BELGISCHE KAMER
VAN VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
50e ZITTINGSPERIODE
BUITENGEWONE ZITTING 1999
HANDELINGEN VAN DE
OPENBARE COMMISSIEVERGADERINGEN
28/09/1999
C 006
Sociale Zaken
CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE BELGIQUE
50e LÉGISLATURE
SESSION EXTRAORDINAIRE 1999
ANNALES DES
RÉUNIONS PUBLIQUES DE COMMISSION
28/09/1999
C 006
Affaires sociales
Annales
Les annales sont le compte rendu intégral des séances
plénières et des réunions publiques de commission où sont
développées les interpellations.
Elles sont publiées sous forme de deux fascicules :
- le premier, de couverture blanche et portant les lettres
PLEN en bas de page, regroupe les annales des séances
plénières;
- le second, de couverture beige et portant les lettres COM
en bas de page, regroupe les annales des réunions
publiques de commission où sont développées des
interpellations.
Les séances et les re´unions ont une numérotation continue
par session. Ce numéro se retrouve sur la couverture ainsi
que sur chaque page avant la pagination. Les se´ances
ple´nie`res ont une pagination continue. Les re´unions
publiques de commission sont pagine´es par fascicule.
Les annales peuvent également e^tre consultées sur
l'Internet-website de la Chambre des Représentants, à
l'adresse http://www.LaChambre.be
Handelingen
De handelingen zijn het woordelijk verslag van de plenaire
vergaderingen en van de in openbare commissievergaderin-
gen gehouden interpellaties.
Ze worden in twee edities uitgegeven :
- de eerste, met witte kaft en met de letters PLEN in de
voettekst, bevat de handelingen van de plenaire
vergaderingen;
- de tweede, met beige kaft en met de letters COM in de
voettekst, bevat de handelingen van de in openbare
commissievergaderingen gehouden interpellaties.
De vergaderingen worden per zittingsperiode doorlopend
genummerd. Het vergaderingsnummer staat op de kaft en op
elke bladzijde vóór de paginering afgedrukt. De plenaire
vergaderingen
worden
doorlopend
gepagineerd.
De
openbare commissievergaderingen worden per brochure
gepagineerd.
De handelingen worden tevens bekendgemaakt op de
Internet-website van de Kamer van Volksvertegenwoordi-
gers, adres http://www.DeKamer.be
EXPLICATIONS DES SIGLES - TOELICHTING BIJ DE AFKORTINGEN
CVP
: Christelijke Volkspartij
ECOLO-AGALEV : Ecologistes confédérés pour l'organisation de luttes orginiales/Anders Gaan Leven
FN
: Front National
PRL-FDF
: Parti réformateur libéral - Front démocratique francophone
PS
: Parti socialiste
PSC
: Parti social-chrétien
SP
: Socialistische Partij
VL.BLOK
: Vlaams Blok
VLD
: Vlaamse Liberalen en Democraten
VU
: Volksunie
COMMISSION DES AFFAIRES SOCIALES
COMMISSIE VOOR DE SOCIALE ZAKEN
RE´UNION PUBLIQUE DU
MARDI 28 SEPTEMBRE 1999
OPENBARE VERGADERING VAN
DINSDAG 28 SEPTEMBER 1999
PRE
´ SIDENCE de
M. Joos Wauters
VOORZITTER :
De heer Joos Wauters
La se´ance est ouverte a` 10.25 heures.
De vergadering wordt geopend om 10.25 uur.
Samengevoegde interpellaties van :
- de heer Jo Vandeurzen tot de
minister
van
Sociale
Zaken
en
Pensioenen
over
de geraamde
uitgavenontsporingen in de ziektever-
zekering
(nr. 24)
- de heer Koen Bultinck tot de
minister
van
Sociale
Zaken
en
Pensioenen over
uitgavenontsporin-
gen in de ziekteverzekering
(nr. 56)
Interpellations jointes de :
- M. Jo Vandeurzen au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur
le montant estime´ des de´rapages des
de´penses en matie`re d'assurance-
maladie
(n° 24)
- M. Koen Bultinck au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur
les de´rapages budge´taires dans
l'assurance-maladie
(n° 56)
De voorzitter : De heer Jo Vandeurzen
heeft het woord.
De
heer
Jo
Vandeurzen
(CVP)
:
Mijnheer de voorzitter, het tijdstip van
deze interpellatie is perfect getimed.
Vanmorgen hebben wij in de krant
vernomen dat de Algemene Raad van
het RIZIV het begrotingscijfer heeft
vastgelegd. Toen ik mijn interpellatie-
verzoek
indiende,
verspreidden
de
media alarmerende signalen over het
groeiende tekort in de ziekteverzeke-
ring.
Ik zal mijn interpellatie bewust bondig
houden
omdat
ze
moet
worden
beschouwd als een eerste aanzet tot een
discussie over een probleem dat e´e´n van
de belangrijkste uitdagingen zal vormen
met betrekking tot de sociale zekerheid,
namelijk
de
organisatie
en
de
betaalbaarheid van de gezondheidszorg
in ons land.
Uit de persberichten heb ik kunnen
afleiden dat het verzekeringscomite´ in
het RIZIV een voorstel heeft gedaan,
waarin een bedrag van 506 miljard
frank wordt genoemd om de uitgaven te
dekken. De Algemene Raad houdt het
bij een bedrag van 500 miljard frank. Ik
heb vernomen dat sommige zorgenver-
strekkers het niet eens zijn met het
bedrag van 506 miljard. Zij beweren dat
het cijfer dat door het verzekeringsco-
mite´ wordt genoemd, niet realistisch is.
Het bedrag dat door de Algemene Raad
wordt voorgesteld, is nog lager. Geen
enkele verstrekker gelooft dat dit een
haalbaar cijfer is.
Bij de raming van het bedrag van
500 miljard, negeert men artikel 40 van
de
wet,
dat
bepaalt
dat
voor
begrotingsdoeleinden
een
groeinorm
van 1,5% moet worden gehanteerd. De
Algemene
Raad
past
echter
een
percentage van 2,5% toe, zoals het door
de regering werd aangekondigd, maar
nog niet wettelijk vastligt. Voor het jaar
2000 moet volgens de wet nog steeds
een
groeinorm
van
1,5%
worden
gehanteerd.
Gezien deze vaststelling en gelet op het
feit dat het geraamde tekort dit jaar
waarschijnlijk enkele miljarden zal
bedragen, worden wij geconfronteerd
met een belangrijke opgave. Ik wil de
huidige minister in deze zaak zeker
niets verwijten, maar het is iedereen
bekend dat de CVP-fractie in de
voorbije
jaren
herhaaldelijk
heeft
gewezen
op
het
belang
van
een
geloofwaardig budgettair beleid in deze
sector. In de loop van de vorige jaren
hebben de bevoegde ministers heel wat
maatregelen
aangekondigd
om
het
budget onder controle te houden. Steeds
hebben wij moeten vaststellen dat de
maatregelen nauwelijks worden uitge-
voerd of dat zij geen structurele
gevolgen hebben. Deze vaststelling
wekt
bezorgdheid.
De
uitdaging
waarmee wij in deze sector worden
geconfronteerd, betekent een eerste test
van
de
geloofwaardigheid
van
de
minister. Zal hij in staat zijn een
realistisch budget vast te stellen en zal
hij erin slagen maatregelen te nemen die
tegelijkertijd haalbaar en uitvoerbaar
zijn ? Er is een nog fundamenteler
kwestie. Kunnen er via de ziekteverze-
kering prioriteiten worden bepaald die
de gezondheidszorg ten goede komen
en die financieel haalbaar zijn ? Kunnen
wij
in
de
wisselwerking
tussen
Algemene Raad en Verzekeringscomite´
een orie¨nterende rol spelen ? Moeten er
geen structurele maatregelen worden
genomen om het budget beheerbaar te
maken en de nieuwe uitdagingen van
ons systeem op te vangen ? Ik vermeld
in dit verband de vergrijzing, de
chronisch
zieken
en
de
Europese
context. Dit laatste zal ertoe leiden dat
de markt ook in deze sector gedeeltelijk
vrij wordt.
De heer Goutry heeft een resolutie
ingediend
met
betrekking
tot
de
prioriteiten die moeten worden gehan-
teerd op het vlak van de gezondheids-
zorg. Wij zouden het op prijs stellen
indien de minister ons bij de aanvang
van deze discussie een korte schets zou
kunnen geven van de huidige financie¨le
C 6 -
1
Chambre des Représentants de Belgique - Kamer van Volksvertegenwoordigers van Belgie¨
Législature 50e Zittingsperiode - SE 1999 BZ - Annales - Handelingen - COM 28.09.1999
Jo Vandeurzen
situatie
van
de
gezondheidszorg,
waarbij de overschrijdingen eventueel
kunnen
worden
vastgesteld. Voorts
hadden wij graag vernomen of de
problemen met betrekking tot een van
de belangrijkste knelpunten - de sector
van de geneesmiddelen - op een
structurele
manier
kunnen
worden
aangepakt. Ten slotte moet er een
fundamenteel debat worden gevoerd
over de mechanismen van de besluit-
vorming in deze sector. Wij zijn het met
de
minister
eens
dat
eventuele
maatregelen uitvoerbaar moeten zijn. Is
de minister van oordeel dat er op korte
termijn maatregelen kunnen worden
genomen ? Is hij bereid het mechanisme
van beheersing van de uitgaven en van
besturing van de beleidsopties in deze
sector te evalueren ? De vorige regering
heeft de nodige middelen gekregen om
terzake maatregelen te nemen. Zal de
minister
gebruik
maken
van
deze
instrumenten bij de raming van het
budget voor het jaar 2000 ?
De voorzitter : De heer Koen Bultinck
heeft het woord.
De
heer
Koen
Bultinck
(Vlaams
Blok) : Mijnheer de voorzitter, ik heb
mij vanmorgen toch een beetje gee¨rgerd
toen ik de minister in de radio al een
aantal cijfers hoorde citeren, in plaats
van die eerst aan het parlement mede te
delen. Ik had gehoopt dat dergelijke
zaken met de nieuwe politieke cultuur
tot het verleden zouden behoren, maar
blijkbaar was dat een ijdele hoop. Net
zoals mijn collega Vandeurzen heb ik
mij gee¨rgerd toen ik begin september in
De Standaard las dat er problemen
waren
met
de
uitgaven
voor
de
ziekteverzekering. Het gaat blijkbaar
om ernstige problemen. Het ABVV had
het over een tekort van 15 miljard frank.
Vandaag lees ik dat het in werkelijkheid
zou gaan om 6 tot 7 miljard frank.
Einde augustus vernamen we dat het
budget voor geneesmiddelen al voor
ruim 6 miljard frank was overschreden.
Als we al deze cijfers op een rijtje
zetten, moeten we concluderen dat het
optrekken van de groeinorm van 1,5
naar
2,5%
de
problemen
in
de
ziekteverzekering niet echt zal oplos-
sen.
Er is een tweede probleem. Wij hebben
van
de
vorige
regering
ettelijke
besparingsmaatregelen mogen incasse-
ren. Graag vernam ik wat daarvan
terecht is gekomen. Kan de minister mij
meedelen of de cijfers die het ABVV
een tijdje geleden verspreidde, correct
zijn of zijn de huidige cijfers meer
representatief ? Is de minister in staat
om gedetailleerd weer te geven in welke
sectoren van de ziekteverzekering er
echt tekorten zijn, waar er eventueel
overschotten zijn en waar de problemen
rijzen ? Als wij het tekort in de
geneesmiddelensector plaatsen tegen-
over
de
tekorten
die
het ABVV
signaleert, dan is er toch nog een
probleem.
De volgende bijkomende vraag van het
Vlaams Blok zal voor de minister zeker
geen verrassing zijn. Zijn er inzake de
verantwoordelijkheid voor deze voor-
opgestelde tekorten verschillen tussen
de verschillende gewesten of niet ? In
de maanden juni en juli verscheen er
een schaarse berichtgeving over het
vierde rapport Jadot, dat bevestigde dat
er geen numerieke verbetering vast te
stellen is inzake de noord-zuidtransfers.
Wanneer krijgt de commissie dit rapport
en
zijn
er
verbeteringen
waar
te
nemen ?
Voor de beleidsmaatregelen heeft de
minister
de
primeur
aan
de
pers
gegeven. Wij zien dat hij voorstelt de
begroting met 23 miljard frank te
verhogen. Gaat het inderdaad in die
richting of welke beleidsmaatregelen
mogen wij van hem verwachten ?
Mijn
volgende
vraag
betreft
de
besparingsmaatregelen van de vorige
regeringen. Er werd onder meer een
controle op de effectieve afrekening van
geneesmiddelen in de apotheek voorop-
gesteld en een herziening van de
terugbetaling na een bepaalde termijn.
Het voorschrijfgedrag zou via Pharma-
net worden gecontroleerd. Hoever staat
men met die maatregelen of waren die
besparingsmaatregelen
maar
lege
dozen ?
Aan welke eventuele nieuwe besparin-
gen denkt de minister ? In de pers wordt
er gewag gemaakt van 7,5 miljard frank
bijkomende besparingen. Gaat dit ten
koste van een aantal mooie voorstellen
die in de regeringsverklaring stonden ?
Ik denk aan de chronische zieken, aan
het optrekken van de minimumlonen.
Ook
voor
de
chronisch
zieken
verschijnen er verschillende cijfers. De
kranten spreken van 1 miljard frank
extra en in de regeringsverklaring werd
3 tot 4 miljard frank in het vooruitzicht
gesteld.
De voorzitter : De minister heeft het
woord.
Minister
Frank
Vandenbroucke :
Mijnheer de voorzitter, dames en heren,
ik ben verheugd dat we de gelegenheid
hebben om dit eerste debat te houden op
een goed ogenblik. Ik hoop met de
commissie verder op die wijze te
kunnen
werken
en
grondig
en
openhartig te kunnen discussie¨ren. Ik
heb begrepen, mijnheer de voorzitter,
dat het Reglement mij tien minuten
geeft om te antwoorden op deze zeer
ruime maar terechte vragen. Ik zal het
zakelijk aanpakken en proberen vlug te
zijn.
Mijnheer de voorzitter, u waakt over de
toepassing van het reglement. Ik heb er
geen enkel probleem mee om uw
richtlijnen te volgen.
De persberichten met betrekking tot de
cijfers van de begroting 1999 moeten
worden genuanceerd. De cijfers, die in
de pers werden gepubliceerd, waren
gebaseerd op ramingen, zoals die in juli
waren opgesteld. Er werd gesproken
over een globale overschrijding met
verschillende
miljarden.
Dat
moet
worden
genuanceerd.
Volgens
de
ramingen, die toch altijd een gissing
blijven, mochten we voor 1999 een
overschrijding van de doelstelling met 4
tot 5 miljard frank verwachten. De
eerste cijfers waren eigenlijk gebaseerd
op extrapolaties van het stijgingsritme
van de uitgaven over de eerste drie
maanden van 1999. Men moet daarmee
voorzichtig omgaan.
De eerste drie maanden van 1999
worden vergeleken met de eerste drie
maanden van 1998. Men vergelijkt
aldus een periode, waarin geen lineaire
besparingsmaatregelen van toepassing
waren of effect hadden, namelijk 1999,
met een periode waarin nog een effect
van
lineaire
besparingsmaatregelen
merkbaar was. Immers, in 1998 hebben
we nog te maken met facturaties van
1997 en in 1997 nog met lineaire
besparingsmaatregelen ten belope van 2
en 3% tariefvermindering. Dat effect zit
nog heel sterk in de vergelijking tussen
de eerste drie maanden van 1999 en de
eerste drie maanden van 1998. Men kan
in de ramingen zien dat, naarmate men
verder in 1999 en 1998 gaat, het
stijgingsritme van de uitgaven systema-
tisch daalt. Dat betekent dat de eerste
berichten
met
betrekking
tot
het
uiteindelijke resultaat van 1999 mis-
schien een tikkeltje te pessimistisch
waren. Ik durf u geen precies cijfer te
geven voor 1999 maar laat ons zeggen
dat er toch wel een probleem is van 4 tot
5 miljard frank. Dat probleem situeert
zich vooral in de sector van de
geneesmiddelen - daar wil ik dadelijk
iets meer over zeggen - en in mindere
mate in een aantal kleinere sectoren,
zoals de kinesitherapie, verpleegkunde
en logopedie. Ik wil u alle details geven
maar dit ietwat prematuur bericht is
gebaseerd op de eerste drie maanden en
men
moet
daar
een
beetje
mee
uitkijken. Het beeld is echter als volgt.
Er is een ernstige overschrijding in de
geneesmiddelensector en in kleinere
sectoren zijn er kleinere overschrijdin-
gen.
C 6 -
2
Chambre des Représentants de Belgique - Kamer van Volksvertegenwoordigers van Belgie¨
Législature 50e Zittingsperiode - SE 1999 BZ - Annales - Handelingen - COM 28.09.1999
voorzitter
Wat de geneesmiddelen betreft, wil ik
meteen beamen dat ik met die sector
een
erfenis
opstrijk
waarin
men
maatregelen heeft aangekondigd, die
misschien effectief zouden zijn geweest
indien men ze had uitgevoerd. Dit is
echter
niet
het
geval.
Bovendien
kondigde men, met een beetje gedruis,
grote besparingen aan ten gevolge van
goede structurele ingrepen, die echter
ongetwijfeld niet met deze snelheid
konden
worden
gerealiseerd.
Een
voorbeeld van dat laatste is Pharmanet.
Ik lees in de documenten van de vorige
regering dat zij in 1999 twee miljard
frank wou besparen dankzij het gebruik
van Pharmanet, dankzij peer review en
objectieve informatie over geneesmid-
delen. Sta mij toe te zeggen dat het
onmogelijk is om, door die ingrepen
zomaar twee miljard frank structureel te
besparen. Ik denk dat die ingrepen
noodzakelijk zijn, maar zoiets realiseert
men niet.
Daarnaast werden er andere maatrege-
len aangekondigd, zoals bijvoorbeeld
een betere controle van de effectieve
aflevering
van
geneesmiddelen,
de
aanneming
herzien
enzovoort.
Die
zaken
hebt
u
al
vernoemd.
Die
maatregelen werden evenmin uitge-
voerd.
Dat is geen goede erfenis op dat vlak.
Mijn motto voor de toekomst is dat ik
realistische en in zekere zin gematigde
doelstellingen wens en dat ik die
radicaal wil uitvoeren. Bijgevolg zal ik
ook realistische besparingen voorstel-
len. Dat is een moeilijke opgave.
Ik kom thans bij het jaar 2000. Ik meen
dat er enkele misverstanden gerezen
zijn over de cijfers van het ABVV. Ik
had begrepen dat het ABVV iets
duidelijk wilde maken over het jaar
2000, maar dat gaat niet. Men kan
immers
niet
spreken
over
een
overschrijding
als
er
nog
geen
doelstelling is vastgesteld. Wij moesten
dus eerst een doel vaststellen. Ik heb de
regering vorige week een voorstel
gedaan. De regeringswerkgroep die het
standpunt moest voorbereiden dat de
regeringsdelegatie
gisteren
op
de
Algemene Raad van de ziekteverzeke-
ring zou innemen, heeft dat voorstel
aanvaard. De Algemene Raad heeft dat
voorstel gevolgd. Ik kan de leden een
aantal exemplaren laten geworden van
de nota die ik aan de regering heb
overhandigd. Dat bespaart mij wat
spreektijd.
Wat is onze benadering ? Wij zijn van
oordeel dat de groeinorm van 1,5% te
krap
is
in
een
samenleving
die
veroudert, waarin nieuwe medische
technieken
beschikbaar
komen
en
waarin
duidelijk
nieuwe
behoeften
ontstaan. Een groeinorm van 2,5% is
absoluut nodig, maar daarvoor moet de
wetgeving worden gewijzigd. Die 2,5%
passen we toe op het doel van 1999 dat
was vastgelegd op 478 miljard frank,
verminderd met uitzonderlijke exogene
uitgaven
voor
een
bedrag
van
20,5 miljard frank. Vervolgens passen
we daarop een inflatie-index toe. Ik heb
ervoor gepleit om die uitzonderlijke
uitgaven voor 2000 in te calculeren
tegen hun werkelijke kost op kruissnel-
heid.
Die
uitzonderlijke
uitgaven
zullen dus geherwaardeerd worden op
23,5 miljard frank. Vervolgens heb ik
vastgesteld - in de pers heeft men het
over
lijken in de kast - dat er nog
andere
uitzonderlijke
beslissingen
waren genomen die niet begroot waren.
Ik denk aan het forfait van 500 miljoen
frank voor stervensbegeleiding, aan
500 miljoen frank voor een recent
genomen beslissing inzake erkenning-
snormen in de rust- en verzorgingste-
huizen, wat een goede zaak is, maar dit
bedrag was niet begroot. Er is bijgevolg
nog een miljard meer nodig in de
categorie van de uitzonderlijke uitga-
ven.
Dat
brengt
het
pakket
aan
uitzonderlijke factoren op 24,5 miljard
frank.
Daarnaast wens ik een bijkomende
inspanning te leveren voor mensen die
chronisch ziek zijn. De idee is dat er
maatregelen moeten worden genomen
grosso modo ten belope van 4 miljard
frank op kruissnelheid. Dat is voor mij
echter geen fetisj. Ik wil doen wat nodig
is, maar in de regering is afgesproken
dat we het gewicht van die maatregelen
pas zullen laten spelen in de begroting
van 2001 en dat we dit beleid opstarten
in de loop van 2000. Aangezien ik dit
grondig wil voorbereiden zal dit ook
nog niet zijn voor het begin van 2000.
Het gaat immers niet alleen om centen,
maar ook om de kwaliteit van de
verzorging van personen met chroni-
sche aandoeningen. Voor dat pakket
maatregelen schrijf ik in de begroting
2000 slechts 1 miljard frank in. Dat zou
dus kunnen ingaan in het laatste
kwartaal van 2000 en dan is er 1 miljard
van iets wat tussen 1 januari en
31 december 4 miljard kost. Dat geeft
het bedrag van 501 miljard frank
begrotingsdoelstelling 2000. Dat is in
verhouding tot de technische raming
een opgave in termen van beheersing
van 7,5 miljard frank. Ik wil dat
enigszins relativeren, maar dat maakt
het niet gemakkelijker. Een technische
raming is een technische raming, dus
een extrapolatie. Het is niet zeker dat er
met alle behoeften op een correcte wijze
rekening wordt gehouden. Er kunnen
nog andere behoeften zijn, maar het is
ook niet zeker dat de technische raming
een correcte weergave van de evolutie
is.
Maar
in
verhouding
met
de
technische
raming
spreek
ik
van
nettobesparingen van 7,5 miljard frank.
We zullen dan misschien nog moeten
spreken over bijkomende herschikkin-
gen om in te spelen op bepaalde nieuwe
behoeften die ontstaan en die mij door
de zorgverstrekkers, de ziekenfondsen,
patie¨ntenorganisaties, enzovoort, in de
vorm van verlanglijstjes, en dat is niet
denigrerend bedoeld, worden gegeven.
Ik zal vandaag niet uitweiden over de
besparingsmaatregelen.
Ik zal u echter iets meedelen dat u niet
in de pers hebt vernomen. Ik wil mij
verontschuldigen voor het verloop van
de procedure. Wij konden ook eerder
vergaderen. Deze nota vermeldt dat ik
veronderstel dat de heffing van 4% op
het zakencijfer van de farmaceutische
industrie wordt gehandhaafd. Dit is
uiteraard geen erg verheugend gegeven.
Het is een voorbeeld van een lineaire,
niet-structurele benadering, die zo vlug
mogelijk moet worden vervangen door
structurele maatregelen.
Ik hoop dat ik hiermee al een aantal
vragen heb beantwoord, onder meer
over
het
bilan
van
1999
en
de
methodiek die zal worden toegepast
voor het jaar 2000. In 2000 moeten er
initiatieven worden genomen voor de
chronisch zieken. Op dit vlak wil ik de
heer Bultinck geruststellen. Ik ben niet
van plan de beloften die in het
regeerakkoord
werden
gedaan
met
betrekking tot de chronisch zieken, op
enigerlei wijze af te zwakken. Er werd
overeengekomen dat deze maatregelen
in het jaar 2000 worden toegepast,
zodat de resultaten ervan reeds in het
jaar 2001 voelbaar zijn. De factuur voor
het jaar 2000 zal dus nog relatief
beperkt blijven.
De vraag over de regionale verdeling
kan ik niet beantwoorden omdat deze
cijfers niet worden bekendgemaakt bij
het tot stand komen van de technische
ramingen. Ik ben wel bereid later terug
te komen op de actualisatie van het
rapport-Jadot.
Wat de fundamentele aanpak betreft,
vrees ik dat ik voor de nabije toekomst
mijn toevlucht zal moeten nemen tot
lineaire maatregelen, die een eerder
agressief karakter hebben, zoals het
handhaven van de heffing van 4% op de
omzet van de farmaceutische industrie.
Het is de bedoeling deze maatregelen in
de volgende jaren om te zetten in
structurele maatregelen.
Met betrekking tot de farmaceutica
worden wij geconfronteerd met een
paradoxale toestand. In ons land wordt,
gemiddeld gesproken, meer uitgegeven
aan
geneesmiddelen
dan
in
de
C 6 -
3
Chambre des Représentants de Belgique - Kamer van Volksvertegenwoordigers van Belgie¨
Législature 50e Zittingsperiode - SE 1999 BZ - Annales - Handelingen - COM 28.09.1999
voorzitter
buurlanden. Bovendien zijn wij trager
met het registreren en laten terugbetalen
van nieuwe en van generieke genees-
middelen. Dit is niet alleen nadelig voor
het budget, maar ook voor de innovatie
in de gezondheidszorg en voor de
innovatie in de farmaceutische indus-
trie.
Dit
probleem
moet
prioritair
worden behandeld. Ik wil dan ook een
rationele strategie van het geneesmidde-
lengebruik op het getouw zetten. Het
zou
interessant
zijn
hieraan
een
bijzondere
commissievergadering
te
weiden om ons te concentreren op deze
specifieke problemen.
Een economist beschouwt een factuur
altijd als de vermenigvuldiging van een
prijs en een volume. Op het vlak van de
prijs van de farmaceutica werden er de
voorbije jaren inspanningen geleverd.
De prijs van nieuwe geneesmiddelen
schommelt in ons land momenteel rond
het Europese gemiddelde. Er blijft
echter een verschil in prijs voor de
oudere producten, die vaak duurder zijn
dan in het buitenland. Om die reden
werden er reeds een aantal prijsvermin-
deringen gerealiseerd voor de oudere
producten. Wij moeten deze inspannin-
gen voortzetten. Hiermee geef ik reeds
een idee van een mogelijk besparings-
voorstel. Oudere geneesmiddelen bin-
nen brevet moeten goedkoper worden
gemaakt.
Een ander prijsprobleem heeft te maken
met de zwakke aanwezigheid van
generieke
geneesmiddelen
op
onze
markt.
Om
de
aanwezigheid
van
generieken te bevorderen, geeft het
RIZIV sedert enige tijd voorrang aan de
behandeling van generieken. Naast het
beperkte aanbod is er ook een blijvend
probleem in het voorschrijfgedrag. De
artsen blijven wantrouwen koesteren en
schrijven dan ook minder generieke
geneesmiddelen voor. Bovendien wei-
geren vele ziekenhuizen generieken op
te nemen in het geneesmiddelenformu-
larium. Op dit vlak moet er worden
gestreefd naar een doorbraak. Overi-
gens zijn er geruchten dat sommige
farmaceutische bedrijven van plan zijn
goedkope generieken op de markt te
brengen
in
plaats
van
belangrijke
farmaceutische specialiteiten in hun
eigen brevet. Dit is positief nieuws.
Daar moeten we dan op inspelen.
Als ik heb gezegd dat er een paradox is,
doordat we trager zijn dan andere
landen in het registreren en het voor
terugbetaling in aanmerking nemen van
geneesmiddelen, dan moeten we daar
ook aan werken. We hebben daar te
maken met een bureaucratisch pro-
bleem. De termijnen zijn absoluut
extravagant lang. Daar is al aan gewerkt
door de vorige regering. Ik citeer een
paar maatregelen. Men heeft bijvoor-
beeld beslist dat de terugbetaling van
geneesmiddelen voortaan moet geschie-
den bij ministerieel besluit en niet
langer bij koninklijk besluit. Men heeft
gezegd dat het voorstel niet meer moet
worden doorgezonden naar de overeen-
komstige commissie van apothekers en
ziekenfondsen, als het gaat om een
voorstel van de Technische Raad voor
Farmaceutische
Specialiteiten.
Men
heeft gezegd dat het voorafgaand advies
van de Dienst voor Geneeskundige
Controle niet meer nodig is. In ruil
wordt een lid van de Dienst opgenomen
in de technische raad. Er worden
eindelijk bijkomende apothekers aange-
worven in de apotheek van het RIZIV
enzovoort. Men is er dus wel mee bezig
maar dit is niet voldoende. Ik zal geen
grote slogans lanceren die niet haalbaar
zijn. Ik wens echter in de komende
jaren stelselmatig de termijnen voor
registratie en terugbetaling van genees-
middelen in te korten door een grondige
stroomlijning van de hele beslissingske-
ten terzake.
Wat nu de consumptie en het volume
ervan
betreft,
wens
ik
een
heel
belangrijke actie van rationeel gebruik
van geneesmiddelen op het getouw te
zetten. Ik denk dat ik dat moet doen in
een partnership met de artsen, omdat de
artsen in die materie uiteindelijk de
belangrijkste beslissingen nemen en dat
zullen blijven doen. Dat zal niet alleen
tijd maar ook een mentaliteitswijziging
en veel betere informatie vergen. Daar
is
Pharmanet
voor
mij
cruciaal.
Pharmanet is nu operationeel maar
volgens mij niet op een echt adequate
manier. Het laat vandaag al toe om een
zekere feedback te geven aan de artsen
over wat ze voorschrijven. Het moet
volgens mij toelaten om in de loop van
2000 een systematische oefening te
maken
met
betrekking
tot
het
voorschrijfgedrag, binnen de LOK's, de
Lokale Kwaliteitskringen. Ik geloof
echter dat de informatie, ingezameld via
Pharmanet, toch sterk moet worden
verbeterd. Ik wil daarom absolute
prioriteit geven aan de realisatie van
wat men 'het unieke spoor' noemt. Dat
betekent
dat
men
de
statistische
gegevens gaat koppelen aan facturatie
en patie¨ntgegevens. Dat doet problemen
rijzen in verband met privacy en
anonimiteit.
Die
moeten
natuurlijk
worden gegarandeerd bij de oplossin-
gen die we bedenken. Dat is absoluut
noodzakelijk, ten eerste om sociale
redenen, omdat ik wens dat medica-
menten in de loop van deze legislatuur
worden opgenomen in de systemen van
sociale en fiscale franchise. Daartoe
moet
men
echter
over
gegevens
beschikken. Ten tweede is dat nodig om
adequate informatie aan de Lokale
Kwaliteitskringen te verschaffen en te
komen tot een echt peer-review.
Ik heb ook al gezegd dat ik, dankzij
rationeel gebruik van geneesmiddelen,
een deel van de vrucht van die
inspanning wil recycleren naar de
zorgenverstrekkers
en
niet
zomaar
willekeurig, tenminste in de mate
waarin we ademruimte krijgen in het
budget. Daarvoor is de uitdrukking
'beloning' misschien wat ongelukkig
gekozen. Wat we naar mijn mening
moeten doen, is een deel van de
budgettaire vrucht van rationeel genees-
middelengebruik recycleren naar de
ondersteuning van de inspanning. Ik
heb
daarover
nog
geen
precieze
voorstellen maar ik wil daar overleg
over. Wat kunnen we bedenken ? We
zouden bijvoorbeeld financieel kunnen
bijspringen
in
de
mate
dat
het
elektronisch medisch dossier in de
eerste lijn werkelijk wordt uitgerust om
voorschrijfgedrag te ondersteunen met
software, want zoiets is duur. In de mate
dat zoiets gebeurt moeten we dat
financieel ondersteunen. We zouden
kunnen zeggen dat er in de hele
systematiek van accreditering en LOK's
bijkomende expertise nodig is. Dat
moet men financieel mogelijk maken.
Er zijn nog andere dingen mogelijk
maar mijn idee is dat we een deel van
die opbrengst moeten recycleren, als ze
er is, naar de ondersteuning van de
inspanning en dat we dus niet zomaar
willekeurig geld moeten uitdelen.
De
huisartsen
spelen
daarin
een
essentie¨le rol. Immers, 80% van de
pharmaceutica wordt door huisartsen
voorgeschreven.
De heer Luc Goutry
(CVP)
: Zij moeten
dus geen beloning krijgen als ze correct
voorschrijven ?
De voorzitter : Mijnheer Goutry, u
krijgt nog wel de kans om discussies te
voeren.
Minister
Frank
Vandenbroucke :
Mijnheer de voorzitter, ik denk dat ik
eigenlijk het essentie¨le heb gezegd. Het
lijkt me belangrijk dat de sociale
maatregelen, die we willen nemen, niet
in het gedrang komen door de moeilijke
begrotingssituatie en de erfenis waar-
mee ik opgezadeld zit. Ik denk dat ik
voor een stuk kan voortbouwen op
dingen die in het verleden gestart
werden, maar dat ik ze moet versterken
en verbeteren. Ik wens met name
informatie te bieden die adequaat is en
op die basis een werkelijke strategie van
rationeel gebruik van geneesmiddelen
mogelijk te maken.
C 6 -
4
Chambre des Représentants de Belgique - Kamer van Volksvertegenwoordigers van Belgie¨
Législature 50e Zittingsperiode - SE 1999 BZ - Annales - Handelingen - COM 28.09.1999
voorzitter
Mijnheer de voorzitter, dat was mijn
betoog in vogelvlucht. Ik verontschul-
dig mij voor de snelheid van dit
antwoord op deze heel brede vraagstel-
ling.
De voorzitter : De heer Jo Vandeurzen
heeft het woord.
De
heer
Jo
Vandeurzen
(CVP)
:
Mijnheer de voorzitter, het Reglement
bepaalt dat enkel de twee interpellanten
het woord mogen nemen in het debat.
De voorzitter : Mijnheer Vandeurzen,
de
interpellanten
krijgen
elk
vijf
minuten voor hun repliek. Dit geldt ook
voor ten hoogste drie andere sprekers.
De heer Jo Vandeurzen
(CVP)
: Ik zal u
het
Reglement
bezorgen
van
de
commissie voor de Justitie, waar zich
een gelijkaardig incident heeft voorge-
daan.
Iedereen is het er ongetwijfeld mee eens
dat dit slechts een oppervlakkig debat is
over een zeer ernstig probleem. Wij zijn
niet van plan zonder reden oppositie te
voeren omdat wij maar al te goed
beseffen dat de problemen in deze
sector bijzonder complex zijn. Talloze
actoren spelen een rol bij het tot stand
komen van de besluitvorming en het
veroorzaken van kosten. Aangezien er
zoveel mensen onmiddellijk betrokken
zijn
bij
de
problematiek
van
de
gezondheidszorg, zou het onaanvaard-
baar zijn dat de overheid zonder overleg
maatregelen zou opleggen.
Het gaat om een ernstig probleem. Ik
vrees dat de cijfers die op dit ogenblik
worden gehanteerd voor het budget van
het jaar 2000, weinig geloofwaardig
zijn. Nu reeds blijkt dat de actoren het
cijfer van het Verzekeringscomite´ niet
aanvaarden. Hoewel de cijfers van de
vorige jaren niet realistisch bleken,
vermindert de minister in zijn raming
het voorgestelde bedrag nog met zeven
miljard. Bovendien zal er voor 2001 een
extra uitgave zijn van drie miljard
omdat er in 2000 inspanningen zullen
worden gedaan voor de chronisch
zieken.
Iedereen
zal
nieuwsgierig
uitkijken naar de maatregelen die de
regering zal nemen.
Wat het probleem van de facturatiecycli
en de boekhoudingsmethoden in het
RIZIV betreft, heeft de minister niets
nieuws verteld. De boekhouding van
het RIZIV laat blijkbaar niet toe de
situatie exact te interpreteren. Zo moet
er al te vaak met ramingen worden
gewerkt.
Het Pharmanetverhaal en het pleidooi
voor de terugbetaling van generieke
geneesmiddelen is evenmin nieuw. Men
kan zich echter afvragen of er in deze
sector
nu
eindelijk
zal
worden
gei¨mplementeerd wat er werd afgespro-
ken. De beheersing van deze belang-
rijke sector is een grote uitdaging voor
de regeringspartners. Ik heb het hierbij
niet over de inspanningen die zullen
worden gedaan voor de chronisch
zieken. De arresten Khol en Decker en
het fenomeen van de vergrijzing wijzen
er echter op dat de uitdaging alsmaar
grotere dimensies aanneemt.
Wij vragen ons in de eerste plaats af of
het budget van 2000 geloofwaardig is.
Het is bijzonder jammer dat de minister
de groeinorm van 2,5% hanteert. Het
magische begrip
exogene factoren
krijgt hiermee een cijfer. De minister
heeft de kans laten voorbijgaan om het
gesprek ten gronde te voeren met het
resultaatsengagement van de betrokke-
nen. Ik ben mij ervan bewust dat dit niet
gemakkelijk is. Wij hebben in elk geval
soms de indruk dat het begrip
exogene
factoren
naar believen kan worden
gemanipuleerd.
In deze commissie kunnen wij ons op
een zeer constructieve, maar tegelijker-
tijd ook op een vrije manier uiten omdat
wij dit probleem reeds herhaaldelijk
hebben gesignaleerd. Er kan uitgebreid
worden gediscussieerd over de inhoud
van het begrip
exogene factoren.
Eigenlijk wordt vaak de indruk gewekt
dat de budgettaire discussie een virtuele
discussie is. De groeinorm van 2,5%
wordt zonder meer aanvaard, zonder
voorafgaande wijziging van de wet.
Men aanvaardt de exogene factoren.
Wij
moeten
vaststellen
dat
alle
betrokken actoren in de sector grondige
twijfels koesteren over de haalbaarheid
van
het
voorgestelde
budget.
De
minister moet zijn toevlucht nemen tot
lineaire
maatregelen
om
op
korte
termijn resultaten te kunnen boeken.
Deze toestand wekt onze bezorgdheid.
Wij zullen de maatregelen van de
minister en van het RIZIV dan ook met
een
constructieve,
maar
kritische
ingesteldheid onderzoeken en hopen
oprecht dat de budgettaire voorstellen
geloofwaardig zullen zijn. De berichten
die wij tot nu toe hebben gehoord,
voorspellen echter niet veel goeds.
De voorzitter : De heer Jef Valkeniers
heeft het woord.
De
heer
Jef
Valkeniers
(VLD)
:
Mijnheer de voorzitter, aan de heer
Vandeurzen wens ik nog te zeggen dat
de vorige regering voor 4,1 miljard
frank aangekondigde maatregelen niet
heeft genomen.
De
voorzitter :
Mevrouw
Greta
D'Hondt heeft het woord.
Mevrouw
Greta
D'Hondt
(CVP)
:
Mijnheer de voorzitter, iedere commis-
sie moet in het begin zijn draai vinden.
Ik ga niet moeilijk doen over uw
toestemming om meerdere sprekers aan
het woord te laten, maar ik verwijs wel
naar het Reglement waarin duidelijk
staat wie er nog een repliek mag geven.
Iedere voorzitter moet dat Reglement
toepassen.
De voorzitter : Ik ben daarvan op de
hoogte, mevrouw D'Hondt. Bij deze
eerste
ontmoeting
ben
ik
soepel
geweest, maar ik ben bereid met de
andere leden te overleggen hoe wij in de
toekomst te werk zullen gaan om
constructieve
debatten
mogelijk
te
maken.
De heer Jef Valkeniers heeft het woord.
De
heer
Jef
Valkeniers
(VLD)
:
Mijnheer de voorzitter, ik kom terug op
de besparingsmaatregelen die de vorige
regering niet heeft uitgevoerd. De partij
van mevrouw D'Hondt maakte toen
deel uit van het bestuur. Indien men het
met de regering niet eens was, kon men
ze naar huis sturen.
Het verheugt ons dat de groeinorm van
1,5 is opgetrokken naar 2,5% omdat die
norm onrealistisch was. Toch vragen
wij de minister om niet stelselmatig en
gemakkelijkheidshalve een beroep te
doen op exogene factoren. Niemand
heeft
die
exogene
factoren
ooit
duidelijk
omschreven.
Wij
hebben
daarover meer dan eens gediscussieerd.
Laat ons die term in de toekomst zoveel
mogelijk bannen en vervangen door een
nog meer realistische groei. Wij vragen
eveneens dat er meer aandacht gaat naar
de
podologiefinanciering
en
een
permanente doorlichting van de nomen-
clatuur.
Ik wens nog even terug te komen op
enkele antwoorden van de minister. Het
schoentje
wringt
vooral
bij
de
registratie. De minister weet dat men
ook Europees kan registreren, namelijk
in Londen. Is het niet beter Europees te
registreren ? Ik denk dat dit veel tijd en
middelen zal besparen want in Londen
gaat alles veel vlugger en de registratie
geldt voor heel de Europese Unie. Dan
blijft er nog alleen de terugbetaling
over, maar ik meen dat de minister over
de nodige mechanismen beschikt om
ervoor te zorgen dat ook dit vlugger
gebeurt.
De minister stelt een partnership met de
artsen voor. Hij spreekt over Pharmanet.
Ik moet hier de opmerking maken dat
Pharmanet geen geneesmiddelen regis-
treert die in de universiteiten worden
voorgeschreven en dat zijn juist de
grootste voorschrijvers. De huisartsen
C 6 -
5
Chambre des Représentants de Belgique - Kamer van Volksvertegenwoordigers van Belgie¨
Législature 50e Zittingsperiode - SE 1999 BZ - Annales - Handelingen - COM 28.09.1999
Jef Valkeniers
schrijven in vele gevallen geneesmidde-
len voor die ook de specialist heeft
voorgeschreven. Sommige specialisten
schrikken er ook niet voor terug om tien
tot twaalf verschillende soorten genees-
middelen voor te schrijven en vaak de
duurste eerst. Mevrouw Van de Casteele
zal zeker kunnen bevestigen dat er heel
wat patie¨nten in de apotheek komen met
voorschriften
voor
tien
tot
twaalf
verschillende soorten geneesmiddelen.
Volgens
mij
zou
dus
ook
het
voorschrijfgedrag van de hospitalen in
het algemeen moeten worden geregis-
treerd
omdat
er
anders
een
zeer
belangrijke factor ontbreekt. Ik heb in
het verleden vaak verwezen naar de
vader van de minister. Dat was de enige
professor aan de universiteit die ons
attent maakte op de enorme kostprijs
van onderzoeken en van geneesmidde-
len. De minister moet de universiteiten
op zijn beurt vragen de studenten hierop
attent te maken. Iedere handtekening
die zij plaatsen op een aanvraag voor
radiografie,
biologie
of
op
een
voorschrift voor geneesmiddelen, is een
cheque die ze uitschrijven.
De voorzitter : Mevrouw Annemie Van
de Casteele heeft het woord.
Mevrouw Annemie Van de Casteele
(VU&ID) : Mijnheer de voorzitter, uit
respect voor het reglement zal ik niet te
veel zeggen. Ik hoop dat we bij de
begroting nog uitgebreid op dit punt
terugkomen, ook met veel cijfermate-
riaal.
Ten eerste moet het mij van het hart dat
ook ik een beetje ontgoocheld ben in
deze nieuwe regering en in de manier
waarop zij de begroting aanpakt. Ik was
ook een tegenstander van de groeinorm.
Ik had verwacht dat u wat dieper zou
durven gaan, dat u zou zoeken naar wat
er structureel fout loopt in de hele sector
van de gezondheidszorg en dat men aan
een soort zero-basebudgetting zou gaan
doen. Voor een aantal nieuwe behoeften
doet men dat al. Men kijkt wat er nodig
is maar men heeft niet de moed om
binnen de bestaande budgetten uit te
zoeken of er nog misbruiken zijn en of
er bijsturingen mogelijk zijn.
Ten tweede heeft men eigenlijk geen
gezondheidsdoelen, door het feit dat
men op verschillende niveaus werkt.
Dat hangt natuurlijk samen met ons
systeem van ziekteverzekering en ons
institutioneel
systeem.
De
eerste
opdracht, zelfs van een ziekteverzeke-
ring, zou erin moeten bestaan te werken
volgens een aantal doelstellingen en in
de eerste plaats bepaalde uitgaven te
voorkomen. Dat is in ons systeem niet
meer mogelijk. Het is voor mij een
reden te meer om te blijven pleiten voor
het overdragen van de bevoegdheid
naar e´e´n niveau, zodat men gezond-
heidsdoelstellingen voorop kan plaatsen
en daar ook met de ziekteverzekering
naartoe kan werken. Als ik in het laatste
verslag van het RIZIV bijvoorbeeld zie
dat
we
het
meest
uitgeven
aan
geneesmiddelen tegen depressies, dan
moet
men
daar
toch
met
andere
beleidsinstrumenten iets aan kunnen
doen, juist om zulke grote uitgaven te
vermijden ! Dat is maar een voorbeeld.
Er zou toch iets fundamentelers moeten
veranderen aan onze gezondheidszorg.
Dat kunnen we niet doen zolang die
complexe bevoegdheidsverdeling blijft
bestaan.
Ik heb ook een opmerking over het
geneesmiddelenbeleid. Ik hoop dat we
daar eens een ernstige discussie aan
kunnen wijden, mijnheer de minister. U
zegt dat we partners moeten hebben bij
het stimuleren van een rationeel gebruik
van geneesmiddelen. Op het gevaar af
voor corporatist te worden uitgeschol-
den, beweer ik dat u daar een groep uit
het oog verliest die zeker ook een
bijdrage kan leveren in het rationeel
gebruik van geneesmiddelen, namelijk
de apothekers. Ik wil u vragen om ook
over de inbreng van de apothekers in
die materie te willen nadenken. Er is
theoretisch immers ooit wettelijk een
institutierecht voor apothekers vastge-
legd. Dat is nooit uitgevoerd. Ik weet
dat dit heel delicaat is. Toch pleit ik
voor overleg waarbij men vanuit de
verschillende invalshoeken een inbreng
kan doen om tot een rationeel gebruik
van geneesmiddelen te komen.
Ik heb nog een laatste opmerking. Ik
denk dat de heer Valkeniers gelijk heeft.
We zijn er in het verleden verschillende
keren over tussengekomen. Men heeft
voor het geneesmiddelengebruik een
aantal groepen ook verschoven naar de
ziekenhuizen en die worden al te weinig
gecontroleerd. Als men maatregelen
invoert voor de ambulante sector, dan
ontsnapt de ziekenhuissector, wat het
geneesmiddelenverbruik betreft, op dit
moment inderdaad compleet. Ook daar
moeten er maatregelen worden geno-
men, omdat we dat budget ernstig de
hoogte zien ingaan.
De voorzitter : De heer Luc Goutry
heeft het woord.
De heer Luc Goutry
(CVP)
: Mijnheer
de voorzitter, ik hoor hier voortdurend
de vraag naar een structureel debat. Wij
hebben in de vorige regering een
resolutie ingediend waaraan een debat
was
gekoppeld
-
waarover
Jef
Valkeniers natuurlijk wel flauw kan
doen - in een poging om een aantal
zaken te forceren na twaalf jaar beleid
van
socialistische
ministers
in
dit
departement.
Wij
hebben
die
vraag
opnieuw
ingediend. Zij is overgemaakt aan de
Conferentie van voorzitters. Ik hoop dat
ze daar met dezelfde eendracht als hier
zal worden gesteund, ten einde in deze
commissie in de kortste keren een debat
ten gronde te kunnen voeren. De laatste
discussie hierover had plaats in de
zomer
van
1996,
toen
we
de
kaderwetten hebben besproken. We
slaagden er toen in op een ernstige
manier met elkaar van gedachten te
wisselen over de begroting voor de
gezondheidszorgen.
De
minister
heeft
een
belangrijke
uitspraak gedaan over Pharmanet. Dat
is de sleutel bij uitstek voor de
geneesmiddelensector.
Dat
is
zijn
informatiebron. Als men niet weet wat
er precies wordt verbruikt, kan men niet
corrigeren. De opmerking over het
gebruik van antidepressiva was zeer
terecht. Het verheugt mij dat de heer
Valkeniers hierop niet heeft geprotes-
teerd en dat we dringend
naar e´e´n
spoor zullen kunnen
zoals de minister
zegt. Alle
informatie
moet
bijeen
worden gebracht zodat alles doorzichtig
wordt en ook het geneesherenkorps
daarmee akkoord kan gaan.
De
minister
kondigt
aanzienlijke
besparingen aan. Het zal misschien wat
cynisch overkomen, maar ik heb een
goed bedoelde suggestie. Om bij zijn
besparingsvoorstel van 6 tot 7 miljard
niet in dezelfde fout te vervallen als in
het verleden, zal de doelstelling iets
hoger moeten zijn. De maatregelen
hebben immers geen uitwerking vanaf 1
januari en dat was de grote fout in het
verleden.
De
besparingsmaatregelen
werden aangekondigd. Tegen dat ze
goed en wel in de lift zaten, was het jaar
echter al half verstreken zodat ze op het
einde van de rit maar de helft van de
vooropgestelde besparingen opbrach-
ten. Om effectief 7 miljard te besparen,
moet men dus eigenlijk streven naar een
besparing van 14 miljard. Dat is mijn
thesis, maar we zullen het daar nog
kunnen over hebben.
Het
zou
ook
erg
zijn
dat
de
tegemoetkomingen aan de chronisch
zieken door andere maatregelen zouden
worden vernietigd. Die vrees is er. De
maatregelen zijn van lineaire aard. De
minister spreekt bijvoorbeeld over 4%
besparingen voor de geneesmiddelen.
Dat betekent dat iedereen ze zal moeten
ondergaan, ook de chronisch zieken. We
moeten er voor zorgen dat er geen
nadelige interferentie is voor degenen
die het zeer moeilijk hebben. Wij waren
altijd voorstanders van een zekere
selectiviteit op dat vlak en wezen
lineaire besparingen van de hand.
C 6 -
6
Chambre des Représentants de Belgique - Kamer van Volksvertegenwoordigers van Belgie¨
Législature 50e Zittingsperiode - SE 1999 BZ - Annales - Handelingen - COM 28.09.1999
Luc Goutry
Ik heb nog een laatste opmerking over
de exogene factoren. Dat blijft een oud
spook. Men heeft daar nooit enig zicht
op gehad. Wij hebben de vorige
minister daarover herhaaldelijk onder-
vraagd, maar haar antwoorden bleven
erg vaag. Vandaar dat ik toch wel wat
gebeten was door het enthousiasme van
de vroegere kabinetschef van mevrouw
De Galan gisteren in de Algemene
Raad. Plots worden er door de regering
duidelijke doelstellingen aangekondigd.
Vroeger bepaalde hij voor een groot
deel het beleid en ik denk dat dit zo zal
blijven. Ik begrijp bijgevolg niet goed
hoe die ommekeer er nu zo plots is
gekomen. Misschien was hij hierover al
lang gefrustreerd.
Dit waren enkele bedenkingen van mijn
fractie. Het belangrijkste is echter dat
wij
nogmaals
aandringen
op
een
structureel diepgaand debat in aanwe-
zigheid van alle betrokken actoren.
Tenslotte wens ik de minister nog te
zeggen dat hij de beloningen die hij in
artsenkranten
aankondigt
voor
de
dokters
die
goed
werken,
moet
uitbreiden naar alle zorgenverstrekkers.
Er zijn nog anderen in de gezondheids-
sector die goed werken, zoals de
verpleegkundigen,
kinesisten,
enzo-
voort. Sommigen werken al jaren met
een bepaald budget en kunnen geen
centiem meer krijgen, maar worden
nooit beloond. Zij worden integendeel
nog altijd als eersten gestraft. We
moeten ervoor zorgen niet in een
vreemde dialectiek terecht te komen.
De voorzitter : Dit is een aanbod om
het structurele debat in de commissie
aan te vatten. Wij zullen dit voorstel
steunen
in
de
conferentie
van
voorzitters.
De heer Jef Valkeniers
(VLD)
: Ik dring
aan op een wijziging van het reglement.
De
leden
moeten
zich
kunnen
aansluiten bij een interpellatie vo´o´r het
antwoord van de minister. Deze manier
van werken is totaal onzinnig.
De voorzitter : Mijnheer Valkeniers, u
moet dit probleem via uw fractievoor-
zitter aankaarten.
Ik heb het debat gesloten. Ik heb twee
vragen voor de minister. Wanneer zal
het rapport-Jadot worden besproken ?
Mevrouw Van de Casteele heeft in dit
verband een brief tot de commissie
gericht om de heer Jadot zo vlug
mogelijk over dit rapport te ondervra-
gen. Wij hebben hem gehoord in
februari 1996. De gegevens over de
jaren 1996, 1997 en 1998 ontbreken dus
nog. Ik zou het op prijs stellen indien de
minister bij deze besprekingen aanwe-
zig zou zijn.
Voorts heeft de minister voorgesteld een
vergadering te wijden aan de problema-
tiek van de geneesmiddelen. Ik verzoek
de minister dan ook de documenten die
hiervan ter beschikking zijn, vooraf aan
de commissie te overhandigen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge
vraag
van
mevrouw
Greta D'Hondt aan de minister van
Sociale Zaken en Pensioenen over
de
financie¨le baten die het
globaal
financieel beheer
opgeleverd heeft
voor de sociale zekerheid van de
werknemers
sinds
de
invoering
ervan
(nr. 5)
Question
orale
de
Mme
Greta
D'Hondt au ministre des Affaires
sociales et des Pensions sur
les
be´ne´fices produits par la gestion
globale de la se´curite´ sociale depuis
son instauration
(n° 5)
De
voorzitter :
Mevrouw
Greta
D'Hondt heeft het woord.
Mevrouw
Greta
D'Hondt
(CVP)
:
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de
minister, met de wetten van maart en
december 1994 heeft de Rijksdienst
voor Sociale Zekerheid de nieuwe
opdracht gekregen het globaal even-
wicht en het globaal financieel beheer
van de sociale zekerheid te verzekeren.
Een en ander moest ook de efficie¨ntie en
de doorzichtigheid van de financiering
van de sociale zekerheid bevorderen.
De historiek heb ik reeds in mijn vraag
geschetst, ik zal er dus niet verder over
uitweiden.
Er waren in de beginfase een groot
aantal ambities, want men wilde de
inkomsten van de sociale zekerheid
just-in-time verdelen, zodat er geen
gelden te lang bleven liggen zonder dat
ze konden worden belegd op korte of
middellange
termijn.
Het
was
de
bedoeling het renteverlies te vermijden,
omdat de ene belegde op korte termijn
en de andere langlopende leningen
moest afsluiten. Het ene compenseerde
het andere niet, en de transfers zouden
dan ook kunnen worden beperkt.
Mijn vraag luidt dan ook als volgt : wat
zijn, drie tot vier jaar nadat het systeem
kon worden toegepast, de financie¨le
baten in de sociale zekerheid door de
just-in-time financiering ? Er werden
immers in een aantal takken - jammer
genoeg zeldzame - reserves geglobali-
seerd, en die konden daardoor ook beter
worden beheerd.
De voorzitter : De minister heeft het
woord.
Minister
Frank
Vandenbroucke :
Mijnheer de voorzitter, ik denk dat
mevrouw
D'Hondt
een
belangrijke
vraag stelt waarbij ze erop wijst dat het
globaal niet alleen een zaak van
doorzichtigheid en structuur was, maar
ook van echt financieel voordeel doen.
Men is bezig die oefening te maken, die
op het einde van de vorige regeerpe-
riode werd gestart. Er moeten echter
nog een aantal zaken worden uitge-
klaard zoals de analyse van de omloop
van het geld binnen elk van de takken,
de staat van de van kracht zijnde regels
en
de
praktijken
van
financie¨le
verantwoordelijkheid binnen de takken.
Ik wens drie aspecten te onderstrepen.
Ten eerste is het dagelijks thesauriebe-
leid uitgegroeid tot een belangrijk
aspect van de financieringspolitiek. De
leden kunnen een gedetailleerd over-
zicht van het thesauriebeleid vinden in
de
kwartaalverslagen
die
worden
voorgelegd aan het beheerscomite´ van
de sociale zekerheid. Ik heb deze
verslagen bij en wil ze de leden
overhandigen. Ik verwijs dan ook naar
de grafieken en de teksten in deze
verslagen zoals het saldo van de
rekening van de
RSZ-globaal beheer,
de evolutie van de rentevoeten, de
debet- en creditrentevoeten enzovoort
op de verschillende termijnen en ook de
door de RSZ genomen opties voor de
verschillende lenings-of beleggingsver-
richtingen. Uit die documenten blijkt
dat er in de praktijk heel wat geld wordt
uitgespaard. Het is de bedoeling dat dit
verder wordt bestudeerd. Hierbij zal een
periode van vijf jaar onder de loupe
worden genomen. Ik hoop hierover
binnenkort meer te kunnen vertellen.
Een tweede belangrijk aspect is het
beheer van het reservefonds van de
RSZ-globaal beheer. In de loop van
het derde kwartaal van 1998 werden de
reserves van sommige instellingen van
de sociale zekerheid, namelijk de RVP,
de RKW en de beroepsziekten, ter
beschikking gesteld van de
RSZ-
globaal beheer
. Het ging om een
overdracht
van
24
miljard.
Het
beheerscomite´ van de sociale zekerheid
heeft beslist deze reserves apart te
behouden en op lange termijn te
beleggen in instrumenten van over-
heidsschuld.
Er
werd
beslist
deze
gelden discretionair te beheren. De
portefeuille werd verdeeld over vier
grote financie¨le instellingen op basis
van
enkele
objectieve
criteria.
In
principe is deze aanpak zeer rendabel en
alleen mogelijk op het niveau van het
globaal beheer. Enkel daar kunnen de
middelen worden gecentraliseerd en
kan men de concurrentie tussen de
C 6 -
7
Chambre des Représentants de Belgique - Kamer van Volksvertegenwoordigers van Belgie¨
Législature 50e Zittingsperiode - SE 1999 BZ - Annales - Handelingen - COM 28.09.1999
voorzitter
financie¨le instellingen aanwakkeren met
het oog op een maximale opbrengst. Ik
hoop in dit verband binnenkort concrete
resultaten te kunnen voorleggen.
Het derde aspect is het herschikken van
leningen. De leden weten dat het
beheerscomite´ van de sociale zekerheid
op 18 juni 1998 heeft beslist om voor
leningen met een hoge intrestvoet, die
zowel door de RSZ als door het Riziv
werden aangegaan, bij de betrokken
banken een herziening aan te vragen.
Dit is reeds gebeurd voor de lening van
de RSZ. Zij werd herschikt aan een
gunstige intrestvoet na betaling van een
afkooppremie. Dit brengt rente op.
Bovendien moet de kredietopening niet
worden aangesproken. Over de herzie-
ning van de Riziv-lening wordt nog
onderhandeld. De herschikking van de
leningen is dus een belangrijk aspect,
maar ik kan de leden nog geen afgerond
verhaal vertellen. Dit is misschien een
beetje frustrerend. Ik geloof echter dat
deze operaties geld zullen opbrengen.
Het beheerscomite´ van de sociale
zekerheid werd pas op het einde van
1995 opgericht en is dus eigenlijk pas
beginnen werken in het begin van 1996.
Zowel het beheer van de reserves als de
leningen werd eigenlijk pas in de loop
van
1998
toevertrouwd
aan
het
beheerscomite´ van de sociale zekerheid
van werknemers. We moeten dus nog
even geduld oefenen. Ik deel echter de
bekommernis van de leden en ben blij
dat deze vraag werd gesteld. Ik hoop dat
we het te gelegener tijd over deze zaak
kunnen hebben.
De
voorzitter :
Mevrouw
Greta
D'Hondt heeft het woord.
Mevrouw
Greta
D'Hondt
(CVP)
:
Mijnheer de voorzitter, wij zullen te
gelegener tijd op deze problematiek
terugkomen omdat er in dit geval sprake
is van een belangrijk instrument van
goed beheer.
De meeste instellingen van sociale
zekerheid bezorgen ons hun jaar- of
kwartaalverslagen of laten toe dat wij
ons op deze verslagen abonneren. Dit is
niet het geval voor het algemeen beheer
van de sociale zekerheid. Het is niet
mijn gewoonte ministers lastig te vallen
met vragen over gegevens die ik zelf in
verslagen kan terugvinden. In dit geval
beschikken wij echter niet over de
verslagen. Kan de minister de RSZ
verzoeken
deze
gegevens
aan
de
commissie te bezorgen ? Indien wij
hierover zouden beschikken, zouden
wij onze vragen kunnen beperken tot de
grond van de zaak in plaats van vragen
te moeten stellen over cijfermatige
gegevens, die de minister op zijn beurt
bij de administratie moet opvragen.
De voorzitter : Mijnheer de minister,
zou
het
mogelijk
zijn
ons
de
documentatie, waarom ik u daarnet heb
gevraagd,
ook
in
het
Frans
te
bezorgen ?
Minister Frank Vandenbroucke : Ik
weet niet of u dit in het verslag wil laten
opnemen. Ik kan u zeker de Franstalige
teksten bezorgen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Samengevoegde mondelinge vragen
van :
- de heer Danny Pieters aan de
minister
van
Sociale
Zaken
en
Pensioenen
over
de 'creatieve
facturatiewijze' die sommige zieken-
huizen blijken te hanteren naar
aanleiding
van
de
zorgen
bij
bevalling
(nr. 9)
- de heer Koen Bultinck aan de
minister
van
Sociale
Zaken
en
Pensioenen over
de onnodige onder-
zoeken
die
voorafgaand
aan
de
bevalling in een aantal ziekenhuizen
worden uitgevoerd
(nr. 73)
- mevrouw Annemie Van de Casteele
aan de minister van Consumentenza-
ken, Volksgezondheid en Leefmilieu
en aan de minister van Sociale Zaken
en Pensioenen over
de facturering in
de ziekenhuizen en de beschikbaar-
heid
van
de
minimale
klinische
gegevens
(nr. 94)
Questions orales jointes de :
- M. Danny Pieters au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur
la 'cre´ativite´' du mode de factura-
tion d'examens par certaines mater-
nite´s
(n° 9)
- M. Koen Bultinck au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur
les examens inutiles pratique´s avant
l'accouchement dans certains ho^pi-
taux
(n° 73)
- Mme Annemie Van de Casteele a` la
ministre de la Protection de la
consommation, de la Sante´ publique
et de l'Environnement et au ministre
des Affaires sociales et des Pensions
sur
la facturation dans les ho^pitaux
et la disponibilite´ du re´sume´ clinique
minimal
(n° 94)
De voorzitter : De heer Danny Pieters
heeft het woord.
De heer Danny Pieters (VU&ID) :
Mijnheer de voorzitter, op geregelde
tijdstippen krijgen wij de resultaten van
de
Landsbond
der
Onafhankelijke
Ziekenfondsen, die op basis van de
facturatiegegevens van zijn leden wijst
op een ongelijk verbruik van diensten in
bepaalde
omstandigheden.
Concreet
gaat het over zeer grote, niet objectief
verklaarbare
dispariteiten
inzake
ECG's,
cardiogrammen
en
thorax-
audiografiee¨n, telkens wanneer het gaat
over patie¨nten die omstreeks het tijdstip
van de bevalling in een ziekenhuis zijn
opgenomen. De Landsbond zou over
deze gegevens met de minister een
onderhoud hebben gehad.
De problematiek rijkt natuurlijk veel
verder dan de diensten die in het kader
van bevallingen in de ziekenhuizen
worden gepresteerd. Het gaat veeleer
over de controle op de facturatie in een
ziekenhuisomgeving.
Hecht de minister belang aan de
resultaten van dit onderzoek van de
Landsbond der Onafhankelijke Zieken-
fondsen of beschouwt de minister deze
resultaten als irrelevant of onjuist ? In
dit geval had ik graag vernomen
waarom de minister geen belang wil
hechten aan deze resultaten ? Indien de
minister de resultaten wel degelijk als
relevant beschouwt, welk initiatief zal
hij dan nemen, niet alleen in dit
concrete
geval,
maar
ook
in
het
algemeen ?
Hoe is het mogelijk dat een Landsbond,
op
basis
van
een
beperkt
aantal
facturatiegegevens, tot een dergelijke
vaststelling kan komen, terwijl de
instellingen die zijn opgericht voor het
uitoefenen
van
controle,
hiervan
blijkbaar geen weet hebben of deze
gegevens negeren ? Zijn er indicaties
dat het om een gei¨soleerd probleem gaat
of moeten wij vrezen dat deze creatieve
manier
van
facturatie
ook
elders
plaatsvindt ? Indien dit zo is, wat
kunnen wij er dan aan doen ?
Mijn laatste vraag is ruimer, maar zeer
actueel. Welke maatregelen zal de
regering nemen om meer doorzichtig-
heid te brengen in de financiering van
de ziekenhuizen in hun geheel ? Het is
duidelijk dat de gehele ziekenhuissector
op
dit
ogenblik
op
een
zeer
ondoorzichtige manier wordt gefinan-
cierd. Wordt hieraan iets gedaan of zal
de ondoorzichtige financieringsstruc-
tuur
van
de
ziekenhuizen
worden
gehandhaafd ?
De voorzitter : De heer Koen Bultinck
heeft het woord.
De
heer
Koen
Bultinck
(Vlaams
Blok) : Mijnheer de voorzitter, mijnheer
de minister, collega's, ook ik heb rond
half augustus kunnen vaststellen dat er
in de pers schaarse berichten versche-
nen over een onderzoek van het
Onafhankelijk
Ziekenfonds,
waaruit
C 6 -
8
Chambre des Représentants de Belgique - Kamer van Volksvertegenwoordigers van Belgie¨
Législature 50e Zittingsperiode - SE 1999 BZ - Annales - Handelingen - COM 28.09.1999
Koen Bultinck
inderdaad
blijkt
dat
er
onnodige
onderzoeken plaatsvinden naar aanlei-
ding van onder andere bevallingen die
worden uitgevoerd in ziekenhuizen. Er
blijkt zelfs dat overbodige onderzoeken
worden gefactureerd en aangerekend
aan de ziekteverzekering en dus ook aan
de patie¨nt. Het zou meer specifiek gaan
om elektrocardiogrammen, om radio-
grafiee¨n van de borstkast en om
cardiogrammen. Erger is dat een aantal
van die ziekenhuizen dergelijke onder-
zoeken voor een stuk gebruiken om
financieel het hoofd boven water te
houden.
Mijnheer de minister, ik heb een aantal
concrete vragen. Kunt u bevestigen dat
het onderzoek van het Onafhankelijk
Ziekenfonds wel degelijk klopt of is dit
een onderzoek van bedenkelijk allooi ?
Als die onderzoeksresultaten door u
worden bevestigd, stel ik dezelfde vraag
als in mijn vorige interpellatie. Er
blijken
verschillen
te
bestaan
op
medisch-technisch
vlak
tussen
de
verdeling van de Gewesten. Ik heb
overigens tot mijn tevredenheid vastge-
steld dat het rapport-Jadot nu inderdaad
op mijn vraag ter bespreking wordt
gebracht in de commissie. Kunt u
bevestigen dat volgens dit onderzoek
van het Onafhankelijk Ziekenfonds de
technische overconsumptie vooral een
zaak is van Waalse en Brusselse
ziekenhuizen ? Welke stappen zet u in
globo
om te komen tot een doorzichtige
financiering
van
de
ziekenhuizen ?
Waarom worden een aantal criteria voor
de financiering van de ziekenhuizen,
zoals de minimale klinische gegevens,
de beruchte MKG's niet echt meege-
deeld aan de ziekenhuizen, zodat die
ziekenhuizen nooit echt weten of de
begroting die zij krijgen ook een
realistische begroting is ?
Ik kom tot mijn laatste vraag. Welke
beleidsmaatregel denkt de minister te
nemen om de patie¨nt iets beter te
beschermen
tegen
die
overbodige
medisch-technische onderzoeken ? Het
is toch niet gezond patie¨nten van het
ene naar het andere onderzoek te
sleuren, om uiteindelijk alleen maar
geld in het laatje van een aantal
ziekenhuizen te brengen.
De voorzitter : Mevrouw Annemie Van
de Casteele heeft het woord.
Mevrouw Annemie Van de Casteele
(VU&ID) : Mijnheer de voorzitter, ik
wens mij aan te sluiten bij de vorige
vraagstellers, hoewel ik een andere
invalshoek heb zodat een deel van mijn
vragen ook voor minister Aelvoet
bestemd zijn. Het moet mij immers van
het hart dat wij gehoopt hadden op een
samenvoeging van de twee departemen-
ten die een bevoegdheid hebben inzake
gezondheidszorg. Dat zou een aantal
zaken
zeker
vergemakkelijken.
De
minister heeft uitgelegd waarom dat
niet is gebeurd. Eens te meer heeft de
angst voor een verdere defederalisering
van de gezondheidszorg belemmerd dat
de ziekteverzekering van het departe-
ment
Sociale
Zaken
zou
worden
losgekoppeld zodat er slechts een
enkele minister hiervoor bevoegd zou
zijn.
Dat
zou
veel
gemakkelijker
geweest zijn, zeker voor de dossiers van
de ziekenhuizen. Vandaar dat een deel
van mijn vraag ook gericht was aan
mevrouw Aelvoet, maar misschien kan
de minister mij namens zijn collega
antwoorden.
De collega's hebben vragen gesteld
over een dossier dat recentelijk werd
gepubliceerd via de Pax medica, maar
in het verleden waren er nog zo'n
dossiers. Uit de antwoorden op de
vragen hierover bleek er inderdaad te
veel gefactureerd te zijn en in enkele
gevallen waren er dan ook terugvorde-
ringen. Een eerste conclusie is dat er bij
misbruik moet worden opgetreden. Dat
is echter niet alles. Een volgende
conclusie is dat men met die gegevens
iets kan doen. Mijn vraag heeft vooral
betrekking op de gegevensverzameling
van
de
ziekenhuizen.
Indien
men
verhoudingen gaat berekenen aan de
hand van de gegevens die afkomstig
zijn van de mutualiteiten, bijvoorbeeld
tussen prestaties en pathologie¨n, kan
men stuiten op malafide praktijken die
moeten worden aangepast of een aantal
nomenclaturen die eigenlijk niet meer
worden gebruik. Het kan dan bijvoor-
beeld nuttig zijn om die nomenclatuur-
nummers te schrappen. Die gegevens
moeten beschikbaar zijn.
In hoeverre zal de minister van die
beschikbare gegevens gebruik maken
om een onderzoek in te stellen wat nu
bij de ziekenfondsen gebeurt, maar
eigenlijk een taak is van het RIZIV, en
bij te sturen waar nodig.
Ik ga niet verder in op de financiering
van de ziekenhuizen, daarover werden
al vragen gesteld. Wij weten dat er
gegevens zijn, onder meer de minimale
klinische gegevens, die in de ziekenhui-
zen worden verzameld, maar indien ik
het goed begrepen heb is de minister
van Volksgezondheid hiervoor verant-
woordelijk.
Die
gegevens
worden
gebruikt voor de berekening van de
verpleegdagprijs in de nieuwe patholo-
giefinanciering.
Mijn
vraag
heeft
betrekking op de beschikbaarheid van
die minimale klinische gegevens. Men
signaleert mij dat die gegevens zelfs in
de profielencommissie per instelling
niet beschikbaar zijn. De discussie gaat
daarover. Kunnen de minimale klini-
sche
en
nomenclatuurgegevens
per
instelling worden gepubliceerd ? De
minister heeft hierover een juridisch
advies gevraagd. De administratie liet
in haar advies het antwoord in het
midden. Oorspronkelijk ging men ervan
uit dat de publicatie van nominale
gegevens niet mogelijk was door de wet
op de kruispuntbank. Nadien bleek dat
de wet op de kruispuntbank op die
gegevens
niet
van
toepassing
is.
Volgens
de
administratie
moet
de
minister beslissen of die gegevens al
dan niet kunnen gepubliceerd worden.
Vandaar dat ik rechtstreeks aan de
bevoegde minister wou vragen of die
gegevens kunnen worden gepubliceerd.
Wij hadden al discussies over de
pathologiefinanciering naar aanleiding
van de vaststelling dat op basis van een
aantal ziekenhuizen die destijds in het
proefproject werden opgenomen er
nieuwe
transferten
ontstonden. Wij
wensen op de voet te volgen wat de
evolutie is van dit Pal-Nalsysteem, toch
een vrij ingewikkelde en ondoorzichtige
vorm van pathologiefinanciering.
Indien de twee departementen toch niet
kunnen worden samengevoegd, kan dan
ten
minste
het
budget
voor
de
verpleegdagprijs niet worden overgehe-
veld naar de ziekteverzekering waar er
via bestaande raden en commissies een
transparanter
berekeningswijze
kan
worden uitgewerkt. De verpleegdag-
prijs wordt thans bepaald door enkele
gegadigden in de administratie en op
het kabinet van Volksgezondheid. Geen
enkel ziekenhuis kan controleren of die
berekening op de juiste manier is
gebeurd omdat de cijfers van de andere
ziekenhuizen niet gekend zijn.
De voorzitter : De minister heeft het
woord.
Minister
Frank
Vandenbroucke :
Mijnheer de voorzitter, de heer Pieters
vraagt of ik de gegevens van de
Landsbond der Onafhankelijke Mutua-
liteiten als relevant, belangrijk en juist
beschouw. Ik beschouw deze gegevens
als zeer relevant en zeer belangrijk. Op
de vraag of ze juist zijn, kan ik hem
antwoorden dat het eigenlijk de taak is
van de overheid om dergelijke gegevens
te beoordelen. Het is natuurlijk goed dat
er
een
dergelijk
onderzoek
wordt
gevoerd, maar de overheid zou zich
hiermee op een systematische manier
moeten bezighouden. Ik heb over deze
gegevens een gesprek gehad met de
verantwoordelijken van de Landsbond
der
Onafhankelijke
Ziekenfondsen
omdat ik van oordeel ben dat het om
een belangrijk onderzoek gaat.
De grote verschillen tussen ziekenhui-
zen inzake gefactureerde prestaties bij
gelijke pathologie zijn een bekend
C 6 -
9
Chambre des Représentants de Belgique - Kamer van Volksvertegenwoordigers van Belgie¨
Législature 50e Zittingsperiode - SE 1999 BZ - Annales - Handelingen - COM 28.09.1999
voorzitter
fenomeen. Er moet worden gestreefd
naar een volkomen transparant informa-
tiesysteem. De sleutel hiertoe ligt in een
effectieve koppeling van de minimale
klinische gegevens aan de financie¨le
gegevens. De vorige regering heeft een
dergelijk systeem opgestart. Daartoe
werd binnen de overlegstructuur inzake
ziekenhuizen
een
technische
cel
opgericht, bemand door ambtenaren
van het RIZIV en van Volksgezondheid.
Ik heb aangedrongen op een snelle
oplossing van een aantal praktische
knelpunten
en
gevoeligheden.
De
technische cel moet haar opdracht zo
vlug mogelijk realiseren. Het is de
bedoeling
dat
zij
de
gekoppelde
gegevens verwerkt, analyseert en op
geregelde tijdstippen rapport uitbrengt
bij de bevoegde ministers - mevrouw
Aelvoet en ikzelf -, bij de overlegstruc-
tuur en bij de algemene raad van de
ziekteverzekering. Terloops wijs ik erop
dat de pathologiegegevens per verblijf
moeten worden ingebracht door de
administratie
van
Volksgezondheid
terwijl de financie¨le gegevens per
verblijf
via
de
ziekteverzekering
moeten worden ingebracht door de
ziekenfondsen. Op vraag van het RIZIV
werd beslist de financie¨le gegevens
slechts om de twee jaar in te brengen.
Dit
zou
echter
jaarlijks
moeten
gebeuren. De ministers van Sociale
Zaken en van Volksgezondheid kunnen
de gekoppelde gegevens voor de andere
jaren dan ook rechtstreeks opvragen bij
de ziekenhuizen. Momenteel is er een
experiment aan de gang, waarbij de
gekoppelde gegevens van pathologie en
facturatie per verblijf bij de ziekenhui-
zen worden opgevraagd voor het jaar
1996. Op die manier verwerft de
technische cel ervaring in de analyse
van deze gekoppelde gegevens. Onge-
veer 80% van de ziekenhuizen hebben
hun
gegevens
op
dit
ogenblik
meegedeeld. Ik hoop dat wij tegen het
einde van dit jaar over een complete
gegevensbank
zullen
beschikken.
Indien wij hierin slagen, betekent dit
een primeur in Europa inzake het
verzamelen en vergelijken van gege-
vens over ziekenhuisfinanciering en
pathologie in de ziekenhuizen.
Dit is voor mij niet het einde van het
verhaal. Ik beschouw deze aangelegen-
heid echter als een zeer belangrijke
prioriteit, waarop ik mij wil blijven
concentreren.
Er werd gevraagd wat daarmee moet
worden gedaan. Er moet in de praktijk
inderdaad worden bijgestuurd. Ik maak
van de gelegenheid gebruik om te
reageren op de opmerkingen van de
heer Valkeniers. Ik neem het voorbeeld
van
de
farmaceutica.
Er
bestaat
inderdaad een structuur om aan peer
review te doen, namelijk de overleg-
structuur.
Met
betrekking
tot
de
antibiotica,
en
meer
bepaald
de
profylaxie
in
de
ziekenhuizen,
is
gebleken dat dit systeem kan werken.
Er is dus van alles te doen, maar dit
bevindt zich in een andere structuur dan
die welke men zou kunnen gebruiken
voor
de
huisartsen.
We
moeten
inderdaad ook de nomenclatuur herij-
ken. Ik wens binnen het kader van de
begroting
met
alle
betrokken
een
oefening in die zin op te starten. Tevens
wens ik middelen vrij te maken voor de
wetenschappelijke expertise die dit
project moet ondersteunen. Ook daar
moeten de ideee¨n worden gevoed door
de gekoppelde gegevensbanken.
Wat de verhouding tussen minister
Aelvoet en mezelf betreft kan ik u
meedelen dat we een protocol hebben
afgesloten waarbij we samen verant-
woordelijk zijn voor de hele problema-
tiek van de registratie van gegevens.
Mevrouw Aelvoet en ik hebben tevens
afgesproken om ofwel samen advies te
vragen of geen advies te vragen.
Onlangs hebben we een belangrijk
advies gevraagd met betrekking tot de
transparantie van het systeem voor de
individuele ziekenhuizen. Ik wist niet
dat mevrouw Van de Casteele hierover
een vraag ging stellen; om een of andere
reden stak de tekst niet in mijn map. Ik
moet dus een beroep doen op mijn
geheugen, maar vind de naam van de
bevoegde instantie niet onmiddellijk
terug.
Er
is
in
ieder
geval
een
begeleidingsinstantie verantwoordelijk
voor de koppeling van die gegevens. Ik
heb deze instantie een advies gevraagd
over hoe de openbaarheid van bestuur
van toepassing is op dit soort van
gegevens.
De
wetgeving
op
de
kruispuntbank, waar de onafhankelijke
ziekenfondsen hebben mee gezwaaid,
biedt geen antwoord op de vraag
omtrent de openbaarheid van dit soort
gegevens. De vraag is echter terecht. Ik
heb ze dan ook voorgelegd en verwacht
een advies van alle betrokken. Dit is een
beetje delicaat omdat heel vertrouwe-
lijke gegevens worden samengebracht.
Ik ben echter voorstander van een
maximale transparantie. Ik heb hierover
nog geen concreet standpunt ingeno-
men, behalve dat deze transparantie
moet worden gebruikt in de competente
organen. Ik moet nog nagaan wat de
houding ten overstaan van individuele
ziekenhuizen moet zijn. Bij mijn weten
ontvangen de ziekenhuizen nu reeds
bepaalde informatie op basis van de
DRG-codes. Ze kunnen hun positie
voor een deel inschatten.
Het Pal-Malsysteem momenteel toege-
past a rato van 70%. Ziekenhuizen die
beter presteren dan het gemiddelde
krijgen een bonus van 70%, ziekenhui-
zen die minder presteren, verliezen
70%. Het Pal-Malsysteem is inderdaad
zeer ingewikkeld en niet erg doorzich-
tig, maar het werkt wel. Het is eigenlijk
ook een aanzet voor kwalitatief goed
beheer. Ik meen dat dit alles zal moeten
worden herbekeken op het ogenblik dat
we beschikken over een gevalideerde,
gekoppelde gegevensbank. Hier wringt
het schoentje met de Onafhankelijke
Ziekenfondsen. Ze zijn niet gevalideerd
door de overheid. Er is dus een zeer
belangrijke
aanduiding,
maar
de
overheid zou dit zelf moeten controle-
ren. Ik hoop dat de oefening tegen het
einde van het jaar kan worden afgerond.
Ongetwijfeld zullen er schoonheids-
foutjes in zitten en zal heel lang worden
gediscussieerd over de validiteit van die
gegevens. Ik hoop dat dit het verdere
verloop niet in de weg zal staan en dat
ik de commissie binnen een paar
maanden verder kan informeren over dit
thema.
De voorzitter : De heer Danny Pieters
heeft het woord.
De heer Danny Pieters (VU&ID) :
Mijnheer de voorzitter, ik twijfel niet
aan de goede wil van de minister, maar
het lijkt mij dat een en ander toch wordt
ondergesneeuwd.
Ter eerste wordt er gezegd dat hier iets
is blootgelegd. Ik hoop dat ik er mag
van uitgaan dat de bevoegde controle-
diensten
optreden
bij
het
minste
vermoeden van fraude. Het gaat immers
om het geld van de gemeenschap. Men
mag niet wachten tot er een algemeen
sluitend systeem is uitgewerkt die een
structurele verbetering in het vooruit-
zicht stelt. De minister geeft hierover
echter geen uitleg.
Ik heb ook geen antwoord gehoord op
de
vraag
of
deze
regering
-
ik
veronderstel dat het stilzwijgen van de
minister gelijk is aan een negatief
antwoord - van plan is een structurele
oplossing te zoeken voor de financie-
ring van de ziekenhuizen. Zal zij dit
weer in discussie brengen of zal zij
daarvoor de thans beschikbare basisge-
gevens behouden ?
De voorzitter : De heer Koen Bultinck
heeft het woord.
De
heer
Koen
Bultinck
(Vlaams
Blok) : Mijnheer de voorzitter, ik neem
nota van de goede intenties van de
minister. Het zal onze taak zijn het in de
praktijk brengen van die intenties op te
volgen.
Toch blijf ik in de kou staan inzake de
bescherming
van
de
patie¨nten
bij
onderzoeken. Vaak worden patie¨nten
C 6 -
10
Chambre des Représentants de Belgique - Kamer van Volksvertegenwoordigers van Belgie¨
Législature 50e Zittingsperiode - SE 1999 BZ - Annales - Handelingen - COM 28.09.1999
Koen Bultinck
van het ene onderzoek naar het andere
gesleurd en hebben zij geen enkel
verweer. Wat zijn de beleidsintenties
van de minister op dat vlak ?
De voorzitter : Mevrouw Annemie Van
de Casteele heeft het woord.
Mevrouw Annemie Van de Casteele
(VU&ID) : Mijnheer de voorzitter, het
probleem is ook dat veel van die
onderzoeken wel worden gefactureerd,
maar niet uitgevoerd. Na de cijfers van
augustus
hebben
we
nog
cijfers
gevonden over urgentiesupplementen
en reanimatieverstrekkingen bij beval-
lingen. Als we louter op die cijfers
moeten voortgaan, kunnen we alleen
maar concluderen dat de toestand van
onze bevolking zorgwekkend is want er
kan bijna geen enkele bevalling nog
normaal verlopen. Er is dus werkelijk
iets fout.
Het is juist dat er tegen misbruiken
moet worden opgetreden, maar er is ook
een schemerzone en de vindingrijkheid
van degenen die het systeem het beste
kennen, maakt dat zij er het meeste
voordeel kunnen uithalen. Bovendien
blijkt het steeds te gaan om dezelfde
ziekenhuizen, die via andere kanalen
- ik neem het voorbeeld van iemand uit
het kabinet van de vorige minister -
weten hoe ze die nomenclatuur het
voordeligst kunnen gebruiken.
Ik hoop dat de minister gelijk heeft wat
de registratie van de gegevens betreft en
dat de pathologie- en facturatiegege-
vens snel aan elkaar zullen kunnen
worden gekoppeld. Ik verneem echter
dat dit nog niet ver gevorderd is.
Pharmanet heeft een lange lijdensweg
gekend,
maar
dit
zal
nog
veel
moeizamer verlopen.
De commissie waarnaar de minister
zoekt, is waarschijnlijk de commissie
Minimale Klinische Gegevens, met de
heer De Keyser als voorzitter. Het
probleem is wel dat die commissie is
samengesteld uit vertegenwoordigers
van onze verzuilde gezondheidszorg.
Minister Frank Vandenbroucke : De
heer
De
Keyser
heeft
zelf
deze
polemiek op gang gebracht. Ik heb zijn
commissie een advies gevraagd over de
openbaarheid van bestuur.
Mevrouw Annemie Van de Casteele
(VU&ID) : Ik voorspel u dat u een
verdeeld advies zult krijgen omdat
bepaalde leden van die commissie
vertegenwoordigers zijn van zuilgebon-
den mutualiteiten die, waarschijnlijk
onder druk van ziekenhuizen die hun
gegevens liever niet gepubliceerd zien,
er alles zullen voor doen om die potjes
gedekt te houden. We zullen elkaar daar
nog verder over spreken.
Ik hoop tenslotte dat wij bij de
bespreking van de begroting nog meer
cijfers
kunnen
krijgen
over
de
Pal-Nalfinanciering. Was het slechts
toeval dat uit de eerste cijfers die we
daarover kregen - de minister heeft die
cijfers
trouwens
bevestigd
-
al
onmiddellijk
bleek
dat
de
meeste
performante ziekenhuizen Franstalige
of Waalse ziekenhuizen zijn en dat de
niet-performante ziekenhuizen Vlaamse
ziekenhuizen zijn ? Dat geeft weer een
nieuwe financie¨le transfer, die wellicht
over enkele jaren in het zoveelste
rapport-Jadot ter sprake zal komen. Ik
wil daarover nu al een debat. Misschien
gaat het hier wel om een verkeerde
voorstelling
van
de
werkelijkheid
omdat niet alle ziekenhuizen werden
opgenomen. Deze transfer kan in de
toekomst nog toenemen, maar even-
tueel ook afnemen. Graag kreeg ik snel
klaarheid hierover.
De voorzitter : De wet bepaalt dat het
rapport-Jadot jaarlijks aan het parle-
ment wordt voorgelegd. Wij zullen er
dus reeds volgend jaar kennis kunnen
van nemen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Jo
Vandeurzen aan de minister van
Sociale Zaken en Pensioenen over
de
overheveling van het personeel van
het Nationaal pensioenfonds voor
mijnwerkers
(nr. 14)
Question orale de M. Jo Vandeurzen
au ministre des Affaires sociales et des
Pensions sur
la re´affectation du
personnel du Fonds national des
pensions des mineurs
(n° 14)
De voorzitter : De heer Jo Vandeurzen
heeft het woord.
De
heer
Jo
Vandeurzen
(CVP)
:
Mijnheer de voorzitter, deze problema-
tiek sleept reeds geruime tijd aan en
zorgt voor heel wat bezorgdheid bij de
betrokkenen.
Het
Nationaal
pensioenfonds
voor
mijnwerkers werd op 1 januari 1999
afgeschaft. In dit fonds werkten 142
personeelsleden, onder meer in enkele
voorzorgskassen. Tijdens de vorige
periode werd reeds gediscussieerd over
het lot van deze personeelsleden. Op 1
maart
1999
werden
een
aantal
activiteiten van het Nationaal pensioen-
fonds door het RIZIV overgenomen.
Over het lot van de personeelsleden
werd
nog
steeds
geen
definitieve
beslissing genomen. Iedereen is het
erover eens dat de huidige toestand
onaanvaardbaar is. De minister heeft
doen uitschijnen dat een gedeeltelijke
overheveling naar het hoofdbestuur niet
uitgesloten is. Het personeel werd
voorlopig gerustgesteld omdat er in de
eerste plaats een zakelijk en objectief
onderzoek
moet
worden
ingesteld,
onder meer met betrekking tot de
gedecentraliseerde taken van het RIZIV.
Graag had ik van de minister vernomen
of er inmiddels een plan is opgesteld
waaruit blijkt op welke manier de
personeelsleden uit de voorzorgskassen
verder zullen worden tewerkgesteld.
Werd er onderzocht of zij kunnen
worden ingezet in een gedecentrali-
seerde dienst ? Wordt er nog steeds
gedacht aan overplaatsingen naar de
hoofdzetel ? Dit zou voor een groot
aantal personen belangrijke vervoer-
sproblemen opleveren.
De voorzitter : De minister heeft het
woord.
Minister
Frank
Vandenbroucke :
Mijnheer de voorzitter, de personeelsle-
den van het hoofdbestuur zullen in de
loop van november worden ingezet in
de centrale diensten. Wat de personeels-
leden van de voorzorgskassen betreft,
werd overeengekomen dat de personen
die het wensen, begin januari 2000 naar
het hoofdbestuur in Brussel zullen
worden
overgeplaatst.
De
andere
personeelsleden blijven tot het einde
van 2000 in de voorzorgskassen. In
Luik en Charleroi zal de toestand na het
vertrek van een aantal personeelsleden
opnieuw in evenwicht zijn. Bovendien
onderzoekt de administratie de moge-
lijkheid om enkele personeelsleden van
de kassen over te hevelen naar de
provinciale diensten van het RIZIV in
Henegouwen, Luik en Limburg. De
administratie zal tevens onderzoeken op
welke manier de personeelsleden met
een zeer goede kennis van informatica
zullen kunnen samenwerken met het
centrum voor informatica van het
RIZIV. Uiteraard zal hierbij worden
gestreefd naar aanvaardbare werkom-
standigheden.
Op
4
augustus
1999
werd
een
vergadering
belegd
met
de
administrateur-generaal van de RVP om
te onderzoeken op welke manier de
personeelsleden van de kassen die werk
verrichten voor de RVP, aan de RVP
kunnen worden toegewezen. De RVP
zal een werkgroep oprichten, samenge-
steld uit specialisten van de RVP en de
kassen, om voorstellen uit te werken.
Bovendien zal de administratie onder-
zoeken
op
welke
wijze
bepaalde
vormen van mobiliteit kunnen worden
toegepast voor de personeelsleden die
in hun vroegere betrekking geen taken
C 6 -
11
Chambre des Représentants de Belgique - Kamer van Volksvertegenwoordigers van Belgie¨
Législature 50e Zittingsperiode - SE 1999 BZ - Annales - Handelingen - COM 28.09.1999
Frank Vandenbroucke
meer kunnen verrichten. Het BOC
overlegt geregeld over deze problema-
tiek in aanwezigheid van de syndicale
vertegenwoordiging van de betrokken
personeelsleden.
De voorzitter : De heer Jo Vandeurzen
heeft het woord.
De
heer
Jo
Vandeurzen
(CVP)
:
Mijnheer de voorzitter, heb ik het goed
begrepen dat er niet veel zal veranderen
tot het einde van 2000, maar dat de
onderhandelingen met de RVP tot
oplossingen zullen moeten leiden ?
Minister
Frank
Vandenbroucke :
Sommige personeelsleden willen over-
geplaatst worden. Ik kan niet bevestigen
dat er niets zal veranderen. Er moeten
concrete oplossingen worden uitge-
werkt. Vo´o´r het einde van 2000 zal er
echter
niets
worden
ondernomen
waardoor personen tegen hun zin een
taak zal worden toegewezen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge
vraag
van
mevrouw
Trees Pieters aan de minister van
Sociale Zaken en Pensioenen over
het voorschrijfgedrag van de artsen
(nr. 57)
Question orale de Mme Trees Pieters
au ministre des Affaires sociales et des
Pensions sur
le comportement des
me´decins en matie`re de prescrip-
tions
(n° 57)
De voorzitter : Mevrouw Trees Pieters
heeft het woord.
Mevrouw Trees Pieters
(CVP)
: Mijn-
heer de voorzitter, we hebben het
daarnet reeds even gehad over het
rationeel geneesmiddelenverbruik. De
minister heeft reeds enkele voorstellen
gedaan. In de voorbije legislatuur
werden een aantal pogingen gedaan om
het
gebruik
van
geneesmiddelen
rationeler te maken. Deze pogingen zijn
mijns inziens niet echt geslaagd. Ik
verwijs in dit verband naar een aantal
publicaties naar aanleiding van het
voorstel van de minister om artsen die
in het verleden een minder rationeel
voorschrijfgedrag
vertoonden
een
financie¨le beloning te geven als ze hun
voorschrijfgedrag zouden aanpassen.
Dit lijkt mij een kaakslag voor de artsen
die reeds jaren een correct voorschrijf-
gedrag volgen. Zij worden in feite
tweemaal gestraft. Ten eerste hebben ze
in het verleden minder voorgeschreven
waardoor ze minder inkomsten hebben
gehad. Ten tweede gaan de financie¨le
stimulerende
maatregelen
aan
hen
voorbij. Zou het niet beter zijn dat de
artsen kunnen beschikken over een
performant
systeem,
dat
eventueel
elektronisch kan zijn, zodat ze zelf
kunnen uitmaken of hun voorschrijfge-
drag strookt met het algemene of het
normale voorschrijfgedrag. Dit zou het
beroep van arts ten goede komen en is
te verkiezen boven het uitdelen van
financie¨le bonussen. Ik meen dat wie in
het verleden fraudeerde niet moet
worden beloond omdat hij nu niet meer
fraudeert. In heel de discussie over het
geneesmiddelenverbruik
is
duidelijk
gebleken dat niet alleen de artsen
verantwoordelijk zijn, maar ook de
apothekers en de industrie.
In
het
VRT-programma
Koppen
hebben we kunnen zien dat geneesmid-
delen via het internet kunnen worden
besteld. Deze geneesmiddelen ontsnap-
pen dus aan elke vorm van controle of
voorschrijfgedrag. Er staat geen prijs op
de verpakking en het is evenmin zeker
of het juiste geneesmiddel in de
verpakking zit. Moet ook op dit vlak
niet worden opgetreden ?
De voorzitter : De minister heeft het
woord.
Minister
Frank
Vandenbroucke :
Mijnheer de voorzitter, we hebben het
daarnet reeds gehad over het voor-
schrijfgedrag en mijn intentie om te
komen tot een rationeler gebruik van
geneesmiddelen. Ik wens ten overstaan
van mevrouw Pieters twee punten recht
te zetten. Ten eerste meen ik niet dat er
een citaat kan worden gevonden waarin
ik beweer dat artsen die in het verleden
slecht voorschreven, laat staan fraudeer-
den, zullen worden beloond omdat ze
doen wat ze moeten doen. Dat is heel
onbillijk en ik heb dit nooit gezegd.
Ten tweede stoort het mij dat mevrouw
Pieters stelt dat mensen tweemaal
worden gestraft of beloond. Veel of
weinig geneesmiddelen voorschrijven
leidt niet tot meer of minder inkomsten
voor een arts. Het voorschrijven van
een geneesmiddel is geen akte die als
dusdanig wordt vergoed in ons systeem.
Onrechtstreeks zal een
coulante arts,
die gemakkelijk ingaat op de vraag van
een
shoppende patie¨nt, tot meer
prestaties komen. Ik kom echter tot de
kern van de zaak. Ik wens met alle
actoren afspraken te maken voor een
echte
strategie
voor
een
rationeel
gebruik
van
geneesmiddelen.
Naar
aanleiding van de vraag van mevrouw
Van de Casteele heb ik er reeds op
gewezen dat ik hierbij niet alleen de
artsen wil betrekken, maar ook de
apothekers
en
de
industrie.
De
budgettaire ademruimte die hierdoor
zou vrijkomen wens ik te herinvesteren
in de gezondheidszorg door innovatieve
geneesmiddelen sneller in het circuit
van registratie en terugbetaling te
brengen.
Bovendien
wens
ik
de
specifieke inspanningen van de artsen
om hun voorschrijfgedrag te rationali-
seren,
ondersteunen.
Ik
geef
een
voorbeeld, waarover ik nog niet heb
beslist
en
nog
verder
wens
te
onderhandelen. Artsen die investeren in
software om hun voorschrijfgedrag te
ondersteunen in het licht van een
elektronisch medisch dossier, zouden
financieel tegemoet kunnen worden
gekomen. Misschien moeten in de
structuur van de accreditering hogere
eisen worden gesteld voor kwaliteit en
de peer review inzake geneesmiddelen.
Ook in ziekenhuizen kunnen verdere
maatregelen worden genomen inzake de
peer review wat het gebruik van
geneesmiddelen
in
ziekenhuizen
betreft. Misschien moet op dit punt een
expertise worden uitgebouwd, hetgeen
geld
zal
kosten.
Ik
wens
het
misverstand dat het geld zomaar naar de
artsen gaat, uit de wereld helpen. Het
gaat om het ondersteunen van nuttige
inspanningen.
De tweede vraag heeft betrekking op
iets wat iedereen terecht zorgen moet
baren, namelijk het via het internet
aanprijzen van geneesmiddelen die
zodoende op een volledig onwettige
manier het land binnenkomen. Dit
probleem valt voor een groot deel onder
de bevoegdheid van mevrouw Aelvoet
aangezien het verband houdt met de
bescherming van de consument en de
kwaliteit van de gezondheidszorg met
het oog op de bescherming van de
consument. Minister Aelvoet en ik zijn
hier beiden over verontrust en we zijn
van plan om samen voorstellen uit te
werken. Ik wens hier echter niet op
vooruit te lopen. Ik ben het ermee eens
dat
dit
een
zeer
onrustwekkende
evolutie
is
en
dat
maatregelen
noodzakelijk zijn.
De voorzitter : Mevrouw Trees Pieters
heeft het woord.
Mevrouw Trees Pieters
(CVP)
: Mijn-
heer de voorzitter, het verheugt mij dat
het slechts ging om een gedachtesprong
van de minister in zijn zoektocht naar
een rationeel geneesmiddelenverbruik.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
C 6 -
12
Chambre des Représentants de Belgique - Kamer van Volksvertegenwoordigers van Belgie¨
Législature 50e Zittingsperiode - SE 1999 BZ - Annales - Handelingen - COM 28.09.1999
Mondelinge
vraag
van
de
heer
Hubert Brouns aan de minister van
Sociale Zaken en Pensioenen over
de
kinderbijslag
voor
kinderen
van
grensarbeiders
(nr. 61)
Question orale de M. Hubert Brouns
au ministre des Affaires sociales et des
Pensions sur
les allocations familia-
les pour les enfants de travailleurs
frontaliers
(n° 61)
De voorzitter : De heer Hubert Brouns
heeft het woord.
De
heer
Hubert
Brouns
(CVP)
:
Mijnheer de voorzitter, de Kamer van
volksvertegenwoordigers
heeft
op
22
april
1999
een
wetsontwerp
goedgekeurd
houdende
fiscale
en
andere bepalingen. De artikelen 18 en
19 van dit wetsontwerp bepalen dat
onder bepaalde voorwaarden kinderbij-
slag kan worden uitgekeerd, zowel voor
werknemers die in Belgie¨ wonen en in
Frankrijk werken als voor werknemers
die in Nederland werken. De tekst van
de bepalingen is op 4 juni 1999 in het
Belgisch Staatsblad verschenen. Wij
wachten thans op de uitvoeringsbeslui-
ten terzake. De minister is het er
ongetwijfeld mee eens dat het niet
ontvangen van kinderbijslagen voor
gezinnen een groot inkomensverlies
betekent. Ik dring er dan ook op aan de
uitvoeringsbesluiten zo vlug mogelijk te
publiceren ten einde de fiscale en
sociale bepalingen uit te voeren.
Wanneer zullen de uitvoeringsbesluiten
die betrekking hebben op deze regeling,
worden gepubliceerd ? Wat zal de
inhoud ervan zijn ? Wij zouden immers
graag weten vanaf wanneer de twee
betrokken groepen recht hebben op
kinderbijslag.
De voorzitter : De minister heeft het
woord.
Minister
Frank
Vandenbroucke :
Mijnheer de voorzitter, de vraag van de
heer Brouns geeft mij de gelegenheid de
stand van zaken mee te delen in dit
belangrijke dossier. Ik zal dit op een
openhartige manier doen. De kinderbij-
slag voor grensarbeiders moet absoluut
worden geregeld. Wij zijn het volkomen
eens over de te realiseren doelstelling.
Men heeft mij echter gewezen op
problemen met betrekking tot deze
wetswijziging. De aangehaalde wets-
wijziging in artikel 18 van de wet
houdende fiscale en andere bepalingen
strekt ertoe Belgische kinderbijslag toe
te kennen aan de grensarbeiders in
Nederland
of
Frankrijk
voor
wier
kinderen geen kinderbijslag door deze
landen kan worden toegekend. De
Rijksdienst voor kinderbijslag voor
werknemers
wijst
erop
dat
deze
regeling een ontoelaatbare discriminatie
inhoudt ten opzichte van werknemers in
een ander land van de Europese Unie.
Indien de doelgroep wordt verruimd,
kan er geen sprake meer zijn van
discriminatie. De administratie heeft
daarom een voorontwerp van koninklijk
besluit uitgewerkt dat het oorspronke-
lijke doel van de betrokken wetswijzi-
ging tracht te verwezenlijken zonder dat
hierdoor discriminaties worden inge-
bouwd. Dit impliceert dat de oorspron-
kelijke doelgroep moet worden ver-
ruimd, wat vanzelfsprekend gevolgen
zal hebben op financieel vlak. Men
signaleert mij dat deze wetswijziging
eigenlijk overbodig was omdat artikel
102, paragraaf 1 van de samengeor-
dende wetten betreffende de kinderbij-
slag voor loonarbeiders bepaalt dat de
RKW op voorstel van het beheersco-
mite´ van de RKW kan worden belast
wordt met de toekenning van gezinsbij-
slag in categoriee¨n van behartenswaar-
dige gevallen zoals deze. De wetswijzi-
ging was dus eigenlijk overbodig en
zorgt bovendien voor problemen. Ik zal
het alternatief van de RKW bestuderen,
de juridisch-technische haalbaarheid en
de financie¨le gevolgen ervan onderzoe-
ken en u op de hoogte houden van de
resultaten. Ik ben er overigens van
overtuigd dat u deze zaak op de voet
zult blijven volgen. Ik bewonder en
waardeer uw ijver terzake.
De voorzitter : De heer Hubert Brouns
heeft het woord.
De
heer
Hubert
Brouns
(CVP)
:
Mijnheer de voorzitter, de minister
heeft terecht opgemerkt dat er eigenlijk
geen wetswijziging nodig was. Indien
wij deze wetswijziging niet hadden
goedgekeurd, zouden wij elk jaar echter
moeten afwachten welke beslissing de
bevoegde minister zou nemen. Een
structurele
oplossing
levert
helaas
eveneens moeilijkheden op. Ik hoop dat
de discriminatie waartoe deze wetswij-
ziging heeft geleid, zo vlug mogelijk
kan worden weggewerkt.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Luc
Goutry aan de minister van Sociale
Zaken
en
Pensioenen
over
de
vervroegde
oppensioenstelling
bij
ambtenaren en de aflevering van een
officieel attest
(nr. 63)
Question orale de M. Luc Goutry au
ministre des Affaires sociales et des
Pensions sur
la mise a` la pension
anticipe´e de fonctionnaires et la
de´livrance d'une attestation officielle
(n° 63)
De voorzitter : De heer Luc Goutry
heeft het woord.
De heer Luc Goutry
(CVP)
: Mijnheer
de voorzitter, de vraag die ik de minister
vandaag wil stellen, is er gekomen naar
aanleiding van een concreet dossier.
Ambtenaren met gezondheidsproble-
men moeten voor een administratieve
gezondheidsdienst verschijnen. Som-
mige
ambtenaren
worden
daarbij
definitief arbeidsongeschikt verklaard.
Aangezien ze niet onder de toepassing
van de ziekteverzekering vallen waarbij
ze een invaliditeitsuitkering krijgen,
worden ze
vervroegd op pensioen
gesteld
, een situatie vergelijkbaar met
de arbeidsongeschiktheid in de ziekte-
verzekering.
De ambtenaren in kwestie worden door
officie¨le artsen grondig onderzocht.
Er
wordt
over
hen
een
dossier
aangelegd dat een schat aan informatie
bevat. Nu blijkt dat dit dossier niet in
aanmerking wordt genomen wanneer
deze personen een attest nodig hebben
om voor andere zaken de graad van hun
handicap te bewijzen. Dan begint de
mallemolen opnieuw.
Ze moeten daarvoor in de Zwarte
Lievevrouwestraat een nieuwe aanvraag
indienen. In het beste geval kunnen ze
dan na ongeveer een jaar een attest
krijgen dat hen een vermindering geeft
voor de berekening van de personenbe-
lasting,
de
onroerende
voorheffing,
enzovoort.
Mijnheer de minister, kan er, naar het
voorbeeld van het Vlaams Fonds, geen
eenheidsstructuur worden opgericht ?
In deze moderne informaticamaatschap-
pij moet het toch mogelijk zijn de
bestaande onderzoeken en gegevens, op
voorwaarde dat ze voor deze doeleinden
wettelijk kunnen worden gebruikt, te
centraliseren ?
Dat
voorkomt
dat
mensen op verschillende plaatsen een
dossier moeten openen, wat tijdrovend
is en ergens toch een aanslag op de
integriteit. Een dergelijk eenheidsdos-
sier kan de basis zijn voor alle
mogelijke sociale voorzieningen.
De voorzitter : De minister heeft het
woord.
Minister
Frank
Vandenbroucke :
Mijnheer de voorzitter, ik deel de
algemene bezorgdheid van de heer
Goutry. Ik wil echter een aantal feiten
aanstippen om ervoor te zorgen dat er
tussen
ons
geen
misverstand
zou
ontstaan over de aard van de vraag. De
heer Goutry vertrekt vanuit het gegeven
dat de administratieve gezondheids-
dienst aan vroegtijdig gepensioneerde
ambtenaren geen attest kan afleveren
waaruit moet blijken dat de persoon in
C 6 -
13
Chambre des Représentants de Belgique - Kamer van Volksvertegenwoordigers van Belgie¨
Législature 50e Zittingsperiode - SE 1999 BZ - Annales - Handelingen - COM 28.09.1999
Frank Vandenbroucke
kwestie voor minstens 66% invalide is.
De administratieve gezondheidsdienst
mag dergelijke attesten niet afleveren.
De wet van 26 juni 1992 bepaalt dat
titel 2 van boek 1 van de wet 15 mei
1984 houdende maatregelen tot harmo-
nisatie van de pensioenregelingen, die
als basis voor deze praktijk gold, wordt
opgeheven. In de praktijk betekent dit
dat de administratieve gezondheids-
dienst zich niet meer kan uitspreken
over de 66%. Dit is vervangen door het
begrip
graad
van
verlies
van
zelfredzaamheid
dat een beoordeling
inhoudt op een schaal 0 tot 18. Het gaat
dus niet om een probleem van onwil,
maar
om
het
ontbreken
van
een
wettelijke basis.
De heer Goutry verwijst meteen naar
een ander probleem dat onze aandacht
verdient, namelijk wat er gebeurt met
gehandicapte personen die allerhande
attesten nodig hebben. Dit behoort niet
echt tot mijn bevoegdheden, maar tot
die van mijn collega Vande Lanotte. Ik
kan echter het volgende zeggen. In
maart 1991 is beslist dat op federaal
niveau
e´e´n
medische
dienst
voor
gehandicapten bij de bestuursdirectie
voor de uitkeringen aan gehandicapten
bevoegd is. Die dienst heeft opdrachten
van de administratieve gezondheids-
dienst overgenomen inzake de afleve-
ring van medische attesten voor het
verkrijgen van vrijstelling van het
betalen van kijk- en luistergeld en
taksen
op
autovoertuigen.
Bij
de
bestuursdirectie voor de uitkeringen aan
gehandicapten wordt een polyvalent
medisch onderzoek gedaan waarbij
wordt rekening gehouden met verschil-
lende medische criteria die worden
bepaald in verschillende wetten met
betrekking tot de sociale en fiscale
voordelen. Op basis van dit medisch
onderzoek wordt een algemeen medisch
attest opgesteld en afgeleverd waarmee
de gehandicapte zijn rechten kan doen
gelden op sociale en fiscale voordelen.
De medische onderzoeken in kwestie
zijn residuair. Dit houdt in dat de
medische dienst van de bestuursdirectie
voor de uitkeringen aan gehandicapten
enkel een medisch onderzoek doet
indien de gehandicapte niet over een
medisch
attest
beschikt
dat
werd
afgeleverd
door
een
of
andere
administratieve of gerechtelijke over-
heid. Het is zowel voor de gehandicapte
als voor de bestuursdirectie voor de
uitkeringen aan gehandicapten nutte-
loos geld uit te geven aan medische
onderzoeken als de gehandicapte reeds
over een medische attest beschikt.
Vervolgens kom ik tot het probleem van
de termijn voor de aflevering van een
medisch attest door de bestuursdirectie
voor de uitkeringen aan gehandicapten.
Soms
blijkt
dat
bij
de
aanvraag
documenten zoals medische formulie-
ren ontbreken. Zodra alle documenten
binnen zijn, bedroeg de gemiddelde
termijn van medisch onderzoek gedu-
rende de eerste vijf maanden van 1999,
3,9
maanden.
Na
het
medisch
onderzoek
krijgen
de
betrokkenen
binnen de maand een medisch attest
zodat
tussen
de
aanvraag
en
de
uitreiking van het attest een periode zit
die hoogstens 4,9 maanden duurt. Ik
hoop dat deze praktische informatie
licht kan werpen op het probleem dat de
heer Goutry schetst.
De voorzitter : De heer Luc Goutry
heeft het woord.
De heer Luc Goutry
(CVP)
: Mijnheer
de voorzitter, ik ben het met de minister
eens dat de termijn van aflevering iets te
gunstig wordt voorgesteld. Ik ben
redelijk goed geplaatst om daarover een
uitspraak te doen. Wij hebben destijds
een wetsvoorstel ingediend om die
termijnen beheersbaar te houden. De
situatie is inderdaad verbeterd, maar ze
zullen het vooral hebben over degenen
die effectief een uitkering krijgen.
Daarnaast zijn er nog heel wat mensen
die een aanvraag indienen omdat ze de
vaststelling van die invaliditeit nodig
hebben, maar die nooit een uitkering
kunnen krijgen. Dit duurt langer en dat
wordt aan de kant geschoven omdat
daar de verhaalbelasting, gekoppeld aan
mijn wetsvoorstel niet speelt. Die heeft
enkel betrekking op de uitgekeerde
bedragen. Wanneer men geen recht
heeft op een tegemoetkoming, kan de
staat niet worden gestraft bij een
laattijdige uitreiking van een attest.
Dat was echter niet de essentie van mijn
vraag. Er is een enorme knowhow aan
informatie. Waarom overweegt men
niet om die wettelijke basis, die de
minister terecht als obstructie heeft
geciteerd, opnieuw te bekijken zodat
men er toch op een zinvolle manier
gebruik kan van maken. Een hele reeks
onderzoeken, foto's, enzovoort, die in
een ander dossier steken maar die men
door een wettelijke belemmering niet
kan gebruiken, zou overbodig worden.
De voorzitter : De minister heeft het
woord.
Minister Frank Vandenbroucke : Ook
in het verleden was dit niet zo evident.
Op basis van de wet van 1984 kon het
attest van invaliditeitsbepaling dat door
de administratieve gezondheidsdienst
wordt uitgeschreven, alleen maar voor
het pensioenregime worden gebruikt.
Men ging er immers van uit dat men
hier met een aparte problematiek te
maken had. Of dit al dan niet juist is,
laat ik in het midden. Ik ben het wel
eens met de heer Goutry dat we al die
gegevens beter bijeen brengen teneinde
geen nodeloze onderzoeken te laten
gebeuren, maar ook in de jaren '80 was
dat geen polyvalent attest.
De voorzitter : De heer Luc Goutry
heeft het woord.
De heer Luc Goutry
(CVP)
: Mijnheer
de voorzitter, heel deze problematiek
heeft te maken met de medische
evaluaties. Daarbij heerst sedert jaren
de
grootste
verwarring.
Iedereen
evalueert op zijn eigen domein; men
houdt
geen
rekening
met
andere
onderzoeken. Mensen moeten altijd
lang wachten alvorens uitsluitsel te
krijgen, enzovoort. Kunnen wij geen
gedachtewisseling
organiseren
met
vertegenwoordigers van de betrokken
departementen
die
ons
de
diverse
obstructies precies kunnen aanwijzen.
Zo
kunnen
wij
een
eenvormig
evaluatiebeleid
uitwerken
en
met
dezelfde criteria werken. In het ene
geval werkt men immers met de
officie¨le Belgische schaal en in een
ander
geval
hanteert
men
andere
parameters. Voor de betrokken personen
is dat totaal ondoorzichtig. Het loont de
moeite dit eens te onderzoeken.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De vergadering wordt geschorst.
La se´ance est suspendue.
- De vergadering wordt geschorst
om 12.20 uur.
-
La
se´ance
est
suspendue
a`
12.20 heures.
-
De
vergadering
wordt
hervat
om 14.35 uur.
- La se´ance est reprise a` 14.35 heures.
De voorzitter : De vergadering wordt
hervat.
La se´ance est reprise.
Mondelinge
vraag
van
mevrouw
Greta D'Hondt aan de vice-eerste
minister en minister van Werkgele-
genheid over
de dienstencheques
(nr. 31)
Question
orale
de
Mme
Greta
D'Hondt a` la vice-premie`re ministre
et ministre de l'Emploi sur
les
che`ques-services
(n° 31)
De
voorzitter :
Mevrouw
Greta
D'Hondt heeft het woord.
C 6 -
14
Chambre des Représentants de Belgique - Kamer van Volksvertegenwoordigers van Belgie¨
Législature 50e Zittingsperiode - SE 1999 BZ - Annales - Handelingen - COM 28.09.1999
Mevrouw
Greta
D'Hondt
(CVP)
:
Mijnheer de voorzitter, het systeem van
de dienstencheques werd met de wet
van 26 maart 1999 goedgekeurd en trad
in het late voorjaar in werking. Tijdens
de vakantie vernamen wij dat de
minister van plan is dit systeem aan te
passen.
Het koninklijk besluit van 26 maart
1999 bepaalt dat er elke zes maanden
een
evaluatierapport
moet
worden
opgesteld over het effect van de
maatregel. De maatregel kan immers
niet worden beschouwd als een fiscaal
geschenk voor het individu of het gezin,
maar heeft tot doel zwart werk te
vermijden en de werkgelegenheid in
positieve
zin
te
bei¨nvloeden.
De
zesmaandelijkse evaluatie zou even-
tueel aanleiding kunnen geven tot
bijsturingen.
Het systeem van de dienstencheques
was zo succesvol, dat het voorziene
budget van 200 miljoen reeds vlug was
uitgeput. De RVA heeft vervolgens een
bijkomend bedrag van 200 miljoen ter
beschikking gesteld.
Via de media vernamen wij dat de
minister in september een beslissing
zou nemen over de verlenging van deze
maatregel. Voorts zou zij nagaan of het
systeem
van
dienstencheques
voor
bijkomende jobs zorgt. Gezien de
laattijdige inwerkingtreding van het
systeem, is de evaluatieperiode wellicht
te kort. De statistieken van de RVA
inzake volledige en tijdelijke werkloos-
heid bevestigen dit overigens. Ten slotte
heeft de minister verklaard dat het
systeem van de dienstencheques niet
onder
dezelfde
voorwaarden
kan
worden voortgezet en dat zij hoopt
enkele aanpassingen aan te brengen.
Graag vernam ik van de minister of de
zesmaandelijkse
evaluatie,
waarin
wordt voorzien door het koninklijk
besluit van 26 maart 1999, binnenkort
beschikbaar zal zijn. Is de minister
bereid dit rapport in de commissie toe te
lichten, opdat wij het zouden kunnen
bespreken ? In welke zin denkt de
minister de huidige regeling te zullen
aanpassen ? Is de minister bereid zich
ertoe te engageren de huidige regeling
te handhaven tot na de bespreking van
het evaluatierapport in deze commis-
sie ? Zal zij inmiddels de financiering
van
het
huidige
stelsel
blijven
verzekeren ?
De voorzitter : De minister heeft het
woord.
Minister Laurette Onkelinx : Mijnheer
de voorzitter, de wettelijke basis voor
het stelsel van de dienstencheques is
opgenomen in de wet van 26 maart
1999 betreffende het Belgisch actieplan
voor de werkgelegenheid 1998. Deze
wet beperkt zich tot het omschrijven
van de toegelaten werken en verleent de
Koning de bevoegdheid de praktische
uitwerking van dit stelsel te regelen.
Een
van
de
elementen
van
deze
bevoegdheid heeft betrekking op
de
nadere regelen om het bedrag van de
financie¨le tegemoetkoming binnen de
grenzen te houden van het daartoe
voorziene bedrag
.
Het stelsel van dienstencheques werd
door de vorige regering uitdrukkelijk
als
een
experiment
beschouwd,
waarvoor
bij
de
begrotingsopmaak
1999 in een beperkte enveloppe van
200 miljoen voor 1999 werd voorzien.
In het uitvoerend koninklijk besluit van
26 maart 1999 werd op twee wijzen
vorm gegeven aan dit experimentele
karakter. In de eerste plaats gaat het om
een tijdelijk koninklijk besluit, dat
ophoudt van kracht te zijn op 31 maart
2001. Daarnaast bepaalt artikel 10 dat
de minister van Tewerkstelling en
Arbeid en de minister van Begroting om
de zes maanden een evaluatierapport
aan de Ministerraad moeten voorleg-
gen.
De vorige regering veronderstelde dat,
gezien onder meer de beperking van het
bedrag
van
de
dienstencheque
tot
40
000
frank
per
jaar
en
de
halfjaarlijkse evaluatie, het geschatte
bedrag van 200 miljoen voor 1999 niet
zou
worden
overschreden.
In
de
praktijk bleek dit echter geenszins het
geval te zijn. Hoewel het systeem pas
op 1 april 1999 van start ging, waren de
200 miljoen twee maanden later reeds
opgebruikt.
Begin
juli
besloot
de
toenmalige minister van Tewerkstelling
en Arbeid, na akkoord van de minister
van Begroting, een bijkomende enve-
loppe van 200 miljoen toe te wijzen aan
het stelsel van de dienstencheques.
Bij de aanvang van mijn ambtstermijn
werd mij erop gewezen, onder meer
door het beheerscomite´ van de RVA, dat
zelfs dit bedrag van 400 miljoen niet
volstaat. Teneinde een verdere ontspo-
ring van de begroting te voorkomen,
heb ik, in afwachting van de resultaten
van de eerste evaluatie, beslist om de
mogelijkheid om zich als gebruiker van
een dienstencheque in te schrijven, te
schorsen vanaf eind juli. Om echter aan
alle potentie¨le gebruikers die zich vo´o´r
deze datum inschreven - in totaal
ongeveer 18 000 personen -, het gebruik
van een dienstencheque te waarborgen,
was er een totaal budget van 535
miljoen vereist. Het beheerscomite´ van
de RVA keurde mijn voorstel goed om
een bijkomend bedrag van 135 miljoen
van de werkloosheidsuitkering over te
hevelen naar de dienstencheques.
De verdere evolutie van het experiment
van de dienstencheques hangt natuurlijk
af van de budgettaire mogelijkheden,
maar ook van de resultaten van de
eerste evaluatie, die zoals bepaald in het
koninklijk besluit, vooral betrekking
heeft op het effect van deze maatregel.
Dit systeem heeft in de eerste plaats tot
doel het zwartwerk in deze sector tegen
te gaan en werkgelegenheid te scheppen
in een zeer arbeidsintensieve sector
door de solvabiliteit van de vraag te
verzekeren. Het is dus niet omdat er
veel gebruik wordt gemaakt van dit
systeem, dat het experiment als een
succes kan worden beschouwd. Daarom
heb ik zowel de RVA als de RSZ
verzocht mij alle nuttige elementen te
bezorgen
met
betrekking
tot
de
evaluatie van de werkgelegenheid. Ik
beschik op dit ogenblik echter nog niet
over alle gegevens. Zodra dit het geval
is, zal ik samen met de minister van
Begroting verslag uitbrengen in de
Ministerraad. Dit neemt niet weg dat
wij later in deze commissie op de
toekomst van het systeem van de
dienstencheques kunnen terugkomen.
De voorzitter : Mevrouw Trees Pieters
heeft het woord.
Mevrouw Trees Pieters
(CVP)
: Mijn-
heer de voorzitter, ik was graag even
ingegaan op het antwoord van de
minister.
De voorzitter : Mevrouw Pieters, het
commissiereglement bepaalt dat een
mondelinge vraag geen gelegenheid
biedt om een debat te openen. Enkel de
indiener van de vraag heeft het recht te
repliceren na het antwoord van de
minister.
Mevrouw Greta D'Hondt heeft het
woord.
Mevrouw
Greta
D'Hondt
(CVP)
:
Mijnheer de voorzitter, ik ben het er
volkomen mee eens dat het systeem van
de dienstencheques als een experiment
moet worden beschouwd.
Ik noteer dat de RVA de nodige
middelen ter beschikking zal stellen om
ervoor te zorgen dat de aangegane
verbintenissen kunnen worden nageko-
men. Voorts zegt de minister dat het
eerste evaluatierapport binnenkort kan
worden verwacht en dat het aan de
Ministerraad zal worden voorgelegd
vooraleer zal worden beslist het stelsel
op ingrijpende wijze aan te passen.
Hierover zal bovendien eerst in deze
commissie
met
de
minister
van
gedachten worden gewisseld.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
C 6 -
15
Chambre des Représentants de Belgique - Kamer van Volksvertegenwoordigers van Belgie¨
Législature 50e Zittingsperiode - SE 1999 BZ - Annales - Handelingen - COM 28.09.1999
Question orale de M. Paul Timmer-
mans a` la vice-premie`re ministre et
ministre de l'Emploi sur
l'octroi
d'allocations d'attente aux jeunes
demandeurs d'emploi qui suivent des
cours de promotion sociale
(n° 44)
Mondelinge vraag van de heer Paul
Timmermans
aan
de
vice-eerste
minister en minister van Werkgele-
genheid over
de toekenning van
wachtuitkeringen aan jonge werkzoe-
kenden die sociale promotiecursussen
volgen
(nr. 44)
Le pre´sident : La parole est a` M. Paul
Timmermans.
M. Paul Timmermans (AGALEV-
ECOLO) : Madame la ministre, ma
question est ante´rieure a` votre
plan
emploi
et peut-e^tre que l'application
de ce dernier e´vitera un certain nombre
de proble`mes. En tout cas, je l'attends
avec beaucoup d'impatience.
Ma question a trait au droit aux
allocations
d'attente
d'un
certain
nombre de jeunes qui suivent des cours
de promotion sociale.
Certains jeunes m'ont, en effet, informe´,
et une enque^te aupre`s de quelques
institutions de promotion sociale est
venue confirmer la re´alite´, que, bien que
re´pondant aux conditions de l'article 36
de
l'arre^te´
royal
sur
le
be´ne´fice
d'allocations, ils se voyaient prive´s de
celles-ci sous pre´texte qu'ils e´taient
devenus indisponibles sur le marche´ de
l'emploi puisqu'ils suivaient des cours
de promotion sociale organise´s pendant
la journe´e.
Un courrier adresse´ a` une e´cole par
l'administrateur ge´ne´ral de l'ONEM
donne a` penser que si un jeune
travailleur est inscrit dans un cours de
promotion
sociale,
c'est
qu'il
a
clairement l'intention de continuer a`
e´tudier et qu'il ne peut, par conse´quent,
e^tre conside´re´ comme disponible. Selon
moi, un certain nombre de jeunes
continuent a` suivre des cours de
promotion sociale simplement pour ne
pas rester inactifs pendant leur pe´riode
d'attente,
voire
leur
pe´riode
de
cho^mage. Ils ne peuvent donc, selon
moi, e^tre soupc¸onne´s de refuser un
emploi alors qu'on ne leur en a pas
propose´. C'est l'article 56 §1 - et je
vous prie d'excuser l'erreur que j'ai
faite tout a` l'heure - qui pre´voit cette
disposition de disponibilite´. Il n'y a
donc pas incompatibilite´ entre le fait de
suivre des cours de promotion sociale
de jour et la disponibilite´ sur le marche´
de l'emploi. Avant que la direction de
l'ONEM ne prenne un de´cision, elle
devrait interroger les inte´resse´s. Je
voudrais, madame la ministre, connai^tre
vos intentions a` ce propos.
Le pre´sident : La parole est a` la
ministre.
Mme Laurette Onkelinx, ministre :
Monsieur le pre´sident, tant que les
modifications
le´gales
ne
sont
pas
adopte´es, il faut tenir compte d'un cadre
bien de´fini. L'article 36 de l'arre^te´ royal
du 25 novembre 1991 qui re´glemente le
cho^mage est ici d'application. Il dispose
que pour avoir droit aux allocations
d'attente,
les
jeunes
demandeurs
d'emploi doivent notamment avoir mis
fin a` toutes les activite´s impose´es par un
programme d'e´tudes, d'apprentissage
ou de formation qui ouvre le droit aux
allocations
d'attente
et
par
tout
programme d'e´tudes de plein exercice.
En outre, apre`s avoir mis fin aux
activite´s susvise´es et avant d'introduire
la demande d'allocations, ils doivent
accomplir un stage d'attente.
Pour de´terminer ce stage d'attente sont
notamment
prises
en
compte
les
journe´es pendant lesquelles le jeune
demandeur d'emploi inscrit comme tel
est disponible pour le marche´ du travail.
Selon le texte, les journe´es durant
lesquelles un demandeur d'emploi suit
des cours ou une formation sont prises
en compte pour l'accomplissement du
stage d'attente, a` condition d'une part
qu'il ne s'agisse pas d'e´tudes ouvrant le
droit aux allocations d'attente, notam-
ment les e´tudes de plein exercice, et
d'autre
part,
que
le
jeune
reste
disponible pour le marche´ du travail.
En ce qui concerne l'enseignement de
promotion sociale, il a connu, ces
dernie`res
anne´es,
une
e´volution.
Actuellement, on organise des e´tudes
dont les cours ou les stages e´ventuels
peuvent se de´rouler en journe´e, s'e´taler
sur plusieurs anne´es et de´boucher sur
une certification permettant d'obtenir
un diplo^me dont la valeur sera, dans
certains cas, identique a` celui obtenu
dans l'enseignement de plein exercice.
Cet enseignement est donc fort similaire
a` l'enseignement de plein exercice.
Le suivi des e´tudes de promotion
sociale dont les cours et activite´s se
de´roulent apre`s 17 heures et le samedi,
est tout a` fait possible pendant le stage
d'attente ou pendant une pe´riode de
cho^mage indemnise´. Selon le cas, le
stage d'attente sera conside´re´ comme
valablement accompli ou le be´ne´fice
des allocations sera maintenu.
De me^me, le demandeur d'emploi ou le
cho^meur complet indemnise´ peut suivre
des e´tudes de promotion sociale de type
court, c'est-a`-dire durant moins d'une
anne´e acade´mique. En fait, le suivi de
ces e´tudes n'affecte pas la validite´ du
stage d'attente. Par contre, lorsqu'un
demandeur d'emploi reprend, durant le
stage d'attente, des e´tudes comple´men-
taires a` ses e´tudes de base, dont les
cours ou les stages se de´roulent en
journe´e et s'e´talent sur plus d'une anne´e
acade´mique,
l'ONEM
estime
que
l'inte´resse´ est toujours aux e´tudes. Ces
normes ne sont toutefois pas absolues et
chaque demande est appre´cie´e au cas
par cas, apre`s analyse des caracte´risti-
ques de chaque demandeur d'emploi.
La position de l'ONEM vise a` concilier
l'objectif de re´insertion des cho^meurs
sur le marche´ de l'emploi et celui
d'e´viter l'usage impropre des alloca-
tions
de
cho^mage,
ainsi
que
les
discriminations entre e´tudiants.
Voila` ou` nous en sommes actuellement
dans le cadre de la re´glementation en
application. Dans les mois qui viennent,
on verra s'il ne faut pas modifier ces
diffe´rents comptages.
Le pre´sident : La parole est a` M. Paul
Timmermans.
M. Paul Timmermans (AGALEV-
ECOLO) : Monsieur le pre´sident, j'ai
entendu les arguments de´veloppe´s par
la ministre. Ne´anmoins, il me semble
que le comite´ de gestion de l'ONEM
applique la le´gislation de fac¸on trop
stricte. En effet, il conside`re qu'il faut
avoir termine´ ses e´tudes depuis au
moins deux ans ou e^tre cho^meur
complet indemnise´ depuis un an pour
pouvoir suivre les cours de promotion
sociale de jour. Cela de´courage un
certain nombre de jeunes qui souhaitent
avant tout trouver un emploi, mais
pre´fe`rent continuer entre-temps une
formation. Si cette formation n'est pas
concurrente avec l'enseignement de
plein exercice, on ne peut pas les
soupc¸onner de privile´gier un syste`me
pluto^t que l'autre. La meilleure preuve
de leur disponibilite´ sur le marche´ de
l'emploi serait de leur proposer un
emploi et de leur demander s'ils sont
pre^ts a` l'accepter.
Je
pourrais
vous
citer
des
cas
particuliers de jeunes qui s'e´taient
inscrits a` des cours du soir de promotion
sociale, mais e´tant donne´ que les e´le`ves
e´taient essentiellement compose´s de
demandeurs d'emploi, la direction de
l'e´cole leur avait propose´ d'organiser
les cours en journe´e, tant pour leur
commodite´
que
pour
celle
des
professeurs. Ils suivaient donc un cours
de jour, alors qu'ils s'e´taient inscrits
dans un cours du soir. Mais ils perdaient
ainsi
le
be´ne´fice
des
allocations
d'attente. Il y a donc un certain nombre
d'injustices qui ne s'inscrivent pas dans
le cadre de la promotion a` l'e´gard des
jeunes
pour
qu'ils
suivent
une
formation professionnelle.
Le pre´sident : La parole est a` la
ministre.
C 6 -
16
Chambre des Représentants de Belgique - Kamer van Volksvertegenwoordigers van Belgie¨
Législature 50e Zittingsperiode - SE 1999 BZ - Annales - Handelingen - COM 28.09.1999
Mme Laurette Onkelinx, ministre :
Comme vous le savez, on espe`re
introduire des re´formes en matie`re
d'emploi pour les jeunes. On verra s'il
n'est pas possible de reme´dier a` cela
dans un cadre le´gislatif.
Le pre´sident : L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Mondelinge
vraag
van
mevrouw
Trees
Pieters
aan
de
vice-eerste
minister en minister van Werkgele-
genheid over
de evaluatie van de
werking van de plaatselijke Werkge-
legenheidsagentschappen
(nr. 58)
Question orale de Mme Trees Pieters
a`
la
vice-premie`re
ministre
et
ministre de l'Emploi sur
l'e´valuation
du
fonctionnement
des
Agences
locales pour l'Emploi
(n° 58)
De voorzitter : Mevrouw Trees Pieters
heeft het woord.
Mevrouw Trees Pieters
(CVP)
: Mijn-
heer de voorzitter, in hoofdstuk 6 van
het regeerakkoord, met de titel
de
actieve welvaartsstaat
, pleit de rege-
ring Verhofstadt voor investeringen in
mensen, opleiding en werk en niet enkel
en alleen in uitkeringen. Ook heeft ze
het over het witten van zwartwerk door
diensten aan huis.
De plaatselijke werkgelegenheidsagent-
schappen kregen in 1994 een wettelijk
kader. Teneinde de mogelijke activitei-
ten te vrijwaren van rechtstreekse
concurrentie met een aantal verwante
sectoren werd in alle raden van bestuur
een vertegenwoordiger van de lokale
middenstand opgenomen.
De middenstandsorganisaties hebben
een jaarlijkse enque^te gedaan naar de
werking van de PWA's waarbij een
aantal knelpunten naar voren kwam.
Enerzijds, blijkt dat slechts e´e´n op vier
van de ingeschreven werklozen daad-
werkelijk bereid is een activiteit binnen
de PWA uit te oefenen. Twee op vier
stellen
geen
interesse
te
hebben.
Anderzijds, worden de PWA's gecon-
fronteerd met groeiende wachtlijsten
van gebruikers waarvoor geen kandida-
ten worden gevonden. Ten tweede,
blijkt dat de uitgaven van de PWA's de
laatste jaren zeer sterk zijn gestegen.
Naast het stijgen van de uitgaven werd
tevens vastgesteld dat de winsten sterk
zijn toegenomen. Als men de winsten
van de verschillende PWA's samentelt,
komt men voor dit jaar reeds op een
totaal bedrag van 100 miljoen dat
binnen afzienbare tijd zal oplopen tot
140 miljoen. Ten derde, blijkt dat een
aantal misbruiken kan worden vastge-
steld zoals bijklussen in het zwart bij de
gebruikers waar de PWA'er wordt
tewerkgesteld.
Kan de minister, tevens gelet op de
groeiende wachtlijsten bij de PWA's,
niet nagaan welke de oorzaken zijn
waarom
sommige
werklozen
niet
wensen in te gaan op het PWA-aanbod ?
Welke gevolgen moet een dergelijke
weigering
dan
krijgen ?
Kan
als
alternatief voor het weigeren van een
tewerkstelling in een PWA het volgen
van een opleiding worden voorgesteld ?
Tevens zouden er duidelijke instructies
moeten komen over de manier waarop
de
winsten
worden
aangewend.
Momenteel wordt 25% van de winst
gei¨nvesteerd
in
opleiding
van
de
PWA'ers zelf. Er blijft dus nog 75%
over. Het lijkt mijns inziens interessant
om deze winsten geheel of gedeeltelijk
over te hevelen naar instellingen zoals
de RVA die dit geld op een goede
manier zou kunnen gebruiken. Ik denk
hierbij aan het voorbeeld van mevrouw
D'Hondt
met
betrekking
tot
het
aanreiken van middelen voor diensten-
cheques waaraan op dit ogenblik een
groot tekort is.
Tenslotte vraag ik de minister of geen
controlesysteem kan worden uitgewerkt
voor de PWA's. Op dit ogenblik is er
geen
enkele
vorm
van
controle.
Hierdoor
wordt
onder
meer
het
zwartwerk vergemakkelijkt. Hoe denkt
de minister deze tekortkomingen aan te
pakken ?
De voorzitter : De minister heeft het
woord.
Minister Laurette Onkelinx : Mijnheer
de voorzitter, ik heb mijn antwoord in
vier punten onderverdeeld.
Ten eerste, heeft de rondzendbrief van 1
juli 1994 betreffende de plaatselijke
werkgelegenheidsagentschappen
een
dwingende volgorde vastgelegd voor de
toewijzing van PWA-activiteiten aan de
werklozen en de bestaansminimumtrek-
kers. Op de eerste plaats komt het
wederzijds akkoord tussen de werkloze
en de gebruiker. Op de tweede plaats
wordt de PWA-activiteit toevertrouwd
aan een persoon uit een van de vier
volgende categoriee¨n : de ambtshalve
ingeschreven langdurig werklozen die
zich hebben opgegeven als vrijwilliger,
de
voornamelijk
oudere
langdurig
werklozen die niet beschikbaar moeten
zijn voor de arbeidsmarkt en die zich
vrijwillig hebben ingeschreven in het
PWA, de werklozen die niet langdurig
werkloos zijn, maar reeds in een PWA
waren tewerkgesteld tussen 1 januari
1992 en 30 april 1994 en die zich
vrijwillig
hebben
ingeschreven
en
tenslotte de bestaansminimumtrekkers.
Tenslotte komen de andere ambtshalve
ingeschreven werklozen in aanmerking.
Om meer tegemoet te kunnen komen
aan
de
vraag
van
de
potentie¨le
gebruikers werd bij koninklijk besluit
van 26 maart 1999 tot wijziging van het
koninklijk besluit van 25 november
1991 houdende de werkloosheidsregle-
mentering het toepassingsgebied van de
PWA-regeling
vanaf
1
april
1999
uitgebreid. De werklozen met een
leeftijd van 45 en meer worden reeds na
een vergoede werkloosheidsperiode van
zes maanden ambtshalve ingeschreven
in het PWA, behalve als ze vrijgesteld
zijn van de verplichting beschikbaar te
zijn voor de arbeidsmarkt.
Secundo, la re´glementation en matie`re
d'agences locales pour l'emploi (ALE)
pre´voit qu'une partie du montant des
che`ques ALE doit e^tre utilise´e pour le
financement de formations au profit des
cho^meurs inscrits a` l'agence. Concre`te-
ment, l'article 79, § 9 de l'arre^te´ royal
du 25 novembre 1991 comprend une
re´glementation
complexe
mais,
me
semble-t-il, assez claire. Du montant
d'un che`que ALE, 150 F sont paye´s au
cho^meur qui a eu une activite´ ALE et
4,50 F a` l'organisme de paiement aux
fins de couvrir ses frais d'administra-
tion; du restant du montant, 20% sont
verse´s a` l'ALE. De ce montant-la`, au
moins un quart doit e^tre affecte´ au
financement des formations au profit
des cho^meurs inscrits a` l'ALE. Le
restant de ce montant sert a` couvrir les
frais d'administration de l'ALE et au
financement d'initiatives locales en
faveur de l'emploi.
Puisque la re´glementation stipule qu'au
moins un quart du montant pre´cite´ que
rec¸oit l'ALE doit e^tre destine´ au
financement de formations au profit des
cho^meurs, rien n'empe^che e´videmment
les ALE d'utiliser dans ce but un
montant plus important que ce qu'il
e´tait jusqu'a` pre´sent.
Ten
derde,
voorziet
de
PWA-regelgeving niet in de mogelijk-
heid om een deel van het bedrag van de
PWA-cheques voor het systeem van de
dienstencheques te gebruiken.
Quatrie`mement, il existe un syste`me de
contro^le sur les activite´s de l'ALE. A
cet e´gard, a` l'article 79, § 7 du
25
novembre
1991,
sont
reprises
diverses dispositions que je reprends en
vrac. Le bureau du cho^mage compe´tent
de l'ONEM peut ve´rifier si les activite´s
de´clare´es et les activite´s re´ellement
effectue´es correspondent a` celles qui
peuvent
e^tre
effectue´es
d'apre`s
le
formulaire
d'utilisateur,
valide´
par
C 6 -
17
Chambre des Représentants de Belgique - Kamer van Volksvertegenwoordigers van Belgie¨
Législature 50e Zittingsperiode - SE 1999 BZ - Annales - Handelingen - COM 28.09.1999
Laurette Onkelinx
l'ALE. Si l'utilisateur fait effectuer des
activite´s sans formulaire d'utilisateur
valide´ ou fait effectuer d'autres activite´s
que celles pre´vues sur ce formulaire,
ces activite´s ne sont pas conside´re´es
comme des activite´s dans le cadre d'une
ALE.
Le directeur du bureau de cho^mage peut
exclure, pour une pe´riode de douze
mois, un utilisateur qui ne respecte pas
ces obligations. Si un cho^meur a agi de
mauvaise foi, notamment s'il a effectue´
des
activite´s
non
autorise´es,
ces
activite´s ne sont pas conside´re´es comme
des activite´s ALE.
En outre, ces services d'inspection,
parmi
lesquels
figurent
ceux
de
l'ONEM et ceux de mon de´partement,
qui sont mis en oeuvre dans la lutte
contre
le
travail
au
noir,
sont
e´videmment
e´galement
compe´tents
pour agir si du travail au noir est
effectue´ au travers du syste`me ALE.
Voila` la le´gislation existant a` l'heure
actuelle. Vous savez qu'en matie`re
d'ALE e´galement, il conviendrait sans
doute de revoir l'ensemble du syste`me
afin d'analyser s'il correspond bien aux
objectifs fixe´s lors de la cre´ation des
ALE et s'il ne doit pas e´voluer en
fonction du nouveau contexte de travail.
Je pense que nous aurons l'occasion
d'en reparler amplement au sein de
cette commission.
De voorzitter : Mevrouw Trees Pieters
heeft het woord.
Mevrouw Trees Pieters
(CVP)
: Mijn-
heer de voorzitter, ik dank de minister
voor haar uitleg. Het doet mij genoegen
dat ze de wettelijke context en de
bestaande
controlemogelijkheden
schetst. Het verheugt mij dat ze op de
hoogte is van de vastgestelde misbrui-
ken en dat ze hiervoor een oplossing wil
vinden.
Ik vroeg niet om de winsten van de
PWA-activiteiten rechtstreeks over te
hevelen naar de dienstencheques, maar
wel naar de RVA. Ik weet niet of dit
mogelijk is. PWA'ers zijn immers toch
werklozen en vallen onder die dienst.
Mme Laurette Onkelinx, ministre :
Nous verrons collectivement comment
nous pourrions agir en cette matie`re.
Une
modification
d'ensemble
me
semble pre´fe´rable.
Mevrouw Trees Pieters
(CVP)
: Dan
kunnen we praten over de evaluatie van
de dienstencheques wanneer de plannen
van de minister daaromtrent klaar zijn.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge
vraag
van
mevrouw
Trees
Pieters
aan
de
vice-eerste
minister en minister van Werkgele-
genheid over
de schijnzelfstandigen
en het statuut van de zelfstandigen in
bijberoep
(nr. 59)
Question orale de Mme Trees Pieters
a`
la
vice-premie`re
ministre
et
ministre
de
l'Emploi
sur
les
soi-disant inde´pendants et le statut
des inde´pendants en fonction acces-
soire
(n° 59)
De voorzitter : Mevrouw Trees Pieters
heeft het woord.
Mevrouw Trees Pieters
(CVP)
: Mijn-
heer de voorzitter, mijn vraag handelt
over de oneerlijke concurrentie die
uitgaat van zowel de schijnzelfstandi-
gen
als
van
de
zelfstandigen
in
bijberoep. Dit dossier is sinds lange tijd
een punt van discussie en is reeds
verscheidene keren op de beleidstafel
terechtgekomen. Er werden in het
verleden meermaals inspanningen gele-
verd om misbruiken te voorkomen, toch
waren ze niet altijd even efficie¨nt,
aangezien het aantal schijnzelfstandigen
in diverse sectoren steeds maar blijft
toenemen.
De schijnzelfstandige of de werknemer
vaart er niet wel bij want hij geniet
immers
aanzienlijk
minder
sociale
bescherming.
Daarnaast
is
er
het
fenomeen van de oneerlijke concurren-
tie ten nadele van de zelfstandige die
reglementair werkt met werknemers
onder zijn of haar gezag, toezicht en
leiding.
Het NCMV reikte onlangs een middel
aan om die schijnzelfstandigheid te
toetsen, een soort score waaruit men
zou kunnen afleiden wie er al dan niet
zelfstandig is. Ik zelf denk niet dat dit
het enige zaligmakende middel is. Het
is zeker geen ideale oplossing, maar wel
een mogelijkheid om de schijnzelfstan-
digen van de echte zelfstandigen te
onderscheiden. Er zijn nog andere
middelen. Men kan bijvoorbeeld de
erkenningsreglementeringen aanpassen
of het aantal scherpe en gerichte sociale
inspecties opdrijven.
Deze verschillende middelen kunnen
worden getoetst, maar men moet op zijn
minst snel duidelijke signalen uitzenden
die moeten leiden tot een vermindering
van
het
aantal
schijnzelfstandigen.
Tevens dienen er beperkingen opgelegd
te worden aan het statuut van bijberoep.
Dit fenomeen is voornamelijk in de
bouwsector een plaag geworden en
leidt, net zoals bij de schijnzelfstandig-
heid, tot oneerlijke concurrentie.
De maatregel van de vorige regering
waarbij er vanaf 40;000 frank volledige
bijdragen moeten worden betaald, blijkt
onvoldoende te zijn omdat nog te veel
zelfstandigen bij hun belastingaangifte
onder deze inkomensgrens blijven.
Teneinde efficie¨nt te ageren tegen dit
fenomeen zal men het statuut van
zelfstandige
in
bijberoep
moeten
beperken in de tijd. Dat mag 1 jaar,
3 jaar of 5 jaar zijn, maar na een
bepaalde periode moet het worden
opgeheven.
Tenslotte
moet
er
een
duidelijk
onderscheid worden gemaakt tussen
degenen die werken in de sociaal-
culturele of in de commercie¨le sector.
Een sectorale beperking in de tijd voor
het
statuut
van
bijberoep
in
de
commercie¨le
sector
moet
voorrang
krijgen als oplossing van het gestelde
probleem.
Wat denkt de minister over de diverse
voorstellen die momenteel circuleren en
wenst zij de oneerlijke concurrentie die
door deze fenomenen ontstaan, aan te
pakken ?
De voorzitter : De minister heeft het
woord.
Minister Laurette Onkelinx : Mijnheer
de voorzitter, zoals men goed weet, is
de problematiek van de schijnzelfstan-
digen erg ingewikkeld. Het gaat om het
misbruik van het sociaal statuut van
zelfstandige werknemers, daar waar de
betrokken werknemer zich onder het
gezag van een gebruiker bevindt, dit wil
zeggen in een staat van ondergeschikt-
heid. De beroepsverhouding zou als
arbeidsovereenkomst
gekwalificeerd
moeten worden. Doorgaans wordt het
onterechte
gebruik
gerechtvaardigd
door de zorg om besparing door het
maximaliseren van de winsten en het
ontbreken van een arbeidsreglemente-
ring.
Het dossier van de
schijnzelfstandi-
gen
raakt van nabij de inspectiedienst
van het ministerie van Tewerkstelling
en Arbeid, maar valt voornamelijk
onder
de
bevoegdheid
van
het
ministerie van Sociale Zaken, van de
Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en
van het Rijksinstituut voor Ziekte en
Invaliditeit. Dit laatste werkt onder de
minister van de Middenstand.
De
uitgevoerde
enque^tes
blijken
moeilijk
en
delicaat
omdat
ze
betrekking hebben op het begrip van
ondergeschiktheid. Dit is een begrip
met
een
wisselende
dimensie
dat
onderhevig
is
aan
talrijke
uit
de
rechtspraak voortvloeiende interpreta-
ties. Geen van de criteria die betrekking
hebben op het uitoefenen van een gezag
is op zich voldoende of bewijskrachtig
C 6 -
18
Chambre des Représentants de Belgique - Kamer van Volksvertegenwoordigers van Belgie¨
Législature 50e Zittingsperiode - SE 1999 BZ - Annales - Handelingen - COM 28.09.1999
Laurette Onkelinx
genoeg om het vereiste gezag te kunnen
aantonen. In feite is het de optelling van
overeenstemmende aanwijzingen die de
staat van ondergeschiktheid zal vastleg-
gen.
De
uitgevoerde
enque^tes
blijken
langdurig en moeilijk omdat ze talrijke
controle-onderzoeken vergen zoals het
horen van alle betrokken partijen, het
ter plekke nagaan van de bewoordingen
van
de
bedrijfsovereenkomst,
het
nagaan van de verschillende aanwijzin-
gen en indicatoren, enzovoort.
Ik
heb
kennis
genomen
van
de
werkzaamheden die door het NCMV
zijn verricht. De voorgestelde methode
bestaat erin 12 criteria te selecteren en
aan elk criterium een aantal punten toe
te kennen. De optelling van de behaalde
punten
laat
toe
de
professionele
bezigheid in e´e´n of ander stelsel onder
te brengen. Deze methode vertoont
gelijkenissen met die welke door de
Arbeidsinspecteurs wordt toegepast en
met die welke door de rechters van de
arbeidsrechtbanken wordt gebruikt.
In de huidige stand van de wetgeving
zijn het enkel de gerichte controles - en
dit niettegenstaande de ondervonden
moeilijkheden - die een geldige reactie
uitmaken op het vastgestelde fenomeen.
Samen met mijn ploeg bestudeer ik
deze problematiek die eveneens valt
onder de bevoegdheid van twee andere
ministers, namelijk van de minister van
Sociale Zaken en van de minister van
Landbouw en KMO's.
Het
statuut
van
de
zelfstandige
werknemer in bijberoep, dus comple-
mentair aan een statuut van loontrek-
kende, valt onder de bevoegdheid van
de minister van Middenstand.
De voorzitter : Mevrouw Trees Pieters
heeft het woord.
Mevrouw Trees Pieters
(CVP)
: Mijn-
heer de voorzitter, de minister geeft een
mooi overzicht van de inhoud van het
probleem, maar biedt geen enkele
oplossing, hoe belangrijk dit ook is voor
de optie van de actieve welvaartsstaat
genomen door de regering Verhofstadt.
Op een bepaald ogenblik moeten die
oplossingen
er
toch
komen.
Het
probleem sleept immers te lang aan en
is de oorzaak van een circuit van
zwartwerk en van oneerlijke concurren-
tie die de actieve welvaartsstaat sterk in
het gedrang brengen.
Ik neem er nota van dat verscheidene
ministers voor deze aangelegenheid
verantwoordelijk zijn. Ik ben bereid dit
probleem ook met de andere ministers
aan te kaarten, maar ik pleit ervoor dat
hiervan werk wordt gemaakt.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
- De openbare commissievergadering
wordt gesloten om 15.14 uur.
- La re´union publique de commission
est leve´e a` 15.14 heures.
C 6 -
19
Chambre des Représentants de Belgique - Kamer van Volksvertegenwoordigers van Belgie¨
Législature 50e Zittingsperiode - SE 1999 BZ - Annales - Handelingen - COM 28.09.1999
Inhoud
Dinsdag 28 september 1999
COMMISSIE VOOR DE SOCIALE ZAKEN
-
C 006
Samengevoegde interpellaties van :
- de heer Jo Vandeurzen tot de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over
de geraamde uitgavenontsporingen in de
ziekteverzekering
(nr. 24)
- de heer Koen Bultinck tot de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over
uitgavenontsporingen in de ziekteverzeke-
ring
(nr. 56)
1
sprekers :
Jo
Vandeurzen,
Koen
Bultinck,
Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken en Pensioenen,
Jef Valkeniers, Greta D'Hondt, Annemie Van de Casteele,
Luc Goutry
Mondelinge vraag van mevrouw Greta D'Hondt aan de minister
van Sociale Zaken en Pensioenen over
de financie¨le baten die
het
globaal financieel beheer opgeleverd heeft voor de sociale
zekerheid van de werknemers sinds de invoering ervan
(nr. 5)
7
sprekers : Greta D'Hondt, Frank Vandenbroucke, minister
van Sociale Zaken en Pensioenen
Samengevoegde mondelinge vragen van :
- de heer Danny Pieters aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over
de 'creatieve facturatiewijze' die sommige
ziekenhuizen blijken te hanteren naar aanleiding van de zorgen
bij bevalling
(nr. 9)
- de heer Koen Bultinck aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over
de onnodige onderzoeken die voorafgaand
aan de bevalling in een aantal ziekenhuizen worden uitgevoerd
(nr. 73)
- mevrouw Annemie Van de Casteele aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu en aan de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
de facturering
in de ziekenhuizen en de beschikbaarheid van de minimale
klinische gegevens
(nr. 94)
8
sprekers : Danny Pieters, Koen Bultinck, Annemie Van de
Casteele
, Frank Vandenbroucke, minister van Sociale
Zaken en Pensioenen
Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen aan de minister
van Sociale Zaken en Pensioenen over
de overheveling van het
personeel van het Nationaal pensioenfonds voor mijnwerkers
(nr. 14)
11
sprekers : Jo Vandeurzen, Frank Vandenbroucke, minister
van Sociale Zaken en Pensioenen
Mondelinge vraag van mevrouw Trees Pieters aan de minister
van Sociale Zaken en Pensioenen over
het voorschrijfgedrag
van de artsen
(nr. 57)
12
sprekers : Trees Pieters, Frank Vandenbroucke, minister
van Sociale Zaken en Pensioenen
Mondelinge vraag van de heer Hubert Brouns aan de minister
van Sociale Zaken en Pensioenen over
de kinderbijslag voor
kinderen van grensarbeiders
(nr. 61)
13
sprekers : Hubert Brouns, Frank Vandenbroucke, minister
van Sociale Zaken en Pensioenen
Sommaire
Mardi 28 septembre 1999
COMMISSION DES AFFAIRES SOCIALES
-
C 006
Interpellations jointes de :
- M. Jo Vandeurzen au ministre des Affaires sociales et des
Pensions sur
le montant estime´ des de´rapages des de´penses en
matie`re d'assurance-maladie
(n° 24)
- M. Koen Bultinck au ministre des Affaires sociales et des
Pensions sur
les de´rapages budge´taires dans l'assurance-
maladie
(n° 56)
1
orateurs :
Jo
Vandeurzen,
Koen
Bultinck,
Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires sociales et des
Pensions, Jef Valkeniers, Greta D'Hondt, Annemie Van de
Casteele
, Luc Goutry
Question orale de Mme Greta D'Hondt au ministre des Affaires
sociales et des Pensions sur
les be´ne´fices produits par la
gestion globale de la se´curite´ sociale depuis son instauration
(n° 5)
7
orateurs : Greta D'Hondt, Frank Vandenbroucke, ministre
des Affaires sociales et des Pensions
Questions orales jointes de :
- M. Danny Pieters au ministre des Affaires sociales et des
Pensions sur
la 'cre´ativite´' du mode de facturation d'examens
par certaines maternite´s
(n° 9)
- M. Koen Bultinck au ministre des Affaires sociales et des
Pensions
sur
les examens inutiles pratique´s avant
l'accouchement dans certains ho^pitaux
(n° 73)
- Mme Annemie Van de Casteele a` la ministre de la Protection
de
la
consommation,
de
la
Sante´
publique
et
de
l'Environnement et au ministre des Affaires sociales et des
Pensions sur
la facturation dans les ho^pitaux et la disponibilite´
du re´sume´ clinique minimal
(n° 94)
8
orateurs : Danny Pieters, Koen Bultinck, Annemie Van de
Casteele
, Frank Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Question orale de M. Jo Vandeurzen au ministre des Affaires
sociales et des Pensions sur
la re´affectation du personnel du
Fonds national des pensions des mineurs
(n° 14)
11
orateurs : Jo Vandeurzen, Frank Vandenbroucke, ministre
des Affaires sociales et des Pensions
Question orale de Mme Trees Pieters au ministre des Affaires
sociales et des Pensions sur
le comportement des me´decins en
matie`re de prescriptions
(n° 57)
12
orateurs : Trees Pieters, Frank Vandenbroucke, ministre
des Affaires sociales et des Pensions
Question orale de M. Hubert Brouns au ministre des Affaires
sociales et des Pensions sur
les allocations familiales pour les
enfants de travailleurs frontaliers
(n° 61)
13
orateurs : Hubert Brouns, Frank Vandenbroucke, ministre
des Affaires sociales et des Pensions
6 -
I
Chambre des Représentants de Belgique - Kamer van Volksvertegenwoordigers van Belgie¨
Législature 50e Zittingsperiode - SE 1999 BZ - Annales - Handelingen - COM 28.09.1999
Mondelinge vraag van de heer Luc Goutry aan de minister van
Sociale
Zaken
en
Pensioenen
over
de vervroegde
oppensioenstelling bij ambtenaren en de aflevering van een
officieel attest
(nr. 63)
13
sprekers : Luc Goutry, Frank Vandenbroucke, minister
van Sociale Zaken en Pensioenen
schorsing
14
Mondelinge vraag van mevrouw Greta D'Hondt aan de
vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid over
de dienstencheques (nr. 31)
14
sprekers : Greta D'Hondt, Laurette Onkelinx, vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid
Mondelinge vraag van de heer Paul Timmermans aan de
vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid over
de toekenning van wachtuitkeringen aan jonge werkzoekenden
die sociale promotiecursussen volgen
(nr. 44)
16
sprekers :
Paul
Timmermans,
Laurette
Onkelinx,
vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid
Mondelinge vraag van mevrouw Trees Pieters aan de
vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid over
de evaluatie van de werking van de plaatselijke
Werkgelegenheidsagentschappen
(nr. 58)
17
sprekers : Trees Pieters, Laurette Onkelinx, vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid
Mondelinge vraag van mevrouw Trees Pieters aan de
vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid over
de schijnzelfstandigen en het statuut van de zelfstandigen in
bijberoep
(nr. 59)
18
sprekers : Trees Pieters, Laurette Onkelinx, vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid
Question orale de M. Luc Goutry au ministre des Affaires
sociales et des Pensions sur
la mise a` la pension anticipe´e de
fonctionnaires et la de´livrance d'une attestation officielle
(n° 63)
13
orateurs : Luc Goutry, Frank Vandenbroucke, ministre des
Affaires sociales et des Pensions
suspension
14
Question orale de Mme Greta D'Hondt a` la vice-premie`re
ministre et ministre de l'Emploi sur
les che`ques-services
(n° 31)
14
orateurs : Greta D'Hondt, Laurette Onkelinx, vice-
premie`re ministre et ministre de l'Emploi
Question orale de M. Paul Timmermans a` la vice-premie`re
ministre et ministre de l'Emploi sur
l'octroi d'allocations
d'attente aux jeunes demandeurs d'emploi qui suivent des cours
de promotion sociale
(n° 44)
16
orateurs :
Paul
Timmermans,
Laurette
Onkelinx,
vice-premie`re ministre et ministre de l'Emploi
Question orale de Mme Trees Pieters a` la vice-premie`re
ministre et ministre de l'Emploi sur
l'e´valuation du
fonctionnement des Agences locales pour l'Emploi
(n° 58)
17
orateurs : Trees Pieters, Laurette Onkelinx, vice-premie`re
ministre et ministre de l'Emploi
Question orale de Mme Trees Pieters a` la vice-premie`re
ministre et ministre de l'Emploi sur
les soi-disant inde´pendants
et le statut des inde´pendants en fonction accessoire
(n° 59)
18
orateurs : Trees Pieters, Laurette Onkelinx, vice-premie`re
ministre et ministre de l'Emploi
6 -
II
Chambre des Représentants de Belgique - Kamer van Volksvertegenwoordigers van Belgie¨
Législature 50e Zittingsperiode - SE 1999 BZ - Annales - Handelingen - COM 28.09.1999