruptie in ons land kleiner of groter is
dan in Hongkong kan ik niet anders dan
de vraag stellen of het huidige kader
van 95 personeelsleden, zelfs als het
volzet is, voldoende sterk is om de
corruptie effectief aan te pakken.
De voorzitter : De minister heeft het
woord.
Minister Marc Verwilghen : Mijnheer
de voorzitter, mijnheer Bourgeois, ik
kan u geruststellen. Mijn voorganger
heeft opdracht gegeven een studie uit te
voeren
inzake
de
preventieve
en
repressieve stappen van corruptiebe-
strijding en inzake de nazorg voor de
overheid die dikwijls het slachtoffer van
deze corruptie is. De studie heeft
aandacht besteed aan de noodwendighe-
den van het terrein om een goede
anticorruptiedienst uit te bouwen.
Als deze regering het regeerakkoord
correct wilt uitvoeren, zal zij niet
voorbij
kunnen
gaan
aan
deze
problematiek en hiervoor voldoende
financie¨le middelen moeten vrijmaken.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Regeling van de werkzaamheden
Ordre des travaux
De voorzitter : Daar de heer Pieter De
Crem
niet
aanwezig
is,
zal
zijn
mondelinge
vraag
nr.
130
niet
plaatsvinden.
- De openbare commissievergadering
wordt gesloten om 15.44 uur.
- La re´union publique de commission
est leve´e a` 15.44 heures.
C 14 -
6
Chambre des Représentants de Belgique - Kamer van Volksvertegenwoordigers van Belgie¨
Législature 50e Zittingsperiode - SE 1999 BZ - Annales - Handelingen - COM 05.10.1999
Inhoud
Dinsdag 5 oktober 1999
COMMISSIE VOOR DE JUSTITIE
-
C 014
Mondelinge vraag van de heer Filip De Man aan de minister
van Justitie over
de terugbetaling van de Agusta- en
Dassault-smeergelden
(nr. 42)
1
sprekers : Filip De Man, Marc Verwilghen, minister van
Justitie
Samengevoegde mondelinge vragen van :
- de heer Jo Vandeurzen aan de minister van Justitie over
de
richtlijnen inzake het onderzoek naar de integratiewil in het
kader van de procedures van verkrijging van de Belgische
nationaliteit
(nr. 106)
- de heer Bart Laeremans aan de minister van Justitie over
de
richtlijnen met betrekking tot de nationaliteitsprocedure
(nr. 129)
3
sprekers : Bart Laeremans, Marc Verwilghen, minister van
Justitie, Jo Vandeurzen
Mondelinge vraag van de heer Geert Bourgeois aan de minister
van Justitie over
de leegloop bij het voormalig Hoog Comite´
van toezicht
(nr. 111)
5
sprekers : Geert Bourgeois, voorzitter van de VU&ID-
fractie, Marc Verwilghen, minister van Justitie
Sommaire
Mardi 5 octobre 1999
COMMISSION DE LA JUSTICE
-
C 014
Question orale de M. Filip De Man au ministre de la Justice sur
le remboursement des pots-de-vin dans les affaires Agusta et
Dassault
(n° 42)
1
orateurs : Filip De Man, Marc Verwilghen, ministre de la
Justice
Questions orales jointes de :
- M. Jo Vandeurzen au ministre de la Justice sur
les directives
quant a` l'enque^te relative a` la volonte´ d'inte´gration dans le
cadre des proce´dures d'acquisition de la nationalite´ belge
- M. Bart Laeremans au ministre de la Justice sur
les directives
en matie`re de proce´dure de nationalite´
3
orateurs : Bart Laeremans, Marc Verwilghen, ministre de
la Justice, Jo Vandeurzen
Question orale de M. Geert Bourgeois au ministre de la Justice
sur
le de´peuplement de l'ancien Comite´ supe´rieur de contro^le
5
orateurs : Geert Bourgeois, pre´sident du groupe VU&ID,
Marc Verwilghen, ministre de la Justice
14 -
I
Chambre des Représentants de Belgique - Kamer van Volksvertegenwoordigers van Belgie¨
Législature 50e Zittingsperiode - SE 1999 BZ - Annales - Handelingen - COM 05.10.1999