BELGISCHE KAMER
VAN VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
50e ZITTINGSPERIODE
BUITENGEWONE ZITTING 1999
HANDELINGEN VAN DE
OPENBARE COMMISSIEVERGADERINGEN
28/09/1999
C 010
Buitenlandse Betrekkingen
CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE BELGIQUE
50e LÉGISLATURE
SESSION EXTRAORDINAIRE 1999
ANNALES DES
RÉUNIONS PUBLIQUES DE COMMISSION
28/09/1999
C 010
Relations extérieures
Annales
Les annales sont le compte rendu intégral des séances
plénières et des réunions publiques de commission où sont
développées les interpellations.
Elles sont publiées sous forme de deux fascicules :
- le premier, de couverture blanche et portant les lettres
PLEN en bas de page, regroupe les annales des séances
plénières;
- le second, de couverture beige et portant les lettres COM
en bas de page, regroupe les annales des réunions
publiques de commission où sont développées des
interpellations.
Les séances et les re´unions ont une numérotation continue
par session. Ce numéro se retrouve sur la couverture ainsi
que sur chaque page avant la pagination. Les se´ances
ple´nie`res ont une pagination continue. Les re´unions
publiques de commission sont pagine´es par fascicule.
Les annales peuvent également e^tre consultées sur
l'Internet-website de la Chambre des Représentants, à
l'adresse http://www.LaChambre.be
Handelingen
De handelingen zijn het woordelijk verslag van de plenaire
vergaderingen en van de in openbare commissievergaderin-
gen gehouden interpellaties.
Ze worden in twee edities uitgegeven :
- de eerste, met witte kaft en met de letters PLEN in de
voettekst, bevat de handelingen van de plenaire
vergaderingen;
- de tweede, met beige kaft en met de letters COM in de
voettekst, bevat de handelingen van de in openbare
commissievergaderingen gehouden interpellaties.
De vergaderingen worden per zittingsperiode doorlopend
genummerd. Het vergaderingsnummer staat op de kaft en op
elke bladzijde vóór de paginering afgedrukt. De plenaire
vergaderingen
worden
doorlopend
gepagineerd.
De
openbare commissievergaderingen worden per brochure
gepagineerd.
De handelingen worden tevens bekendgemaakt op de
Internet-website van de Kamer van Volksvertegenwoordi-
gers, adres http://www.DeKamer.be
EXPLICATIONS DES SIGLES - TOELICHTING BIJ DE AFKORTINGEN
CVP
: Christelijke Volkspartij
ECOLO-AGALEV : Ecologistes confédérés pour l'organisation de luttes orginiales/Anders Gaan Leven
FN
: Front National
PRL-FDF
: Parti réformateur libéral - Front démocratique francophone
PS
: Parti socialiste
PSC
: Parti social-chrétien
SP
: Socialistische Partij
VL.BLOK
: Vlaams Blok
VLD
: Vlaamse Liberalen en Democraten
VU
: Volksunie
COMMISSION
DES RELATIONS EXTE´RIEURES
COMMISSIE
VOOR DE BUITENLANDSE BETREKKINGEN
RE´UNION PUBLIQUE DU
MARDI 28 SEPTEMBRE 1999
OPENBARE VERGADERING VAN
DINSDAG 28 SEPTEMBER 1999
PRE
´ SIDENCE de
M. Geert Versnick
VOORZITTER :
De heer Geert Versnick
La se´ance est ouverte a` 15.07 heures.
De vergadering wordt geopend om 15.07 uur.
Mondelinge vraag van de heer Guido
Tastenhoye aan de staatssecretaris
voor Buitenlandse Handel over
de
plannen van de regering om in het
buitenland een imagocampagne op te
zetten om het bezwadderde blazoen
van dit land wat op te poetsen
(nr. 75)
Question
orale
de
M.
Guido
Tastenhoye au secre´taire d'Etat au
Commerce exte´rieur sur
les plans du
gouvernement pour mettre sur pied
une campagne destine´e a` redorer a`
l'e´tranger le blason terni de notre
pays
(n° 75)
De
voorzitter :
De
heer
Guido
Tastenhoye heeft het woord.
De heer Guido Tastenhoye (Vlaams
Blok) : Mijnheer de voorzitter, mijnheer
de staatssecretaris, wij vernemen uit de
media dat de Belgische regering na de
schandalen
die
het
land
hebben
geteisterd, het blazoen van Belgie¨ wil
gaan oppoetsen door middel van een
imagocampagne in het buitenland. Dit
roept bij mij vragen op, want normaal
gezien voert men maar een reclame- of
een imagocampagne voor een product
waarvan men overtuigd is dat het goed
is.
Afgezien van deze bedenking, wens ik
van de staatssecretaris te vernemen hoe
deze campagne er zal uitzien en welke
middelen ervoor worden uitgetrokken.
Ik zou graag weten of de Gewesten en
de Gemeenschappen daarbij betrokken
worden, want zoals u weet, mijnheer de
staatssecretaris, is de materie waarvoor
u
meer
specifiek
bevoegd
bent
grotendeels geregionaliseerd. Ik meen
dat het in dat geval aangewezen is de
Gewesten en de Gemeenschappen voor
deze campagne in te schakelen. Wie is
eigenlijk de politieke verantwoordelijke
voor deze campagne ? Welke firma
wordt belast met de uitvoering van die
campagne ? Of, wordt de uitvoering
ervan aan de administratie overgelaten ?
Als het een particuliere firma is, hoe
gebeurde de toewijzing ?
De voorzitter : De staatssecretaris heeft
het woord.
Staatssecretaris
Pierre
Chevalier :
Mijnheer
de
voorzitter,
mijnheer
Tastenhoye, uw bezorgdheid om het
imago van ons land siert u en ik meen
dat alle aanwezigen deze bekommering
delen. U verwijst naar een aantal
gebeurtenissen die het imago van ons
land niet altijd hebben gediend en u stelt
daaromtrent een aantal vragen.
U vraagt mij hoe die campagne eruit zal
zien. Welnu, ik heb in een aantal
interviews en publieke verklaringen
deze campagne even toegelicht en
terzake een aantal ideee¨n gelanceerd. Ik
zal in dat verband zeer binnenkort een
nota indienen bij de Ministerraad,
waarin de doelstellingen en de methode
van de imagocampagne vervat zullen
zijn.
Wat nu reeds duidelijk moet zijn voor
het
parlement
is
dat
het
geen
dioxinecampagne mag zijn. Met
andere woorden, hoewel de dioxinege-
beurtenissen de meest recente zijn,
moet men in het buitenland zeker niet
de indruk wekken dat wij de jongste
maanden verwoede inspanningen leve-
ren om de nadelige effecten ervan, die
wij tot op heden in onze export
ondervinden, wat bij te stellen. Ik
ontvang op zeer geregelde basis - twee
tot drie keer per dag - ambassadeurs van
landen waarmee wij nog problemen
hebben op dat vlak. Daarmee bedoel ik
dat wij dagelijks werken aan het
wegwerken van de nadelige effecten
van de dioxinecrisis, maar wij moeten
vermijden de indruk te wekken dat de
imagocampagne die wij op het getouw
zetten alleen zou ingegeven zijn door de
dioxinecrisis. Het moet de bedoeling
zijn de positieve aspecten van het
Belgische imago - die zijn er ook, of u
mij gelooft of niet - in de verf te zetten.
Zowel op het vlak van industrie en
diensten als van wetenschap en cultuur
moet Belgie¨ in het buitenland het imago
krijgen van een modern federaal land
met respect voor het verleden, met een
creatieve en innovatieve bevolking en
met gemeenschappen en gewesten. In
dit beeld moet bijzondere aandacht
worden geschonken aan de kwaliteit
van
de
producten
die
het
land
produceert, zijn levenswijze en zijn
levensstandaard. In de regeringsverkla-
ring van 14 juli 1999 hebt u van de
eerste minister kunnen horen dat dit een
van de prioriteiten is van deze regering.
De campagne sluit dan ook zeer nauw
aan bij de doelstelling van de regering
om van Belgie¨ terug een modelstaat te
maken met een zorgzame en efficie¨nte
overheid. Dat was ten andere het
signaal dat de kiezer op 13 juni heeft
gegeven.
Mijnheer Tastenhoye, deze campagne
zou in januari 2000 van start moeten
gaan. Ze zal een looptijd van 18
C 10 -
1
Chambre des Représentants de Belgique - Kamer van Volksvertegenwoordigers van Belgie¨
Législature 50e Zittingsperiode - SE 1999 BZ - Annales - Handelingen - COM 28.09.1999
Pierre Chevalier
maanden hebben. In juli 2001 zal
Belgie¨ immers het voorzitterschap van
de Europese Unie op zich nemen. De
periode van 18 maanden is dus niet
zonder belang.
Verder moet het duidelijk zijn dat groots
opgezette
promotiecampagnes
met
grote advertenties in de internationale
kranten en media en gericht op de
consumenten niet alleen weinig produc-
tief maar ook buitensporig duur zijn.
Een efficie¨nte campagne moet vooral
doelgericht zijn, zowel met betrekking
tot de landen als tot de doelgroepen
waarop men zich richt. Vandaar het
voorstel om deze campagne in de eerste
plaats op buitenlandse decision makers
te richten. Buitenlandse overheden,
grote invoerders en distributeurs van
Belgische goederen en diensten, media
en opinieleiders moeten daarbij worden
benaderd.
Er
zal
een
bijzondere
inspanning moeten worden geleverd
voor de meer dan duizend buitenlandse
correspondenten die in Brussel leven en
werken. Wij zullen uiteraard de hulp
inroepen van internationale bureaus
voor public relations. Wat de geviseerde
landen betreft, zullen wij ons met het
oog op de kosten en de omvang van de
campagne moeten beperken tot de
twintig belangrijkste handelspartners
van Belgie¨.
Samen met de minister van Buiten-
landse Zaken zal ik een stuurgroep
oprichten
om
de
campagne
te
begeleiden. Deze groep zal bestaan uit
vooraanstaande personen die een zekere
uitstraling hebben in het buitenland.
Deze personen zullen zowel afkomstig
zijn uit de politiek en het bedrijfsleven
als uit de wetenschap en de cultuur. De
samenstelling van deze stuurgroep dient
evenwichtig over de taalgroepen te
worden verdeeld en uiteraard pluralis-
tisch te zijn. Het is de bedoeling dat zij
een advies uitbrengen over het imago
dat Belgie¨ voor zichzelf wenst uit te
dragen.
Mijnheer Tastenhoye, uw tweede vraag
ging over de middelen die hiervoor
moeten worden uitgetrokken. Voor het
ogenblik wordt hierover onderhandeld
met de minister van Begroting. In het
kader van de begroting die wij bij het
parlement zullen indienen, zal hiervoor
een bepaald bedrag moeten worden
uitgetrokken. Het is echter nog te vroeg
om ons reeds vast te pinnen op concrete
cijfers. Uiteraard is een dergelijke
imagocampagne niet alleen een zaak
van de federale overheid. Dit is ook in
het belang van de Gemeenschappen en
Gewesten alsmede van de particuliere
sector die vragende partij is. De
particuliere sector klopt immers op
geregelde tijdstippen bij de heer Michel
en mij aan om aandacht voor de
bestaande noden te vragen. Ook deze
sector zal een inbreng moeten doen om
samen met de federale overheid en de
Gewesten en Gemeenschappen voor de
nodige middelen te zorgen.
Uw derde vraag over de verantwoorde-
lijkheid voor de campagne sluit aan bij
de vorige. Ook hier gaat het om een
zaak van iedereen. Naast de federale
overheid zijn ook de Gewesten en
Gemeenschappen
verantwoordelijk.
Wij
zijn
vragende
partij
om
een
maximaal
aantal
actoren
op
een
gecoo¨rdineerde en coherente wijze te
laten
participeren
aan
deze
zeer
belangrijke opdracht.
Om een dergelijke gecoo¨rdineerde en
coherente aanpak mogelijk te maken,
heeft de federale regering het initiatief
genomen tot het lanceren van een
imagocampagne en heeft ze, daarin
gesteund door de publieke opinie, het
bedrijfsleven en de federale entiteiten in
dit land, besloten van het broodnodige
herstel van dit imago een regeringsprio-
riteit
te
maken.
Het
lijkt
mij
aangewezen dat de staatssecretaris van
Buitenlandse Handel, bevoegd voor de
export, gezien de impact van dit imago
op onze export en gezien het belang van
de export voor het economisch en
sociaal welzijn van dit land, bevoegd
zou zijn, uiteraard in coo¨rdinatie met de
minister van Buitenlandse Zaken.
Mijnheer Tastenhoye, uw laatste vraag
betreft de firma die met de uitvoering
wordt belast en de manier waarop de
toewijzing gebeurde. U spreekt daar-
over in het verleden, voortgaande op de
informatie die u ter beschikking stond.
In
volle
dioxinecrisis
heeft
mijn
voorganger, de heer Di Rupo, de
beslissing genomen de BDBH te vragen
het project op te starten. Door de BDBH
werd
hiervoor
een
extern
communicatie-expert in dienst geno-
men, met name iemand van de VUB.
Deze werd belast met het maken van
een budgetraming en het opstellen van
een
lastenkohier
voor
dergelijke
campagne. De BDBH heeft eveneens in
opdracht van de heer Di Rupo een
bericht
van
overheidsopdracht
bij
onderhandelingsprocedure met vooraf-
gaande raadpleging van mededinging -
dat is een erg juridische omschrijving -
laten verschijnen in het Bulletin der
aanbestedingen van de Belgische Staat
en het supplement van het publicatie-
blad
van
de
Europese
Unie.
Dit
gebeurde dus volgens het boekje, zoals
het hoort. Het ging daarbij om een
oproep tot gespecialiseerde firma's om
zich kenbaar te maken. Tot nu toe
hebben 23 firma's hierop gereageerd. Ik
voeg daaraan toe dat, gezien de aard
van de campagne en de vereisten van
efficie¨ntie en doelgerichtheid, deze zich
prioritair zal moeten richten op de
belangrijkste handelspartners,
decision
makers
in het buitenland en opinielei-
ders in deze landen. Volgens mij komen
hiervoor slechts public relationsmaat-
schappijen met voldoende knowhow en
een
voldoende
groot
internationaal
netwerk
in
aanmerking.
Dat
sluit
volgens mij onmiddellijk reeds een
aantal maatschappijen uit.
De
voorzitter :
De
heer
Guido
Tastenhoye heeft het woord.
De heer Guido Tastenhoye (Vlaams
Blok) : Mijnheer de voorzitter, mijnheer
de staatssecretaris, u hebt het gehad
over de persoon die werd aangetrokken
om een project op te zetten. Die moet
dan toch enig idee hebben van de
kostprijs; hij moet toch een raming
hebben gemaakt. U beweert niet te
kunnen
zeggen
hoeveel
middelen
hiervoor zullen worden uitgetrokken. Ik
vind dat toch wel vreemd.
Ik heb nog een tweede bemerking. U
zegt dat de Gewesten en Gemeenschap-
pen hierbij zullen worden betrokken,
maar ik zou graag willen weten op
welke manier.
Staatssecretaris
Pierre
Chevalier :
Mijnheer
Tastenhoye,
de
door
de
BDBH aangezochte persoon moet niet
alleen een lastenboek opstellen, maar
ook een buffer vormen. Uiteindelijk kan
dergelijke
opdracht
zelfs
na
een
openbare oproep tot kandidaatstelling
blindweg worden toevertrouwd aan een
aantal bureaus, maar het is toch ook
belangrijk
dergelijke
projecten
te
begeleiden. Daarmee worden mogelijk
buitensporige kosten vermeden. Het
profiel van de gevraagde persoon wijst
op een zekere expertise; ook van de EU
kreeg hij reeds een aantal dergelijke
opdrachten. Hem werd gevraagd een
lastenboek op te stellen en die karwei
heeft hij vrijdag laatstleden afgewerkt.
Het lastenboek berust nu bij de regering
om te worden onderzocht in het kader
van
de
doelstellingen
van
deze
imagocampagne. Op basis van het
lastenboek zal het budget worden
begroot, want zoiets kan niet met de
natte vinger gebeuren. Vermits het gaat
om een groot aantal landen en om
bepaalde doelstellingen, moet men zich
ervoor hoeden hieraan buitensporig veel
middelen te besteden. Het budget moet
voldoende zijn, maar niet overmatig. In
het kader van de begroting zullen wij
hierover uiteraard een gesprek hebben
met de bevoegde minister. Dit moet nog
worden onderhandeld en het heeft geen
zin daaraan nu reeds cijfers te hechten,
want die zouden totaal ongegrond zijn
of toch nog niet kunnen worden
meegedeeld.
C 10 -
2
Chambre des Représentants de Belgique - Kamer van Volksvertegenwoordigers van Belgie¨
Législature 50e Zittingsperiode - SE 1999 BZ - Annales - Handelingen - COM 28.09.1999
Pierre Chevalier
Verder vroeg u naar de betrokkenheid
van gewesten en gemeenschappen. Bij
het installeren van een begeleidings-
commissie zullen daar uiteraard repre-
sentatieven voor worden aangezocht,
aangeduid
door
de
Gewesten
en
Gemeenschappen zelf. Wij hebben niet
de
intentie
hierin
de
rol
van
schoonmoeder
te
spelen.
In
deze
particuliere
materie
lijkt
het
mij
vanzelfsprekend dat zij hierin de vrije
hand krijgen. Bovendien zal ook een
inhoudelijke inbreng worden gevraagd
aan de Gewesten en Gemeenschappen,
vooral omdat dergelijke imagocam-
pagne niet alleen een economische
finaliteit kan hebben, maar ook over een
culturele dimensie moet beschikken. U
weet
dat
cultuur
uitsluitend
de
bevoegdheid is van de Gemeenschap-
pen, zoals het bevorderen van de export
in belangrijke mate een materie is van
de regio's. Niemand wenst hier de klok
terug te draaien.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Luc
Sevenhans aan de staatssecretaris
voor Buitenlandse Handel over
de
exportvergunningen
van
militair
materiaal in transit via de zeehavens
(nr. 20)
Question orale de M. Luc Sevenhans
au secre´taire d'Etat au Commerce
exte´rieur
sur
les autorisations
d'exportation de mate´riel militaire en
transit
via
les
ports
maritimes
(n° 20)
De voorzitter : De heer Luc Sevenhans
heeft het woord.
De heer Luc Sevenhans (Vlaams
Blok) : Mijnheer de voorzitter, mijnheer
de staatssecretaris, dit dossier heb ik
reeds
eerder
aangekaart
in
deze
commissie. Ik kom erop terug op
aandringen van de Antwerpse haven-
kringen. Zij hebben ook reeds contact
opgenomen met de eerste minister. In
juni is er zelfs overleg geweest met de
verschillende ministeries. Er is immers
een ernstig probleem dat voortvloeit uit
onze zeer strenge wapenwetgeving, met
name wat de doorvoer van militair
materieel via de haven van Antwerpen
betreft. Het gaat hier niet om omstreden
wapenleveringen. Ik pleit ook niet voor
soepele exportvergunningen, want het
betreft hier doorvoer. We hebben het
over normale leveringen aan landen die
niet in oorlog zijn en geen omstreden
regimes hebben en om wapens van
onbesproken oorsprong, zoals bijvoor-
beeld uit Frankrijk, Duitsland, Zweden
en Zwitserland.
Blijkbaar is men er nog te weinig van
op de hoogte dat dit voor de haven van
Antwerpen ernstige problemen mee-
brengt. Vooral de termijnen die worden
gehanteerd zijn te lang. In Rotterdam
kan een doorvoervergunning soms op
een dag worden afgeleverd, terwijl dat
hier soms maanden aansleept. De
betrokken minister of staatssecretaris
moet deze vergunningen persoonlijk
tekenen, wat problemen stelt als hij
bijvoorbeeld in het buitenland vertoeft.
De gevolgen zijn soms aanzienlijk. Een
bepaald
wapen
heeft
steeds
een
begeleidend
transport.
Ik
ken
het
voorbeeld van een transport van 240
containers dat op die manier verloren is
gegaan. Ik heb het met eigen ogen
gezien, aangezien ik in de haven van
Antwerpen
werk.
Deze
containers
moesten aan boord blijven in Antwer-
pen en werden zonder problemen twee
dagen
later
in
Rotterdam
gelost,
vanwaar ze naar Duitsland werden
getransporteerd. Dat is jammer.
Mijnheer de staatssecretaris, is het uw
intentie daaraan iets te doen ? De reden
dat de Antwerpse havenkringen op dit
dossier terugkomen is dat zij hopen bij
een nieuwe regering meer gehoor te
vinden.
Dit
dossier
werd
immers
verscheidene malen aangekaart bij de
vorige regering, zonder gunstig gevolg.
Men hoopt dat de nieuwe regering meer
interesse betoont om iets te onderne-
men. Ik beklemtoon dat het hier niet om
wapenhandel gaat maar om een aantal
toegevoegde producten die onder de
wapenwetgeving vallen, bijvoorbeeld
beeldschermen.
Kunt u iets doen aan deze situatie,
rekening houdende met het feit dat het
hier om een belangrijke vorm van
tewerkstelling gaat ?
De voorzitter : De staatssecretaris heeft
het woord.
Staatssecretaris
Pierre
Chevalier :
Mijnheer
de
voorzitter,
collega's,
vooreerst wens ik uw aandacht te
vestigen op de beslissing van 9 oktober
1997 van de vorige regering. De
Ministerraad heeft expliciet bepaald wat
bedoeld
wordt
met
speciaal
voor
militair gebruik ontworpen voertuigen.
Men heeft zich terzake gebaseerd op de
lijst van militair materieel van het
akkoord van Wassenaar, dat kenmerken
zoals een speciale bepantsering en
steunpunten voor wapens vermeldt. De
regering
heeft
beslist
een
aantal
kenmerken toe te voegen zoals militaire
tekens en/of schakeringen van camou-
flagekleuren en het gebruik van de
voertuigen voor militaire doeleinden.
Vrachtwagens met als eindbestemming
het leger of een paramilitaire formatie
worden beschouwd als materieel voor
het ondersteunen van militaire acties.
Het koninklijk besluit van 8 maart 1993
tot regeling van de in-, uit- en doorvoer
van munitie en militair materieel blijft
van toepassing op deze vrachtwagens.
Voor de uitvoer van voertuigen zonder
bedoelde militaire kenmerken en zonder
militaire
eindbestemming
is
geen
vergunning nodig. Dit is een vooruit-
gang. Dankzij de beslissing van oktober
1997 is de uit- en doorvoer van
vrachtwagens en voertuigen vereenvou-
digd. Onze buurlanden kunnen niet
langer genieten van het concurrentie-
voordeel.
Wat de klachten van de Antwerpse
havenmiddens
betreft,
kan
ik
u
meedelen dat het kabinet de betrokke-
nen reeds heeft ontvangen om de
problematiek te bespreken.
De administratieve rompslomp die lang
aansleept - op dit ogenblik 6 weken - is
een
probleem.
Ik
voeg
er
echter
onmiddellijk aan toe dat de wapenwet-
geving in ons land bijzonder streng is en
dat overhaaste beslissingen in een
dergelijke gevoelige materie uit den
boze zijn.
Ik heb mijn administratie gevraagd op
te zoeken hoeveel wapens de vorige
regering aan Indonesie¨ heeft geleverd.
Beelden van Indonesische soldaten met
wapens van Belgische makelij veront-
rusten onze publieke opinie. U weet dat
een Nederlandstalige minister bevoegd
is voor de wapenexport uit Vlaanderen
en een Franstalige voor de wapenexport
uit
Wallonie¨.
De
Nederlandstalige
minister heeft omzeggens geen vergun-
ning verleend om wapens te leveren aan
Indonesie¨.
Samen met mijn Franstalige collega
terzake, de heer Michel, heb ik de
administratie de opdracht gegeven te
onderzoeken
of
de
administratieve
procedure voor export naar landen van
de
Europese
Unie
of
van
het
NAVO-bondgenootschap kan worden
vereenvoudigd. Export naar andere
landen moet aan een strengere controle
kunnen
worden
onderworpen.
Ik
herhaal dat we de klachten van de
havengemeenschap
reeds
hebben
onderzocht. Waar mogelijk zal mijn
administratie hieraan tegemoet komen
zonder echter afbreuk te doen aan onze
strenge wapenwetgeving. Ik ben ervan
overtuigd dat andere Europese lidstaten
onze
wapenwetgeving
als
richtlijn
kunnen gebruiken. Er heerst dienaan-
gaande immers heel wat hypocrisie.
De voorzitter : De heer Luc Sevenhans
heeft het woord.
C 10 -
3
Chambre des Représentants de Belgique - Kamer van Volksvertegenwoordigers van Belgie¨
Législature 50e Zittingsperiode - SE 1999 BZ - Annales - Handelingen - COM 28.09.1999
De heer Luc Sevenhans (Vlaams
Blok) : Mijnheer de voorzitter, mijnheer
de
staatssecretaris,
ik
wens
een
onderscheid te maken tussen doorvoer
van wapens en export.
Ik ga akkoord met het voorstel van de
staatssecretaris om afspraken te maken
met onze buurlanden. Het gaat niet op
dat een doorvoer in Antwerpen wordt
geweigerd maar probleemloos door
Rotterdam wordt uitgevoerd. Dat is de
grote
frustratie
van
de Antwerpse
havenmiddens.
Bij
ons
kan
een
doorvoer niet; in Rotterdam is dat
binnen de dag geregeld.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De vergadering is geschorst.
La se´ance est suspendue.
- De vergadering wordt geschorst
om 15.40 uur.
-
La
se´ance
est
suspendue
a`
15.40 heures.
-
De
vergadering
wordt
hervat
om 16.00 uur.
- La se´ance est reprise a` 16.00 heures.
De voorzitter : De vergadering is
hervat.
La se´ance est reprise.
Mondelinge
vraag
van
de
heer
Stefaan De Clerck aan de vice-eerste
minister en minister van Buiten-
landse Zaken over
de aanstelling
van een nieuwe adjunct-secretaris-
generaal van de Benelux Economi-
sche Unie
(nr. 17)
Question orale de M. Stefaan De
Clerck au vice-premier ministre et
ministre des Affaires e´trange`res sur
la de´signation d'un nouveau secre´-
taire ge´ne´ral adjoint de l'Union
e´conomique Benelux
(n° 17)
De voorzitter : De heer Stefaan De
Clerck heeft het woord.
De heer Stefaan De Clerck
(CVP)
:
Mijnheer de voorzitter, in de eerste
plaats dank ik de minister voor zijn
stiptheid.
Mijnheer
de
minister,
de
vraag
die ik u wil stellen, dateert reeds van
27
augustus
en
handelt
over
de
aanstelling van een nieuwe adjunct-
secretaris-generaal voor de Benelux.
Het gaat om de heer Freddy Troch,
waarvan wij allemaal weten dat hij vele
jaren werkzaam was in het Comite´-P,
waarvan hij trouwens de voorzitter is
geweest.
Hij werd door de vorige regering
voorgedragen voor de functie van
adjunct-secretaris-generaal. Deze func-
tie is vacant sedert juni. De ministers
van Buitenlandse Zaken van Belgie¨,
Nederland
en
Luxemburg
hebben
hierover een akkoord bereikt. Het is nu
aan de voorzitter van de Benelux-raad
deze benoeming te bevestigen. Dit
voorzitterschap ligt vanaf 1 juli in
Belgische handen, maar er is nog steeds
geen goedkeuring.
Ik heb reeds op 27 augustus gevraagd
welke houding de huidige voorzitter
van de Benelux-raad, de Belgische
minister
van
Buitenlandse
Zaken
terzake zou aannemen. Het voordragen
van de heer Troch tot adjunct-secretaris-
generaal heeft goede gronden. De man
die deze functie waarneemt, zal immers
worden geconfronteerd met problemen
van
veiligheid,
van
migratie,
van
fenomenen die in het verlengde liggen
van de voormalige functie van de heer
Troch. Zijn kandidatuur is niet het
resultaat van improvisatie, maar is
weloverwogen. Het zou een daad van
behoorlijk bestuur zijn mocht deze
benoeming worden gehonoreerd.
Mijnheer
de
minister,
kunt
u
de
beslissing
van
de
vorige
regering
bevestigen ? Wanneer zal dit gebeuren ?
Indien niet, waarom wordt het voorstel
tot
benoeming
niet
aanvaard ?
Er
worden reeds andere namen geciteerd,
die nadien weer werden ingetrokken.
Een van de betrokkenen, met name de
heer Baldewyns, liet weten dat hij van
niets wist. Welke is de houding van de
Belgische regering op dit vlak ? Wordt
de beslissing van de vorige regering nog
gehonoreerd en zo ja, wanneer ? Indien
niet, welke is de reden hiervan ?
De voorzitter : De minister heeft het
woord.
Minister Louis Michel : Mijnheer de
voorzitter, mijn antwoord zal korter zijn
dan de vraag van de heer De Clerck. Ik
moet toegeven dat ik niet op de hoogte
was van deze zaak. Eigenlijk meende ik
dat het om een grap ging. Maar neen,
het was geen grap, mijnheer De Clerck,
want u stelt mij nu in het openbaar de
vraag.
Ik meen dat het volstaat wanneer ik u
zeg dat de regering haar verantwoorde-
lijkheid zal opnemen en voor de post
van adjunct-secretaris-generaal van de
Benelux een kandidaat zal voordragen
die
over
de
vereiste
kwaliteiten,
ervaring en persoonlijkheid beschikt.
De benoeming zal bij de volgende top
van de Benelux, die begin oktober zal
plaatsvinden, worden aangekaart.
De heer Stefaan De Clerck
(CVP)
:
Mijnheer de minister, was dat antwoord
misschien een grap ?
Minister Louis Michel : Neen, mijn
antwoord was geen grap. Ik heb u
gezegd dat de benoeming bij de
volgende top van de Benelux zal
worden aangekaart.
De heer Stefaan De Clerck
(CVP)
: Dat
heb ik ook zo begrepen, maar niet
waarom u mijn vraag als een grap
opvat. Ik had ook meer uitleg willen
horen over de houding die u zult
aannemen
ten
opzichte
van
de
beslissing die door de vorige regering
werd genomen. Deze beslissing was
klaar
en
duidelijk.
Ik
had
graag
vernomen of de minister van Buiten-
landse Zaken reeds op de hoogte werd
gebracht van deze beslissing.
Minister Louis Michel : Uw vraag
beschouw ik als een grap en wel om
twee redenen.
Ten eerste, in het parlement wordt
normaliter niet openlijk over benoemin-
gen gesproken, zeker omdat hier ook
personen met name worden vernoemd.
Ten tweede, mijnheer De Clerck, voel
ik mij zeker niet gebonden door de
politieke akkoorden van de vorige
regering.
De heer Stefaan De Clerck
(CVP)
: Dit
antwoord was we`l duidelijk, maar ik
verzet mij tegen uw honende houding.
Mogen wij in het parlement geen
vragen meer stellen over benoemingen
en namen citeren in dit verband ? Deze
zienswijze is ongegrond. Bedoelt u het
als grap, wanneer u meent dat wij
daarover niet meer mogen interpelle-
ren ?
De voorzitter : Ik heb daarvan nota
genomen, mijnheer De Clerck.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Guido
Tastenhoye aan de vice-eerste minis-
ter en minister van Buitenlandse
Zaken over
de kandidatuur van
Turkije als EU-lidstaat
(nr. 38)
Question
orale
de
M.
Guido
Tastenhoye au vice-premier ministre
et ministre des Affaires e´trange`res sur
la candidature de la Turquie en vue
de son adhe´sion a` l'Union euro-
pe´enne
(n° 38)
De
voorzitter :
De
heer
Guido
Tastenhoye heeft het woord.
De heer Guido Tastenhoye (Vlaams
Blok) : Mijnheer de voorzitter, mijnheer
de minister, de mogelijke promotie van
C 10 -
4
Chambre des Représentants de Belgique - Kamer van Volksvertegenwoordigers van Belgie¨
Législature 50e Zittingsperiode - SE 1999 BZ - Annales - Handelingen - COM 28.09.1999
Guido Tastenhoye
Turkije tot kandidaat-lidstaat van de
Europese Unie is aan de orde. U weet
dat de status van kandidaat-lidstaat van
de Europese Unie de eerste stap is naar
het volwaardige lidmaatschap van de
Europese Unie. De zaak stond op de
agenda
van
de
15
ministers
van
Buitenlandse Zaken van de Europese
Unie, die begin september bijeen zijn
gekomen in de Finse stad Saariselka¨.
Uit de pers vernemen wij dat de
vreselijke aardbeving die Turkije heeft
getroffen bij de internationale gemeen-
schap een golf van medeleven heeft
veroorzaakt. De status van kandidaat-
lidmaatschap van de Europese Unie zou
hierdoor opnieuw bespreekbaar zijn
geworden. Zelfs de aartsvijanden van
de Turken, de Grieken, zouden zich niet
langer tegen het lidmaatschap van
Turkije verzetten in ruil voor het
lidmaatschap van Cyprus.
Naar verluidt zou ook de Belgische
regering de kandidatuur van Turkije
ondersteunen, dit in tegenstelling - de
vroegere minister van Buitenlandse
Zaken die hier aanwezig is zal dat nog
wel weten - tot de houding van de
Europese Unie van twee jaar geleden,
die toen de boot heeft afgehouden.
De Britten zouden er momenteel het
sterkst op aandringen dat Turkije de
status
van
kandidaat-lidstaat
zou
krijgen. Wellicht is dit op verzoek van
hun speciale bondgenoot, de Verenigde
Staten van Amerika. Zij voeren wellicht
de druk op omwille van geopolitieke en
strategische redenen.
Mijnheer de minister, kunt u niet in alle
oprechtheid vaststellen dat de kandida-
tuur van Turkije momenteel totaal
ongepast en onaanvaardbaar is ? Bij
mijn weten is er sedert 1997 niets
veranderd. De ontoelaatbare toestanden
in Turkije gaan onverminderd voort. In
de verslagen van Amnesty International
van de laatste drie jaar staat te lezen wat
er in Turkije aan martelingen en
schendingen van de mensenrechten
gebeurt.
Het was mijn bedoeling u over dit
onderwerp te interpelleren, zodat ik er
dieper kon op ingaan, maar mijn
interpellatie is helaas omgezet in een
mondelinge vraag. Drie jaar geleden
schreef Amnesty International in haar
rapporten dat :
wide spread human
rights violations are taking place, not
only in the South-East
- Koerdistan -
but everywhere in Turkey. Drie jaar
geleden schreef Amnesty International
dat in heel Turkije op grote schaal de
mensenrechten worden geschonden.
Amnesty International brengt om de
drie maanden rapporten uit. Turkije is er
altijd bij. Ook uit de meest recente
rapporten van dit jaar blijkt dat er op het
terrein niets is veranderd.
Amnesty schrijft letterlijk dat er in
Turkije
a generalized climate of fear
heerst
voor
de
repressie
van
de
politiestaat, zoals wij Turkije mogen
noemen. Dat land heeft een slechte
reputatie
op
het
vlak
van
de
schendingen van de mensenrechten. Ik
herinner bijvoorbeeld aan de genocide
in 1915 van het Armeense volk waarbij
1,5 miljoen Armenie¨rs werden uitge-
roeid en waarvoor de officie¨le staat
Turkije nooit verontschuldigingen heeft
aangeboden. Er is de strijd tegen en de
repressie en de onderdrukking van het
Koerdische volk. Er is de onrechtmatige
bezetting van een deel van Cyprus en er
zijn bovendien, zoals Amnesty Interna-
tional zegt, de algemene schendingen
van de mensenrechten.
Maar er is meer. Niet alleen is het
onverantwoord om dit onderwerp nu ter
sprake
te
brengen
en
daarover
standpunten in te nemen, zodat Turkije
op termijn volwaardig lid van de
Europese Unie wordt. Er is ook het feit
dat, wanneer Turkije inderdaad lid
wordt, alle deuren en poorten worden
opengezet voor een massale instroom
van
Turken
die
zich
bij
hun
familieleden en vrienden zullen vesti-
gen.
De zaak staat opnieuw op de agenda
van
de
raad
van
ministers
van
Buitenlandse Zaken in december in
Finland. Dan zal er worden beslist of
Turkije officieel de status krijgt van
kandidaat-lidstaat
van
de
Europese
Unie, de eerste, grote stap op weg naar
een volwaardig lidmaatschap.
Mijnheer de minister, welke houding
zal de Belgische regering verdedigen op
de komende top in Finland ? Welk
standpunt hebt u op de voorbije top
begin september bepleit ?
De voorzitter : De minister heeft het
woord.
Minister Louis Michel : Mijnheer de
voorzitter, vooraf laat ik opmerken dat
ik niet zal repliceren op de opmerking
in verband met de vreemdelingenpoli-
tiek, wat een ware obsessie is voor het
Vlaams Blok. Ik vind dat argument niet
ernstig.
De heer Guido Tastenhoye (Vlaams
Blok) : Dat is geen obsessie.
Minister Louis Michel : Dat is wel zo.
Ik deel een aantal van de bekommerin-
gen van de heer Tastenhoye over de
situatie in Turkije. Mijn aandacht gaat
daarbij, net zoals die van hem, naar de
eerbiediging van de mensenrechten en
de
rechten
van
de
minderheden,
inzonderheid die van het Koerdische
volk. Ofschoon de eerbied voor de
mensenrechten
ingeschreven
is
in
artikel 12 van de Turkse Grondwet,
moeten
wij
de
voorbije
decennia
herhaaldelijk
schendingen
van
de
mensenrechten vaststellen, zeker in het
kader van de strijd tegen het Koerdisch
terrorisme en het islamitisch fundamen-
talisme. De voorbije jaren, inzonderheid
sinds het aantreden van de regering-
Ecevit op 28 mei 1999, werden heel wat
inspanningen gedaan om de situatie op
het vlak van de mensenrechten te
verbeteren.
Die
blijven
evenwel
onvoldoende.
De
doodstraf
is
er
bijvoorbeeld nog steeds niet afgeschaft.
Overigens
heeft
men
dit
vonnis
uitgesproken tegen PKK-leider O
¨ calan
op 29 juli jongstleden. Er is ook nog
sprake van executies zonder enige vorm
van proces, verdwijningen en folterin-
gen.
Het probleem van de schendingen van
de mensenrechten is nauw verweven
met het Koerdische vraagstuk. De
Turkse houding tegenover dit probleem
is hoofdzakelijk ingegeven door angst
en wordt vertaald in een gewelddadige
strijd tegen de terroristische PKK die
zich als de enige vertegenwoordiger van
het Koerdische volk beschouwt, wat
pertinent onwaar is. Hoewel Turkije
geen
collectieve
rechten
aan
de
Koerden toekent, geniet elke Koerd
dezelfde individuele rechten als de
andere Turkse burgers.
Ik wil beklemtonen dat wij er bij de
Turkse autoriteiten telkens weer op
aandringen een geweldloze en politieke
oplossing te zoeken voor het Koerdi-
sche vraagstuk, waarbij de territoriale
integriteit en de eenheid van Turkije
zouden
worden
gevrijwaard.
Dit
veronderstelt een oprecht respect voor
de mensenrechten en het verlenen van
overwegend culturele autonomie aan de
Koerden. Ik begrijp dan ook gedeelte-
lijk uw verwondering over het feit dat
nu wordt overwogen Turkije de formele
status van kandidaat-lid van de EU toe
te kennen. Ik wil dit debat dat op de
informele Ministerraad begin september
te
Saariselka¨
op
dreef
kwam
en
mogelijk
zal
uitmonden
in
een
beslissing op de Europese Raad van
Helsinki in december 1999, in zijn
juiste context plaatsen. Op de Europese
Raad van Luxemburg in december 1997
werd de voor Turkije zeer pijnlijke
beslissing getroffen dit land niet als
kandidaat te erkennen, dit terwijl aan elf
andere landen als de Balkanlanden
Bulgarije en Roemenie¨, die status wel
werd verleend. Het resultaat van die
C 10 -
5
Chambre des Représentants de Belgique - Kamer van Volksvertegenwoordigers van Belgie¨
Législature 50e Zittingsperiode - SE 1999 BZ - Annales - Handelingen - COM 28.09.1999
Louis Michel
exclusieve aanpak van Turkije die sterk
contrasteert met de inclusieve aanpak
van de elf andere EU-aspiranten, kan
moeilijk een succes worden genoemd.
Turkije voelde zich verworpen en
gei¨soleerd en derhalve niet langer
aangespoord om werk te maken van de
verdere verdieping van de democratie
en eerbiediging van mensenrechten en
rechten van minderheden. Dit laatste
was nochtans het door de EU gezochte
objectief.
Tijdens het voorbije jaar is daarin veel
verandering
gekomen.
Die
nieuwe
wending is voor een goed deel te
danken aan het moedige beleid van mijn
Griekse collega Georges Papandreou
die tal van openingen heeft gemaakt
naar Ankara toe, waarop Turkije in
constructieve zin heeft geantwoord.
Beide
landen
zijn
nu
in
dialoog
getreden op tal van gebieden, inclusief
deze
die
betrekking
hebben
op
gevoelige thema's als illegale immigra-
tie en terrorisme. Die wending heeft
uiteraard ook veel te danken aan de
afloop van het O
¨ calan-proces waardoor
het Koerdische vraagstuk nu met meer
sereniteit kan worden benaderd, en
natuurlijk ook aan de aardbeving die tot
een zeer spontane golf van Europese en
in het bijzonder Griekse solidariteit
heeft geleid. Het gevolg van die nieuwe
ontwikkeling is dat Turkije nu het pad
heeft gekozen van economische, maar
ook politieke hervormingen. Ik heb mij
van de ernst van dit vernieuwde denken
kunnen vergewissen ter gelegenheid
van het gesprek dat ik vorige week met
de Turkse minister van Buitenlandse
Zaken heb gehad.
Ik ben de eerste om toe te geven dat wij
natuurlijk nog zeer ver van de perfectie
staan. Toen ik naar Turkije ben gereisd
onmiddellijk na de aardbeving, heb ik
kunnen zien dat er door Turkije nog een
lange weg te bewandelen is. Omge-
keerd meen ik met mijn collega's dat
wij Turkije een kans moeten geven naar
ons toe te groeien en dat Turkije moet
worden aangespoord de ingeslagen weg
verder te bewandelen. Het is op dit punt
dat wij in de discussie belanden over het
al dan niet verlenen van de status van
kandidaat-lidstaat aan Turkije. Laat mij
toch zeer duidelijk onderstrepen wat dit
wel en wat dit niet betekent. De
kandidaat-status van Turkije betekent
dat wij dit land een politieke - ik zou
bijna
zeggen
een
symbolische
-
erkenning geven dat ook zij een
Europese roeping hebben. Wij hebben
dat vroeger reeds gedaan met landen als
Roemenie¨ en Bulgarije. Het betekent
ook dat wij een punt zetten achter het
onproductieve debat over de
clash of
civilization
met een zogezegd christe-
lijk Europa en een niet-christelijk
Turkije.
Kandidaatstatus
betekent
omgekeerd niet dat wij nu, morgen, met
Turkije in de Europese boot stappen en
toetredingsonderhandelingen openen. U
weet dat dit laatste pas zal gebeuren - ik
zie dit de eerstkomende jaren echt niet
gebeuren
-
als
Turkije
aan
de
zogenaamde Kopenhagen-criteria vol-
doet, die onder meer op het politieke
vlak voor geen dubbele lectuur vatbaar
zijn. Democratie en mensenrechten zijn
daarvan de kern.
Ten slotte wil ik wijzen op de regionale
impact of het meesleepeffect dat het
verlenen van de kandidaat-status aan
Turkije met zich meebrengt. Turkije
bevindt zich op het kruispunt van de
Balkan en het Midden-Oosten, van de
Kaukasus en het Westen. Het strategi-
sche belang van een stabiel Turkije mag
ons niet ontgaan. Er is echter meer.
Iedereen weet dat de toetredingsonder-
handelingen met Cyprus goed vorderen,
maar
iedereen
weet
ook
dat
het
binnenhalen in de EU van een verdeeld
eiland ver van evident is. Zoals vaak in
de diplomatie zit alles in alles. De
oplossing
van
de
kwestie-Cyprus
verloopt via Ankara. Er zijn nu de eerste
tekenen dat Turkije mee wil werken in
de zoektocht naar een billijke en
duurzame oplossing van het Cyprioti-
sche vraagstuk. Later in de herfst zijn er
besprekingen gepland onder V-leiding
tussen Turks-Cypriotische en Grieks-
Cypriotische leiders. Wat Europa nu
reeds heeft gedaan voor Turkije vooral
dan in termen van hulpverlening bij de
aardbeving en mogelijk zal doen in
termen
van
kandidaat-status,
staat
natuurlijk niet los van wat voor Cyprus
kan en moet worden gedaan.
De
voorzitter :
De
heer
Guido
Tastenhoye heeft het woord.
De heer Guido Tastenhoye (Vlaams
Blok) : Mijnheer de minister, u zegt dat
de kandidatuur van Turkije twee jaar
geleden werd afgewezen. Turkije was
volgens u verongelijkt en voelde niet
meer de neiging om verbeteringen aan
te brengen op het vlak van het naleven
van de mensenrechten. Men zou die
redenering echter ook kunnen omkeren.
Misschien heeft de druk die men
uitoefende
door Turkije
twee
jaar
geleden niet te accepteren de Turken
ertoe aangezet de mensenrechten beter
na te leven. Dit drukkingsmiddel heeft
hen er misschien toe bewogen om de
teugels wat te vieren. Als men hen nu
reeds de status van kandidaat-lidstaat
toekent,
valt
de
druk
om
de
mensenrechten verder na te leven weg.
Mijnheer de minister, ik zal niet
betwisten dat er op het terrein een lichte
verbetering merkbaar is. Ik heb hier
echter rapporten van Amnesty Interna-
tional die slechts enkele maanden oud
zijn. Hierin wordt gezegd dat er nog
steeds een algemeen klimaat van vrees
en onderdrukking heerst. Dat is toch
niet van aard om te overwegen de
Turken mee op te nemen.
Mijnheer de minister, u had het zojuist
over Cyprus, een andere belangrijke
kwestie. Al die tijd wordt Cyprus
onrechtmatig bezet door Turkije. Belgie¨
heeft de bezetting van Cyprus door
Turkije nooit aanvaard.
Minister
Louis
Michel :
Mijnheer
Tastenhoye, ik heb u mijn opinie en
mijn standpunt terzake gegeven. Het is
van belang degenen die in Turkije voor
de
mensenrechten
strijden,
aan
te
moedigen. Naar mijn mening zal het
toekennen van de status van kandidaat-
lid aan Turkije alleen goede gevolgen
hebben. Het feit dat zij voelen dat
Europa
hen
erbij
wil
betrekken,
uiteraard op voorwaarde dat zij voldoen
aan de criteria van Kopenhagen, zal een
positievere manier vormen om het
probleem aan te pakken. U weet dat wij
natuurlijk nog zeer ver verwijderd zijn
van het lidmaatschap van Turkije van de
Europese Unie. De deur staat niet
helemaal open. Zij staan nu voor de
deur maar zij moeten de criteria van
Kopenhagen volledig respecteren.
Ter informatie deel ik mee dat het in
Finland niet de Engelsen waren die de
kandidatuur van Turkije steunden; het
waren eerder de Duitsers en de Finnen.
De Engelsen namen vrijwel hetzelfde
standpunt in als wij.
Ce sont surtout les Finnois et les
Allemands qui e´taient favorables. Les
Anglais, quant a` eux, ont simplement
pris acte du fait qu'ils e´taient candidats.
Pour le reste, il est vrai qu'il y a eu des
tentatives d'acceptation des crite`res
diffe´rencie´s par rapport aux crite`res de
Copenhague. Mais, exception faite des
Allemands et des Finnois, tout le monde
a dit que cela e´tait inacceptable. Pour
ma part, j'ai e´te´ le premier a` re´agir et
j'ai de´fendu la position qui consiste a`
dire
dat men voor geen enkel land de
criteria van Kopenhagen mag wijzi-
gen
.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
- De openbare commissievergadering
wordt gesloten om 16.30 uur.
- La re´union publique de commission
est leve´e a` 16.30 heures.
C 10 -
6
Chambre des Représentants de Belgique - Kamer van Volksvertegenwoordigers van Belgie¨
Législature 50e Zittingsperiode - SE 1999 BZ - Annales - Handelingen - COM 28.09.1999
Inhoud
Dinsdag 28 september 1999
COMMISSIE
VOOR
DE
BUITENLANDSE
BETREK-
KINGEN
-
C 010
Mondelinge vraag van de heer Guido Tastenhoye aan de
staatssecretaris voor Buitenlandse Handel over
de plannen van
de regering om in het buitenland een imagocampagne op te
zetten om het bezwadderde blazoen van dit land wat op te
poetsen
(nr. 75)
1
sprekers : Guido Tastenhoye, Pierre Chevalier, staatssecre-
taris voor Buitenlandse Handel
Mondelinge vraag van de heer Luc Sevenhans aan de
staatssecretaris
voor
Buitenlandse
Handel
over
de
exportvergunningen van militair materiaal in transit via de
zeehavens
(nr. 20)
3
sprekers : Luc Sevenhans, Pierre Chevalier, staatssecretaris
voor Buitenlandse Handel
schorsing
4
Mondelinge vraag van de heer Stefaan De Clerck aan de
vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken over
de aanstelling van een nieuwe adjunct-secretaris-generaal van
de Benelux Economische Unie
(nr. 17)
4
sprekers : Stefaan De Clerck, voorzitter van de CVP-fractie,
Louis
Michel,
vice-eerste
minister
en
minister
van
Buitenlandse Zaken
Mondelinge vraag van de heer Guido Tastenhoye aan de
vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken over
de kandidatuur van Turkije als EU-lidstaat (nr. 38)
4
sprekers : Guido Tastenhoye, Louis Michel, vice-eerste
minister en minister van Buitenlandse Zaken
Sommaire
Mardi 28 septembre 1999
COMMISSION DES RELATIONS EXTE
´ RIEURES - C 010
Question orale de M. Guido Tastenhoye au secre´taire d'Etat au
Commerce exte´rieur sur
les plans du gouvernement pour
mettre sur pied une campagne destine´e a` redorer a` l'e´tranger le
blason terni de notre pays
(n° 75)
1
orateurs : Guido Tastenhoye, Pierre Chevalier, secre´taire
d'Etat au Commerce exte´rieur
Question orale de M. Luc Sevenhans au secre´taire d'Etat au
Commerce exte´rieur sur
les autorisations d'exportation de
mate´riel militaire en transit via les ports maritimes
(n° 20)
3
orateurs : Luc Sevenhans, Pierre Chevalier, secre´taire
d'Etat au Commerce exte´rieur
suspension
4
Question orale de M. Stefaan De Clerck au vice-premier
ministre et ministre des Affaires e´trange`res sur
la de´signation
d'un nouveau secre´taire ge´ne´ral adjoint de l'Union e´conomique
Benelux
(n° 17)
4
orateurs : Stefaan De Clerck, pre´sident du groupe CVP,
Louis Michel, vice-premier ministre et ministre des Affaires
e´trange`res
Question orale de M. Guido Tastenhoye au vice-premier
ministre et ministre des Affaires e´trange`res sur
la candidature
de la Turquie en vue de son adhe´sion a` l'Union europe´enne
(n° 38)
4
orateurs : Guido Tastenhoye, Louis Michel, vice-premier
ministre et ministre des Affaires e´trange`res
10 -
I
Chambre des Représentants de Belgique - Kamer van Volksvertegenwoordigers van Belgie¨
Législature 50e Zittingsperiode - SE 1999 BZ - Annales - Handelingen - COM 28.09.1999