BELGISCHE KAMER
VAN VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
50e ZITTINGSPERIODE
BUITENGEWONE ZITTING 1999
HANDELINGEN VAN DE
OPENBARE COMMISSIEVERGADERINGEN
29/09/1999
C 011
Justitie
CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE BELGIQUE
50e LÉGISLATURE
SESSION EXTRAORDINAIRE 1999
ANNALES DES
RÉUNIONS PUBLIQUES DE COMMISSION
29/09/1999
C 011
Justice
Annales
Les annales sont le compte rendu intégral des séances
plénières et des réunions publiques de commission où sont
développées les interpellations.
Elles sont publiées sous forme de deux fascicules :
- le premier, de couverture blanche et portant les lettres
PLEN en bas de page, regroupe les annales des séances
plénières;
- le second, de couverture beige et portant les lettres COM
en bas de page, regroupe les annales des réunions
publiques de commission où sont développées des
interpellations.
Les séances et les re´unions ont une numérotation continue
par session. Ce numéro se retrouve sur la couverture ainsi
que sur chaque page avant la pagination. Les se´ances
ple´nie`res ont une pagination continue. Les re´unions
publiques de commission sont pagine´es par fascicule.
Les annales peuvent également e^tre consultées sur
l'Internet-website de la Chambre des Représentants, à
l'adresse http://www.LaChambre.be
Handelingen
De handelingen zijn het woordelijk verslag van de plenaire
vergaderingen en van de in openbare commissievergaderin-
gen gehouden interpellaties.
Ze worden in twee edities uitgegeven :
- de eerste, met witte kaft en met de letters PLEN in de
voettekst, bevat de handelingen van de plenaire
vergaderingen;
- de tweede, met beige kaft en met de letters COM in de
voettekst, bevat de handelingen van de in openbare
commissievergaderingen gehouden interpellaties.
De vergaderingen worden per zittingsperiode doorlopend
genummerd. Het vergaderingsnummer staat op de kaft en op
elke bladzijde vóór de paginering afgedrukt. De plenaire
vergaderingen
worden
doorlopend
gepagineerd.
De
openbare commissievergaderingen worden per brochure
gepagineerd.
De handelingen worden tevens bekendgemaakt op de
Internet-website van de Kamer van Volksvertegenwoordi-
gers, adres http://www.DeKamer.be
EXPLICATIONS DES SIGLES - TOELICHTING BIJ DE AFKORTINGEN
CVP
: Christelijke Volkspartij
ECOLO-AGALEV : Ecologistes confédérés pour l'organisation de luttes orginiales/Anders Gaan Leven
FN
: Front National
PRL-FDF
: Parti réformateur libéral - Front démocratique francophone
PS
: Parti socialiste
PSC
: Parti social-chrétien
SP
: Socialistische Partij
VL.BLOK
: Vlaams Blok
VLD
: Vlaamse Liberalen en Democraten
VU
: Volksunie
COMMISSION DE LA JUSTICE
COMMISSIE VOOR DE JUSTITIE
RE´UNION PUBLIQUE DU
MERCREDI 29 SEPTEMBRE 1999
OPENBARE VERGADERING VAN
WOENSDAG 29 SEPTEMBER 1999
PRE
´ SIDENCE de
M. Frederik Erdman
VOORZITTER :
De heer Frederik Erdman
La se´ance est ouverte a` 14.18 heures.
De vergadering wordt geopend om 14.18 uur.
Mondelinge vraag van de heer Geert
Bourgeois
aan
de
minister
van
Binnenlandse Zaken over
de beroe-
ring naar aanleiding van de dood van
een lid van de bende Joubert in de
Frans-Belgische grensstreek
(nr. 19)
(Het antwoord zal worden verstrekt
door de minister van Justitie)
Question orale de M. Geert Bour-
geois au ministre de l'Inte´rieur sur
l'e´moi cause´ par la mort d'un
membre de la bande Joubert dans la
re´gion
frontalie`re
franco-belge
(n° 19)
(La re´ponse sera donne´e par le
ministre de la Justice)
De
voorzitter :
De
heer
Geert
Bourgeois heeft het woord.
De heer Geert Bourgeois (VU&ID) :
Mijnheer de voorzitter, deze vraag was
gericht aan de minister van Binnen-
landse Zaken, maar ik ben blij dat de
minister van Justitie bereid is daarop te
antwoorden. Mijnheer de minister, ik
ben ervan overtuigd dat u op een even
deskundige wijze een antwoord zult
geven op de vragen die ik formuleer.
Mijn vraag dateert reeds van 26
augustus. Ik had natuurlijk niet kunnen
vermoeden dat de vraag een actualiteits-
waarde zou krijgen, al was het maar
omdat de feiten doen denken aan deze
die
nu
dergelijke
grote
beroering
hebben veroorzaakt bij de bevolking,
met name de schietpartijen in Harelbeke
en in Mechelen. De feiten die aan de
basis liggen van mijn vraag zijn
vergelijkbaar in de zin dat het gaat om
een cafe´-uitbaatster die op 24 augustus
een Franse gangster die haar zou
hebben bedreigd, heeft doodgeschoten.
Daaromtrent was heel wat te doen. Wat
ik daarover las, hoorde en zag op de
lokale
televisie
heeft
mij
nogal
bekommerd.
Mijnheer de minister, u hebt wellicht
ook kennisgenomen van de persberich-
ten. Het bleek een bendeleider te zijn
van een familiale bende aangevuld met
nog andere leden die opereert van over
de grens naar West-Vlaanderen. Rijks-
wachters hebben verklaard, weliswaar
anoniem maar ik heb dit in diverse
media teruggevonden en gehoord, dat
dit iemand is die van over de grens
opereert en al lang openlijk lacht met
politie en justitie in dit land. Hij zou een
verbod hebben om hier te verblijven. Ik
weet niet wat daarvan aan is. Hij zou al
veel slachtoffers hebben gemaakt, die
nooit zijn schadeloos gesteld. Die
rijkswachters voegen eraan toe dat wat
nu is gebeurd, tot wraak zal leiden. De
bende zal wraak nemen en dat cafe´ zal
eraan gaan. De dame is niet veilig. In
het ziekenhuis was zij trouwens onder
politiebewaking. Dit werd vrij openlijk
gezegd door politie en rijkswacht.
Mijnheer de minister, hebt u kunnen
controleren
of
de
uitspraken
van
rijkswacht
en
politie
juist
zijn ?
Daarnaast vernam ik graag of het gaat
om
een
bende
die
nog
altijd
operationeel zou zijn, die men kent en
die men in kaart heeft gebracht, maar
waarvan niettemin moet worden gezegd
dat de bedreiging imminent blijft en dat
men vreest voor wraak.
Wanneer dit wordt gezegd door politie
en rijkswacht, roept dit vragen op bij de
bevolking. Dit leidt tot reacties waarop
ik niet dieper wil ingaan. Wij moeten
niet overhaast een debat voeren over
noodweer en dies meer. Mijnheer de
minister, ik heb wel gelezen dat u
ervoor pleit om de wapenwet nog te
verscherpen. Wij kunnen u daarin
volgen. Daarnaast pleit ik voor een
sereen debat over de bredere problema-
tiek. Ik heb een artikel bij de hand van
professor De Ruyver, waarin hij het
heeft over tien jaar Kappa-bende, een
verhaal over de onmacht van de
moderne democratische rechtsstaat. Dit
leeft bij de bevolking. Wij moeten
daarop
een
antwoord
geven.
Dit
antwoord zit niet in individueel geweld
of in een individuele reactie of in een
grijpen naar de wapens. De bevolking
verwacht een antwoord van de overheid
die de democratische rechtsstaat moet
handhaven.
Onder uw voorgangers en onder de
vorige
minister
van
Binnenlandse
Zaken vonden in de streek geregeld
zware georganiseerde zoekacties en
controles
plaats.
Veel
meer
dan
verkeersovertredingen leverden zij niet
op. Af en toe werden een paar wapens
gevonden. In de drugssfeer vond men
wel een en ander, maar eigenlijk heeft
dit niet geleid tot het afblokken van
deze vorm van criminaliteit.
Naar mijn mening moeten daarop
andere antwoorden worden gegeven,
meer bepaald met betrekking tot het
optreden van de politie.
C 11 -
1
Chambre des Représentants de Belgique - Kamer van Volksvertegenwoordigers van Belgie¨
Législature 50e Zittingsperiode - SE 1999 BZ - Annales - Handelingen - COM 29.09.1999
Geert Bourgeois
Daarbij aansluitend heb ik nog een
vierde
vraag
in
verband
met
de
ontwikkeling van de grenscriminaliteit,
die al een tijd in kaart wordt gebracht. Is
er
een
toename ?
Hoe
is
de
samenwerking
met
Frankrijk ?
Ik
verneem daarover zeer weinig. In het
begin verliep die samenwerking zeer
moeilijk. Overeenkomstig de akkoor-
den van Schengen mocht onze politie in
bepaalde
gevallen
over
de
grens
achtervolgen. Frankrijk verzette zich
daartegen.
Hoewel
minister
Vande
Lanotte heel veel inspanningen heeft
gedaan om de toestand te deblokkeren,
verneem ik dat er op zowel justitieel als
politioneel
vlak
nog
altijd
zware
problemen bestaan. Deze problematiek
zou niet langer een hinderpaal mogen
zijn voor het efficie¨nte optreden tegen
dit
soort
criminaliteit,
tegen
deze
gangsterbendes.
De voorzitter : Mijnheer Bourgeois, ik
heb u vanmorgen een interpellatiever-
zoek doen intrekken. Dit neemt niet
weg dat ik erop aandring dat bij de
mondelinge vragen de spreektijd wordt
gerespecteerd. Ik beschik namelijk over
een automatisch timingsysteem.
De minister heeft het woord.
Minister Marc Verwilghen : Mijnheer
de voorzitter, collega's, volgens het
reglement beschikken we voor de vraag
en het antwoord over vijf minuten. Als
ik dus binnen de opgelegde spreektijd
wil antwoorden, beschik ik dus over
heel weinig tijd. Mijn antwoord zal dan
ook heel gestructureerd zijn.
Ten
eerste,
u
vraagt
of
ik
de
aangehaalde uitspraken van de rijks-
wacht en van de politie heb kunnen
controleren. Die familie Joubert, en ik
zal hier niet de striptease die men in de
assisenprocedure over de moraliteit van
een familie krijgt overdoen, is dus een
familie van grenscriminelen waarbij de
broers van de kleine naar de grote
criminaliteit
zijn
opgetrokken
en
daarvoor trouwens een aantal keren in
dit land werden veroordeeld.
In februari 1998 werd door Pierre
Joubert een gevangenisstraf van 18
maanden uitgezeten. De man had ook in
1994 reeds een ontzegging opgelopen
om het Belgische territorium nog te
betreden. Hij heeft zich daar niet aan
gehouden. Hij werd daarvoor trouwens
in september 1998 nog uitgewezen. We
zitten dus met iemand die zich in een
moeilijke situatie bevindt, maar telken-
male
draait
dat
ook
rond
prive´-
problemen met een vriendin. Men weet
wie het is. Of men nu werkelijk belang
moet hechten aan de woorden die
daarover in de pers zijn geuit, is niet
duidelijk gebleken bij het contact met
de politiediensten.
Ten tweede vraagt u of het juist is dat
het hier om een gevaarlijke bende gaat
en dat effectief voor wraak moet
worden gevreesd. Ik heb u reeds gezegd
dat het om een bende van grenscrimi-
nelen
gaat,
daarover
kan
geen
betwisting bestaan, maar het uitgelezen
domein blijkt de regio van Menen-
Halluin te zijn. De slagkracht, die aan
die bende wordt toegeschreven, is
wellicht doorheen de jaren met het
verouderen van de betrokkenen sterk
afgenomen.
Ze
staan
echter
wel
geboekstaafd, en dat is toch wel
verontrustend, als onberekenbaar. Daar-
over kan geen discussie bestaan.
Ten
derde
vraagt
u
mij
of
ik
maatregelen
zal
nemen
om
de
wraakacties
te
voorkomen
en
de
veiligheid te verzekeren. Spijtig genoeg
behoort het niet tot het domein van de
minister
van
Justitie
om
terzake
tussenbeide te komen. Dat neemt echter
niet
weg
dat
de
politie-
en
de
rijkswachtdiensten mij verzekerd heb-
ben dat ze in elk geval binnen hun
bevoegdheid en binnen hun mogelijkhe-
den daarvoor een aantal maatregelen
hebben
genomen.
Ze
zijn
daarop
voorbereid.
Ten vierde vraagt u of er een toename is
van
de
grenscriminaliteit.
Uit
de
objectieve gegevens mogen we niet
afleiden dat er een toename is van die
zogenaamde
grenscriminaliteit.
De
recente gebeurtenissen, onder meer in
Harelbeke, en ik bedoel dan vooral de
raamkrakers - er zijn er trouwens
verscheidene in die omgeving geweest -
zijn niet onmiddellijk toe te schrijven
aan Noord-Franse bendes.
U hebt dan nog een bijkomende vraag
gesteld in verband met de samenwer-
king met Frankrijk. We moeten een
onderscheid maken tussen het gerechte-
lijk en het politionele luik. In het
gerechtelijk luik is er natuurlijk de
conventie van de wederzijdse rechts-
hulp die overigens al dateert van 1959.
Bovendien is er ook het Schengenak-
koord. U weet echter ook dat wij
geprivilegieerde contacten hebben met
Frankrijk. Die zijn tot stand gekomen
met mijn collega aldaar. Zelfs nog
tijdens de top in Turku hebben we
bijkomende afspraken gemaakt die we
hopen te finaliseren vo´o´r het einde van
het jaar. Het belangrijkste blijft wel dat,
tengevolge van die eerste contacten die
mijn voorganger met de minister van
Justitie heeft gehad, er nadien door de
premier een schrijven werd gericht aan
de heer Jospin, de eerste minister in
Frankrijk, om een verdere samenwer-
king uit werken. Wij wachten nu op het
Franse antwoord.
Met betrekking tot het politionele luik is
er de overeenkomst van Ieper van
16 maart 1995 waarnaar u trouwens
hebt verwezen. Er is overleg tussen de
gouverneur van de provincie West-
Vlaanderen en de procureur-generaal
van Bergen aan Belgische zijde en de
pre´fet du Nord aan Franse zijde.
Daarin werd ook vooruitgang geboekt.
Zij hebben een aantal zaken afgestemd
op het vlak van de telecommunicatie,
van de operationaliteit en van de
strategische analyse, onder meer van de
grenscriminaliteit. Het enige probleem
dat we daarin hebben is dat we met een
erg vooruitstrevende en liberale minis-
ter van Justitie te maken hebben maar
dat de heer Cheve`nement, minister van
Binnenlandse
Zaken,
niet
dezelfde
brede
aanpak
voorstelt
met
alle
gevolgen die daaraan verbonden zijn. Ik
herhaal echter dat we daarvoor wachten
op het antwoord van de heer Jospin
omdat deze aangelegenheid specifiek is
aangeraakt geweest in de brief van de
premier.
De
voorzitter :
De
heer
Geert
Bourgeois heeft het woord.
De heer Geert Bourgeois (VU&ID) :
Mijnheer de voorzitter, ik had al
gemerkt dat er in het Franse discours
enige tegenstrijdigheden bestaan tussen
mevrouw Guigou en de heer Jospin,
maar daar wil ik het niet over hebben.
Mijnheer de minister, ik dank u voor uw
antwoord. Ik zal heel kort zijn. Ik kijk
uit naar de bijkomende informatie die ik
ongetwijfeld zal ontvangen. Ik denk
inderdaad dat er dringend meer werk
moet
worden
gemaakt
van
meer
rechtstaat, ook op Europees niveau, als
antwoord op deze bedreiging.
Minister Marc Verwilghen : De situatie
met mevrouw Guigou was al in gang
gebracht door mijn voorganger.
De voorzitter : Ik begin me vragen te
stellen
over
het
onderhouden
en
intensifie¨ren van contacten, maar laten
we dat terzijde laten.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Interpellatie van de heer Karel Van
Hoorebeke
tot
de
minister
van
Justitie over
de werking van de
Marokkaanse-Belgische Commissie
(nr. 38)
Interpellation
de
M.
Karel
Van
Hoorebeke au ministre de la Justice
sur
le fonctionnement de la
Commission
belgo-marocaine
(n° 38)
C 11 -
2
Chambre des Représentants de Belgique - Kamer van Volksvertegenwoordigers van Belgie¨
Législature 50e Zittingsperiode - SE 1999 BZ - Annales - Handelingen - COM 29.09.1999
De voorzitter : De heer Karel Van
Hoorebeke heeft het woord.
De
heer
Karel
Van
Hoorebeke
(VU&ID) :
Mijnheer
de
minister,
collega's,
wie
professioneel
wat
betrokken is bij echtscheidingen, weet
dat in vele gevallen de uitoefening van
het bezoekrecht nogal problematisch
kan
zijn.
Het
hanteren
van
het
hoederecht en het bezoekrecht wordt
niet altijd gebruikt in het belang van de
kinderen, maar ook om zich tegenover
de partner te positioneren. We weten
allemaal dat de afdwingbaarheid van
vonnissen dikwijls moeilijk uitvoerbaar
is. De ene gerechtsdeurwaarder wil
immers wel optreden, de andere niet.
Sommige procureurs geven richtlijnen
om niet op te treden. Dit alles is niet
zeer duidelijk, zeker niet voor degene
die aanspraak maakt op het bezoekrecht
en daarvoor over een vonnis beschikt.
De problemen zijn nog groter bij
huwelijken met partners van vreemde
origine. Bij de uitoefening van het
bezoekrecht worden de kinderen soms
naar het land van herkomst gebracht. Ze
keren niet meer terug. Ik heb u in mijn
interpellatieverzoek een concreet geval
geschetst, dat evenwel niet het enige is.
De vraag rijst of we het bezoekrecht
moeten
laten
uitoefenen,
met
de
problemen die erbij horen. Er is, na een
heel
lange
periode,
een
arrest
uitgesproken door het hof van beroep te
Antwerpen. De man in kwestie was
blijkbaar te kwader trouw, om het
eufemistisch uit te drukken. Het arrest
is nog niet uitgevoerd. Als men een jaar
gevangenisstraf heeft gekregen, kan dat
toch wel als dwang worden gebruikt.
Hieruit blijkt ook de slechte werking
van
de
gemengde
Marokkaanse-
Belgische Commissie. Ze neemt wel
kennis van bepaalde problemen, maar
kan niet beslissen. Dit is ook te
wijten
aan
het
feit
dat
er
geen
uitleveringsverdrag
bestaat
tussen
Belgie¨ en Marokko. Ik had van u graag
vernomen welke de stand van zaken is.
Wat is de bedoeling van die gemengde
Belgische-Marokkaanse
Commissie ?
Leidt ze tot resultaten ? Kunnen de
mensen erop vertrouwen ? Wat zullen
de verdere afspraken met Marokko zijn
om dergelijke onaanvaardbare toestan-
den uit de wereld te helpen ?
De voorzitter : De minister heeft het
woord.
Minister Marc Verwilghen : Mijnheer
de voorzitter, collega's, ik kan u het
volgende antwoorden. Ten eerste, er is
wel degelijk een uitvoering gekomen.
De Marokkaanse vader werd in de
gevangenis opgesloten van 12 mei 1999
tot
10
augustus
1999.
Hij
werd
vrijgelaten na het uitzitten van een
vierde van zijn straf. U weet dat de
straffen in het geval van familieverla-
ting
of
het
niet
nakomen
van
engagementen inzake ouderlijk gezag
of het bezoekrecht niet enorm groot
zijn. Vermits het vrij lichte straffen zijn,
is de ministerie¨le omzendbrief van 1994
van toepassing waarin staat dat een
kwart van de straf moet zijn uitgezeten.
Zo niet, zou u zeggen dat de wet
Lejeune moet worden toegepast. In dat
geval moet minstens een derde van de
straf zijn uitgezeten. Los van de
uitvoering, moet ik u nog zijdelings
meedelen dat er wel nog een zaak in
Cassatie hangende is die eertijds werd
aangetekend.
De tweede vraag was wat er schort aan
de
werking
van
de
gemengde
Marokkaanse-Belgische commissie met
betrekking tot dergelijke problemen.
Die gemengde commissie werd opge-
richt in 1981. Als we een analyse maken
van de resultaten die tot heden werden
bereikt, moeten we spijtig genoeg
vaststellen dat het bilan erop wijst dat
het geen onverhoopt succes is. De
verwachte
resultaten
werden
niet
behaald. Dat heeft tot enorm grote
frustraties geleid, voornamelijk bij de
slachtoffers. Dat zijn de ouders, maar
vaak ook de kinderen zelf. Enerzijds
komt dit doordat er niet in een
afdwingbaar instrument werd voorzien
en anderzijds -het is wel wat pijnlijk om
dit te moeten erkennen - wordt er heel
weinig uitgevoerd aan Marokkaanse
kant. In totaal werden een vijftigtal
dossiers behandeld, waarvan er nu nog
steeds twintig actief zijn. Belgie¨ heeft
reeds vorig jaar zijn ongenoegen laten
blijken over de gang van zaken naar
aanleiding van de interpellaties die hier
werden gehouden in december 1998.
Dat gebeurde via een gemeenschappe-
lijke brief van de minister van Justitie
en de minister van Buitenlandse Zaken.
Ikzelf heb van in het begin van mijn
ambtsaanvaarding
een
gelijkaardig
probleem meegemaakt. Een Belgische
vrouw moest vaststellen dat het contact
met haar eigen kinderen, die haar
overigens werden toegewezen, niet
werd uitgevoerd omdat de kinderen
gekidnapt werden - als ik dat woord
mag gebruiken -en in Marokko bij de
vader vertoeven. Ik heb toen vergaande
stappen gezet. Ik heb zelfs telefonisch
contact opgenomen met mijn collega,
de minister van Justitie in Marokko.
Spijtig genoeg kon dat telefonisch
contact de zaak niet deblokkeren.
Vervolgens werden er brieven verstuurd
naar Marokko die uitgingen van de
premier en de vice-premier en minister
van Buitenlandse Zaken en die ook door
mij werden ondertekend. Op geen
enkele brief, noch op de afzonderlijke,
noch op de gezamenlijke, werd tot
vandaag gereageerd uit Rabat. Begin
september nam ik contact op met onze
ambassadeur in Marokko voor een
gesprek. Hij moest toen erkennen dat
het grote probleem erin bestond dat de
Marokkaanse
autoriteiten
bijzonder
weinig meewerken. Bovendien is er
vaak het probleem van de dubbele
nationaliteit. Dat heeft tot gevolg dat de
oplossingen in deze zaak soms veel
complexer lijken dan ze op het eerste
gezicht zijn.
De derde vraag was wanneer het
verdrag tussen Marokko en Belgie¨ zal
worden gesloten om dergelijke dossiers
op een behoorlijke wijze te kunnen
opvolgen. Eigenlijk vraagt u daarmee
ook hoever het nu staat en of er geen
maatregelen moeten worden genomen
met betrekking tot de uitlevering. Ik
keer dan ook even terug naar de basis.
Op 15 juli 1991 werden in Rabat door
de toenmalige minister van Justitie, de
heer Wathelet, drie bilaterale overeen-
komsten
ondertekend,
een
eerste
betreffende de erkenning en ontbinding
van huwelijken, een tweede betreffende
de
erkenning
en
uitvoering
van
gerechtelijke beslissingen op het vlak
van alimentatieverplichtingen en een
derde met betrekking tot wederzijdse
rechtshulp, erkenning en uitvoering van
gerechtelijke
beslissingen
inzake
hoede- en bezoekrecht.
Het probleem is dat die drie bilaterale
overeenkomsten e´e´n geheel vormen.
Het merkwaardige is dat ze door
Marokko reeds zijn geratificeerd, maar
niet door Belgie¨. De reden daarvoor is
dat er een politiek-technisch probleem
is. In het Marokkaans recht bestaat de
verstoting, de zogenaamde repudiatie.
Wij kennen dat niet. Dit heeft ons
weerhouden
om
het
verdrag
te
ratificeren.
Zelfs indien we het zouden ratificeren,
blijft het probleem bestaan dat de
Marokkaanse
overheid
onvoldoende
meewerkt. Een oplossing zou erin
kunnen
bestaan
de
drie
bilaterale
overeenkomsten
van
elkaar
los
te
koppelen en voorrang te verlenen aan
het derde luik, door het bezoek- en
hoederecht
zo
snel
mogelijk
te
ratificeren. Dit is ook de bekommernis
van
de
minister
van
Buitenlandse
Zaken. In de marge van de algemene
vergadering van de Verenigde Naties in
New York heeft hij een gesprek gehad
met zijn Marokkaanse ambtgenoot om
een gezamenlijke visie te ontwikkelen
en om het dossier te deblokkeren. Men
heeft trouwens ook gesuggereerd om
gebruik te maken van de contacten
tussen de Belgische en Marokkaanse
overheden om die problemen opnieuw
ter sprake te brengen.
C 11 -
3
Chambre des Représentants de Belgique - Kamer van Volksvertegenwoordigers van Belgie¨
Législature 50e Zittingsperiode - SE 1999 BZ - Annales - Handelingen - COM 29.09.1999
Marc Verwilghen
Het is nuttig dat de minister van
Buitenlandse Zaken deze problemen
definitief de wereld uithelpt. Ik zal
trouwens
zelf
met
hem
daarover
overleggen. We zijn dit verplicht aan de
vele gezinnen die in deze pijnlijke
situatie zijn terechtgekomen en in de
grootste
rechtsonzekerheid
leven.
Indien er e´e´n plaats is waar men zich
bewust is van deze toestand dan is het
wel binnen het ministerie van Justitie en
meer bepaald binnen de administratie.
De toewijding die ik binnen deze dienst
heb vastgesteld is zeer groot. Ik denk
hierbij in het bijzonder aan mevrouw
Lamblette en mevrouw Dumoustier die
zich
met
deze
materie
hebben
beziggehouden. Ze hebben trouwens
enkele keren Marokko bezocht om een
aantal persoonlijke dossiers te deblok-
keren. Indien men in deze materie iets
wil bereiken, moeten de beide partijen
echter willen samenwerken.
Ondanks deze problemen moeten we
niet alles op de helling zetten. We
moeten
al
onze
overtuigingskracht
aanwenden om tot een oplossing te
komen.
De voorzitter : De heer Karel Van
Hoorebeke heeft het woord.
De
heer
Karel
Van
Hoorebeke
(VU&ID) : Mijnheer de voorzitter, ik
dank de minister voor zijn uitvoerig
antwoord
waaruit
de
voortdurende
inspanningen blijken van de departe-
menten van Justitie en Buitenlandse
Zaken. Ik hoop dat de zaken gunstig
evolueren.
Ik had geen kennis van de uitvoering
van het arrest van het hof van beroep. Ik
neem aan dat de man e´e´n vierde van de
straf heeft uitgezeten zonder dat dit
echter enige verandering in de toestand
van de kinderen heeft gebracht.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Interpellations jointes de :
- Mme Joe¨lle Milquet au ministre de
la Justice sur
les juridictions et
l'emploi
des
langues
en
matie`re
judiciaire a` Bruxelles
(n° 42)
- M. Claude Desmedt au ministre de
la Justice sur
la situation pre´occu-
pante
au
tribunal
de
premie`re
instance et au parquet de Bruxelles a`
la suite du manque de magistrats
(n° 61)
Samengevoegde interpellaties van :
- mevrouw Joe¨lle Milquet tot de
minister
van
Justitie
over
de
rechtbanken en het gebruik der talen
in gerechtszaken te Brussel
(nr. 42)
- de heer Claude Desmedt tot de
minister
van
Justitie
over
de
zorgwekkende toestand waarin te
Brussel de rechtbank van eerste
aanleg
en
het
parket
verkeren
ingevolge het tekort aan magistraten
(nr. 61)
Le pre´sident : La parole est a` Mme
Joe¨lle Milquet.
Mme Joe¨lle Milquet
(PSC)
: Monsieur
le pre´sident, monsieur le ministre, j'ai
entendu vos diffe´rentes de´clarations en
ce qui concerne la cre´ation d'une
commission charge´e de fournir des
recommandations dans le cadre d'une
re´flexion sur l'arrie´re´ judiciaire.
La composition de cette commission
est-elle bien celle qui a e´te´ explique´e
dans la presse ? Avez-vous veille´ a` une
certaine parite´ linguistique ? Il y a de´ja`
eu
de
nombreuses
commissions,
groupes d'e´tude, etc. au sujet de
l'arrie´re´ judiciaire qui est le monstre du
Loch Ness de la Justice. Le timing e´tant
re´duit puisque cette commission devrait
remettre ses conclusions avant la fin de
l'anne´e, un cadre de travail un peu plus
pre´cis a-t-il de´ja` e´te´ de´fini ? Ou bien
avez-vous laisse´ a` cette commission
toute latitude leur permettant ainsi
d'e´mettre des propositions en sens
divers, ce qui est peut-e^tre ne´cessaire
pour alimenter le de´bat ? Ou alors le
travail de la commission est-il cible´ sur
certains
points ?
Peut-on
imaginer
d'e´ventuelles
de´judiciarisations de
certains types de proce`s ou de matie`res
par un renforcement, en amont de la
Justice, des proce´dures de me´diation,
d'arbitrage, etc. ? Ceci pourrait e^tre une
piste inte´ressante en matie`re de lutte
contre l'arrie´re´ judiciaire et pourrait
remettre en question la manie`re dont on
appre´hende la proble´matique judiciaire
qui devrait peut-e^tre rester le dernier
ressort.
L'ide´e est-elle d'e´tablir un plan chiffre´
avec un e´che´ancier, un but et une
me´thodologie tre`s pre´cis ? Auriez-vous
donne´ aux membres de la commission
d'autres directives ? Avez-vous vous-
me^me quelques principes que vous
tenez a` de´fendre ? Je sais que vous allez
d'abord attendre les conclusions de ce
groupe.
J'en viens a` un point qui est plus
d'actualite´, bien que cette actualite´ dure
depuis longtemps. Je me suis re´jouie de
l'ouverture que vous aviez semble´
manifester en ce qui concerne la
situation des tribunaux a` Bruxelles.
Je vous assure que je ne souhaite en
aucune fac¸on communautariser ce genre
de de´bat.
La situation de la Justice a` Bruxelles se
trouve dans un e´tat lamentable et vous
le savez, vous vous en e^tes rendu
compte. Je ne citerai que quelques
chiffres : 5 900 dossiers en attente a` la
cour d'appel; au tribunal de premie`re
instance, sur 100 magistrats, on ne
parvient pas a` trouver 31 bilingues vu la
difficulte´ pour les candidats de re´ussir
l'examen de bilinguisme; au parquet
44
places
sont
vacantes
pour
80 magistrats actuellement en fonction.
De plus, en ce qui concerne l'arrie´re´, la
situation est vraiment dramatique a`
Bruxelles : 76% des juges francophones
traitent 95% des causes, le de´lai d'appel
en justice de paix est d'un an pour les
francophones,
4
mois
pour
les
ne´erlandophones, le de´lai de fixation est
de 6 mois pour les francophones mais
seulement
d'un
mois
pour
les
ne´erlandophones
avec
un
arrie´re´
dramatique pour la fixation au niveau de
la cour d'appel.
Je sais que la commission que vous
avez constitue´e est charge´e notamment
d'envisager
des
solutions
a`
cette
situation.
La composition de cette commission
n'est pas tout a` fait paritaire. N'eu^t-il
pas e´te´ pre´fe´rable, pour cette proble´ma-
tique, de veiller a` une composition plus
paritaire afin de s'assurer que les
conclusions ne soient pas mises en
doute ?
Par ailleurs, avez-vous de´fini un axe de
travail ou attendez-vous toutes les
solutions possibles ? L'ide´e serait-elle
de reprendre la philosophie de l'ancien
projet du gouvernement qui visait a`
cre´er
deux
types
d'exigences
de
connaissances linguistiques, soit re´duire
a` un tiers l'exigence de bilingues
le´gaux, avec l'examen linguistique
que l'on connai^t, et un autre tiers avec
une connaissance relativement passi-
ve ?
Ou alors, faut-il e^tre plus audacieux et
limiter carre´ment a` un tiers ? Sur ce
point, avez-vous vraiment la volonte´
d'arriver a` une re´elle ouverture ? Tout le
monde connai^t parfaitement les pole´mi-
ques que ce type de dossier peut
susciter, mais il faut parfois pouvoir les
passer aux oubliettes, surtout lorsque
l'on sait dans quel e´tat se trouve la
justice et lorsque l'on sait a` quel point le
justiciable n'a plus confiance dans ses
institutions. A Bruxelles, c'est particu-
lie`rement effrayant et ce n'est pas
uniquement le proble`me linguistique
qui justifie cette intervention. Le plus
important, c'est la confiance a` retrouver
dans les institutions et surtout le fait
d'avoir une justice qui au moins rende
ses de´cisions dans un de´lai relativement
raisonnable car les juridictions de
C 11 -
4
Chambre des Représentants de Belgique - Kamer van Volksvertegenwoordigers van Belgie¨
Législature 50e Zittingsperiode - SE 1999 BZ - Annales - Handelingen - COM 29.09.1999
Joe¨lle Milquet
Bruxelles vivent re´ellement une situa-
tion de de´ni de justice dans toute une
se´rie de proble´matiques.
Voila`, monsieur le ministre, j'aurais
aime´ connai^tre votre approche sur ces
diffe´rents points. J'aimerais surtout
savoir si, au moment ou` la commission
rendra ses recommandations et ses avis,
vous les pre´senterez au parlement pour
organiser un de´bat ouvert sur les
diffe´rentes
pistes
tant
en
ce
qui
concerne l'arrie´re´ judiciaire qu'en ce
qui concerne la situation des tribunaux
bruxellois.
Le
pre´sident :
La
parole
est
a`
M. Claude Desmedt.
M.
Claude
Desmedt
(PRL
FDF
MCC) : Monsieur le pre´sident, mon-
sieur le ministre, chers colle`gues, le
proble`me de l'arrie´re´ judiciaire est un
proble`me que connaissent l'ensemble
des tribunaux de notre pays. Mais il
prend a` Bruxelles une importance
particulie`rement
grave
en
raison
notamment de la difficulte´ d'application
des lois linguistiques. Le ministre nous
a fourni, il y a quinze jours, des chiffres
particulie`rement e´clairants a` cet e´gard.
Par exemple, nous avons pu constater
que sur un cadre the´orique de 101
magistrats, il y a en re´alite´ 32 places
vacantes : 23 francophones et 9 ne´erlan-
dophones, qui tous devraient e^tre des
bilingues
le´gaux.
En d'autres termes, un tiers des places
ne sont pas attribue´es a` Bruxelles. Cela
signifie que la loi qui a augmente´ les
cadres des tribunaux a` Bruxelles est
purement the´orique, e´tant donne´ que
pas
un
seul
de
ces
magistrats
supple´mentaires n'a pu e^tre nomme´.
Il y a e´galement des lacunes au parquet,
mais dans une moindre mesure e´tant
donne´ que des unilingues y ont e´te´
nomme´s, ce qui a permis de mieux
e´toffer les cadres.
Nous savons tous que la difficulte´ vient
de la loi de 1935 qui imposait a`
Bruxelles deux tiers de magistrats
bilingues
le´gaux, c'est-a`-dire pouvant
justifier de la connaissance approfondie
de la seconde langue. Cette pre´tention
e´tait alors parfaitement justifie´e puis-
qu'a` cette e´poque, le tribunal fonction-
nait de fac¸on bilingue, en ce sens que la
plupart des chambres sie´geaient a` la fois
pour les affaires en ne´erlandais et en
franc¸ais.
Comme vous le savez, monsieur le
ministre, il a e´te´ mis fin a` ce syste`me il
y
a
une
vingtaine
d'anne´es.
Les
magistrats ne sie`gent plus de´sormais
que dans la langue de leur diplo^me, ce
qui a me^me e´te´ consacre´ par une loi de
1994.
Il
aurait
donc
e´te´
logique
d'adapter la loi de 1935 a` cette nouvelle
situation, ce qui n'a pas e´te´ fait pour des
motifs e´vidents d'opportunite´. C'est
ainsi
que
nous
nous
trouvons
aujourd'hui dans une impasse. Il y a 32
places vacantes de juge et on ne peut
pas en nommer un seul par manque de
candidats bilingues
le´gaux. Dans la
note que vous nous avez remise, nous
constatons avec effarement que certai-
nes places ont fait l'objet de quatre
publications au Moniteur sans avoir
entrai^ne´
l'introduction
d'une
seule
candidature valable. C'est une situation
tout a` fait alarmante.
Je pense comme Mme Milquet que ce
n'est pas un proble`me communautaire.
Je crois que c'est vous-me^me qui l'avez
dit, il y a 15 jours, il est bon que les
magistrats aient une certaine connais-
sance de la seconde langue pour
appre´cier la jurisprudence et la doctrine
de l'autre re´gion linguistique, ce qui est
tout a` fait exact.
Je puis vous assurer que la plupart des
magistrats
bruxellois
francophones,
me^me s'ils ne sont pas ce qu'on appelle
des bilingues
le´gaux, ont tout de
me^me une connaissance suffisante de
l'autre langue pour comprendre un
document, un proce`s-verbal voire un
arre^t ou un jugement en ne´erlandais.
D'ailleurs, ce raisonnement consistant a`
dire qu'il serait souhaitable que tous les
magistrats aient une bonne connais-
sance de l'autre langue doit s'appliquer
a` tout le pays. Il n'y a pas de raison
qu'un magistrat de Lie`ge ignore la
jurisprudence ne´erlandophone ou qu'un
magistrat de Gand ignore la jurispru-
dence francophone. Le souhait d'un
certain
bilinguisme
de
tous
les
magistrats, particulie`rement a` Bruxel-
les, est le´gitime. Mais faut-il pour
autant aller aussi loin que d'exiger ce
bilinguisme le´gal qui ne re´pond plus a`
aucune ne´cessite´ ?
Il
est
vrai
que
le
gouvernement
pre´ce´dent, par la voix du ministre De
Clercq, avait introduit, en de´cembre
1997, un projet de loi qui avait
l'avantage de constituer une certaine
avance´e
puisque,
d'une
part,
il
re´tablissait deux degre´s de bilinguisme,
le bilingue
approfondi et le bilingue
suffisant et, d'autre part, il instituait
un jury unique. On sait ce qu'il est
advenu de ce projet qui a fait l'objet
d'un conflit d'inte´re^ts souleve´ par le
parlement flamand, conflit d'inte´re^ts
que le Se´nat n'a pas ve´ritablement
re´solu
puisqu'il
a
e´te´
renvoye´
a`
l'examen du fond qui n'a jamais eu lieu.
La dernie`re semaine de la le´gislature
pre´ce´dente, j'ai encore interpelle´ au
Se´nat votre e´minent pre´de´cesseur que je
vois d'ailleurs parmi nous, pour lui
demander pourquoi il avait laisse´ le
projet de M. De Clercq en rade, mais je
n'ai pas rec¸u de re´ponse.
Aujourd'hui,
nous
nous
trouvons
devant une situation alarmante. Vous
avez de´cide´, monsieur le ministre, de
cre´er une commission qui, d'apre`s mes
renseignements, se composerait de huit
personnes dont sept repre´sentants de la
magistrature et des barreaux bruxellois
et un magistrat honoraire de Termonde
qui serait charge´ de la pre´sidence. Je ne
sais si ce dernier point est exact mais
j'avoue que cela m'e´tonnerait tout de
me^me un peu.
Monsieur le ministre, il me parai^t
e´vident que, si l'arrie´re´ judiciaire est un
proble`me ende´mique pour tous les
arrondissements, la cause de l'aggrava-
tion de cet arrie´re´ a` Bruxelles est
e´videmment l'application de la loi de
1935. On pourrait modifier cette loi de
diffe´rentes fac¸ons : soit en diminuant le
nombre de bilingues
le´gaux exige´s,
soit en re´tablissant les deux cate´gories
ou en rendant les examens moins
difficiles.
Mais
il
faut
agir,
et
rapidement.
Me^me si j'ai entie`rement confiance en
vos intentions a` cet e´gard, monsieur le
ministre, j'avoue e^tre quelque peu
perplexe quand vous dites qu'il faut une
commission pour appre´cier les raisons
de l'arrie´re´ judiciaire a` Bruxelles alors
qu'un tiers des cadres est vacant.
Comme vous l'avez tre`s bien dit
vous-me^me
il
y
a
quinze
jours,
monsieur le ministre, les premie`res
victimes de cette situation sont les
justiciables bruxellois, et me^me extra-
bruxellois parce que beaucoup de
proce`s aboutissent a` Bruxelles pour des
causes d'attribution de juridiction alors
que ce ne sont pas ne´cessairement des
Bruxellois qui sont en cause.
Monsieur le ministre, je le re´pe`te, notre
groupe vous fait entie`rement confiance
pour trouver une solution raisonnable
mais je ne suis pas convaincu que cette
commission apportera la solution.
Il faudra que le gouvernement prenne
ses responsabilite´s, to^t ou tard. Je
souhaiterais
savoir
comment
vous
envisagez
la
re´solution
de
cette
situation difficile qui dure de´ja` depuis
quatre ans, quand M. De Clercq avait
de´cide´ de revenir a` une application
rigoureuse de la loi de 1935.
Le
pre´sident :
La
parole
est
au
ministre.
M.
Marc
Verwilghen,
ministre :
Monsieur le pre´sident, chers colle`gues,
vous vous rappellerez certainement que
je vous ai de´ja` re´pondu in extenso a`
C 11 -
5
Chambre des Représentants de Belgique - Kamer van Volksvertegenwoordigers van Belgie¨
Législature 50e Zittingsperiode - SE 1999 BZ - Annales - Handelingen - COM 29.09.1999
Marc Verwilghen
cette
proble´matique
lors
de
la
pre´ce´dente re´union de la commission.
Ne´anmoins, j'essaierai de re´pondre une
nouvelle fois, de fac¸on syste´matique
aux questions qui m'ont e´te´ pose´es.
Nous pourrions de´terminer trois volets.
J'aborderai en premier lieu la question
de l'installation de la commission pour
la leve´e de l'arrie´re´ judiciaire. Je
reviens a` l'accord gouvernemental qui
pre´voit
de
mener
rapidement
une
enque^te approfondie sur la situation des
cours et tribunaux a` Bruxelles afin que
le gouvernement puisse prendre les
mesures et les re´formes ne´cessaires au
bon fonctionnement de la justice avant
la fin de l'anne´e.
Je me suis pose´ la question de la re´alite´
d'une valeur ajoute´e gra^ce a` la nouvelle
radioscopie; il me faut re´pondre par la
ne´gative : a` mes yeux, la valeur ajoute´e
sera tre`s limite´e. Plusieurs radioscopies
ont de´ja` e´te´ effectue´es, entre autres par
le bureau Berenschot a` Namur et a`
Bruges, par ABC a` Bruges, Namur et
Bruxelles. Il faut y ajouter les rapports
des magistrats coordinateurs aupre`s des
cours d'appel, inclus celle de Bruxelles,
les rapports des commissions de visites
e´galement pour partie sur Bruxelles,
ainsi que les rapports des activite´s et
diverses notes internes. Un travail
supple´mentaire m'apparaissait comme
une perte de temps.
J'ai constate´ que la magistrature ne
demandait rien d'autre qu'une interven-
tion rapide, ce qui explique pourquoi
elle se montre peu encline a` une
quelconque radioscopie effectue´e par un
bureau externe. Primo, les inte´resse´s ont
l'impression qu'il ne comprendrait pas
le noeud du proble`me; secundo, ils ont
fourni une excellente raison a` mes
yeux : ils sont les mieux a` me^me de
connai^tre
les
proble`mes
et
leurs
solutions.
Apre`s l'e´tude, il e´tait temps de passer a`
l'action. Actuellement, a` la suite de
concertations avec les autorite´s judiciai-
res bruxelloises, nous avons opte´ pour
l'installation d'une commission. Dans
un premier temps, j'ai voulu exe´cuter
les de´cisions pre´vues par l'accord
gouvernemental;
mais,
apre`s
avoir
e´tudie´ les diffe´rents niveaux bruxellois
concernant la magistrature et le barreau,
j'en suis revenu de cette forme d'e´tude,
car je n'en voyais pas l'utilite´.
En re´ponse a` votre question, je peux
vous communiquer quelques e´le´ments
concernant
cette
commission.
Sa
composition d'abord : elle est com-
pose´e de magistrats, dont un membre de
la cour d'appel, M. Delvoie, pre´sident
de chambre et magistrat coordinateur
- voila` qui nous situe en plein coeur du
proble`me vu qu'il a du^ l'instruire et
re´diger les rapports qui s'y rappor-
taient - et un magistrat du parquet
ge´ne´ral, M. Morlet, premier avocat, qui
a e´galement travaille´ dans le domaine.
Comme
magistrat
du
tribunal
de
premie`re instance de Bruxelles, M. le
juge d'instruction Vandermeersch est
venu renforcer la commission; comme
magistrat du parquet, M. Jos Colpin,
premier substitut; un repre´sentant des
juges des tribunaux de police et de
justice de paix. La`, le juge de police,
M. Patrick Lambin a e´te´ de´signe´, mais
un juge de paix francophone doit encore
l'e^tre.
Pourquoi
faire
appel
a`
ces
deux
magistrats ? Parce que je tenais a` ce que
la premie`re ligne soit repre´sente´e : la
premie`re instance l'e´tait, mais non les
juges de police et les juges de paix. Or,
on sait que, spe´cifiquement pour les
juges de police, il existe un arrie´re´
conside´rable a` Bruxelles : voila` qui
justifiait amplement leur participation.
Il y a e´galement deux repre´sentants du
barreau
bruxellois :
Me
Dalcq
et
Me De Kesel. Ainsi, tous les gens que
j'ai cite´s, qui composent la commission,
appartiennent a` un ro^le linguistique. Je
crois que nous obtenons l'e´galite´ et que
la balance est correcte, tant pour les
francophones que pour les ne´erlando-
phones.
J'ai demande´ a` deux personnes de
fournir une assistance a` cette commis-
sion. L'initiative de la commission a e´te´
prise par le gouvernement et il fallait
donc un lien entre le cabinet et la
commission. J'ai fourni a` la commis-
sion l'assistance d'un magistrat d'hon-
neur, Mme Van Wiele, et du professeur
Bouckaert, expert en techniques de
gestion
aupre`s
de
l'Institut
du
gouvernement a` la faculte´ des sciences
sociales de l'universite´ catholique de
Louvain. Le ro^le de chacun a e´te´ bien
de´fini.
La
commission
est
surtout
compose´e des magistrats appartenant
aux cours et tribunaux de Bruxelles.
La commission se concentre en premier
lieu sur la proble´matique bruxelloise.
Toutefois, cette proble´matique doit e^tre
examine´e dans le contexte plus large de
l'arrie´re´
judiciaire
en
ge´ne´ral
en
accordant une attention primordiale a` la
situation dans les cours et tribunaux
ainsi que l'ame´lioration de la justice de
premie`re ligne. Des informations seront
e´galement re´colte´es en dehors de la
juridiction bruxelloise; c'est une des
raisons pour lesquelles la de´signation de
Mme
Van
Wiele
e´tait
e´galement
ne´cessaire. En effet, le travail fourni a`
Bruxelles peut e´galement e^tre utilise´
hors
de
Bruxelles,
avec
la
seule
diffe´rence que les proble`mes linguisti-
ques ne se posent qu'a` Bruxelles. La
surcharge que l'on connai^t a` Bruxelles
est particulie`re pour les raisons que
vous
avez
tous
deux
e´voque´es,
M. Desmedt notamment en revenant sur
le fait que de nombreux proce`s sont
traite´s a` Bruxelles me^me si les parties
ne sont pas force´ment de l'arrondisse-
ment de Bruxelles.
La commission e´tablira une synthe`se
des diffe´rents diagnostics et radiosco-
pies du passe´, elle les e´valuera et
donnera la priorite´ aux suggestions de
mesures a` prendre et de re´formes a`
effectuer. Elle comparera ces informa-
tions aux expe´riences re´alise´es sur le
terrain. C'est pour cette raison que j'ai
fait appel a` des gens de terrain et pas a`
des personnes externes a` la situation
bruxelloise. Ne´anmoins, les re´sultats
seront traduits plus largement que sur
Bruxelles uniquement.
La commission formulera avant la fin
de cette anne´e les mesures indispensa-
bles a` adopter et les re´formes qui
s'imposent, sans ne´gliger la proble´ma-
tique
typiquement
bruxelloise,
qui
comprend entre autres le bilinguisme
exige´ et le proble`me du volume de
travail. Je souhaite cependant souligner
que le bilinguisme exige´ est surtout un
proble`me qui est rencontre´ en premie`re
ligne. Ce proble`me ne se pose pas a`
d'autres endroits. A Bruxelles, l'arrie´re´
judiciaire est toutefois important a` tous
les niveaux.
Les conclusions de la commission
porteront sur tout le territoire fe´de´ral,
me^me
si
la
commission
a
e´te´
spe´cifiquement constitue´e pour Bruxel-
les.
Un aspect tre`s important du fonctionne-
ment de cette commission se situe dans
le fait que le pouvoir judiciaire est
entie`rement
implique´
dans
le
bon
fonctionnement de la justice. Je le
voulais absolument parce que ce sont
surtout les gens de terrain qui peuvent
m'apporter de re´ponses. Je ne leur ai
pas donne´ de consignes spe´cifiques, je
ne les ai pas oblige´s a` suivre certaines
pistes, je ne leur ai pas interdit d'en
ouvrir d'autres. Je leur ai donne´ la
liberte´ de rechercher la fac¸on dont le
justiciable peut e^tre aide´ lorsqu'un
proble`me aigu se pose.
Je souligne e´galement que la seule
consigne que j'ai voulu donner en ce
qui concerne la situation bruxelloise a
trait a` la qualite´ du travail de premie`re
ligne.
Je
suis
convaincu
que
de
nombreuses ame´liorations peuvent e^tre
apporte´es sur ce point.
C 11 -
6
Chambre des Représentants de Belgique - Kamer van Volksvertegenwoordigers van Belgie¨
Législature 50e Zittingsperiode - SE 1999 BZ - Annales - Handelingen - COM 29.09.1999
Marc Verwilghen
Au niveau de la deuxie`me ligne,
c'est-a`-dire
le
degre´
d'appel,
le
proble`me concerne surtout la quantite´ et
il faut pouvoir e´mettre des jugements ou
des arre^ts pour combattre l'arrie´re´
judiciaire.
Les travaux de la commission ont e´te´
amorce´s a` la re´union du 20 septembre
1999. Ils se sont poursuivis hier. La
commission se re´unit chaque semaine.
Elle de´posera son rapport final avant la
fin du mois de de´cembre 1999. Elle le
fera en deux e´tapes.
Il
s'agit
de
recommandations
tre`s
pratiques, qui pourront e^tre mises en
oeuvre a` tre`s court terme : ce sont des
adaptations techniques qui ne posent
aucun proble`me sur le plan politique.
Par ailleurs, les recommandations qui
demandent un temps de re´flexion plus
important
seront
mises
en
oeuvre
ulte´rieurement.
Je
laisse
le
temps
ne´cessaire pour les appliquer, toutefois
en insistant sur le respect des de´lais
prescrits.
La commission pre´sentera donc re´gulie`-
rement, et en concertation avec le
ministre de la Justice, des rapports
interme´diaires. De cette manie`re, le
parlement restera informe´ des constata-
tions de la commission demandant un
de´bat en son sein.
M. Desmedt a commente´ les chiffres
repris dans les tableaux que j'avais
distribue´s lors de la pre´ce´dente re´union
en ce qui concerne la re´partition
linguistique. Je ne puis que confirmer
ses dires : en effet, a` l'heure actuelle, il
y a 32 places vacantes aupre`s du
tribunal
de
premie`re
instance
de
Bruxelles. Quant au parquet, la situation
a le´ge`rement change´. Actuellement, il
manque cinq membres francophones et
dix membres ne´erlandophones.
Et bien que les vacances d'emploi
mentionne´es dans le cadre de la loi sur
l'emploi
des
langues
constituent
indiscutablement un volet important de
la proble´matique de l'arrie´re´ judiciaire,
ce n'est pas, a` mon avis, le noeud du
proble`me. Je pense, par exemple, a` la
situation
de
la
cour
d'appel
de
Bruxelles, ou` la proble´matique linguis-
tique ne joue aucun ro^le lorsqu'il s'agit
de remplir le cadre.
Une enque^te sur les causes et les
solutions a` apporter a` l'arrie´re´ judiciaire
est sans aucun doute d'une grande
utilite´,
ne
fu^t-ce
que
pour
en
comprendre le pourquoi. L'on e´tudie
donc le rythme de travail, l'importance
du travail et la manie`re dont on mesure
ce travail.
Par ailleurs, le mandat donne´ au groupe
de travail sur l'arrie´re´ judiciaire n'est
pas limite´ aux sie`ges et aux parquets de
premie`re instance. Comme vous le
savez, leur mandat a e´te´ e´largi a` la cour
d'appel, aux justices de paix et aux
tribunaux de police.
En ce qui concerne la modification de la
le´gislation linguistique, je de´sire avoir
les re´sultats de la commission avant de
me prononcer sur quoi que ce soit.
Plusieurs pistes sont envisageables. Je
le sais pour avoir suivi le de´but des
travaux, alors que l'on pre´sentait le
contexte dans lequel le travail de cette
commission devait se faire. J'ai entendu
des e´changes de points de vue au sujet
de diverses pistes, dont entre autres,
l'instauration de proce´dures qui ne
doivent pas passer devant un tribunal :
les proce´dures d'arbitrage, de concilia-
tion, etc. Sur le plan de qualite´ et de la
quantite´, les e´changes de vue ont
e´galement e´te´ nombreux. Mais je n'ai
pas voulu m'immiscer dans le travail de
la commission, pour qu'on ne puisse
pas dire que le monde politique voulait
absolument arriver a` une re´forme sur le
plan de la le´gislation linguistique.
Donc, j'attends jusqu'au moment ou`
j'aurai obtenu les conclusions de la
commission.
Dernie`rement, j'ai encore rencontre´ les
principes qui, a` mes yeux, e´taient
toujours d'application. En effet, il ne
faut
pas
oublier
qu'a`
Bruxelles,
certaines personnes doivent e^tre servies
dans
les
deux
langues.
Je
crois
d'ailleurs que dans notre capitale, et
celle
de
l'Europe,
l'unilinguisme
obstine´ serait inacceptable. Je l'ai de´ja`
dit et je maintiens mes propos en la
matie`re.
Ceci dit, je continue a` consulter et a`
ta^ter le terrain, soutenu par les experts.
Je reviendrai devant vous lorsque je
penserai avoir trouve´ une solution
correcte et e´quilibre´e. La seule chose
que je vous demande, c'est de me
laisser le temps d'accomplir un travail
correct.
Le pre´sident : La parole est a` Mme
Joe¨lle Milquet.
Mme Joe¨lle Milquet
(PSC)
: Monsieur
le pre´sident, je remercie le ministre des
explications qu'il nous a donne´es. Nous
lui laisserons le temps qu'il demande,
d'autant plus que le de´lai n'est pas trop
long.
Je re´ite`re ma demande, a` savoir que la
commission puisse discuter des pistes
qui seront e´voque´es.
Bien que je ne sois pas une ardente
de´fenderesse
de
l'instauration
de
commissions, je souhaiterais que le
travail y effectue´ ne soit pas exclusif.
D'ici peu, le Conseil supe´rieur de la
justice se mettra en place et je suppose
qu'il devra s'atteler au proble`me de la
re´sorption de l'arrie´re´ judiciaire, avec
l'autonomie qui lui est confe´re´e par la
loi. Il s'agira donc d'un organe essentiel
pour obtenir des avance´es en la matie`re.
Le
pre´sident :
La
parole
est
a`
M. Claude Desmedt.
M.
Claude
Desmedt
(PRL
FDF
MCC) : Monsieur le pre´sident, premie`-
rement,
je
note
avec
inte´re^t
les
pre´cisions que le ministre nous a
fournies au sujet de la composition de la
commission qui sera donc paritaire. Les
deux intervenants exte´rieurs participe-
ront en effet comme consultants, mais
ne seront pas parties prenantes aux
de´libe´rations de la commission.
Deuxie`mement, vous avez raison de
souligner que la cour d'appel n'est pas
concerne´e
par
l'aspect
linguistique
puisque l'obligation de bilinguisme
n'existe pas au niveau des magistrats de
la cour d'appel.
Troisie`mement, des motifs techniques
interviennent.
On
peut
penser
a`
l'arbitrage pour acce´le´rer les proce´du-
res. Mais il est e´vident que si les
besoins d'un tribunal requie`rent un
cadre de 101 magistrats et qu'il en
manque 32, c'est une des causes de
l'arrie´re´ puisque le cadre n'est pas
complet. Le nombre de 101 magistrats
n'a
pas
e´te´
fixe´
par
hasard.
Actuellement, le tribunal de premie`re
instance de Bruxelles ne compte que les
deux tiers des magistrats requis. Par
conse´quent, monsieur le ministre - et
ici, je me de´marque de Mme Milquet -,
je ne demande pas des de´bats mais des
de´cisions. Je souhaiterais que lorsque la
commission aura termine´ ses travaux,
vous veniez nous pre´senter un projet
permettant de de´bloquer la situation. A
cet e´gard, je vous fais confiance.
De voorzitter : De heer Bourgeois heeft
de actualiteit zeer goed gevolgd, en
heeft nogmaals blijk gegeven van een
brede belangstelling buiten zijn eigen
regio. Hij heeft nogmaals de aandacht
willen vestigen op Brussel. Ik heb hem
erop gewezen dat hij twee weken
geleden een interpellatie heeft gehou-
den over hetzelfde onderwerp. De
plenaire vergadering heeft zich nog niet
eens
uitgesproken
over
de
toen
neergelegde moties. Ik zou er dan ook
op willen aandringen om, ondanks de
belangstelling voor de actualiteit, niet
steeds dezelfde materies aan te snijden.
C 11 -
7
Chambre des Représentants de Belgique - Kamer van Volksvertegenwoordigers van Belgie¨
Législature 50e Zittingsperiode - SE 1999 BZ - Annales - Handelingen - COM 29.09.1999
voorzitter
Mijnheer de minister, ik onthoud dat we
als kerstgeschenk een verslag zullen
ontvangen van een paritair samenge-
stelde commissie. Ik heb de tweetalig-
heid van deze commissie nog niet horen
vermelden, maar we zullen toetsen in
hoeverre de functionarissen tweetalig
zijn.
Na de conclusies van de minister over
de gehele problematiek, kunnen we
daar dan een debat aan wijden. Het is
een complexe materie, en gaat veel
verder
dan
de
werking
van
de
rechtbank.
Regeling van de werkzaamheden
Ordre des travaux
De voorzitter : De mondelinge vraag
nr. 42 van de heer Filip De Man wordt
naar een latere datum verschoven.
De mondelinge vraag nr. 83 van de heer
Karel Van Hoorebeke werd ingetrok-
ken.
De heer Karel Van Hoorebeke heeft het
woord.
De
heer
Karel
Van
Hoorebeke
(VU&ID) : Mijnheer de voorzitter, ten
eerste, ik heb mijn vraag ingetrokken,
niet omdat het onderwerp me niet na
aan het hart ligt, maar omdat ik niet
akkoord kan gaan met de eigengereide
handelwijze van de voorzitter van de
Kamer. De heer De Croo heeft mijn
interpellatieverzoek omgezet in een
vraag
zonder
de
conferentie
van
voorzitters te raadplegen. Ten tweede
was mijn interpellatie gericht tot de
eerste minister, en niet tot de minister
van Justitie. Dat zijn de redenen
waarom ik mijn vraag heb ingetrokken.
De
voorzitter :
Ik
noteer
deze
opmerkingen, maar ik spreek me daar
niet over uit. Uw fractieleider zal dit
kunnen aansnijden in de conferentie van
voorzitters,
wanneer
de
algemene
bevoegdheid van de voorzitter van de
Kamer daar ter sprake komt.
Samengevoegde mondelinge vragen
van :
- de heer Guido Tastenhoye aan de
minister
van
Justitie
over
een
amnestiemaatregel ter gelegenheid
van het prinselijk huwelijk
(nr. 47)
- de heer Claude Desmedt aan de
minister
van
Justitie
over
de
eventuele toekenning van collectieve
gratie
ter
gelegenheid
van
het
huwelijk van prins Filip
(nr. 70)
Questions orales jointes de :
- M. Guido Tastenhoye au ministre de
la Justice sur
l'application d'une
mesure d'amnistie a` l'occasion du
mariage princier
(n° 47)
- M. Claude Desmedt au ministre de
la Justice sur
l'e´ventuel octroi d'une
gra^ce
collective
a`
l'occasion
du
mariage du prince Philippe
(n° 70)
De
voorzitter :
De
heer
Guido
Tastenhoye heeft het woord.
De heer Guido Tastenhoye (Vlaams
Blok) :
Mijnheer
de
minister,
we
hebben allemaal het heuglijke nieuws
vernomen over de prinselijke verloving
en
het
toekomstige
huwelijk
op
4 december van dit jaar. Daar groeit
blijkbaar iets moois, en ik gun het
koppel
natuurlijk
van
harte
hun
huwelijksgeluk.
Ondanks deze heuglijke gebeurtenis is
er echter nog steeds geen toestand van
algemene verzoening. Vijftig jaar na het
bee¨indigen van de Tweede Wereldoor-
log, is er in Belgie¨ nog altijd geen
algemene amnestie afgekondigd voor
de slachtoffers van de repressie en
epuratie. Het wordt hoogtijd om deze
zwarte pagina uit onze geschiedenis om
te slaan.
Het huwelijk van prins Filip biedt
daarvoor een uitstekende gelegenheid :
het is gebruikelijk om bij zo een
uitzonderlijke gelegenheden een derge-
lijk gebaar te doen. Het is immers
39 jaar geleden - in 1960 trouwde
koning Boudewijn - dat er nog eens een
kroonprins in het huwelijk trad.
Ik herinner hier graag aan de oproep
van 17 Vlaamse progressieve intellec-
tuelen, die onlangs in De Standaard
hebben opgeroepen om deze pagina om
te draaien. Ik meen trouwens te weten
dat ook de VLD-voorzitter, de heer De
Gucht, zich in dergelijke zin heeft
uitgelaten. Ook de heer Louis Davids,
de
joodse
hoofdredacteur
van
het
Belgisch-Israe¨litisch weekblad, is een
voorstander van amnestie.
Overweegt
de
regering
om
een
algemene
amnestieregeling
af
te
kondigen voor alle slachtoffers van de
repressie en de epuratie ? Ik weet dat
formeel het parlement een amnestiewet
moet goedkeuren, maar de regering kan
wel een wetsontwerp hierover indienen.
Zo kunnen we een amnestiewet dan in
enkele
weken
tijd
in
de
Kamer
goedkeuren.
Mijnheer de minister, ik ga niet op mijn
kniee¨n zitten en bedelen aan de poort,
om het met een verwijzing naar het
Bormsgedicht van Willem Elsschot te
zeggen. Daarvoor voelen wij, Vlaams
nationalisten, ons te trots.
Als het Belgische regime vasthoudt aan
zijn hardvochtigheid en het feest van de
haat wil voortzetten, zullen wij ons met
nog meer ijver en volharding inzetten
voor het tot stand brengen van een
Vlaamse republiek, die - dat beloof ik u
-
als
eerste
maatregel
algemene
amnestie zal afkondigen.
Mijnheer de minister, tot slot, als u zou
overwegen een amnestiemaatregel aan
te kondigen voor misdadigers van
gemeen recht zult u het Vlaams Blok op
uw weg ontmoeten. Wij zijn voor het
verstrengen
van
alle
vormen
van
vervroegde invrijheidstelling. De feiten
- ik noem enkel de zaak-Dutroux -
geven ons meer dan gelijk.
Le
pre´sident :
La
question
de
M. Claude Desmedt a e´te´ jointe a` la
pre´ce´dente, mais elle porte en fait sur
une tout autre matie`re puisqu'il s'agit
d'un gra^ce collective que le gouverne-
ment peut de´cider seul sans intervention
le´gislative. La question a probablement
e´te´ jointe parce que l'occasion cite´e
e´tait la me^me.
La parole est a` M. Claude Desmedt.
M.
Claude
Desmedt
(PRL
FDF
MCC) : Monsieur le pre´sident, effecti-
vement, je ne parlerai pas d'amnistie
mais bien de droit de gra^ce et je ne
remonterai pas aussi loin dans le temps
que l'intervenant pre´ce´dent.
J'ai lu ou entendu, monsieur le ministre,
que vous aviez dit qu'il n'e´tait pas
question d'envisager une mesure de
gra^ce
collective
a`
l'occasion
du
prochain mariage princier.
Le droit de gra^ce est un droit royal qui,
dans
notre
pays,
s'exerce
par
le
contre-seing ministe´riel. Ce privile`ge
royal remonte a` l'ancien re´gime. On
peut discuter de son maintien dans les
textes, mais il existe.
Je m'interroge sur la rapidite´ avec
laquelle vous avez dit qu'il n'e´tait pas
question d'accorder une gra^ce collec-
tive a` l'occasion du mariage du prince
Philippe, faisant, dit-on, re´fe´rence au
cas Dutroux.
La gra^ce collective repre´sente ge´ne´rale-
ment une remise de peine de quelques
mois et ce n'est pas cela qui remettrait
en liberte´ des grands criminels, cela
abre´gerait la peine d'un certain nombre
de
personnes
auxquelles
il
reste
quelques mois a` purger. Sur le plan
C 11 -
8
Chambre des Représentants de Belgique - Kamer van Volksvertegenwoordigers van Belgie¨
Législature 50e Zittingsperiode - SE 1999 BZ - Annales - Handelingen - COM 29.09.1999
Claude Desmedt
humanitaire, on peut donc envisager,
dans certains cas, une gra^ce collective.
Un mariage princier est le type-me^me
d'occasion ou` l'on peut accorder ce
genre de gra^ce.
De`s lors, monsieur le ministre, je
souhaiterais savoir si votre de´cision - ou
la de´cision du gouvernement - est prise
a` cet e´gard. Ne pensez-vous pas qu'on
est
peut-e^tre
alle´
un
peu
vite,
notamment en faisant un rapprochement
entre la gra^ce et l'affaire Dutroux. Je
re´pe`te qu'une gra^ce collective consiste
en une remise de peine de 2, 3 ou 6 mois
accorde´e a` un certain nombre de
condamne´s. Tenant compte e´galement
- je sais que cet argument est conteste´ -
du surpeuplement des prisons et des
conditions de de´tention tre`s difficiles,
votre de´cision est-elle de´finitivement
arre^te´e ? Dans l'affirmative, quelle en
est la motivation ?
De voorzitter : De minister heeft het
woord.
Minister Marc Verwilghen : Mijnheer
de voorzitter, collega's, door het naar
voren brengen van deze twee vragen
hebt u meteen ook het noodzakelijke
onderscheid
gemaakt
tussen
een
amnestie- en een genademaatregel. Men
mag
dienaangaande
immers
geen
verwarring laten ontstaan. Zoals hier
reeds door de sprekers werd onder-
streept,
komt
een
genademaatregel
grondwettelijk toe aan de Koning via
een
koninklijk
besluit.
Amnestie
daarentegen, mijnheer Tastenhoye, kan
enkel worden toegekend via een wet die
door
het
parlement
moet
worden
goedgekeurd.
De regering ziet geen enkele reden om
een amnestiemaatregel te koppelen aan
het voorgenomen huwelijk van prins
Filip met jonkvrouw Mathilde.
Als u mij vraagt of er een wet komt,
moet ik daarop antwoorden dat, wat de
regering betreft, er geen enkele reden
geweest is om de amnestiemaatregelen
te koppelen aan het voorgenomen
huwelijk van prins Filip met jonkvrouw
Mathilde. Op dat vlak meen ik vrij
duidelijk te zijn.
En ce qui concerne le droit de gra^ce, je
dois dire que par le passe´, a` plusieurs
reprises, un droit de gra^ce collective a
e´te´
accorde´,
notamment
pour
des
occasions
exceptionnelles.
Je
me
rappelle qu'une gra^ce collective d'un an
(deux fois 6 mois) a e´te´ accorde´e a`
l'occasion
du
double
anniversaire
(60 ans du Roi et 40 ans de re`gne) du
Roi. Cette mesure a e´te´ line´airement
impose´e avec tout ce qui s'ensuit. Dans
le cas de Dutroux, par exemple, cela a
occasionne´ une re´duction de peine d'un
an.
Vous m'avez a` juste titre demande´ si je
n'e´tais pas un peu trop ha^tif en prenant
position. Mais soyez rassure´, monsieur
Desmedt, avant de m'exprimer sur ce
point, j'ai eu un entretien avec le
premier ministre et j'ai du^ attendre son
feu vert pour vous donner ma re´ponse.
De
voorzitter :
De
heer
Guido
Tastenhoye heeft het woord.
De heer Guido Tastenhoye (Vlaams
Blok) : Mijnheer de minister, ik had van
u geen ander antwoord verwacht en ben
bijgevolg niet teleurgesteld. Wij zullen
ons met nog meer ijver en volharding
inzetten voor de totstandkoming van
een Vlaamse Republiek.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Geert
Bourgeois
aan
de
minister
van
Justitie over
het recht op vertegen-
woordiging
door
een
raadsman
(nr. 74)
Question orale de M. Geert Bour-
geois au ministre de la Justice sur
le
droit de se faire repre´senter par un
conseil
(n° 74)
De
voorzitter :
De
heer
Geert
Bourgeois heeft het woord.
De heer Geert Bourgeois (VU&ID) :
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de
minister, bij mijn weten is Belgie¨ reeds
tweemaal
door
het
Europees
Hof
veroordeeld wegens schending van
artikel 6,3,c, van het Europees Verdrag
voor de Rechten van de Mens en artikel
14,3,d, van het Internationaal Verdrag
inzake de burgerrechten en politieke
rechten. Het gaat meer bepaald over het
recht om zich op een strafproces door
een advocaat te laten vertegenwoordi-
gen.
Ik
denk
aan
de
zaak
Van
Gijseghem, waar het hof van beroep in
Brussel het verzet ongedaan heeft
verklaard omdat de betrokkene niet
persoonlijk aanwezig was en zich door
zijn raadsman liet vertegenwoordigen.
Er is ook een arrest van het hof van
beroep van Gent, waar de zogenaamde
Garnalenbende zich heeft beroepen
op dezelfde bepalingen. Het Cassatie
beroep werd in beide zaken afgewezen,
maar in Straatsburg is Belgie¨ daarvoor
veroordeeld.
Ik denk dat deze situatie om een
wettelijke oplossing vraagt.
Terzake wens ik een aantal vragen te
stellen.
Ten eerste, hoeveel maal werd Belgie¨
reeds op die grond veroordeeld ?
Ten tweede, hoeveel bedraagt de totale
schadevergoeding waartoe Belgie¨ op
die grond werd veroordeeld ?
Ten derde, hoeveel procedures zijn op
die grond nog hangende ?
Ten vierde, bent u het met mij eens dat
het nodig is om terzake een wetgevend
initiatief te nemen ? Ik heb kennis van
de recente rechtspraak van het Hof van
Cassatie, dat zich op 8 juni 1999 heeft
aangesloten bij de rechtspraak van
Straatsburg en heeft geoordeeld dat het
hof van beroep in kwestie dit verzet ten
onrechte heeft afgewezen. Ik meen dat
het niet voldoende is dat Cassatie in die
zin
statueert.
Er
zijn
een
aantal
wetsartikelen
die
moeten
worden
aangepast
en
ik
denk
dat
de
problematiek ook iets breder moet
worden gezien. Als ik het goed begrijp,
worden
onze
bepalingen
van
het
strafwetboek terzake strijdig geacht met
een billijk proces, maar sluit men
tegelijk niet uit dat de wetgever toch
maatregelen treft om iemand ertoe aan
te zetten, eventueel te dwingen, om
aanwezig te zijn op zijn proces, weze
het dat men daaraan niet de sanctie van
het verstek mag verbinden.
De voorzitter : De minister heeft het
woord.
Minister Marc Verwilghen : Mijnheer
de
voorzitter,
collega's,
de
heer
Bourgeois geeft zelf reeds het antwoord
op de eerste vraag. Hij zegt dat Belgie¨
tweemaal veroordeeld is. Bij mijn
weten werd Belgie¨, bij arrest van
21 januari 1999 eenmaal veroordeeld in
de zaak Van Gyseghem, wat door u zeer
terecht werd aangehaald. Het is een vrij
recent arrest omtrent een inbreuk van
artikel 6 van het Europees Verdrag voor
de Rechten van de Mens.
Waar is de begripsverwarring ontstaan ?
Ze vloeit volgens mij voort uit een
aantal persberichten, waarin sprake is
van drie veroordelingen die ons land
zou hebben opgelopen. Er is een
belangrijke
wijziging.
Een
nieuw
Europees Hof voor de Rechten van de
Mens, dat sedert 1 november 1998
actief
is,
neemt
tegelijkertijd
de
beslissingen over de ontvankelijkheid.
Er zijn drie processen lopende met
betrekking
tot
een
vraag
voor
ontvankelijkheid, maar, laat het duide-
lijk zijn, bij mijn weten is er e´e´n
veroordeling.
Zo kom ik tot het hoofdstuk van de
schadevergoeding.
Belgie¨
werd
op
materieel gebied veroordeeld tot een
schadevergoeding van 300 000 frank,
C 11 -
9
Chambre des Représentants de Belgique - Kamer van Volksvertegenwoordigers van Belgie¨
Législature 50e Zittingsperiode - SE 1999 BZ - Annales - Handelingen - COM 29.09.1999
Marc Verwilghen
ter voldoening van de proceskosten van
de
verzoekster.
Wat
de
morele
schadevergoeding betreft, was het Hof
van oordeel dat de publicatie van het
recht in se volstond.
De
vraag
werd
gesteld
hoeveel
procedures er nog hangende zijn voor
het Europees Hof voor de Rechten van
de Mens. Over de ontvankelijkheid van
drie andere zaken wordt momenteel
uitspraak gedaan. Volgens mijn mening
is er een wetswijziging nodig. Het arrest
van het Hof van Cassatie is zonder de
minste twijfel een bron van recht. Het
arrest van 16 maart 1999 was het eerste
arrest waarin het Hof van Cassatie het
principe heeft aanvaard dat men bij
verstek de partij kon vertegenwoordi-
gen. Het is evident dat het arrest in de
wettekst een vertaling krijgt. Ik geef
mijn volledige medewerking aan de
oplossing bij wet van dit probleem.
De
voorzitter :
De
heer
Geert
Bourgeois heeft het woord.
De heer Geert Bourgeois (VU&ID) :
Mijnheer de voorzitter, ik dank de
minister voor zijn antwoord. Ik zal een
wetsvoorstel voorbereiden en er met de
minister over beraadslagen.
De voorzitter : Mijnheer Bourgeois, ik
durf u te suggereren een uitzondering te
maken en een schriftelijke volmacht te
vragen aan degene die zich aanmeldt
zonder dat de clie¨nt er is, als bewijs dat
hij mag optreden, anders zullen wij
moeilijkheden krijgen in de toekomst.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Questions orales jointes de :
- M. Thierry Giet au ministre de la
Justice sur
l'avenir de la commission
dite Franchimont
(n° 76)
- Mme Joe¨lle Milquet au ministre de
la
Justice
sur
la commission
Franchimont
(n° 88)
- M. Geert Bourgeois au ministre de
la Justice sur
la non-prolongation du
mandat de la commission Franchi-
mont
(n° 99)
- M. Charles Michel au ministre de la
Justice sur
la commission Franchi-
mont
(n° 101)
Samengevoegde mondelinge vragen
van :
- de heer Thierry Giet aan de minister
van Justitie over
de toekomst van de
commissie-Franchimont
(nr. 76)
- mevrouw Joe¨lle Milquet aan de
minister
van
Justitie
over
de
commissie-Franchimont
(nr. 88)
- de heer Geert Bourgeois aan de
minister
van
Justitie
over
de
niet-verlenging van het mandaat van
de commissie-Franchimont
(nr. 99)
- de heer Charles Michel aan de
minister
van
Justitie
over
de
commissie-Franchimont
(nr. 101)
Le
pre´sident :
La
parole
est
a`
M. Thierry Giet.
M. Thierry Giet
(PS)
: Monsieur le
pre´sident, monsieur le ministre, chers
colle`gues, ma question se base, comme
beaucoup d'autres questions d'ailleurs,
sur des articles parus dans la presse et
dont il semble ressortir que le ministre
souhaite mettre fin a` la commission de
re´forme de la proce´dure pe´nale.
Le contenu de ces articles m'a quelque
peu surpris pour diffe´rentes raisons.
1° On semble reprocher la lenteur des
travaux de cette commission. S'il est
incontestable qu'on a peu parle´, entre le
23 octobre 1991 et 1995-1996, des
travaux de cette commission, il faut
reconnai^tre qu'une fois que le monde
politique a eu la volonte´ de s'occuper de
cette commission et de ses travaux, le
mouvement
s'est
acce´le´re´,
sous
l'influence de certains e´ve´nements que
vous connaissez bien, pour arriver a` ce
que l'on a appele´ la loi Franchimont.
2° Cette commission a incontestable-
ment prouve´ qu'elle savait travailler
ardemment et dans des de´lais tout a` fait
honorables
puisqu'il
y
a
un
an,
beaucoup d'entre nous ont participe´ a`
un colloque organise´ par le Se´nat durant
lequel nous avons eu l'occasion de
consulter
et
de
commenter
un
avant-projet qui avait e´te´ distribue´ a`
l'ensemble
des
participants
a`
ce
colloque.
3° J'ai pu relever, dans les articles de
presse, des de´clarations des responsa-
bles
de
cette
commission
suivant
lesquels 90% du travail serait accompli
et ce, moins d'un an apre`s la tenue du
colloque que je viens d'e´voquer.
4° Il n'est pas contestable ni conteste´
qu'il est grand temps de comple´ter la
re´novation de notre proce´dure pe´nale.
Les avis sont unanimes a` cet e´gard. Et
me^me si je ne de´sire pas revenir sur le
de´bat que nous avons eu ce matin, en
particulier sur le de´bat europe´en relatif
a`
l'harmonisation
des
proce´dures
nationales,
il
conviendrait
que
la
Belgique ne reste pas avec un code
ancien et de´passe´.
5° Vous avez vous-me^me, lors d'une vie
ante´rieure, suivant l' expression consa-
cre´e, conside´re´ que le travail e´tait
inacheve´. Vous avez d'ailleurs cre´e´
l'expression de
petit Franchimont et
le 8 juillet 1997, en se´ance ple´nie`re de
la Chambre, vous avez exprime´ le
souhait, comme d'autres d'ailleurs, que
l'on poursuive et comple`te le travail
entrepris. Je lis deux passages du
compte rendu analytique :
Quoi qu'il
en soit, nous sommes en pre´sence d'une
mini-re´forme. Nous devons poursuivre
sur cette voie. Ceci est un petit
Franchimont
. Et enfin vous disiez,
inde´pendamment des arguments que
vous de´veloppiez dans le corps de votre
intervention :
C'est pourquoi le VLD
s'abstiendra lors du vote et insiste pour
poursuivre les efforts dans la bonne
direction
.
Puisqu'il s'agit d'une question et non
d'une interpellation, je ne de´velopperai
pas plus mon intervention et je vous
poserai la question suivante. Est-il
vraiment opportun, pour autant que ce
soit votre cas, de re´fle´chir, aujourd'hui,
a` la suppression de la commission de
re´forme de la proce´dure pe´nale en
prenant ainsi le risque d'enterrer cette
re´forme, e´tant bien entendu que, par
de´finition, tout ce qui pourrait e^tre
produit et qui semble de´ja` e^tre produit
par la commission de la re´forme de la
proce´dure pe´nale se retrouvera au
parlement,
apre`s
un
passage
au
gouvernement, pour faire l'objet d'un
de´bat parlementaire.
Il est hors de question et ce ne fut
d'ailleurs pas le cas pour la loi
Franchimont, d'accepter comme tel le
travail de cette commission. Ce travail a
e´te´ soumis a` un de´bat parlementaire et il
est entendu que toute option qui
pourrait e^tre prise par la commission
actuelle serait e´galement soumise a`
discussion parlementaire.
Le pre´sident : La parole est a` Mme
Joe¨lle Milquet.
Mme Joe¨lle Milquet
(PSC)
: Monsieur
le pre´sident, j'e´pargnerai du temps en
pre´cisant que j'approuve le contenu de
la question ante´rieure. Je me suis
e´galement e´tonne´e que des de´cisions
aussi rapides, voire brutales, aient e´te´
prises et je n'en comprends pas tout a`
fait les motifs. Je sais que ce type de
re´forme prend du temps. Je m'e´tonne
aussi que la personne la plus inte´resse´e,
a` savoir M. Franchimont - qui a donne´
e´norme´ment de son temps a` plusieurs
ministres de la Justice - n'a pas e´te´
pre´venu.
Je voudrais m'enque´rir des re´elles
motivations de cette de´cision. Que vont
devenir les re´sultats de cette commis-
sion ? Envisage-t-on des collaborations
avec
certains
membres
de
cette
commission ou va-t-on en cre´er une
nouvelle ?
C 11 -
10
Chambre des Représentants de Belgique - Kamer van Volksvertegenwoordigers van Belgie¨
Législature 50e Zittingsperiode - SE 1999 BZ - Annales - Handelingen - COM 29.09.1999
Joe¨lle Milquet
Quand on arrive au bout du chemin, il
est dommage de supprimer d'un trait de
la main une commission qui a bien
travaille´, me^me si ce fut long et si
certaines
dissensions
sont
parfois
apparues.
De
voorzitter :
De
heer
Geert
Bourgeois heeft het woord.
De heer Geert Bourgeois (VU&ID) :
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de
minister, in een interview met De
Morgen van 11 september hebt u
verklaard
het
mandaat
van
de
commissie-Franchimont niet te verlen-
gen. U hebt eraan toegevoegd dat de
nieuwe procedure het optreden van het
gerecht vertraagt in plaats van het te
versnellen.
In tegenstelling tot de twee vorige
sprekers vind ik uw beslissing het
mandaat niet te verlengen logisch en
onafwendbaar. De commissie beschikt
immers niet langer over voldoende
draagvlak. Professor Denauw heeft
reeds in 1993 zijn ontslag gegeven. In
oktober 1998 heeft professor Van den
Wyngaert haar ontslag ingediend zodat
de commissie aan Nederlandstalige kant
onvoldoende leden telt. Naar aanleiding
van het ontslag van mevrouw Van den
Wyngaert ontstond er beroering. Zij
heeft openlijk gewezen op de enorme
cultuurverschillen en de onenigheden
tussen Vlamingen en Franstaligen onder
meer inzake verjaring, nietigheden en
openbaarheid. Laat het duidelijk zijn
dat
dit
geen
waardeoordeel
over
professor Franchimont is.
Mijnheer de minister, de hervormingen
moeten echter wel worden voortgezet.
Ik wens twee vragen te stellen.
Een eerste vraag handelt over de
evaluatie van de
kleine Franchimont-
wet. Gaat u akkoord met een dergelijke
evaluatie ? Zo ja, hebt u terzake reeds
initiatieven genomen ? Komt er een
parlementair debat ?
Een tweede vraag heeft betrekking op
de verdere noodzakelijke hervormin-
gen. Ik hou een pleidooi voor een grote
betrokkenheid
van
het
parlement
veeleer door een voorafgaandelijk debat
over de hoofdlijnen te houden dan zich
onmiddellijk te buigen over teksten van
specialisten.
Le
pre´sident :
La
parole
est
a`
M. Charles Michel.
M. Charles Michel (PRL FDF MCC) :
Monsieur le pre´sident, monsieur le
ministre, je serai bref car certaines des
questions que je souhaitais vous poser
ont de´ja` e´te´ formule´es par d'autres
intervenants.
Ma question porte e´galement sur la
volonte´
affiche´e
de
supprimer
la
commission Franchimont. Cette volonte´
est-elle irre´versible ? Dans l'affirma-
tive, pouvez-vous nous expliquer les
raisons de votre de´cision ? J'aimerais
aussi savoir si vous avez pris cette
de´cision de fac¸on unilate´rale, sans
concertation pre´alable avec les mem-
bres de la commission et, en particulier,
avec son pre´sident.
J'ai une autre question qui a aussi e´te´
e´voque´e
par
M.
Giet
et
d'autres
parlementaires. D'apre`s les membres de
cette commission, 90% du travail aurait
e´te´ accompli et certains textes seraient
de´ja` disponibles. En tout e´tat de cause,
il ne resterait plus que quelques textes a`
finaliser. Que comptez-vous faire de
tous
ces
textes ?
Vous
seront-ils
soumis ? Seront-ils soumis au parle-
ment ? Ou, au contraire, de´cidez-vous
d'e´carter d'un simple revers de la main
l'ensemble des textes de´ja` re´dige´s ?
Ma dernie`re question, d'un ordre plus
ge´ne´ral,
a
toute
son
importance.
Personne ne conteste que notre Code
d'instruction
criminelle
date
d'une
e´poque ou` les magistrats se de´plac¸aient
a` cheval. Nous en sommes bien loin
aujourd'hui ! De`s lors, quelle me´thode
comptez-vous utiliser pour proce´der a` la
re´forme importante et difficile parce que
tre`s technique, de ce Code d'instruction
criminelle ?
De voorzitter : De minister heeft het
woord.
Minister Marc Verwilghen : Mijnheer
de voorzitter, collega's, sta mij toe even
te verwijzen naar het verleden. Toen ik
student was heb ik van professor
Bekaert strafrecht geleerd. Deze man
was enorm gefrustreerd omdat de
inspanningen die hij decennialang ten
dienste
van
de
gemeenschap
had
geleverd om het strafrecht te hervor-
men, nooit tot een bevredigend resultaat
hebben geleid. Dit heeft hem steeds erg
diep gegriefd. Ik begrijp dan ook dat de
commissie-Franchimont,
en
meer
bepaald
haar
voorzitter,
hetzelfde
gevoel zou kunnen hebben.
La commission dite Franchimont a e´te´
cre´e´e en mai 1991 et confirme´e par un
arre^te´ ministe´riel du 23 octobre 1991.
Jusqu'a` pre´sent, je n'ai pas fait pre´parer
et
encore
moins
signe´
un
arre^te´
ministe´riel abrogeant ladite commis-
sion. Elle existe donc encore.
Ne´anmoins,
je
m'interroge
sur
la
mission de cette commission telle que
de´finie en mai 1991, je cite :
Faire
l'inventaire des proble`mes actuels de la
justice pe´nale, mettre en e´vidence des
re´formes qui devraient e^tre adopte´es
d'urgence, sans pre´judice de choix plus
fondamentaux, re´unir les informations
relatives aux re´formes re´centes adop-
te´es ou en cours a` l'e´tranger, formuler
des propositions permettant de poser
des choix fondamentaux en matie`re
d'information et d'instruction judi-
ciaire.
Dans
une
phase
ulte´rieure,
re´diger un projet de loi re´formant le
Code d'instruction criminelle.
Ik stel vast dat wij na acht jaar werk
uiteindelijk e´e´n tastbaar geheel hebben
waarover de discussie is uitgeput. Ik
doel met name op de wet van 12 maart
1998.
Als
ik
die
acht
jaar
in
ogenschouw neem, wil ik dat op een
objectieve wijze doen. Ik weet dat de
commissie bijzondere werkzaamheden
heeft verricht. Dit heeft echter ook
behoorlijk wat tijd in beslag genomen.
Ik weet dat men achttien maanden heeft
gewacht op een advies van de Raad van
State. In se is ook dit een behoorlijk
lange tijd. Voorts weet ik dat de
regering een beslissing heeft moeten
nemen en dat die beslissing niet
onmiddellijk in het verlengde van het
terugkeren van het advies van de Raad
van State kon worden genomen. Tot slot
verklaren ook de werkzaamheden in het
parlement waarom acht jaar verloren is
gegaan, hoewel beide kamers een
bijzondere inspanning hebben geleverd.
Ik denk dat we daarbij ook even stil
moeten staan. Dit heeft voor mij toch
een rol gespeeld toen ik me heb
uitgedrukt over deze commissie. Er
moet ook een onderscheid worden
gemaakt tussen de evaluaties.
A ce sujet, j'ai dit ce matin que j'e´tais
pre^t a` en discuter, ici, au parlement.
Etant donne´ le contexte, le colle`ge des
procureurs ge´ne´raux, M. Lie´geois, a`
savoir l'expert qui suit la matie`re,
e´ventuellement M. Franchimont ou des
membres appartenant a` son groupe
d'e´tudes peuvent assister a` ce travail.
Cela me semble normal, puisqu'il s'agit
de l'e´valuation d'un travail de´ja` re´alise´.
J'ai e´galement ajoute´ que les e´chos me
semblaient beaucoup plus positifs que
la re´action craintive qui existait au
de´but des travaux. Ne´anmoins, il ne fait
aucun doute que le de´bat doit e^tre mene´
sur ce point. La question qui se pose a`
pre´sent
est
de
savoir
si
nous
poursuivons
dans
la
voie
de
la
commission Franchimont ?
In de regeringsverklaring vraagt men
ook de uitvoering van de derde pijler
van het Octopusakkoord. Dit houdt
onder meer de verdere voltrekking van
de strafrechtsprocedure in. Als er geen
algemene wijziging tot stand komt, zal
de strafrechtprocedure in het jaar 2008
haar tweehonderdste verjaardag vieren.
2008 kan nog wel veraf lijken, maar wat
C 11 -
11
Chambre des Représentants de Belgique - Kamer van Volksvertegenwoordigers van Belgie¨
Législature 50e Zittingsperiode - SE 1999 BZ - Annales - Handelingen - COM 29.09.1999
Marc Verwilghen
betekent acht jaar in een mensenleven ?
Dit is mijns inziens een te lange termijn
om goed te zijn vanuit het oogpunt van
wetsevaluatie.
C'est
la
raison
pour
laquelle
le
gouvernement a pris des de´cisions
relatives a` la priorite´. Selon moi, elle
n'est autre que le re`glement le´gal :
1.
du
statut
des
repentis,
des
te´moignages anonymes, du renverse-
ment de la charge de la preuve. Des
propositions
ont
e´te´
faites
plus
particulie`rement sur les deux derniers
projets que j'ai nomme´s. Un avis du
Conseil d'Etat a e´te´ demande´;
2. des techniques spe´ciales d'enque^te et
de recherche proactive;
3. d'un cadre concernant les informa-
teurs et la fac¸on de travailler avec
ceux-ci.
Ces priorite´s ont e´te´ de´gage´es par le
travail sur le terrain et sont revenues
syste´matiquement
lors
de
chaque
commission d'enque^te parlementaire.
En ce qui concerne la re´forme de la
proce´dure pe´nale, il va de soi que ces
trois pre´occupations sont prioritaires
pour nous et que nous travaillerons
spe´cifiquement sur ce terrain.
Ik moet u eerlijkheidshalve zeggen dat
ik gisteren een vrij langdurig en ernstig
onderhoud
heb
gehad
met
zowel
professor Franchimont als met profes-
sor Traest over de gevoerde werkzaam-
heden. Ik heb ook gisteren een vrij
omvangrijk, nieuw document gekregen,
dat weliswaar nog maar in e´e´n taal was
opgesteld.
Het
is
de
'Code
des
proce´dures pe´nales - Expose´ des motifs
et
avant-projets'.
Het
werd
mij
overhandigd door de heer Franchimont.
Ik kende het werk niet. Misschien
hebben mijn uitlatingen het klaarmaken
van dit document wel wat versneld,
waarover ik mij dan ook verheug. Ik
zeg dat dus niet met leedwezen. Laat
ons daarover geen onduidelijkheid tot
stand brengen.
Dans la note que M. Franchimont m'a
adresse´e sur ce point, il pre´cise que :
Les textes annexe´s repre´sentent 90% du
nouveau code de proce´dure pe´nale. Que
reste-t-il a` faire ?
1. Il s'agit de revoir les textes qui
touchent a` la police judiciaire en
fonction de la loi du 7 de´cembre 1998
organisant un service de police inte´gre´e
structure´ a` deux niveaux et des lois et
arre^te´s qui doivent encore intervenir.
2. Il faut aussi re´diger les textes relatifs
a` la cour d'assises ou au tribunal
criminel et a` la cour d'appel en matie`re
criminelle en fonction d'un choix qui
appartient au pouvoir politique. Des
suggestions sont faites a` cet e´gard dans
l'expose´ des motifs.
3. Il convient enfin d'inte´grer les textes
relatifs aux manie`res de se pourvoir
contre
les
arre^ts
et
jugements
et
quelques proce´dures particulie`res dont
l'e´tude et la re´daction ont e´te´ confie´es
aux professeurs B. et T.
4. Il faut incorporer des textes sur le
droit pe´nal international, e´tude qui fait
l'objet d'un contrat de recherche confie´
au professeur Van den Wyngaert.
Professor Van den Wyngaert maakt niet
langer deel uit van de commissie-
Franchimont. Ik merk trouwens op dat
er in het verleden niet alleen de door de
heer Bourgeois aangebrachte proble-
men
met
professor
Denauw
en
professor Van den Wyngaert, waren.
Er werden verwoede pogingen onderno-
men om een vervanger te vinden voor
professor Van den Wyngaert. Tot drie
keer toe werd daarvoor een aanzoek
gedaan, maar deze werden spijtig
genoeg
nooit
ingevuld.
Wellicht
speelden de op til zijnde verkiezingen
daarbij een rol : de academici vonden
het waarschijnlijk niet de moeite om
zich nog 'a` fond' - en misschien 'a`
fonds perdu' - in te zetten voor dit
wetenschappelijk onderzoek.
Ik sluit af. Het is vanzelfsprekend dat
het door deze commissie geleverde
werk
-een
aantal
keren
over
de
partijpolitieke grenzen heen - zeer
belangrijk is. Het zou spijtig zijn om al
wat bruikbaar is van de werkzaamheden
van de commissie-Franchimont, over-
boord te gooien en daarna opnieuw te
beginnen. Dat is zeker niet mijn
bedoeling.
D'ailleurs, lors de l'entretien que j'ai
eu, hier, avec le professeur Franchi-
mont, je me suis engage´ a` lire le
document de 245 pages qu'il m'a remis.
L'honne^tete´ intellectuelle exige que je
lise cet ouvrage dans son entie`rete´ pour
ensuite, en a^me et conscience, prendre
une de´cision que je communiquerai a`
M. Franchimont et son e´quipe. Je suis
convaincu que ces personnes ont essaye´
de donner le meilleur d'elles-me^mes.
Donc loin de moi l'ide´e de discre´diter
leur
travail.
Par
conse´quent,
je
m'accorde
un
de´lai
pour
prendre
position et, une fois la lecture termine´e,
je donnerai ma re´ponse a` M. Franchi-
mont. Par la suite, je vous en avertirai
imme´diatement.
De
voorzitter :
De
heer
Geert
Bourgeois heeft het woord.
De heer Geert Bourgeois (VU&ID) :
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de
minister, is de weergave van uw
woorden in De Morgen dan fout, of
komt u terug op een beslissing over die
verlenging ?
Minister Marc Verwilghen : In De
Morgen staat dat de drie door de
regering
genomen
prioriteiten
zo
spoedig
mogelijk
moeten
worden
uitgewerkt. Ik ben dan ook niet van plan
om
te
wachten
tot
de
grote
hervorming-Franchimont achter de rug
is. Als ik de tijd die daarvoor nodig is in
aanmerking neem, zou dat te lang
duren. 90% van het werk zou klaar zijn,
maar op die 10% wil ik niet wachten.
Dat is de ijsbergtheorie : slechts 10%
van de ijsberg bevindt zich boven water.
Het werk onder water zou dus klaar
zijn, en het monument boven water
moet nog worden afgewerkt. Uit het
gesprek van gisteren maakte ik op dat
men dacht aan minstens twee en
misschien zelfs vier jaar. Zo lang wil ik
niet wachten.
De drie prioriteiten van de regering
zullen als deelproject worden behan-
deld. Degenen die hun assistentie
hebben verleend aan de commissie-
Franchimont, zullen dit ook hierbij
kunnen
doen.
Ik
zoek
naar
een
praktische oplossing om deze prioritei-
ten met een zekere voorrang tot stand te
kunnen brengen.
In het gesprek gisteren kwam ook aan
bod dat dit alles in zijn geheel moet
worden bekeken. Ik heb daar begrip
voor : de filosofie van het grote concept
van de hervorming mag niet verloren
gaan omwille van de verwijdering bij
hoogdringendheid van drie 'rozijnen'.
Dit werk, dat mij volstrekt onbekend
was en me gisteren werd overhandigd
door professor Franchimont met een
verontschuldiging voor de laattijdig-
heid, zal ik eerst moeten bestuderen.
De voorzitter : Ik neem aan dat u de
juridische regel van een nieuw feit de
heropening van debatten - in dat licht
ziet en dat u hier mogelijk nog op
terugkomt.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Bart
Laeremans aan de minister van
Justitie over
de aanhouding van een
juwelier uit Harelbeke op 25 septem-
ber 1999
(nr. 89)
Question orale de M. Bart Laeremans
au
ministre
de
la
Justice
sur
l'arrestation d'un bijoutier a` Harel-
beke le 25 septembre 1999
(n° 89)
C 11 -
12
Chambre des Représentants de Belgique - Kamer van Volksvertegenwoordigers van Belgie¨
Législature 50e Zittingsperiode - SE 1999 BZ - Annales - Handelingen - COM 29.09.1999
De voorzitter : De heer Bart Laere-
mans heeft het woord.
De heer Bart Laeremans (Vlaams
Blok) : Mijnheer de voorzitter, mijnheer
de minister, de feiten zijn algemeen
bekend. Er was de zoveelste uitermate
drieste aanslag tegen juwelier Tyberg-
hien in die streek en ook de bekende
reactie van de juwelier, waarbij een van
de gangsters dodelijk werd geraakt.
Niet onbelangrijk is de context waarin
zich dat alles situeert. De zelfstandigen
in die streek en in het bijzonder de
juweliers leven er in permanente angst
en zijn radeloos omwille van het
uitblijven van opheldering in heel wat
dergelijke dossiers, omwille van het
gebrek aan steun vanwege de politie
zoals zij dat toch ervaren en omwille
van
de
onwil
van
steeds
meer
verzekeraars om mensen die ooit het
slachtoffer zijn geweest van dergelijke
aanranding
of
ramkraak
nog
te
verzekeren. In die context valt perfect te
begrijpen dat mensen hun handelszaak,
hun broodwinning, verdedigen en alles
doen om die te redden. In het verleden
werden wij reeds geconfronteerd met
deze wetgeving, maar nu kwamen onze
zeer
stringente
opvattingen
inzake
noodweer nogal schrijnend in de
schijnwerpers. In dit land is noodweer
enkel toegelaten wanneer de lichame-
lijke integriteit wordt bedreigd, niet
wanneer iemands goed in gevaar is. In
Nederland en Duitsland is dat wel zo.
Deze zeer strikte interpretatie leidt ertoe
dat men als het ware met de armen over
elkaar moet staan toekijken als de eigen
zaak wordt overvallen en er geen
lijfsgevaar is. Dat druist in tegen het
gezond verstand en tegen elke normale
menselijke reactie.
Mijnheer de minister, vindt u niet dat
onze wetgeving inzake noodweer te
stringent is en dringend moet worden
geactualiseerd en gemoderniseerd naar
Nederlands voorbeeld ?
Mijn tweede vraag betreft de merkwaar-
dige houding van het parket in dit
dossier. Het parket heeft een heel
merkwaardige
en
veel
te
ruime
interpretatie
gehanteerd
inzake
de
voorlopige hechtenis, waarbij iemand
die klaarblijkelijk en manifest geen
enkele
intentie
had
om
zich
te
onttrekken aan de werking van het
gerecht, zo lang in voorhechtenis werd
gehouden. Daarmee heeft men een heel
eigenaardig en merkwaardig signaal
gegeven aan de bevolking. Die heeft het
zo gei¨nterpreteerd dat daders blijkbaar
op veel meer begrip kunnen rekenen
dan slachtoffers. De grote verontwaar-
diging van de bevolking die hiervan het
gevolg was, kan men dan ook zeer goed
begrijpen. Hebt u zelf ingegrepen in dit
dossier ? Hebt u gebruik gemaakt van
uw positief injunctierecht, wat dan tot
die aanhouding heeft geleid, of hebt u
niet ingegrepen ?
De laatste vraag betreft de toekomst. Is
er al overleg geweest tussen Justitie en
Binnenlandse
Zaken
om
dergelijke
criminaliteit beter tegen te gaan en te
bestrijden ? Hoe komt het dat het
gerecht, het parket en de opsporings-
diensten, in deze materie zo slecht hun
werk hebben gedaan ? Hoe komt het dat
er zo weinig van dergelijke flagrante
zaken worden opgehelderd ? Ik verwijs
nog maar naar de recente gelijkaardige
overval in Charleroi. Het is inderdaad
werkelijk dramatisch aan het worden.
De voorzitter : De minister heeft het
woord.
Minister Marc Verwilghen : Mijnheer
de voorzitter, collega's, ik antwoord op
de mij gestelde vragen.
De eerste vraag luidde of ik gebruik heb
gemaakt van mijn positief injunctie-
recht
en
het
antwoord
daarop
is
ontkennend. Waarom heb ik dat niet
gedaan ?
Ik
heb
vastgesteld
dat
ambtshalve een strafvordering werd
ingesteld
door
de
procureur
des
Konings. Was dit niet gebeurd, dan had
ik van mijn injunctierecht gebruik
kunnen maken, maar hier zie ik niet in
waarom ik het zou hebben gebruikt.
Tweede vraag. Op de gronden van de
voorlopige hechtenis hoef ik mijns
inziens niet meer in te gaan. De
actualiteit van dit onderdeel van uw
vraag is achterhaald.
U vraagt mij vervolgens waarom er zo
weinig dergelijke overvallen worden
opgehelderd.
Er is geen specifieke toename van dit
soort misdrijven. De ophelderingsgraad
blijft echter gering omwille van de
toenemende professionaliteit en mobili-
teit van de daders. De preventieve
maatregelen schieten nog steeds te kort.
Naar aanleiding van de besprekingen
met betrekking tot het Veiligheidsplan
werd deze problematiek reeds bespro-
ken met het departement van Binnen-
landse Zaken. Er heeft reeds een
interkabinettenvergadering plaatsgehad.
Wat de actualisering van de wetsbepa-
ling inzake de wettelijke zelfverdedi-
ging betreft, deel ik mee dat dit geen
algemene maar een objectieve recht-
vaardigheidsgrond is. De wet bepaalt
dit uitdrukkelijk. Ik betreur dat men
altijd verwijst naar artikel 416 maar
zwijgt over artikel 417. Dit artikel
bepaalt dat er wettelijke vermoedens
van wettige verdediging bestaan zoals
de afwering bij nacht van de crimineel
in een bewoond huis en de verdediging
tegen diefstal of verhindering met
geweld tegen inbreuken. Zij kunnen de
vergelijking doorstaan met de bepalin-
gen
inzake
verdediging
die
in
Nederland en Duitsland bestaan.
Onze strafwet laat dit eveneens toe. Als
bevoegd minister kan ik mij daar
moeilijk over uitspreken. De rechts-
macht die uitspraak moet doen over een
dergelijk
dossier
zal
terzake
een
standpunt moeten innemen. Op dit
ogenblik blijf ik ervan overtuigd dat het
huidig wettelijk arsenaal volstaat.
De voorzitter : De heer Bart Laere-
mans heeft het woord.
De heer Bart Laeremans (Vlaams
Blok) : Mijnheer de voorzitter, mijnheer
de minister, ik ga niet akkoord met het
laatste element van uw antwoord. In
vergelijking met Nederland en Duits-
land hinkt onze wetgeving achterop. De
Nederlandse en Duitse wetgeving stelt
onomwonden dat
noodweer mogelijk
is als iemands goed in gevaar is.
Bovendien zeggen beide wetgevingen
dat een excessief gedrag dat door de
daad wordt uitgelokt -
in casu een
drieste
daad
waarop
de
juwelier
agressief
heeft
gereageerd
-
niet
strafbaar is.
De wetgever moet, mijns inziens, de
strafwetgeving
terzake
aanpassen.
Nederland en Duitsland zijn immers
geen repressieve en misdadigeronvrien-
delijke staten.
De voorzitter : De minister heeft het
woord.
Minister Marc Verwilghen : Als men
artikel 417 correct interpreteert, kan
men niet anders dan besluiten dat de
huidige wetgeving voldoende mogelijk-
heden bevat. Wat de proportionaliteit
betreft, kan alleen de rechterlijke macht
een juist oordeel vellen. Ik zie niet in
waarom zij zich over deze problematiek
niet zou mogen uitspreken.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Samengevoegde mondelinge vragen
van :
- de heer Luc Goutry aan de minister
van Justitie over
het probleem van
de overbevolking in het penitentiair
complex te Brugge
(nr. 86)
- de heer Luc Goutry aan de minister
van Justitie over
het kader van
kwartierchefs
in
het
penitentiair
complex te Brugge
(nr. 87)
C 11 -
13
Chambre des Représentants de Belgique - Kamer van Volksvertegenwoordigers van Belgie¨
Législature 50e Zittingsperiode - SE 1999 BZ - Annales - Handelingen - COM 29.09.1999
Questions orales jointes de :
- M. Luc Goutry au ministre de la
Justice
sur
le proble`me de la
surpopulation a` la prison de Bruges
(n° 86)
- M. Luc Goutry au ministre de la
Justice sur
le cadre des chefs de
quartier a` la prison de Bruges
(n° 87)
De voorzitter : De heer Luc Goutry
heeft het woord.
De heer Luc Goutry
(CVP)
: Mijnheer
de voorzitter, mijnheer de minister,
collega's,
het
hypermoderne
grote
gevangeniscomplex te Brugge bestaat
10 jaar en blaakt niet van sociale rust.
Reeds tijdens de vorige legislatuur
moest ik herhaaldelijk interpelleren,
omdat er zich dringende problemen
voordoen op personeelsvlak.
Ten eerste heb ik een aantal vragen over
de nu bijna permanente overbevolking
van de afdeling van de beklaagden en
de kortgestraften van de gevangenis van
Brugge. In de mannelijke afdeling II is
er zelfs een overbevolking van 50%. De
gevolgen laten zich gemakkelijk raden :
in cellen voor 1 persoon slapen soms
3
gedetineerden;
secties
voor
21 personen worden bevolkt door 33 tot
35 gevangenen; het gebeurt zelfs dat
1 penitentiair beambte moet waken over
25 gevangenen in de ontspannings-
ruimte. Dit kan niet anders dan tot
moeilijkheden leiden. Mensen die te
kort op mekaar zitten, zijn vlugger
gei¨rriteerd en agressief. Intussen werd
een beambte reeds door een dolge-
draaide gevangene aangevallen, waar-
door hij twee weken werkonbekwaam
was.
Het
fenomeen
is
overigens
niet
symptomatisch, maar structureel, want
ook de mannelijke afdeling I van de
langgestraften
is
overbevolkt.
Er
verblijven er 350 gevangenen, terwijl
de capaciteit slechts 315 gedetineerden
is.
In de gevangenissen van Leuven-
Centraal, Dendermonde en Oudenaarde
is er geen sprake van overbevolking.
Men werkt er met een wachtlijst en
numerus clausus. Zodra een plaats
vrijkomt, wordt de betrokkene daarvan
op de hoogte gebracht. Intussen wordt
deze in Brugge geplaatst, zodanig dat
die gevangenis kampt met een probleem
van overbevolking.
Mijnheer de minister, gaat het hier om
een specifiek probleem van Brugge of is
het algemeen voor alle gevangenissen ?
Waarom
geraakt
het
probleem
in
Brugge niet opgelost ? Is er een verschil
wat de bevolking betreft van afdelingen
voor kort- en langgestraften ? Zo ja,
waarom ? In welke gevangenis is dat
zo ?
Overweegt u om contractuele perso-
neelsleden aan te stellen om op korte
termijn enig soelaas te bieden ?
Mijn volgende vraag heeft betrekking
op een concreet probleem, in tegenstel-
ling tot de eerste die een fundamenteel
probleem betreft dat tot aberraties kan
leiden. Alleszins veroorzaakt het frictie
bij het personeel in Brugge. Waarover
gaat
het ?
20%
van
het
aantal
personeelsleden van niveau 3 volgens
het
kader
mogen
bevorderen
tot
kwartierchef. Er zou een tekst in
voorbereiding zijn dat dit percentage tot
22% wordt opgetrokken. In Brugge
blijft het aantal bevorderingen echter
beperkt tot 10%. Dus slechts de helft
van het toegestane aantal personeelsle-
den worden effectief tot kwartierchef
bevorderd. Dit heeft een dubbel gevolg.
Ten
eerste,
er
zijn
te
weinig
kwartierchefs in de gevangenis in
Brugge. Ten tweede, wie op een
bevordering wacht en merkt dat er niets
van
in
huis
komt,
vraagt
zijn
overplaatsing naar een andere gevange-
nis waar hij wel promotie kan maken.
Eigenlijk zouden deze personen op
termijn als kwartierchef naar Brugge
moeten terugkeren.
Men kan zich de vraag stellen waarom
dat zo is in Brugge.
De gevolgen hiervan zijn, ten eerste, dat
de Brugse gevangenis duidelijk over te
weinig kwartierchefs beschikt en, ten
tweede, dat de wachtenden die merken
dat er geen oplossing komt, hun mutatie
aanvragen naar andere gevangenissen
waar zij wel bevorderingsmogelijkhe-
den hebben. Na elders kwartierchef te
zijn geworden, zouden zij op termijn
eigenlijk
moeten
terugkeren
naar
Brugge.
Ik vraag mij werkelijk af waarom de
situatie niet wordt aangepast. Immers,
de gevangenis van Brugge scoort met
die 10% het laagst van alle andere
Belgische gevangenissen. Wat is de
reden daarvoor ?
Voorts is de vraag of de invoering van
de nieuwe norm van 22% zal leiden tot
een betekenisvolle aanpassing voor de
gevangenis van Brugge.
Mijnheer de minister, wanneer zal de
huidige norm van 20% eindelijk worden
vervangen door de norm van 22% ?
De voorzitter : De minister heeft het
woord.
Minister Marc Verwilghen : Mijnheer
de voorzitter, in eerste instantie wens ik
mij bij de overige commissieleden te
verontschuldigen voor de zeer techni-
sche aard van deze aangelegenheid en
van de vragen die erop betrekking
hebben.
Mijnheer Goutry, indien u wenst kan ik
u
het
antwoord
op
uw
vragen
persoonlijk verstrekken.
Uw eerste vraag heeft betrekking op de
overbevolking binnen het penitentiair
complex te Brugge. Dat is echter een
algemeen
probleem;
overbevolking
beperkt
zich
niet
alleen
tot
de
gevangenis van Brugge. Het peniten-
tiair complex van Brugge bestaat uit een
afdeling
mannen 1 met een capaciteit
van 299 eenheden en waar de bezetting
momenteel 348 eenheden is, en uit een
afdeling
mannen 2 met een capaciteit
van 188 eenheden, die thans 302
eenheden telt.
Met capaciteit bedoel ik e´e´n man per
cel, vandaar dat men moet spreken over
monocellen. Maar de realiteit gebiedt
ons de monocellen op te delen in
duocellen. De alzo gewijzigde capaci-
teit
is
de
volgende :
de
afdeling
mannen 1 kan 300 eenheden tellen en
de afdeling
mannen 2 kan er 380
tellen.
Zoals ik reeds zei is de overbevolking
geen typisch Brugs probleem. Maar het
penitentiair complex aldaar is nieuw en
zeer modern, vandaar dat de omstandig-
heden om er te verblijven vaak minder
inhumaan zijn dan elders. Daarom werd
ervoor geopteerd de monocellen om te
vormen tot duocellen. Trouwens, bij de
bouw van het complex werd rekening
gehouden met deze mogelijkheid.
Op
nationaal
vlak
worden
wij
geconfronteerd met een gevangenis-
overbevolking van 800 eenheden. Om
deze overbevolking te kunnen opvan-
gen, denk ik aan de nieuwbouwen die
thans zijn gepland te Ittre en te Hasselt,
maar hiermee bereiken wij slechts het
niveau van een volledige bezetting.
Vandaar dat mijn voorgangers uitkeken
naar andere systemen voor het uitzitten
van
straf,
zoals
bijvoorbeeld
het
elektronisch toezicht.
De bevolking in de afdeling voor de
beklaagden en de kortgestraften is
moeilijker te plannen aangezien zij aan
grote schommelingen onderhevig kan
zijn.
Op
ieder
ogenblik
kunnen
gedetineerden worden aangevoerd en er
moet ook rekening worden gehouden
met de voorlopige hechtenis.
Vanaf 1997 tot en met 1999 mocht het
departement jaarlijks 150 contractuele
penitentiaire beambten in dienst nemen.
Deze werden verspreid en verdeeld over
alle inrichtingen, naargelang de graad
van overbevolking. Nogmaals, overbe-
volking doet zich tegenwoordig nage-
noeg overal voor. De gevangenis in
C 11 -
14
Chambre des Représentants de Belgique - Kamer van Volksvertegenwoordigers van Belgie¨
Législature 50e Zittingsperiode - SE 1999 BZ - Annales - Handelingen - COM 29.09.1999
Marc Verwilghen
mijn geboortestad zou hieraan ontsnap-
pen, maar jammer genoeg moest ik
vernemen dat men ook daar met dit
probleem is geconfronteerd.
De tweede vraag heeft betrekking op de
kwartierchefs. De kwartierchef behoort
tot het middenkader van de penitentiaire
inrichting. Doorgaans is hij of zij
verantwoordelijk voor de leiding van
een afdeling van de gevangenis en staat
onder
rechtstreeks
gezag
van
de
penitentiaire assistent, met name de
vroegere hoofdbewaker. De verhouding
van het aantal kwartierchefs tot het
aantal penitentiaire beambten bedraagt
in het huidig kader 20%.
Ik zal nu antwoorden op uw tweede
vraag, namelijk over de kwartierchefs.
Ze behoren tot het middenkader van de
penitentiaire inrichting. Doorgaans zijn
ze verantwoordelijk voor de leiding van
een afdeling van de gevangenis en staan
ze onder het gezag van de penitentiaire
assistent, de vroegere hoofdbewaarder.
De
verhouding
van
het
aantal
kwartierchefs ten opzichte van het
aantal penitentiair beambten bedraagt in
het huidig kader 20%. Ik voeg daar
onmiddellijk
aan
toe
dat
dit
een
algemeen cijfer is binnen het nationaal
kader. Het aantal kwartierchefs binnen
een inrichting wordt bepaald door het
aantal posten dat in deze instelling
vacant is. Voor elke inrichting is de
situatie specifiek. Een aantal zaken
moeten steeds door een kwartierchef
worden
waargenomen.
Dit
geldt
bijvoorbeeld
voor
de
functie
van
portier- of centrumoverste. In kleine
inrichtingen met een beperkt kader zal
men
aan
een
hoger
percentage
kwartierchefs komen dan in Brugge. In
Brugge voorziet men in een kader van
64 mensen. Dit cijfer is aangepast aan
de functionele noodwendigheden van
deze specifieke inrichting.
Het dossier over de invoering van een
nieuwe norm wordt eerstdaags voorge-
legd aan de minister van Ambtenaren-
zaken. Ik heb voorgesteld het aandeel
van de kwartierchefs ten opzichte van
het aantal penitentiaire beamten te
verhogen van 20 tot 22%. Dit betekent
dat hun aantal zal verhogen van
909 naar 994. Waar deze mensen
worden ingezet, hangt af van de
functionele
behoeften
van
iedere
inrichting. Zodra er een definitieve
oplossing is, zal ik u die meedelen. Ik
wacht voorlopig op het antwoord van de
minister van Ambtenarenzaken.
De voorzitter : De heer Luc Goutry
heeft het woord.
De heer Luc Goutry
(CVP)
: Mijnheer
de voorzitter, ik dank de minister voor
zijn omstandig antwoord. Volgens u zijn
de problemen in de andere gevangenis-
sen dus minstens even groot. Ik had
daarover andere gegevens. U hebt wel
gezegd hoe de zaken er in het algemeen
voorstonden. U hebt zelf toegegeven
dat er een ernstige overbevolking is in
de inrichting in Brugge. Men kan
uiteraard
de
cellen
omvormen
tot
duocellen. Dat geldt echter niet voor de
mensen. Een bewaker kan zich niet
opsplitsen. Dat is ook gebleken toen
onlangs iemand werd aangevallen.
Mijnheer
de
minister,
worden
er
bijkomende contractuele krachten aan-
geworven in Brugge om de overbevol-
king op te vangen ? Zijn er volgens u
voldoende kwartierchefs in Brugge ?
Indien het kader op het nationaal vlak
vastligt, moet Brugge op niet meer
mensen rekenen.
Minister Marc Verwilghen : Mijnheer
Goutry, ik heb enkel gezegd dat het
aantal in Brugge nu 64 bedraagt. Indien
het percentage wordt verhoogd van 20
naar 22%, zal dit aantal uiteraard
wijzigen. Hoeveel er zullen bijkomen,
zal
afhangen
van
de
functionele
behoeften. Wellicht zal men op dat
ogenblik het dossier van Brugge moeten
herbekijken en nagaan of die behoeften
hoger zijn dan die 22%. Op dit ogenblik
komt men slechts tot 10%. We zullen
die zaak op dat ogenblik beslechten.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Tony
Van Parys aan de minister van
Justitie over
de gebrekkige samen-
werking van de gerechtelijke autori-
teiten in de dioxinecrisis
(nr. 102)
Question orale de M. Tony Van Parys
au ministre de la Justice sur
le
manque de collaboration des auto-
rite´s judiciaires dans la crise de la
dioxine
(n° 102)
De voorzitter : De heer Tony Van Parys
heeft het woord.
De heer Tony Van Parys
(CVP)
:
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de
minister, collega's, het recente optreden
van de gerechtelijke autoriteiten inzake
het dioxinedossier hebben me verwon-
derd. Ik veronderstel dat de minister
hierover mijn mening deelt. Het is
bekend dat het moederdossier over de
dioxinevergiftiging
in
Gent
wordt
behandeld. De onderzoeksrechter van
Gent behandeld de twee luiken, het
Vlaamse - met Verkest - en het Waalse -
met Fogra.
Op basis van berichten in de media
stellen
wij
vast
dat
de
Gentse
gerechtelijke
autoriteiten
op
een
bepaald
ogenblik
de
BBI
hebben
ingeschakeld, waaruit men kan afleiden
dat er ook een financieel-fiscaal kantje
kleeft
aan
het
dossier.
Plotseling
kwamen ook de Brusselse gerechtelijke
autoriteiten op de proppen, klaarblijke-
lijk naar aanleiding van een persbericht.
Hierdoor ontstond uiteraard een coo¨rdi-
natieprobleem. Zowel Gent als Brussel
lijken in dit luik van het dossier
gei¨nteresseerd.
Mijnheer de minister, bevoegdheids- en
procedure-incidenten
in
dit
dossier
kunnen wij missen als kiespijn. Welke
maatregelen zullen, inzake de dioxine-
vergiftiging, worden genomen voor een
degelijke coo¨rdinatie tussen het finan-
cie¨le luik enerzijds en het moederdos-
sier anderzijds ? Hoe zal een gei¨nte-
greerde
aanpak
tot
stand
worden
gebracht ? Een vraag die eveneens rijst
is of de gebrekkige coo¨rdinatie door de
interventie van de Brusselse gerechte-
lijke autoriteiten het dossier nadelig
heeft bei¨nvloed. Ik heb vragen bij de
bevoegdheid van de Brusselse onder-
zoeksrechter, die eventueel gevolgen
kan hebben voor de onderzoeksdaden
die werden gesteld.
De voorzitter : De minister heeft het
woord.
Minister Marc Verwilghen : Mijnheer
de voorzitter, collega's, ik denk dat er
zich
momenteel
geen
ministerie¨le
initiatieven opdringen om de coo¨rdina-
tie te bevorderen tussen het financieel-
fiscale luik van het dossier en het
eigenlijke dossier van de dioxinevergif-
tiging. Na overleg tussen de parketten
van Gent en Brussel is immers beslist
dat de onderzoeksrechter in Brussel zal
worden
ontlast
wat
de
consorten
Verkest
betreft.
De
procureur
des
Konings in Brussel zal het dossier
overmaken aan zijn ambtgenoot in
Gent. Ik heb ondertussen ook vernomen
dat in Gent een onderzoeksrechter zal
worden gevorderd. Er zal worden
samengewerkt tussen de financieel-
economische sectie van de gerechtelijke
politie en de onderzoekscel van het
eigenlijke dioxinedossier, dat u terecht
in Gent hebt gesitueerd.
U vroeg of deze gebrekkige coo¨rdinatie
door de interventie van de Brusselse
gerechtelijke autoriteiten het dossier
nadelig heeft bei¨nvloed. De nadelige
invloed ging mijns inziens uit van de
publicatie van een artikel in een krant.
Het is deze publicatie die e´n de
gerechtelijke autoriteiten in Gent tot een
coo¨rdinatievergadering hebben bewo-
gen, wat normaal is, e´n de onderzoeks-
rechter in Brussel die zich bezighield
C 11 -
15
Chambre des Représentants de Belgique - Kamer van Volksvertegenwoordigers van Belgie¨
Législature 50e Zittingsperiode - SE 1999 BZ - Annales - Handelingen - COM 29.09.1999
Marc Verwilghen
met
een
dossier
inzake
financie¨le
repercussies, heeft aangezet om onmid-
dellijk tussen te komen. Het is dus een
externe factor die aan de basis ligt van
het
feit
dat
twee
verschillende
gerechtelijke reacties zijn ontstaan. Ik
ben ervan overtuigd dat, indien geen
van beiden had gereageerd, wij zeer
kwaad zouden zijn geweest. Nu hebben
twee partijen tegelijkertijd gereageerd,
maar zij hebben het probleem dat zou
kunnen rijzen, opgelost. De paradox
van het verhaal is dat, mocht die
publicatie er, via een
vent favorable
niet zijn gekomen, het niet duidelijk is
of er op dat vlak enig onderzoek zou
zijn geweest. Ook hiermee moeten we
rekening houden. Voor mij is dit
incident - in zoverre het er ooit is
geweest - gesloten.
De voorzitter : De heer Tony Van Parys
heeft het woord.
De heer Tony Van Parys
(CVP)
:
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de
minister, uw antwoord was duidelijk.
De
ontlasting
van
de
Brusselse
onderzoeksrechter drong zich op om
verdere problemen in dit dossier te
voorkomen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
- De openbare commissievergadering
wordt gesloten om 16.25 uur.
- La re´union publique de commission
est leve´e a` 16.25 heures.
C 11 -
16
Chambre des Représentants de Belgique - Kamer van Volksvertegenwoordigers van Belgie¨
Législature 50e Zittingsperiode - SE 1999 BZ - Annales - Handelingen - COM 29.09.1999
Inhoud
Woensdag 29 september 1999
COMMISSIE VOOR DE JUSTITIE
-
C 011
Mondelinge vraag van de heer Geert Bourgeois aan de minister
van Binnenlandse Zaken over
de beroering naar aanleiding van
de dood van een lid van de bende Joubert in de Frans-Belgische
grensstreek
(nr. 19)
(Het antwoord werd verstrekt door de minister van Justitie)
1
sprekers : Geert Bourgeois, voorzitter van de VU&ID-
fractie, Marc Verwilghen, minister van Justitie
Interpellatie van de heer Karel Van Hoorebeke tot de minister
van Justitie over
de werking van de Marokkaanse-Belgische
Commissie
(nr. 38)
2
sprekers : Karel Van Hoorebeke, Marc Verwilghen,
minister van Justitie
Samengevoegde interpellaties van :
- mevrouw Joe¨lle Milquet tot de minister van Justitie over
de rechtbanken en het gebruik der talen in gerechtszaken te
Brussel
(nr. 42)
- de heer Claude Desmedt tot de minister van Justitie over
de zorgwekkende toestand waarin te Brussel de rechtbank van
eerste aanleg en het parket verkeren ingevolge het tekort aan
magistraten
(nr. 61)
4
sprekers :
Joe¨lle
Milquet,
Claude
Desmedt,
Marc
Verwilghen, minister van Justitie
Samengevoegde mondelinge vragen van :
- de heer Guido Tastenhoye aan de minister van Justitie over
een amnestiemaatregel ter gelegenheid van het prinselijk
huwelijk
(nr. 47)
- de heer Claude Desmedt aan de minister van Justitie over
de
eventuele toekenning van collectieve gratie ter gelegenheid van
het huwelijk van prins Filip
(nr. 70)
8
sprekers : Guido Tastenhoye, Claude Desmedt, Marc
Verwilghen
, minister van Justitie
Mondelinge vraag van de heer Geert Bourgeois aan de minister
van Justitie over
het recht op vertegenwoordiging door een
raadsman
(nr. 74)
9
sprekers : Geert Bourgeois, voorzitter van de VU&ID-
fractie, Marc Verwilghen, minister van Justitie
Samengevoegde mondelinge vragen van :
- de heer Thierry Giet aan de minister van Justitie over
de toekomst van de commissie-Franchimont (nr. 76)
- mevrouw Joe¨lle Milquet aan de minister van Justitie over
de commissie-Franchimont (nr. 88)
- de heer Geert Bourgeois aan de minister van Justitie over
de niet-verlenging van het mandaat van de commissie-
Franchimont
(nr. 99)
- de heer Charles Michel aan de minister van Justitie over
de commissie-Franchimont (nr. 101)
10
sprekers : Thierry Giet, Joe¨lle Milquet, Geert Bourgeois,
voorzitter van de VU&ID-fractie, Charles Michel, Marc
Verwilghen
, minister van Justitie
Sommaire
Mercredi 29 septembre 1999
COMMISSION DE LA JUSTICE
-
C 011
Question orale de M. Geert Bourgeois au ministre de l'Inte´rieur
sur
l'e´moi cause´ par la mort d'un membre de la bande Joubert
dans la re´gion frontalie`re franco-belge
(n° 19)
(La re´ponse a e´te´ donne´e par le ministre de la Justice)
1
orateurs : Geert Bourgeois, pre´sident du groupe VU&ID,
Marc Verwilghen, ministre de la Justice
Interpellation de M. Karel Van Hoorebeke au ministre de la
Justice
sur
le fonctionnement de la Commission
belgo-marocaine
(n° 38)
2
orateurs : Karel Van Hoorebeke, Marc Verwilghen,
ministre de la Justice
Interpellations jointes de :
- Mme Joe¨lle Milquet au ministre de la Justice sur
les juridictions et l'emploi des langues en matie`re judiciaire a`
Bruxelles
(n° 42)
- M. Claude Desmedt au ministre de la Justice sur
la situation
pre´occupante au tribunal de premie`re instance et au parquet de
Bruxelles a` la suite du manque de magistrats
(n° 61)
4
orateurs :
Joe¨lle
Milquet,
Claude
Desmedt,
Marc
Verwilghen, ministre de la Justice
Questions orales jointes de :
- M. Guido Tastenhoye au ministre de la Justice sur
l'application d'une mesure d'amnistie a` l'occasion du mariage
princier
(n° 47)
- M. Claude Desmedt au ministre de la Justice sur
l'e´ventuel
octroi d'une gra^ce collective a` l'occasion du mariage du prince
Philippe
(n° 70)
8
orateurs : Guido Tastenhoye, Claude Desmedt, Marc
Verwilghen
, ministre de la Justice
Question orale de M. Geert Bourgeois au ministre de la Justice
sur
le droit de se faire repre´senter par un conseil (n° 74)
9
orateurs : Geert Bourgeois, pre´sident du groupe VU&ID,
Marc Verwilghen, ministre de la Justice
Questions orales jointes de :
- M. Thierry Giet au ministre de la Justice sur
l'avenir de la
commission dite Franchimont
(n° 76)
- Mme Joe¨lle Milquet au ministre de la Justice sur
la commission Franchimont (n° 88)
- M. Geert Bourgeois au ministre de la Justice sur
la non-prolongation du mandat de la commission
Franchimont
(n° 99)
-
M.
Charles
Michel
au
ministre
de
la
Justice
sur
la commission Franchimont (n° 101)span>
10
orateurs : Thierry Giet, Joe¨lle Milquet, Geert Bourgeois,
pre´sident du groupe VU&ID, Charles Michel, Marc
Verwilghen
, ministre de la Justice
11 -
I
Chambre des Représentants de Belgique - Kamer van Volksvertegenwoordigers van Belgie¨
Législature 50e Zittingsperiode - SE 1999 BZ - Annales - Handelingen - COM 29.09.1999
Mondelinge vraag van de heer Bart Laeremans aan de minister
van Justitie over
de aanhouding van een juwelier uit Harelbeke
op 25 september 1999
(nr. 89)
12
sprekers : Bart Laeremans, Marc Verwilghen, minister van
Justitie
Samengevoegde mondelinge vragen van :
- de heer Luc Goutry aan de minister van Justitie over
het probleem van de overbevolking in het penitentiair complex
te Brugge
(nr. 86)
- de heer Luc Goutry aan de minister van Justitie over
het kader van kwartierchefs in het penitentiair complex te
Brugge
(nr. 87)
13
sprekers : Luc Goutry, Marc Verwilghen, minister van
Justitie
Mondelinge vraag van de heer Tony Van Parys aan de minister
van Justitie over
de gebrekkige samenwerking van de
gerechtelijke autoriteiten in de dioxinecrisis
(nr. 102)
15
sprekers : Tony Van Parys, Marc Verwilghen, minister van
Justitie
Question orale de M. Bart Laeremans au ministre de la Justice
sur
l'arrestation d'un bijoutier a` Harelbeke le 25 septembre
1999
(n° 89)
12
orateurs : Bart Laeremans, Marc Verwilghen, ministre de
la Justice
Questions orales jointes de :
- M. Luc Goutry au ministre de la Justice sur
le proble`me de
la surpopulation a` la prison de Bruges
(n° 86)
- M. Luc Goutry au ministre de la Justice sur
le cadre des chefs
de quartier a` la prison de Bruges
(n° 87)
13
orateurs : Luc Goutry, Marc Verwilghen, ministre de la
Justice
Question orale de M. Tony Van Parys au ministre de la Justice
sur
le manque de collaboration des autorite´s judiciaires dans la
crise de la dioxine
(n° 102)span>
15
orateurs : Tony Van Parys, Marc Verwilghen, ministre de
la Justice
11 -
II
Chambre des Représentants de Belgique - Kamer van Volksvertegenwoordigers van Belgie¨
Législature 50e Zittingsperiode - SE 1999 BZ - Annales - Handelingen - COM 29.09.1999