BELGISCHE KAMER
VAN VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
50e ZITTINGSPERIODE
BUITENGEWONE ZITTING 1999
HANDELINGEN VAN DE
OPENBARE COMMISSIEVERGADERINGEN
22/07/1999
C 001
Binnenlandse Zaken, Algemene Zaken
en Openbaar Ambt
CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE BELGIQUE
50e LÉGISLATURE
SESSION EXTRAORDINAIRE 1999
ANNALES DES
RÉUNIONS PUBLIQUES DE COMMISSION
22/07/1999
C 001
Intérieur, Affaires générales
et Fonction publique
Annales
Les annales sont le compte rendu intégral des séances
plénières et des réunions publiques de commission où sont
développées les interpellations.
Elles sont publiées sous forme de deux fascicules :
- le premier, de couverture blanche et portant les lettres
PLEN en bas de page, regroupe les annales des séances
plénières;
- le second, de couverture beige et portant les lettres COM
en bas de page, regroupe les annales des réunions
publiques de commission où sont développées des
interpellations.
Les séances et les re´unions ont une numérotation continue
par session. Ce numéro se retrouve sur la couverture ainsi
que sur chaque page avant la pagination. Les se´ances
ple´nie`res ont une pagination continue. Les re´unions
publiques de commission sont pagine´es par fascicule.
Les annales peuvent également e^tre consultées sur
l'Internet-website de la Chambre des Représentants, à
l'adresse http://www.LaChambre.be
Handelingen
De handelingen zijn het woordelijk verslag van de plenaire
vergaderingen en van de in openbare commissievergaderin-
gen gehouden interpellaties.
Ze worden in twee edities uitgegeven :
- de eerste, met witte kaft en met de letters PLEN in de
voettekst, bevat de handelingen van de plenaire
vergaderingen;
- de tweede, met beige kaft en met de letters COM in de
voettekst, bevat de handelingen van de in openbare
commissievergaderingen gehouden interpellaties.
De vergaderingen worden per zittingsperiode doorlopend
genummerd. Het vergaderingsnummer staat op de kaft en op
elke bladzijde vóór de paginering afgedrukt. De plenaire
vergaderingen
worden
doorlopend
gepagineerd.
De
openbare commissievergaderingen worden per brochure
gepagineerd.
De handelingen worden tevens bekendgemaakt op de
Internet-website van de Kamer van Volksvertegenwoordi-
gers, adres http://www.DeKamer.be
EXPLICATIONS DES SIGLES - TOELICHTING BIJ DE AFKORTINGEN
CVP
: Christelijke Volkspartij
ECOLO-AGALEV : Ecologistes confédérés pour l'organisation de luttes orginiales/Anders Gaan Leven
FN
: Front National
PRL-FDF
: Parti réformateur libéral - Front démocratique francophone
PS
: Parti socialiste
PSC
: Parti social-chrétien
SP
: Socialistische Partij
VL.BLOK
: Vlaams Blok
VLD
: Vlaamse Liberalen en Democraten
VU
: Volksunie
COMMISSION DE L'INTE´RIEUR,
DES AFFAIRES GE´NE´RALES
ET DE LA FONCTION PUBLIQUE
COMMISSIE VOOR DE BINNENLANDSE ZAKEN,
DE ALGEMENE ZAKEN
EN HET OPENBAAR AMBT
RE´UNION PUBLIQUE DU
JEUDI 22 JUILLET 1999
OPENBARE VERGADERING VAN
DONDERDAG 22 JULI 1999
PRE
´ SIDENCE de
M. Tant
VOORZITTER :
De heer Tant
La se´ance est ouverte a` 15.05 heures.
De vergadering wordt geopend om 15.05 uur.
Samengevoegde interpellaties van :
- de heer Geert Bourgeois tot de
eerste minister over
de benoeming
van drie regeringscommissarissen
(nr. 1)
- de heer Gerolf Annemans tot de
eerste minister over
de benoeming
van drie regeringscommissarissen
(nr. 2)
- de heer Pieter De Crem tot de eerste
minister over
de benoeming van drie
regeringscommissarissen
(nr. 3)
- mevrouw Joe¨lle Milquet tot de
eerste minister over
de benoeming
van drie regeringscommissarissen
(nr. 4)
(Het antwoord zal worden verstrekt
door de minister van Telecommunica-
tie en Overheidsbedrijven en Partici-
paties)
Interpellations jointes de :
- M. Geert Bourgeois au premier
ministre sur
la nomination de trois
commissaires
du
gouvernement
(n° 1)
- M. Gerolf Annemans au premier
ministre sur
la nomination de trois
commissaires
du
gouvernement
(n° 2)
- M. Pieter De Crem au premier
ministre sur
la nomination de trois
commissaires
du
gouvernement
(n° 3)
- Mme Joe¨lle Milquet au premier
ministre sur
la nomination de trois
commissaires
du
gouvernement
(n° 4)
(La re´ponse sera donne´e par le
ministre des Te´le´communications et
des
Entreprises
et
Participations
publiques)
De voorzitter : Collega's, vooraf wens
ik nog het volgende te zeggen. Het is u
bekend dat de eerste minister zich heeft
laten verontschuldigen. Het was hem,
om allerlei redenen, vrij moeilijk om
hier aanwezig te zijn. Hij heeft contact
opgenomen met de heer Bourgeois die
hem heeft bevestigd dat dit voor hem
geen groot probleem vormt gezien de
bijzondere
deskundigheid
van
de
minister die de eerste minister zal
vervangen en hij heeft mij daarvan in
kennis gesteld.
De heer Gerolf Annemans heeft het
woord.
De heer Gerolf Annemans (Vlaams
Blok) : Mijnheer de voorzitter, ik wens
hier formeel te zeggen dat dit voor mij
wel een probleem vormt. Ik twijfel niet
aan de deskundigheid en de
chaleureu-
se
manier waarop collega Daems zal
antwoorden op deze interpellatie. Ik zou
het echter op prijs stellen dat de eerste
minister
de
redenen
voor
zijn
afwezigheid zou opgeven en zich in de
toekomst niet tot vage verontschuldi-
gingen zou beperken.
Ik kan begrijpen dat de eerste minister
een Europese top moet bijwonen maar
ik hoop dat hij er geen gewoonte van
maakt om met dergelijk vage excuses
als die van vandaag interpellaties aan
andere ministers door te geven.
De
voorzitter :
De
heer
Geert
Bourgeois heeft het woord.
De heer Geert Bourgeois (VU&ID) :
Mijnheer
de
voorzitter,
de
eerste
minister heeft persoonlijk met mij
contact opgenomen. Hij had impera-
tieve redenen. Hij had zware besprekin-
gen en onderhandelingen in verband
met de dioxinecrisis. Ik heb gezegd dat
er voor mij geen probleem was mits de
heer Daems alle vragen kon beantwoor-
den
en
namens
de
regering
alle
gevraagde uitleg kon geven. De eerste
minister heeft mij dat verzekerd.
De voorzitter : De heer Hugo Coveliers
heeft het woord.
De
heer
Hugo
Coveliers
(VLD)
:
Mijnheer de voorzitter, ik heb nog de
periode meegemaakt dat interpellaties
slechts plaatsvonden indien de minister
zich
kon
vrijmaken.
Wanneer
de
regering pas op dinsdagavond wordt
verwittigd, dan denk ik dat het nogal
logisch is dat de regering, die tenslotte
kan aanduiden wie ze wil, niet direct de
eerste minister kan sturen.
Wat het tweede deel betreft, ben ik er
inderdaad van overtuigd dat minister
Daems niet alleen
chaleureus zal
antwoorden, zoals de heer Bourgeois
het
zegt,
maar
ook
volledig
zal
antwoorden.
Le pre´sident : La parole est a` Mme
Joe¨lle Milquet.
Mme Joe¨lle Milquet
(PSC)
: Monsieur
le pre´sident, je croyais e´galement que
nous e´tions entre´s dans la nouvelle e`re
de la communication et que le premier
ministre allait non seulement honorer le
C 1 -
1
Chambre des Représentants de Belgique - Kamer van Volksvertegenwoordigers van Belgie¨
Législature 50e Zittingsperiode - SE 1999 BZ - Annales - Handelingen - COM 22.07.1999
Joe¨lle Milquet
parlement mais aussi davantage com-
muniquer. Je remarque que de`s la
premie`re occasion, ce n'est pas le cas.
Mais je peux comprendre des raisons
impe´ratives.
J'espe`re donc que nous recevrons tre`s
rapidement des re´ponses a` l'ensemble
des questions que nous avons a` poser au
premier ministre.
De
voorzitter :
De
heer
Geert
Bourgeois heeft het woord.
De heer Geert Bourgeois (VU&ID) :
Mijnheer de voorzitter, namens onze
fractie willen wij ons aansluiten bij de
woorden van collega D'Hondt.
Wij zijn ervan overtuigd dat u deze
commissie
zult
voorzitten
op
een
manier die wij van u verwachten en die
zal bijdragen tot de versterking van de
kracht van dit parlement in deze
regeerperiode.
Ik wil u, en ook kamervoorzitter De
Croo, danken om ervoor te zorgen dat
deze interpellaties konden plaatsvinden.
Ik meen inderdaad, collega's, dat een en
ander
misschien
niet
conform
het
boekje is gegaan maar ik wil er toch op
wijzen dat deze interpellatie misschien
niet had moeten gehouden worden
indien wij tijdens het investituurdebat
een antwoord hadden gekregen op de
vragen die wij hadden gesteld. Niet
alleen mijn fractie maar ook andere
fracties
hebben
vrij
gedetailleerde
vragen over het probleem gesteld. Voor
zover
ik
weet
zijn
deze
vragen
onbeantwoord gebleven. Wij hebben
via de pers vernomen wat de regering
beslist had. Wij hebben ook mededeling
gekregen van de beslissing van de
Ministerraad van 17 juli 1999 en ik
denk dat dit een urgent debat is omdat
het in feite nog behoort tot het echte
investituurdebat. Het maakt deel uit van
de regeringsvorming. Er dient zich toch
een
bijzonder
probleem
aan
van
verenigbaarheid, van verhouding tussen
de
uitvoerende
en
de
wetgevende
macht. Vandaar dat ik heb gemeend dit
punt bij hoogdringendheid, via een
interpellatie, te moeten aankaarten,
gelet op het feit dat er geen enkele
andere mogelijkheid meer was om
daarover in dialoog met de regering te
treden vo´o´r het reces.
Wij
vernemen
dus
dat
in
de
Ministerraad werd beslist, intussen was
het echter reeds een publiek geheim,
drie regeringscommissarissen aan te
stellen. De heer Willockx werd belast
met de betrekkingen met de Europese
Commissie en de Europese instellingen
in
het
specifieke
dioxinedossier.
Mevrouw Anne Andre´ werd belast met
de administratieve vereenvoudiging en
de heer Charles Picque´ werd belast met
de grootstedelijke problematiek.
Wij hebben ook vernomen, dat staat
echter niet in de mededeling over de
beslissingen in de Ministerraad, dat de
heer Picque´, die net als de heer
Willockx verkozen is tot lid van deze
Kamer, lid zou blijven van deze
assemblee
en
beide
functies
zou
uitoefenen, dus zowel een functie voor
de uitvoerende macht als regeringscom-
missaris, als het lidmaatschap van deze
assemblee.
Terzake wens ik u dan ook enkele
specifieke vragen te stellen.
Waarom worden deze drie regerings-
commissarissen aangesteld ? De hele
goegemeente weet dat het hier gaat
om een gecamoufleerde poging om
inderdaad het aantal ministers, staats-
secretarissen en leden van de uitvoe-
rende macht uit te breiden. Er zijn
15 ministers waarvan 7 Nederlandstalig
en 7 Franstalig, de eerste minister
uitgezonderd. Daar komen een Fransta-
lige en twee Nederlandstalige staatsse-
cretarissen bij. Om het communautaire
evenwicht te herstellen, want in feite
wordt daarmee een pariteit ingevoerd
die nergens bepaald is, worden er nu
drie regeringscommissarissen aange-
steld,
twee
Franstaligen
en
een
Nederlandstalige. Er komt dus op een
sluipende wijze een nieuw evenwicht in
het
geheel
van
de
uitvoerende
mandaten. Met de regeringscommissa-
rissen wordt hiertoe een nieuwe functie
gecree¨erd.
U
weet
dat
aan
de
francofone
gemeenschap van dit land het verwijt
werd gestuurd dat er regeringen van
pygmeee¨n worden gevormd. Het is een
Franstalig parlementslid dat dit verwijt
heeft geuit. Wij krijgen echter de indruk
dat hier op een sluipende, niet-open
manier precies hetzelfde wordt bereikt,
met name een uitbreiding van het aantal
regeringsambten.
Wij vragen ons echter af wat de
motivering voor deze aanstelling is als
het inderdaad niet is om het aantal
ministers en staatssecretarissen de facto
te verhogen. Kan een minister van
Binnenlandse
Zaken
niet
echt
het
grootstedelijk beleid uitoefenen ? Kan
een minister, bijvoorbeeld de minister
van Justitie, in samenwerking met de
minister van Binnenlandse Zaken, de
administratieve vereenvoudiging niet
voor zich nemen ?
Kan
de
minister,
bevoegd
voor
Landbouw of voor Volksgezondheid, de
relaties
met
Europa
inzake
de
dioxinecrisis niet behandelen ?
Reeds
deze
week
zijn
de
eerste
wrijvingen ontstaan tussen de minister
van Landbouw en de regeringscommis-
saris.
Er
was
al
melding
van
tegenstrijdige verklaringen inzake de
herstructurering van de varkenssector.
Waarom dus niet eenvoudig doen wat
ook eenvoudig kan ?
Een tweede vraag die ons bezighoudt,
mijnheer de minister, heeft betrekking
op het specifieke statuut van deze
mensen, zowel op institutioneel als op
materieel vlak. Welk materieel statuut
hebben zij ? Welke verloning krijgen
zij ? Krijgen zij bijkomende werkings-
kosten ? Krijgen zij een staf in plaats
van een kabinet ? Hoelang duurt hun
opdracht ? Ik lees dat de opdracht van
de heer Willockx beperkt zou zijn tot
het oplossen van de problemen die met
Europa rijzen in verband met de
dioxinecrisis. Ik verneem echter dat hij
aspiraties heeft om daarna belast te
worden met de verdere relaties met
bijvoorbeeld het voorzitterschap van de
Europese Unie. Werd daar een duur
bepaald ? Aan wie zijn zij verantwoor-
ding verschuldigd ? Zij zijn lid van de
uitvoerende macht. Als wij hen willen
aanspreken omtrent de daden die zij
stellen,
die
toch
heel
belangrijke
beleidsmateries aangaan, moeten wij
dan de desbetreffende minister of de
eerste minister interpelleren ? Welk is
hun constitutioneel statuut ?
Ten derde, komt u met de opdracht voor
een regeringscommissaris, belast met
de problematiek van de grote steden,
niet op het terrein van de bevoegdheid
van de Gewesten ? Immers, inzake het
grootstedelijk beleid beschikken de
Gewesten over inhoudelijke bevoegd-
heden die toch heel belangrijk zijn. Ik
denk onder meer aan de stadskernver-
nieuwing, de problematiek van de
ruimtelijke ordening en leefmilieu.
Welke materies, andere dan degene die
betrekking hebben op de veiligheid,
kunnen specifiek betrekking hebben op
het grootstedelijk beleid ? Is daarmee
niet een unitaire recuperatie gemoeid ?
Ik heb een vergelijkbare vraag voor de
administratieve vereenvoudiging. eerste
minister Dehaene heeft nog een dienst
opgericht belast met de administratieve
vereenvoudiging. Hoe zal de relatie zijn
van de regeringscommissaris tot deze
dienst of zal deze dienst, als een van de
eerste daden van de nieuwe regerings-
commissaris, worden opgeheven ? Het
is best mogelijk dat een van haar eerste
beleidsdaden erin bestaat een dienst
voor de administratieve vereenvoudi-
ging op te heffen.
Een vierde vraag, en dat is toch wel heel
belangrijk,
is
een
vraag
naar
de
verenigbaarheid van deze functie met
het ambt van kamerlid. Zowel de heer
Willockx als de heer Picque´ zijn
verkozen tot lid van deze Kamer. De
heer Picque´ zou lid van deze Kamer
C 1 -
2
Chambre des Représentants de Belgique - Kamer van Volksvertegenwoordigers van Belgie¨
Législature 50e Zittingsperiode - SE 1999 BZ - Annales - Handelingen - COM 22.07.1999
Geert Bourgeois
blijven. Is dit conform artikel 51 van de
Grondwet ?
Daarin
wordt
immers
bepaald dat degene die benoemd wordt
door de federale regering tot een ander
bezoldigd ambt dan dat van minister, en
ook de benoeming aanneemt, onmiddel-
lijk ophoudt zitting te hebben. Indien de
heer Picque´ zijn opdracht onbezoldigd
uitvoert, dan past dit
formeel in de
bepalingen van artikel 51 van de
Grondwet. Het gaat dan immers om een
niet-bezoldigd ambt.
Ik denk echter dat wij de moed moeten
hebben om dieper te graven en ons af te
vragen of dit wel kan in de geest van
onze constitutie. In Nederland bestaat er
terzake een grondwettelijke bepaling en
is er een uitvoeringswet die bepaalde
onverenigbaarheden kan vastleggen. Bij
ons is dit niet bepaald en beperkt de
grondwettelijke bepaling zich tot een
bezoldigd mandaat.
Mijnheer de minister, ik vraag u
uitdrukkelijk of dit verenigbaar is met
de regeerverklaring en met de principes
van de burgerdemocratie, zoals ver-
woord in het regeerakkoord en ik
citeer :
In dezelfde geest dient een
streng stelsel van onverenigbaarheden
zowel
voor
de
publieke
als
de
particuliere sector te worden ingevoerd
om belangenconflicten te vermijden. De
meerderheidspartijen zullen het parle-
ment uitnodigen in haar schoot een
deontologische commissie op te richten
die
terzake
een
rechtspraak
moet
ontwikkelen
.
Ik deel u mee dat wij al een voorstel
hebben ingediend tot oprichting van een
deontologische commissie. Wij stellen
voor dat deze commissie inderdaad een
code zou ontwikkelen maar als u
spreekt over onverenigbaarheden in de
publieke sector, dan denk ik dat er toch
een regel bij uitstek is, met name dat
een lid van de wetgevende macht
onafhankelijk
moet
zijn
van
de
uitvoerende macht. Zij heeft immers tot
taak de regering te controleren en tot de
orde
te
roepen.
Tegelijkertijd
een
mandaat uitoefenen in opdracht van en
voor rekening van de uitvoerende macht
kan niet. Dit strookt niet met een
moderne correcte invulling van de drie
machten. Wij hebben daarmee heel
zware problemen. Wij weten dat in dit
land, meer dan in andere landen, de
invloed van de uitvoerende macht
bijzonder groot is. De wetgevende
macht is de facto een tweederangsmacht
geworden precies door dit soort van
zaken. Door leden van de federale
Kamers toe te laten een uitvoerend
mandaat op zich te nemen zal deze
nefaste evolutie nog worden versterkt.
Wij
vragen
uitdrukkelijk
aan
de
regering om op deze beslissing terug te
komen. Er zijn dan ook slechts twee
mogelijkheden : ofwel doet de heer
Picque´ afstand van dit ambt van
regeringscommissaris ofwel neemt hij
ontslag uit deze Kamer.
De
voorzitter :
De
heer
Gerolf
Annemans heeft het woord.
De heer Gerolf Annemans (Vlaams
Blok) :
Mijnheer
de
voorzitter,
collega's, wij zijn in alle opzichten in
een nieuwe politieke cultuur terechtge-
komen. Als oud-lid van de meerderheid
zult u zich herinneren, mijnheer de
voorzitter, dat u het fatsoen opbracht te
wachten met de indiening van een
eenvoudige motie na een interpellatie
tot wanneer u zag dat de oppositie
zinnens was een gemotiveerde motie in
te dienen. Ik heb nu gezien dat hier al
een eenvoudige motie rondgaat. Ik weet
niet waar ze nu is. Ik ben ook benieuwd
om te weten of de heer Tavernier, die
zich vier jaar lang heeft verzet tegen het
indienen van eenvoudige moties, deze
motie mee zal ondertekenen.
Hoe dan ook, wat er van die eenvoudige
motie ook komt, ik kijk er met veel
blijdschap naar uit, want het is in ieder
geval een daadwerkelijke uiting van een
nieuwe politieke cultuur.
De voorzitter : Bovenaan de tekst van
de eenvoudige motie stond trouwens en
ik citeer :
Gehoord het antwoord van
de regering
. Er moet dus met enige
omzichtigheid
met
dit
document
worden omgesprongen.
De heer Gerolf Annemans (Vlaams
Blok) : Ik hoop in elk geval dat het niet
zo snel is gegaan dat deze motie u al
heeft bereikt. Ik zal straks luisteren of
ze werd ondertekend door iemand van
de groene fractie. Vervolgens zal ik
lange citaten kunnen halen uit de
stemverklaringen die de heer Deleuze
daaromtrent heeft gegeven.
Een
tweede
element
van
nieuwe
politieke cultuur is het aanduiden van
regeringscommissarissen. Het zou kun-
nen volstaan de functie en de positie
van die commissarissen te schetsen aan
de hand van de verklaringen van de pas
aangeduide regeringscommissaris voor
administratieve vereenvoudiging. Toen
een alerte journalist haar vroeg wat zij
daarover kende, luidde het vereenvou-
digde antwoord dat zij er eigenlijk
helemaal niets van kende maar dat ze
het goed zou leren. Zij gaf dus te
kennen dat die functie van regerings-
commissaris eigenlijk toebedeeld wordt
aan politici en niet aan mensen die
terzake deskundig zijn.
Dit leidt mij tot mijn eerste vraag. Als
dit een politieke functie is, worden die
regeringscommissarissen dan konink-
lijk commissarissen ? Indien dit het
geval is, dan weten wij onmiddellijk
wat we kunnen verwachten. Het Vlaams
Blok heeft immers nogal wat ervaring
met koninklijk commissarissen. Des-
tijds was er mevrouw D'Hondt. Vragen
terzake konden alleen tot de eerste
minister worden gericht vermits haar
dienst in zijn begroting was ingeschre-
ven. Haar kostenvergoedingen en de
kosten
voor
haar
kabinet
werden
betaald door de belastingbetaler via de
begroting van de eerste minister. Toen
wij
hem
vroegen
naar
bepaalde
politieke verantwoordelijkheden, kre-
gen wij steevast als antwoord dat hij
daarover niets te zeggen had. Men kon
daar op geen enkele manier een vorm
van verantwoordelijkheid aan vastkno-
pen.
Als het dus geen koninklijk maar
regeringscommissarissen zonder meer
zijn, dan is mijn eerste vraag alvast of er
een belangrijk verschil is. Wij moeten
immers weten ten overstaan van wie die
regeringscommissarissen
verantwoor-
delijkheid dragen en of zij verantwoor-
delijkheid dragen ten overstaan van dit
parlement.
Het gaat om een politieke functie. Aan
de ene kant is er dus de hoop dat er daar
toch een politieke verantwoordelijkheid
zal zijn en dat er dus ergens bij een of
andere minister een kapstok zal zijn om
die mensen daadwerkelijk te interpelle-
ren. Aan de andere kant is er mijn
scepticisme, gelet op mijn ervaringen
die ik met dergelijke commissarissen
heb.
Een tweede vraag in het kader van het
statuut heeft ontegensprekelijk betrek-
king op de vergoeding, niet omdat ik
ambities heb als belastingcontroleur,
maar
omdat
de
regeling
van
de
vergoeding veel kan zeggen over het
statuut van deze mensen. Worden deze
mensen vergoed ? Ontvangen zij een
kostenvergoeding ? Als de heer Picque´
ontslag neemt, op welke manier wordt
hij dan gecompenseerd ? Zal deze
compensatie dan gebeuren in het kader
van een kostenvergoeding ? Blijft hij lid
van de Kamer, dan is de vraag op welke
manier zijn ambt zal worden vergoed
want hij zal in ieder geval op een of
andere manier worden gecompenseerd.
Dat weten we nu reeds.
Een vraag die daarbij aansluit is op
welke manier de kosten die deze
mensen maken, zullen worden vergoed.
Het sluit erbij aan maar er is toch een
tonaliteitsverschil.
Wij hebben uit goede bron vernomen
dat, reeds vooraleer de regeringsverkla-
ring was ondertekend, door sommige
mensen uit de meerderheid naar lokalen
werd gezocht in de buurt van het
C 1 -
3
Chambre des Représentants de Belgique - Kamer van Volksvertegenwoordigers van Belgie¨
Législature 50e Zittingsperiode - SE 1999 BZ - Annales - Handelingen - COM 22.07.1999
Gerolf Annemans
parlement en naar het huren van lokalen
in regeringsgebouwen werd uitgekeken.
Er werd gezocht naar ruimten voor
ongeveer 20 personen en er werd eraan
toegevoegd dat het niet was voor een
ministerieel kabinet maar voor de
regeringscommissaris.
Die informatie, die formeel en duidelijk
is, doet ons vermoeden dat er sprake is
van meer dan alleen maar het kantoortje
hier in het parlement van waaruit de
regeringscommissaris met een gratis
telefoonaansluiting
zijn
ambt
zal
uitoefenen. Dit staat los van de vraag of,
zoals in het geval van de heer Willockx,
de betrokkene daadwerkelijk ontslag zal
nemen, vraag die ook verband houdt
met het statuut. Het verschil in statuut is
toch heel opmerkelijk. Dit toont aan dat
u
geen
visie
hebt
op
wat
die
regeringscommissarissen eigenlijk zijn.
Een regeringscommissaris gaat ontslag
nemen omwille van afspraken met
Magda De Meyer. De andere zal blijven
zitten
omdat
hij
wellicht
geen
voldoende compensatie krijgt voor het
feit dat hij geen minister meer is en ik
verwijs hier naar de heer Picque´. Hoe
het zit met de regeringcommissaris voor
administratieve vereenvoudiging weet
ik niet want ik ken haar voorgeschiede-
nis niet. Ik weet alleen dat ze zichzelf
onbekwaam acht om haar domein op
een ordentelijke manier onmiddellijk te
gaan beheren. Maar het verschil in
statuut suggereert dat u noch bij een
koninklijk of ministerieel besluit noch
bij wet enige referentie of enig kader
hebt waarin die mensen zullen passen.
Ik ben natuurlijk enorm benieuwd om te
zien welk statuut u hen uiteindelijk zult
toekennen.
Zult
u
daaraan
drie
verschillende statuten verbinden met
alle politieke suggesties die wij, als
oppositie, daaraan mogen verbinden ?
Er is uiteraard, collega Bourgeois heeft
er al over gesproken, de kwestie van de
onverenigbaarheid. Ingevolge de bepa-
lingen van artikel 51 van de Grondwet
blijft
er
daar
een
begrip
van
tegenspraak, Alleen
al
het
begrip
regeringscommissaris. Los van com-
pensaties, kabinet of welke vorm van
materie¨le onafhankelijkheid, het weze
via een kostenvergoeding die zo'n man
of zo'n vrouw zal hebben, is er de
onverenigbaarheid. De term alleen al
duidt het aan. Het statuut is niet
duidelijk. Is het bindend of niet ? Wat
zal hij of zij doen ? Is het met een
mandaat, en in welke vorm, dat de heer
Willockx naar Straatsburg zal gaan ?
Ik hoop dat hier vandaag, door de
deskundige en
chaleureuse uitleg van
onze collega Daems, die onduidelijk-
heid als sneeuw voor de zon zal
verdwijnen.
Die
onverenigbaarheid
blijft echter overeind. Men werkt voor
de regering met een minder zwaar
mandaat maar men is afhankelijk, zeker
van die regering, via een kostenvergoe-
ding. Die onverenigbaarheid is voor mij
een belangrijk probleem. Er is ook nog
de vermenging van de bevoegdheden.
Collega Bourgeois heeft ernaar verwe-
zen. Het is evident dat, als u dat bij
koninklijk of ministerieel besluit of
eventueel bij wet gaat regelen, de vraag
rijst hoe u die bevoegdheden, die
ontegensprekelijk
met
bestaande
bevoegdheden worden vermengd, zult
verdelen en uit elkaar halen. Zal er een
juist en afgelijnd protocol zijn voor de
manier waarop die regeringscommissa-
rissen, ik spreek nog niet over het
mandaat dat zij zullen hebben om
extern
op
te
treden,
binnen
hun
bevoegdheden kunnen ageren. Al die
zaken geven mij de indruk dat u
gewoon a` la te^te du client een soort van
politieke mandatarissen aan een drink-
bakje hebt willen helpen in het kader
van de vorming van uw regering.
Dit brengt mij uiteraard, en dat zal u
niet verbazen, bij de communautaire
aspecten van deze zaak. Twee derde van
die lieden is Franstalig en een derde
Nederlandstalig. Mochten die statuten
volkomen los staan en niets te maken
hebben
met
de
vorming
van
de
regering, dan zou dit de zoveelste
aanfluiting zijn - denk aan de quaestuur
- van het communautair evenwicht,
want twee derde zijn Franstalig.
Ik aanvaard niet dat u zegt dat de heer
Picque´ een halve Vlaming is. Hij is
zelfs niet geslachtloos. Als voorzitter
van de Brusselse regering is hij het
geweest, maar nu niet meer. Twee derde
is dus Franstalig. Ofwel zegt u dat die
tweederde een compensatie moeten
vormen voor de staatssecretarissen. In
dat geval is het wel degelijk een
politieke functie die u, in het kader van
de vorming van uw nieuwe regering aan
politieke mandatarissen geeft en dus
niet eens aan specialisten en die een
politieke compensatie moeten vormen
voor het Nederlandstalig overwicht van
uw staatssecretarissen. Het is dus het
een of het ander.
Mijnheer de minister, ik zou dus graag
van u vernemen wat u ervan gaat
maken. In elk geval blijft het volgens
mij altijd een verslechtering. Ofwel is
het een compensatie voor die kwestie
van de staatssecretarissen, waarmee u
zou erkennen dat het een politiek
compromis is en dat die regeringscom-
missarissen
politieke
halfministers
zijn waardoor de Grondwet en de
bepalingen in verband met het aantal
ministers worden overtreden; ofwel
zegt u dat dit er allemaal los van staat en
dan zijn er te veel Franstaligen. Het is
echter op geen enkele manier een
antwoord op de onevenwichten die
blijven bestaan. Er is het geval van de
quaestuur van de Kamer. Ik verwijs ook
naar de Brusselse regering waar twee
derde van de staatssecretarissen Fran-
stalig
is
en
waarvoor
nooit
een
compensatie is geweest of zal zijn.
Mijnheer de Donne´a, wij worden in
Vlaanderen als Vlaams-nationalisten
om de oren geslagen door degenen die
ooit dat akkoord hebben gesloten, dus
de Anciaux's en cs, in verband met die
staatshervorming van 1988.
Zij zeggen mij dat ik, als Vlaams-
nationalist, daarover moet zwijgen want
dat de Brusselse regering paritair is
samengesteld. U komt nu te zeggen, ik
zal dat ook gebruiken in mijn debatten
met de heer Anciaux, dat de Brusselse
regering, grondwettelijk onevenwichtig
moet samengesteld zijn.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de
minister, collega's, ik besluit met te
zeggen dat ik al mijn hoop - nai¨eve
hoop - stel in de persoonlijkheid van de
minister wiens open manier om te
reageren ik in het verleden, toen hij in
de oppositie zat, heb leren kennen.
De voorzitter : De heer Pieter De Crem
heeft het woord.
De heer Pieter De Crem
(CVP)
:
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de
minister, collega's, nog geen week na
het investituurdebat worden wij gecon-
fronteerd met een heel eigenaardige
gang van zaken. De regering vraagt het
vertrouwen voor haar programma - en
we
hebben
ons
daarover
kunnen
uitspreken - en over haar ploeg die tot
nader order bestond uit 15 ministers en
drie staatssecretarissen.
Onze stem is echter nog niet koud of we
konden vernemen dat de regering, na
haar Ministerraad, drie regeringscom-
missarissen gaat aanduiden. We hadden
natuurlijk
al
vernomen
dat
die
regeringscommissarissen in de pipe-line
zaten en zelfs door de leden van de
meerderheid werden deze heel duidelijk
beschouwd als snoepjes, als troostprij-
zen voor gebuisde ministers.
We konden dat natuurlijk niet geloven
want we dachten dat dit eigenlijk in het
verlengde zou liggen van hetgeen in het
investituurdebat
naar
voren
werd
gebracht en dat dus experts zouden
worden aangesproken of dat ook de
ambtenarij dichter bij het regeren zou
worden betrokken. Die regeringscom-
missarissen zouden voor een punctueel
gegeven kunnen worden aangesproken,
maar toen bleek dat het om twee
fulltime politici ging met name de heren
Picque´ en Willockx en daarnaast is er
nog mevrouw Andre´. Toen mevrouw
C 1 -
4
Chambre des Représentants de Belgique - Kamer van Volksvertegenwoordigers van Belgie¨
Législature 50e Zittingsperiode - SE 1999 BZ - Annales - Handelingen - COM 22.07.1999
Pieter De Crem
Andre´ werd gevraagd wat zij zou doen
in haar nieuw ambt zei ze - de heer
Annemans heeft het reeds aangehaald -
un changement ? Je n'en sais rien. Dat
gebeurde waarschijnlijk in de sfeer van
het parler vrai, agir franc of omgekeerd
het parler franc en het agir vrai dat deze
regering naar voren wil brengen pour
que c¸a change enfin.
Niemand
weet
goed,
de
regering
evenmin, wat men met die regerings-
commissarissen moet doen. Wij hebben
koninklijk
commissarissen
gehad,
dames en heren van gewicht. Nu
hebben wij regeringscommissarissen.
Uit de Handelingen van de geschiedenis
van dit vaderland blijkt dat wij vroeger
nog regeringscommissarissen hebben
gehad.
Toen
waren
het
over
het
algemeen mensen die uitblonken in
gezag en kennis. Ik weet niet of dit nu
ook zo zal zijn. In elk geval is de heer
Willockx heel duidelijk. Hij beschouwt
deze troostprijs als een prijs - hij heeft
daarover lang moeten nadenken - omdat
het eigenlijk een tijdloos gegeven is. De
eerste minister weet het nog niet goed,
maar de heer Willockx interpreteert dit
als
een
voortdurend
en
niet
te
bee¨indigen mandaat. Eens de dioxine-
crisis zal zijn bezworen en hij een paar
telefoons met Straatsburg en Brussel
heeft kunnen doen, zullen er andere
horizonten naar hem lonken. Bovendien
geeft hem dat ook de mogelijkheid om
een intern probleem op te lossen. De
heer Willockx geeft een interview in de
krant, als het ware vanop het kabinet
van de eerste minister, vanop de vierde
verdieping waar hij wordt bestaft met
16 mensen. Hij is de eerste die reeds
heeft gezegd over hoeveel personeelsle-
den hij beschikt. Hij wijst erop dat dit
mandaat voor hem heel goed is en voor
zijn partij nog beter omdat hij er een
interne problematiek mee kan oplossen,
aangezien mevrouw Magda De Meyer
zo opnieuw lid van de Kamer kan
worden. Dit is een van de redenen
waarom de heer Willockx commissaris
is geworden. Het heeft dus met de
invulling van de opdracht weinig te
maken.
De heer Picque´ wordt bevoegd voor het
grootstedelijk beleid. Ik heb alle achting
voor de heer Picque´ maar denk dat een
aantal andere mensen in de regering en
op
het
niveau
van
de
gewesten
allesbehalve de vlag zullen hebben
uitgestoken toen ze hoorden dat de heer
Picque´ zomaar eventjes hun bevoegd-
heid ging doorkruisen. Wat de heer
Picque´ doet, is nog iets anders. De heer
Picque´ gaat geen ontslag nemen in de
Kamer. Hij maakt nu deel uit van de
uitvoerende macht maar blijft tevens lid
van de wetgevende macht. Het is voor
het eerst sinds de onafhankelijkheid die
wij gisteren hebben herdacht dat het
grondwettelijk principe van de schei-
ding der machten wordt doorbroken.
Iemand van de wetgevende macht kan
dus lid zijn van de uitvoerende macht.
Alle principes worden daarmee over-
boord gegooid.
Mijnheer de voorzitter, ik zou mevrouw
Andre´ eens graag ontmoeten. Ik stel
voor haar zo vlug mogelijk in uw
commissie uit te nodigen. We kunnen
haar
misschien
de
subcommissie
Reglementitis toevertrouwen ! Die
dame zou dan eerst wel mogen weten
wat haar ambt inhoudt. Wij vinden in
ieder geval dat het niet kan omdat de
regering het vertrouwen heeft gevraagd
over
haar
regeringsploeg
in
de
samenstelling die wij kenden. Eigenlijk
is ze haar investituur te buiten gegaan.
Dit kan voor ons niet. Mijnheer Daems,
u bent thans woordvoerder van de
regering en ik vind dat u moet zeggen
dat u deze benoemingen intrekt. Zij
stroken niet met de trendbreuk die u
naar voren hebt gebracht. Bovendien
zijn er een aantal zware constitutionele
bezwaren
en
onverenigbaarheden.
Indien u niet van plan bent dat te doen,
dan moet de heer Picque´ minstens
ontslag nemen uit deze Kamer. Dan
hebben we drie regeringscommissaris-
sen die geen deel meer uitmaken van de
wetgevende macht.
Het statuut van deze regeringscommis-
sarissen is totaal onbekend. Andere
leden hebben hierop reeds gewezen. Is
dat een kabinet binnen het kabinet ? Ik
dacht dat de duur van het mandaat van
regeringscommissaris
vroeger
altijd
beperkt was in tijd en in ruimte. Nu is
dit
niet
het
geval.
Wat
zijn
de
toetsingscriteria waaraan de regerings-
commissarissen zich moeten houden ?
Bij wie moeten ze verslag uitbrengen ?
Is dat enkel bij de regering ? Zullen wij
vernemen welke ministers voor welke
commissarissen zullen antwoorden op
vragen van dit parlement. Wat zal er
gebeuren bij bevoegdheidsconflicten ?
Wij hebben reeds een mooi staaltje van
bevoegdheidsconflicten
meegemaakt.
De heer Gabrie¨ls staat de zondagoch-
tend op en hoort dat de heer Willockx al
zware uitspraken heeft gedaan over zijn
bevoegdheid, met name Landbouw. De
heer Willockx in het kader van zijn
plenipotentiair gegeven, waarbij hij zo
vlug mogelijk ontslag uit de Kamer
moet nemen om de interne SP-strategie
te kunnen doorvoeren, zegt dat men er
moet van uitgaan dat de veestapel zo
vlug mogelijk moet worden afgebouwd.
De heer Gabrie¨ls, wellicht nog in Bree
vertoevend, schiet wakker en telefo-
neert onmiddellijk naar de radio om
erop te wijzen dat wat de heer Willockx
vertelt, niet kan. De heer Willockx moet
gewoon met Straatsburg of Brussel
contact opnemen om te vragen of wat
men doet, eigenlijk wel goed is. De
vraag is dus wat men gaat doen met die
bevoegdheidsconflicten. Wie gaat daar
als een deus ex machina of als een dea
ex machina in het geval van mevrouw
Aelvoet een oordeel over uitspreken.
Mijnheer Daems, wij zullen in ieder
geval het spel van de interpellatie fair
spelen. Indien u echter niet voldoende
of geen duidelijke antwoorden geeft,
zullen wij ons evenwel genoodzaakt
zien om tot besluit van deze bespreking
een motie van wantrouwen in te dienen.
Ik hoop dat wij in die omstandigheden
ook op de steun van de collega's uit de
oppositie zullen kunnen rekenen.
Le pre´sident : La parole est a` Mme
Joe¨lle Milquet.
Mme Joe¨lle Milquet
(PSC)
: Monsieur
le pre´sident, chers colle`gues, e´norme´-
ment de choses ont e´te´ dites qui me
laissent l'impression que le gouverne-
ment a pris pour nouvelle devise :
Faites ce que je dis, mais su^rement pas
ce que je ferai
. En effet, il nous a
bassine´ les oreilles avec la notion de
nouvelle culture politique et nous
remarquons qu'elle se limite a` leurs
yeux a` quatre e´le´ments.
Il
e´tait
question
d'opter
pour
la
transparence. Au moins, dans le Sud du
pays, bien que l'attitude soit me´diocre,
ils osent dans l'absurde : ils multiplient
le nombre de ministres et Dieu sait
comme nous nous sommes oppose´s a`
cette inflation a` contre-courant de ce qui
convient. Ici, au contraire, on n'ose pas
le
faire
ouvertement.
De
fac¸on
de´guise´e, pour des motifs de re´partition
des ro^les et d'e´quilibrages politiques,
on invente un nouveau concept qui n'a
rien de moderne, qui n'est qu'une
manie`re de´guise´e de gonfler le nombre
de ministres : c'est la de´signation de
trois commissaires au statut immanqua-
blement assez flou, au sujet desquels il
n'a e´te´ re´pondu a` aucune de nos
questions pose´es lors du de´bat sur la
de´claration
gouvernementale.
Ainsi,
plus question de transparence.
En second lieu, je pensais que la
nouvelle culture politique consistait au
moins a` ta^cher de re´duire les de´penses
publiques et a` rationaliser les compe´ten-
ces. Or, nous constatons une ve´ritable
inflation ministe´rielle de´guise´e.
Troisie`mement, je croyais e´galement
qu'on
e´viterait
de
morceler
les
compe´tences
fe´de´rales.
Notre
Etat
fe´de´ral souffre de´ja` d'un proble`me de
compartimentage et de morcellement
qui diminue l'efficacite´ des politiques.
Ici, pour des me^mes politiques, on
C 1 -
5
Chambre des Représentants de Belgique - Kamer van Volksvertegenwoordigers van Belgie¨
Législature 50e Zittingsperiode - SE 1999 BZ - Annales - Handelingen - COM 22.07.1999
Joe¨lle Milquet
surcumule, on multiplie les diffe´ren-
tes fonctions alors que les diffe´rents
ministres auraient pu assumer ces
charges.
Le ministre de la Fonction publique
aurait pu s'occuper de la simplification
administrative; les ministres de l'Inte´-
rieur et de la Justice auraient pu e^tre
charge´s de la politique des villes et la
crise de la dioxine aurait pu e^tre re´gle´e
par le ministre des Affaires e´trange`res et
par des secre´taires d'Etat.
Enfin, un autre e´le´ment de la nouvelle
culture politique devait consister a`
renforcer les responsabilite´s. Ici, outre
les diverses responsabilite´s annonce´es
lors de la de´claration gouvernementale
et les nominations d'experts, on a
pre´fe´re´ attribuer des compe´tences a` des
commissaires dont on ignore encore
tout, me^me en termes de statut. On
pre´fe`re organiser des tables rondes,
renvoyer les proble`mes et les arbitrages
a` plus tard, a` l'interne ou a` l'externe,
lors de grandes confe´rences institution-
nelles.
Clairement, ou` est donc passe´e la res-
ponsabilite´ ministe´rielle ? Pre´fe`re-t-on
vraiment de´posse´der les ministres de
leurs responsabilite´s et les confier a`
d'autres ?
Ma seconde remarque tend a` vous faire
part de mes inquie´tudes pour l'avenir, a`
tout le moins a` l'e´gard de M. Picque´. En
effet, je reste perplexe a` la lecture d'une
se´rie de dispositions le´gislatives a` tel
point que je me demande si elles ont
bien e´te´ lues.
L'une, constitutionnelle, a e´te´ cite´e; il
s'agit de l'article 51. Il dispose que
le
membre de l'une des deux Chambres
nomme´ par le gouvernement qui a une
autre fonction salarie´e que celle de
ministre doit de´missionner
. J'entends
que M. Picque´ pre´fe`re rester a` la
Chambre
et
je
comprends
ses
motivations; je suppose de`s lors qu'il ne
peut plus avoir aucune autre fonction
salarie´e de la part du gouvernement.
Alors, quel sera son statut s'il reste
parlementaire ? Sera-t-il mieux paye´ ?
Si oui, par qui ? Je suppose que ce sera
par le parlement.
S'il reste parlementaire, la mission lui
confie´e le sera par le parlement. Ainsi, il
devra rendre compte de sa mission
devant le parlement, ce qui peut e^tre
inte´ressant pour peu que le parlement en
reste mai^tre. Voila` qui, enfin, pourrait
entrer dans la logique d'une revalorisa-
tion du parlement et d'une nouvelle
culture
politique
dont
vous
vous
montrez si friands.
Mais si c'est pour rester parlementaire,
recevoir ses ordres du gouvernement et
lui rendre compte, et s'il faut que le
parlement soit prive´ du travail d'un de
ses membres, rendu de´pendant du
gouvernement, qu'en est-il alors de la
se´paration des pouvoirs ?
Je me demande donc si le personnel
de vos diffe´rents nouveaux cabinets
ont lu cette fameuse loi du 6 aou^t
1931 e´tablissant des incompatibilite´s et
des interdictions concernant les minis-
tres et anciens ministres. Il y est pre´cise´
notamment que la prestation de serment
- qui est d'application selon un de´cret
du 20 juillet 1831 et a` laquelle
Mme D'Hondt s'e´tait plie´e a` l'e´poque -
met fin a` la fonction de l'e´lu, ce qui
constitue une double inquie´tude pour
l'avenir de M. Picque´.
Je lis aussi a` l'article 5 que
les
membres des Chambres ne peuvent e^tre
nomme´s a` des fonctions salarie´es par
l'Etat qu'une anne´e au moins apre`s la
cessation
de
leur
mandat
. Or,
M. Picque´ entre maintenant en fonction;
pourtant, si je comprends bien, il ne
pourrait e^tre de´signe´ que dans un an.
J'ignore comment vous appliquerez cet
article 5 au cas de M. Picque´.
C'est ma premie`re inquie´tude tre`s
jude´o-chre´tienne
par
rapport
a`
un
membre de la Chambre.
Ma
deuxie`me
inquie´tude
concerne
M. Willockx. Je lis que
les membres de
la Chambre - il l'est toujours jusqu'a`
nouvel ordre - ne peuvent plaider ou
suivre aucune affaire litigieuse dans
l'inte´re^t de l'Etat ou lui donner d'avis
ou de consultation en pareille affaire si
ce n'est gratuitement
. Etant donne´ que
l'affaire de la dioxine est une affaire
litigieuse cre´ant proble`me entre l'Etat
belge et la Commission, pour laquelle
les organisations agricoles saisiront, je
pense, la Cour de justice et dans
laquelle l'Etat belge pourrait devenir
partie prenante, dans ce cas, le service
devrait e^tre gratuit. J'aimerais obtenir
des pre´cisions par rapport a` cet article.
Une autre question est de savoir quel
contro^le politique le parlement pourra
exercer sur ces trois commissaires dont
l'un au moins reste membre de son
assemble´e. Pourront-ils faire l'objet de
questions parlementaires, d'interpella-
tions ? Pourra-t-on les entendre ou les
reque´rir ainsi qu'il est pratique´ a` l'e´gard
de secre´taires d'Etat-bis, ce qu'ils sont ?
Seront-ils responsables de leurs actes ?
En effet, la marche a` suivre n'est pas
encore bien de´termine´e, mais j'ai lu
qu'ils rele`veraient fonctionnellement de
diffe´rents
ministres :
Mme
Andre´
de´pendrait
du
premier
ministre
et
M. Picque´ de Mme Onkelinx cense´e
ge´rer l'Emploi. Pourtant, les villes
englobent bien plus que l'emploi :
proble`mes de police, de justice. Je
m'inquie`te
de´ja`
du
type
de
lien
fonctionnel entre les diffe´rents ministres
de´signe´s. Concre`tement, comment cela
se passera-t-il ? En cas de proble`me, qui
re´pondra devant le parlement des actes
d'un commissaire ?
Nous disposons de me´diateurs fe´de´raux
qui travaillent relativement bien et
aimeraient voir augmenter leur champ
de compe´tences : pourquoi, puisqu'ils
sont de´ja` paye´s, mis en place dans des
services de´ja` tre`s one´reux, ne pas les
avoir charge´s des missions alloue´es aux
commissaires du gouvernement ?
Ensuite, quelle sera la dure´e de leur
mission ? Nous espe´rons bien que la
crise de la dioxine ne durera pas quatre
ans avant d'e^tre re´gle´e. Que fera-t-on
ensuite de M. Willockx ?
Un
autre
proble`me
concerne
la
simplification administrative. Je trouve
incroyable d'affirmer vouloir diminuer
les documents administratifs de 10 ou
20% et d'augmenter dans la me^me
proportion les personnes en charge de
cette proble´matique. On vient de cre´er
l'Agence pour la simplification admi-
nistrative dont les compe´tences sont
claires : essayer, au moyen des fiches
d'impact administratif et a` travers
toutes les missions qui lui ont e´te´
attribue´es, de re´duire toute l'inflation
administrative
et
les
paperasseries.
C'est un objectif que nous partageons.
Mais e´tait-il vraiment ne´cessaire de
placer a` la te^te de tout cela, alors que
nous disposons d'une agence avec du
personnel, avec au moins un repre´sen-
tant par ministe`re de´signe´ pour cette
ta^che de simplification, e´tait-il ne´ces-
saire, si ce n'est en guise de consolation
de M. Deprez, de de´signer Mme Andre´
pour accomplir un travail de´ja` cense´
e^tre accompli par une agence avec le
cou^t que l'on connai^t et des membres de
chaque ministe`re ?
Il faudrait donc m'expliquer la logique
qui pre´vaut en fonction de l'objectif
poursuivi, lui-me^me de´ja` suspect en
raison du ve´ritable motif des de´signa-
tions, et comment il est possible de
parvenir a` de telles inflations.
Autre question lie´e a` une question
pre´ce´dente : oui ou non, ces commissai-
res devront-ils pre^ter serment ?
Autant de questions qui de´montrent le
flou total qui a re´gne´ lors de ces
de´signations et la pre´cipitation avec
laquelle on a trouve´ un concept pour
parvenir a` cre´er des postes, calmer les
esprits et obtenir un certain e´quilibrage.
Alors, ne venez pas nous dire que vous
faites de la nouvelle culture politique. Il
ne s'agit pas d'une re´volution, mais
d'une restauration politique a` laquelle
nous assistons.
Le
pre´sident :
La
parole
est
au
ministre.
C 1 -
6
Chambre des Représentants de Belgique - Kamer van Volksvertegenwoordigers van Belgie¨
Législature 50e Zittingsperiode - SE 1999 BZ - Annales - Handelingen - COM 22.07.1999
M. Rik Daems, ministre : Je ferai de
mon mieux pour me montrer chaleu-
reux, monsieur le pre´sident.
Allereerst wens ik de eerste minister te
verontschuldigen voor zijn afwezig-
heid.
Hij
kon
onmogelijk
deze
vergadering bijwonen omdat hij zich
momenteel buigt over het voor ons land
zeer belangrijke dioxinedossier, daarin
bijgestaan door een aantal medewer-
kers, onder wie de regeringscommissa-
ris. Ik vestig er de aandacht op dat in
tegenstelling tot de indruk die men wil
wekken, de regering tegenover het
parlement
een
zeer
bereidwillige
houding aanneemt. Wij hebben een
uiterste inspanning gedaan om zo vlug
mogelijk een antwoord op de bij het
parlement ingediende interpellatiever-
zoeken te geven.
Als verantwoordelijke van de regering
zou ik mij in deze aangelegenheid zeer
technisch kunnen opstellen. Wanneer
heeft de Conferentie van voorzitters,
waarvan ik als lid van de regering deel
uitmaak, plaatsgevonden waarin wordt
nagegaan wat de praktische mogelijkhe-
den zijn van de leden van de regering
om op de interpellaties te antwoorden ?
Met deze bedenking wil ik aantonen dat
wij alleszins het volste respect hebben
voor het parlement en dit respect ook
willen behouden. Dit zal zeker een van
mijn persoonlijke bezorgdheden zijn, al
was het maar omdat ik die verantwoor-
delijkheid van de regering in de relatie
met de Kamer heb gekregen.
Ik kom thans tot mijn antwoord op de
interpellaties. Ik zal elke interpellatie
niet afzonderlijk behandelen, maar zal
de
vragen
van
de
verschillende
interpellanten die eenzelfde draagwijdte
hebben,
bundelen
en
gezamenlijk
beantwoorden.
Samengevat
werden
de
volgende
vragen gesteld : Waarover gaat het ?
Wat is het statuut van de betrokkenen ?
Wat mogen zij en wat mogen zij niet ?
In hoeverre heeft het parlement vat op
deze mensen die een bepaalde opdracht
hebben gekregen ? Is er met betrekking
tot een van hen sprake van een
belangenconflict ?
In tegenstelling tot wat men zou
vermoeden, zijn wij hier uitgegaan van
de idee dat bepaalde resultaten op
bepaalde domeinen dringend nodig zijn
en dat daarvoor een coo¨rdinerende
functie nodig is. De voorbije dagen is
trouwens
gebleken
dat
inzake
de
dioxinecrisis
het
coo¨rdineren
van
bepaalde taken bij e´e´n persoon die een
zeker gewicht kan inbrengen, een
noodzaak was. Een aantal zaken werden
overigens reeds vergemakkelijkt door
het feit dat de contacten met Europa via
e´e´n kanaal verliepen, via een persoon
die over de nodige ervaring in Europese
aangelegenheden beschikt.
Ik wil niet zover gaan te beweren dat
het feit dat de Europese Commissie de
door
de
vorige
regering
genomen
maatregelen inzake de dioxinecrisis
heeft goedgekeurd, daaraan voor een
stuk te danken is. Dit geldt eveneens
voor
de
bereidwilligheid
die
de
Europese Commissie in de toekomst
aan de dag zal leggen.
En d'autres termes, il faut attendre le
re´sultat pratique sur le terrain.
Als men daarvan uitgaat, merkt men dat
de drie domeinen die zijn gekozen, hier
van toepassing zijn en niet kunnen
ressorteren onder de bevoegdheid van
e´e´n lid van de regering. Dit verklaart
meteen waarom de regeringscommissa-
rissen geen lid zijn van de regering.
Waarom coo¨rdineren ? Ik neem de drie
voorbeelden. Voor het dioxinedossier
zijn diverse leden van de regering
gedeeltelijk bevoegd. In de contacten
met de Europese Unie moeten deze
bevoegdheidsdomeinen worden gecoo¨r-
dineerd. Doet men dit niet, dan zou dit
tot de rare situatie leiden dat diverse
leden
van
de
regering
op
een
verschillend tijdstip en eventueel aan
verschillende personen eenzelfde bood-
schap proberen te brengen.
Hetzelfde geldt voor het grootstedenbe-
leid en de administratieve vereenvoudi-
ging. Indien men het grootstedenbeleid
verengt tot een paar openbare werken,
dan hebt u gelijk. Dat gebeurt echter
niet. In het regeerakkoord is duidelijk
sprake van verschillende beleidsdomei-
nen,
zelfs
de
fiscaliteit.
Ook
de
administratieve vereenvoudiging omvat
alle terreinen en moet in de diverse
departementen worden doorgevoerd.
Hier ook moet coo¨rdinerend worden
opgetreden. Wat heeft het trouwens
voor
zin
wanneer
men
in
e´e´n
departement een vereenvoudiging door-
voert,
wanneer
deze
niet
wordt
gecoo¨rdineerd met de vereenvoudiging
die men in een ander departement wil
doorvoeren ? Het is een nieuwe manier
van werken.
Als men iets nieuw probeert, moet dit
niet de facto als slecht worden ervaren.
Het is vanzelfsprekend mijn taak om u
de inhoud ervan uit te leggen, maar het
zou een illusie zijn te denken dat ik u
daarvan
zou
kunnen
overtuigen.
Misschien is de nieuwe voorzitter van
het parlement er wel vatbaar voor
wanneer gegronde argumenten worden
aangedragen. Voordien hebben wij, tot
de oppositie behorend, altijd getoond
dat wij daarvoor vatbaar konden zijn.
Het is een nieuwe manier van werken,
waarbij men door coo¨rdinatie van
elementen
die
nu
eenmaal
bij
verschillende excellenties thuishoren,
resultaat
wil
boeken.
Dat
is
de
doelstelling. U kunt het gerust
politics
by objectives
noemen.
Wanneer men deze coo¨rdinatie op de
drie domeinen die ons op dat ogenblik
belangrijk en prioritair leken, wenst uit
te voeren, kan men zich de vraag stellen
hoe men dat gaat realiseren. In de eerste
plaats is er de opportuniteit. Wat willen
wij bereiken ? Hierop heb ik reeds
geantwoord. De tweede vraag is hoe dit
zal worden gerealiseerd ? De essentie
van de interpellaties was : hoe zal men
dit doen, welke implicaties zal dit
hebben en welke bedenkingen heeft
men daar eventueel bij ? De eerste
bemerking die ik daarbij heb, is of men
niet de doelstelling vergeet. Het is al te
gemakkelijk om op het middel te
schieten en meteen te vergeten dat de
doelstelling nodig is. Ik verwijs hierbij
naar het dioxinedossier. De toekomst
zal
uitwijzen
in
welke
mate
dit
belangrijk en prioritair is voor de twee
andere domeinen. Inzake de dioxine-
problematiek is vandaag echter reeds
bewezen dat het een goede doelstelling
en een goede aanpak is.
Vervolgens
is
er
het
middel.
De
regeringscommissarissen worden in het
kader van artikel 37 van de Grondwet
bij koninklijk besluit aangesteld. Zij
kunnen worden beschouwd als mede-
werkers van een minister in wiens
handen zij bovendien de eed afleggen.
Men krijgt dus een opdracht, geen ambt.
Wanneer men van een opdracht spreekt,
denkt men meteen ook aan de inhoud
daarvan zoals de duur, de mogelijkhe-
den die men heeft en dies meer. Dit
betekent dat een aantal werkingsmidde-
len moeten worden toebedeeld. Con-
creet krijgt een regeringscommissaris
de beschikking over vier medewerkers
van niveau 1 en 11 uitvoerende krachten
om de coo¨rdinerende taak waar te
maken. De duur van het mandaat wordt
bepaald door het onderwerp van de
coo¨rdinerende
taak
die
hij
heeft
gekregen met die beperking weliswaar
dat de duur van het mandaat nooit
langer kan zijn dan de duur van het
mandaat van de minister onder wie hij
of zij ressorteert.
Ik
geef
het
voorbeeld
van
het
dioxinedossier, omdat daarmee kan
worden aangetoond hoe dit in de
praktijk
werkt.
U
zegt
dat
de
dioxinecrisis morgen gedaan is; ik ben
daarvan niet zeker. Voor mij is het dan
ook onmogelijk vandaag de duur van
het mandaat vast te leggen. Het is
bijgevolg irree¨el te zeggen dat de duur
moet beperkt zijn in een timing die men
C 1 -
7
Chambre des Représentants de Belgique - Kamer van Volksvertegenwoordigers van Belgie¨
Législature 50e Zittingsperiode - SE 1999 BZ - Annales - Handelingen - COM 22.07.1999
Rik Daems
vandaag bepaalt. De dioxinecrisis kan
misschien zijn opgelost op 1 januari
2000, indien er geen uitlopers van
economische aard zijn of indien de
Europese Commissie ten opzichte van
Belgie¨ geen standpunten inneemt die
door de Belgische regering moeten
worden vertaald. Niemand kan dit
voorspellen. Ik weet alleen dat het niet
is uitgesloten dat deze crisis een
langdurig effect kan hebben op onze
samenleving, op zowel economisch als
maatschappelijk vlak. Omwille van de
aard van de opdracht is het dus niet
mogelijk bij voorbaat de duur van het
mandaat te bepalen. Dit geldt zowel
voor het dioxinedossier als voor de
administratieve vereenvoudiging en het
grootstedelijk beleid.
Ik geef toe dat in verband met het
dioxinedossier de indruk kan bestaan
dat de duur van de opdracht korter lijkt
dan voor de twee andere. In het
regeerakkoord is inzake de administra-
tieve vereenvoudiging een doelstelling
bepaald die meetbaar is, met name 10%
tegen het midden van de legislatuur en
25% tegen het einde ervan. Wat het
grootstedelijk beleid betreft zijn de
doelstellingen
niet
gebonden
aan
termijnen maar aan een aantal aspecten
van het grootstedelijk beleid die moeten
worden gecoo¨rdineerd.
Dit brengt mij tot de vraag of men
hiermee geen bevoegdheden van derden
doorkruist, met name van de gewesten.
Natuurlijk niet. Omgekeerd betekent dit
ook niet dat de commissaris onder de
bevoegdheid van de minister waaronder
hij of zij ressorteert een initiatief kan
nemen om ook ten overstaan van de
gewesten die coo¨rdinerende rol op zich
te nemen.
Ik zal u een zeer concreet voorbeeld
geven. Ik ben bevoegd voor de Regie
der gebouwen.
De Regie der gebouwen heeft te maken
met de huisvesting van ambtenaren en
desgevallend de bouw van kantoren. In
de redenering die ik hier heb gehoord,
zou ik mijn bevoegdheden overschrij-
den omdat ik mij zou bemoeien met
gewestaangelegenheden, aangezien ik
daartoe bouwvergunningen nodig heb
waarvoor precies de gewesten bevoegd
zijn.
Ik zeg dat de regering geen beslissingen
op het terrein van andere bestuursni-
veaus kan nemen, maar even duidelijk
is
dat
coo¨rdinatie
op
z'n
minst
wenselijk is. Het zou bijvoorbeeld niet
slecht zijn dat in concertatie met de
gewesten een strategische planning
wordt opgemaakt over de inplanting
van overheidsgebouwen om een aantal
doelstellingen
in
verband
met
de
grootstedelijke problematiek te kunnen
verwezenlijken. Persoonlijk waardeer
ik
het
dan
ten
zeerste
dat
zo'n
regeringscommissaris dit even voor mij
onderzoekt en daarbij ook rekening
houdt met bevoegdheden van andere
collega's. Immers, het zou niet slecht
zijn dat er - zoals het regeerakkoord
vermeldt - op fiscaal vlak maatregelen
worden genomen die de inplanting van
gebouwen in bepaalde wijken van
grootsteden vergemakkelijken. Dit is
een resultaatgericht beleid, wat zeker
zinvol is. Deze nieuwe aanpak schrikt,
zoals alles wat nieuw is, wat af. De
oppositie - ik kan dat weten, want ik
heb er jarenlang deel van uitgemaakt -
laat zich daar onmiddellijk kritisch over
uit en vraagt zich af wat de lacunes zijn.
Dat is goed; dat is nu eenmaal de
check
and balance
van de regering door het
parlement. Maar men kan toch niet een
maatregel afschieten omdat hij nieuw
is !
Men heeft gevraagd naar het statuut
van de regeringscommissaris. Dat is
geregeld in drie koninklijke besluiten
ter uitvoering van artikel 37 van de
Grondwet die eerstdaags zullen worden
gepubliceerd. Daarin wordt gestipu-
leerd wat de bevoegdheden van de
regeringscommissarissen
zijn,
onder
welke minister ze ressorteren en dus in
wiens handen ze de eed afleggen, met
andere woorden voor wie zij hun
opdracht uitvoeren.
Deze informatie is zeer belangrijk,
omdat het uiteindelijk gaat over de
mogelijkheden van het parlement om de
regering ter verantwoording te roepen,
de
check and balance in een
democratie. De heer Willockx ressor-
teert onder de eerste minister. Mevrouw
Andre´ voert haar opdracht uit voor de
minister van Ambtenarenzaken en de
Modernisering
van
de
Openbare
Besturen, wat logisch is. De heer Picque´
ten slotte is verbonden met de eerste in
rangorde na de eerste minister, de
vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid, mevrouw Onkelinx.
Wat betekent dat nu voor de politieke
verantwoordelijkheid ?
De heer Gerolf Annemans (Vlaams
Blok) : Dat betekent dat er politieke
connecties zijn.
Minister Rik Daems : Er zijn geen
politieke connecties. Mevrouw Andre´
die onder de heer Van den Bossche
ressorteert, geef toe ! Maar u kunt daar
onmiddellijk op terugkomen. Sta mij
toe mijn toelichting voort te zetten. Ik
probeer overigens volledig te antwoor-
den, wat niet altijd het geval was bij de
vorige regering. Ik zou er mij inderdaad
in drie regels kunnen vanaf maken,
maar dat doe ik niet.
Wat betekent dat nu voor de politieke
verantwoordelijkheid ? Dat impliceert
dat de minister in wiens handen de
regeringscommissaris
de
eed
heeft
afgelegd, verantwoordelijk is voor alle
handelingen van deze laatste in het
kader van zijn opdracht. Heel concreet
betekent dit dat het parlement de
regeringscommissaris perfect kan con-
troleren
via
de
controle
op
de
toeziendhoudende minister. Er is dus
geen enkel probleem wat de controle
van het parlement betreft. Het enige
probleem dat zich kan voordoen, is er
een tussen de toeziende minister en zijn
of haar regeringscommissaris over de
fatsoenlijke uitvoering van zijn coo¨rdi-
nerende taak. Daarvoor is de minister
verantwoordelijk, net zoals voor andere
aangelegenheden waarvoor hij bevoegd
is.
Er is dus geen enkel probleem in
verband met de democratische controle
door het parlement.
Ik kom nu - daarmee rond ik af; als ik
op bepaalde vragen niet heb geant-
woord, dan zullen de commissieleden
mij hier straks ongetwijfeld op wijzen -
tot de opmerking inzake de cumulatie
van het parlementair mandaat en dat
van regeringscommissaris. Mijn inziens
heeft het feit dat men zijn parlementair
mandaat behoudt, geen enkel belang.
Immers, de regeringscommissaris aan-
vaardt de hem toevertrouwde opdracht
binnen het kader van het koninklijk
besluit
dat
daartoe
is
opgesteld,
waardoor hij wordt benoemd en dat de
context cree¨ert waarin hij de eed in de
handen van de toeziende minister aflegt.
Er gelden uiteraard beperkingen.
Voor
de
regeringscommissaris
die
parlementslid blijft, is er de beperking
ingeschreven in artikel 51 van de
Grondwet. Daaraan is voldaan, want in
casu de heer Picque´ is onbezoldigd. Hij
zal enkel de beschikking hebben over
een
aantal
medewerkers,
zoals
ik
daarstraks reeds heb geschetst, en een
vergoeding voor in het kader van zijn
opdracht gedane onkosten ontvangen.
Als dat niet het geval was, dan zou er
ook een fiscaal probleem zijn. Mocht
het parlement ons niet attent maken op
de beperkingen van een onkostenver-
goeding, dan zou de fiscus dat zeker
doen, want die vergist zich daarin niet.
Ik stel dus duidelijk dat er grondwette-
lijk gezien geen probleem is voor de
heer
Picque´
om
zijn
parlementair
mandaat
te
behouden,
omdat
hij
onbezoldigd werkt. Voor de andere
regeringscommissarissen is er uiteraard
geen probleem, want de heer Willockx
neemt ontslag als parlementslid en
mevrouw Andre´ was nooit lid van een
assemblee. Zij zullen wel worden
bezoldigd.
C 1 -
8
Chambre des Représentants de Belgique - Kamer van Volksvertegenwoordigers van Belgie¨
Législature 50e Zittingsperiode - SE 1999 BZ - Annales - Handelingen - COM 22.07.1999
Rik Daems
De heer De Crem vroeg zich af of er
hier
geen
sprake
is
van
een
belangenconflict en of het principe van
de scheiding der machten nog wel
wordt gerespecteerd. Ik vond zijn
stelling dat iets dergelijks nog nooit
sinds het begin van de natie was
voorgevallen,
heel
bevreemdend.
Immers,
tot
voor
kort
waren
de
ministers lid van het parlement.
Overigens was mevrouw D'Hondt, voor
zover ik weet, nog een tijdlang senator
nadat zij tot koninklijk commissaris was
benoemd.
Laten we mekaar dus goed begrijpen :
ik ben niet op zoek naar precedenten die
als verschoningsgrond kunnen dienen -
voor zover dat nodig zou zijn - om te
stellen dat deze maatregel wel mag. Ik
zie geen enkel belangenconflict voor de
regeringscommissaris bij de uitoefening
van zijn opdracht. Het enige belangen-
conflict dat er kan rijzen, is er een dat
verband
houdt
met
de
specifieke
regelgeving van het parlement en de
opdracht van de regeringscommissaris
inzake het grootstedelijk beleid.
Vooralsnog is daar nog geen sprake van.
De eerste interpellant heeft er reeds op
gealludeerd dat de meerderheidspartijen
- dat is de regering niet - een
deontologische commissie wensen op te
richten die rechtsregels dienaangaande
uitwerkt. Dat vind ik een bijzonder
correcte aanpak, want de regering
bemoeit zich niet met de aangelegenhe-
den van het parlement. Onderzoek dus
deze denkpiste over de partijgrenzen
heen. Als er e´e´n belangrijk punt in het
regeerakkoord is ingeschreven, dan is
het wel dat de regering aanvaardt dat
het
parlement,
onafhankelijk
van
politieke
meerderheden,
een
aantal
kwesties
autonoom
en
in
volle
verantwoordelijkheid
onderzoekt
en
dienaangaande beslissingen neemt. Als
u het mij vraagt, getuigt dit van een
groot respect voor de parlementaire
democratie die de regering goed wil
laten functioneren.
Voor zover ik het goed heb begrepen,
heeft de heer Bourgeois in dit verband
reeds
een
initiatief
genomen.
Het
parlement kan nagaan of er zich hier,
net zoals in andere dossiers, een
probleem voordoet. Volgens mij is dat
niet het geval.
Ik
wil
zeker
niet
terugvallen
op
precedenten. Toch herinner ik eraan dat
in ons land meer dan honderd jaar lang
een systeem werd gehanteerd waarbij
de ministers de facto lid waren van het
parlement. Dat is nu niet meer het
geval, omdat de Grondwet terzake is
gewijzigd. Men kan zich afvragen of de
auteurs toen de bedoeling hadden om
een
belangenvermenging
weg
te
werken, dan wel om een oplossing te
bieden voor het probleem van de
opvolgers. Ik bekijk dit zoals dat hoort
in een parlementaire democratie.
Mme
Milquet
m'avait
pose´
une
question
sur
un
choix
politique :
pourquoi ne pas utiliser les me´diateurs
fe´de´raux a` cette fin ?
En fait, ces gens sont charge´s de
recevoir les plaintes des citoyens pour
essayer de re´soudre leurs proble`mes.
C'est absolument tout autre chose que
de remplir une ta^che coordinatrice
aupre`s d'un ministre compe´tent.
Cela n'exclut pas que les me´diateurs
fe´de´raux
disposent
de
beaucoup
d'informations
qui
seront
utiles,
notamment a` Mme Andre´, concernant la
simplification de certaines proce´dures
administratives. C'est logique.
D'ailleurs, je pense qu'au sein du
parlement
aussi,
il
doit
exister
e´norme´ment d'informations a` ce sujet.
Je rappelle qu'il y a de´ja` dix ans que j'ai
personnellement introduit la proposition
d'actualisation
de
loi
qui
devrait
e´galement jouer un ro^le dans ce cadre.
Je pense donc que sur ce sujet, le
parlement a un ro^le a` jouer, comme il
peut en jouer un en ce qui concerne la
politique des grandes villes ou dans le
contexte du contro^le de´mocratique dans
la crise de la dioxine.
Zijn de regeringscommissarissen dan
pygmeee¨n ? Neen. Dat heeft hier niets
mee te maken. De benoeming van de
regeringscommissarissen
heeft
ook
niets
vandoen
met
communautaire
overwegingen. Ze worden aangesteld
omdat wij op korte termijn resultaten
willen boeken. Dat doen wij met de
nieuwe formule van regeringscommis-
sarissen. Het zou dan ook van zeer grote
openheid vanwege de parlementsleden
getuigen, mochten zij, nu zij gedetail-
leerd antwoord hebben gekregen op hun
vragen over wat een regeringscommis-
saris mag en niet mag, het nieuw stelsel
een kans geven en het beoordelen op
grond van de resultaten. Misschien mag
ik geen positief antwoord van het
parlement verwachten; toch nodig ik het
parlement daartoe uit.
Zeker wat de dioxinecrisis betreft,
zullen
er
zich
op
korte
termijn
resultaten aftekenen. De regering is
graag bereid in te gaan op de vraag over
de opportuniteit van het middel om
succes te boeken.
Mijnheer de voorzitter, tot zover mijn
gedetailleerd antwoord in deze fase op
de opmerkingen van de verschillende
parlementsleden.
De
voorzitter :
De
heer
Geert
Bourgeois heeft het woord.
De heer Geert Bourgeois (VU&ID) :
Mijnheer de voorzitter, ik dank de
minister
voor
zijn
vrij
uitgebreid
antwoord,
dat
toch
niet
helemaal
volledig was. Ik kom daar straks nog op
terug.
Ten eerste spreek ik er mijn waardering
over uit - ik heb dit ook bij mijn
uiteenzetting gedaan - dat u, mijnheer
de minister, bereid was om hierheen te
komen. Niettemin maak ik u erop attent
dat wij dit debat niet hier hadden
hoeven te houden, indien de eerste
minister tijdens het investituurdebat een
antwoord op onze vragen over deze
kwestie had gegeven. Ik heb toen ook
ongeveer alle vragen gesteld die ik
vandaag naar voren heb gebracht. Het is
evident dat dit punt deel uitmaakte van
het
vertrouwensdebat en dat toen een
antwoord op deze vragen moest zijn
verstrekt.
Ten
tweede,
u
had
het
over
de
regeringscommissarissen als een middel
om snel resultaten te boeken inzake de
dioxinecrisis, het grootstedelijk beleid
en de administratieve vereenvoudiging -
doelstellingen die zeker onderschreven
kunnen worden -, maar de vraag is of
men daarvoor dat middel nodig heeft.
Het verwondert mij ten zeerste van een
regering, die de herwaardering van de
administratie hoog in het vaandel voert,
dat
zij
de
configuratie
van
de
regeringscommissarissen hanteert. Een
bewijs van goed bestuur zou daarente-
gen zijn dat, als er moet worden
gecoo¨rdineerd,
de
regering
de
secretarissen-generaal bijeenroept en
hen de opdracht geeft een beleid
waarvoor verschillende departementen
verantwoordelijk zijn, correct uit te
voeren zonder tegenstrijdigheden. U
hebt het overigens zelf mooi gezegd -
zelfs
eufemistisch
-
dat
met
de
aanstelling van de regeringscommissa-
rissen
zal
worden
vermeden
dat
ministers op verschillende ogenblikken
hetzelfde zouden verklaren. Als men de
uitspraken van de heren Gabrie¨ls en
Willockx heeft gehoord, is de vrees
ree¨el
dat
precies
het
omgekeerde
gebeurt, namelijk dat verschillende
ministers op verschillende of gelijke
tijdstippen tegenstrijdige verklaringen
afleggen.
Heeft
men
daarvoor
nu
werkelijk drie regeringscommissarissen
nodig met een wedde, een eigen kabinet
van 15 medewerkers en een vergoeding
voor
de
werkingskosten ?
U
hebt
trouwens nog niet gezegd hoeveel die
wedde bedraagt. In de alom beloofde
geest van openheid zal het parlement
ongetwijfeld niet hoeven te wachten tot
het debat over de begroting om daarvan
kennis te kunnen nemen.
C 1 -
9
Chambre des Représentants de Belgique - Kamer van Volksvertegenwoordigers van Belgie¨
Législature 50e Zittingsperiode - SE 1999 BZ - Annales - Handelingen - COM 22.07.1999
Minister Rik Daems : De regerings-
commissaris die zelf van oordeel is dat
hij parlementslid kan blijven, ontvangt
enkel zijn parlementaire wedde. De
andere regeringscommissarissen ont-
vangen een wedde van 252 000 frank.
De heer Geert Bourgeois (VU&ID) :
Dat is nieuwe informatie. Ik rond mijn
tweede bedenking af met de vaststelling
dat het mandaat van regeringscommis-
saris duidelijk een snoepje is voor een
aantal personen die geen ministerpost in
de wacht hebben kunnen slepen. De
regering heeft op een bepaald moment
gespeeld
met
de
idee
om
meer
staatssecretarissen te benoemen. Ze
heeft de uitvoering ervan op de valreep
niet aangedurfd. Er werden dan een
aantal
pygmeee¨n benoemd. Men kan
ze niet anders omschrijven gelet op hun
kabinet en de vergoeding van de
werkingskosten voor 15 medewerkers.
Kortom, het was duidelijk de bedoeling
de regering uit te breiden. De facto
heeft
men
hiermee
de
pariteit
doorgetrokken
voor
niet-ministers,
zoals staatssecretarissen en regerings-
commissarissen. Met uitzondering van
de eerste minister, is de regering
inderdaad perfect paritair samengesteld.
Nogmaals, dit systeem is een negatie
van een van de doelstellingen van de
regering, namelijk de versterking van
de rol van de administratie. Voor
coo¨rdinatie wordt er, mijns inziens,
beter
een
beroep
gedaan
op
de
secretarissen-generaal.
Ten derde hebt u gezegd dat dit punt
kadert in artikel 37 van de Grondwet.
Dit artikel regelt de bevoegdheid van de
Koning voor de uitvoerende macht
inzake de organisatie van de administra-
tie. Uw antwoord is, mijns inziens, een
bekentenis dat de regeringscommissa-
rissen deel uitmaken van de uitvoerende
macht. Meer nog, u hebt gezegd dat ze
de eed afleggen in handen van de
minister. Gelukkig verschuilt u zich niet
achter precedenten uit het verleden.
Mijnheer
de
minister,
we
moeten
toekomstgericht denken en werken.
Voor een regering die de nieuwe
politieke cultuur huldigt, is het mijns
inziens onverdedigbaar dat ze dit soort
functie
cree¨ert.
Een
van
de
drie
regeringscommissarissen zal tegelijker-
tijd lid zijn van het parlement e´n de eed
hebben afgelegd in handen van de
minister. Dit kan niet anders dan leiden
tot belangenconflicten. Als de regering
dit niet aanvoelt, begrijp ik er niets
meer van. In een moderne rechtsstaat
met een moderne invulling van de
driemachtenleer kan dit niet door de
beugel.
De
regeringscommissarissen
zullen
gei¨nterpelleerd worden in hoofde van
hun minister. Dit is eens te meer een
bevestiging dat hun functie behoort tot
de
uitvoerende
macht,
een
soort
kabinetsrol.
Een van onze collega's zal tegelijkertijd
de regering controleren e´n de eed
hebben afgelegd in handen van de
minister. Deze problematiek zal priori-
tair moeten worden behandeld door de
deontologische commissie. Ik betreur
dat deze nog op te richten commissie
zich over dergelijke problemen zal
moeten buigen en zich niet onmiddellijk
kan toeleggen op meer fundamentele
problemen.
Mijnheer de minister, uw antwoord dat
een opdracht wordt toegewezen zonder
rekening te houden met de functie van
die persoon is geen voorbeeld van goed
bestuur. Men kan, mijns inziens, niet
lukraak iemand benoemen tot rege-
ringscommissaris zonder rekening te
houden met zijn functie van parlements-
lid.
Mijnheer de voorzitter, mijn fractie
dient een motie van aanbeveling in. Zij
verzoekt de regering terug te komen op
haar beslissing inzake de aanstelling
van
regeringscommissarissen,
zeker
wat de heer Picque´ betreft. Zo niet moet
hij ontslag nemen als lid van deze
Kamer. Dit is een minimum minimorum
in
het
kader
van
een
correcte
deontologie.
De
voorzitter :
De
heer
Gerolf
Annemans heeft het woord.
De heer Gerolf Annemans (Vlaams
Blok) : Mijnheer de voorzitter, mijnheer
de minister, u hebt uw best gedaan het
beter te doen dan uw voorganger. U
hebt echter niet voldoende geantwoord.
U
hebt
het
goed
gedaan
door
duidelijkheid
te
brengen
over
de
federale
bevoegdheden
inzake
het
grootstedelijk beleid. De regeringscom-
missarissen hebben geen mandaat om in
een ander bevoegheidsdomein op te
treden. U hebt duidelijk beklemtoond
dat
ze
in
tegenstelling
tot
de
commissarissen van de vorige regering,
voor al hun daden verantwoordelijkheid
moeten afleggen aan de bevoegde
minister en aan het parlement.
De voorzitter : De minister heeft het
woord.
Minister Rik Daems : Er is, mijns
inziens,
een
verschil
tussen
een
koninklijk commissaris en een rege-
ringscommissaris. Wat de regerings-
commissaris betreft, blijft de minister
politiek verantwoordelijk.
De heer Gerolf Annemans (Vlaams
Blok) : Mijnheer de minister, na de
positieve punten van uw antwoord te
hebben beklemtoond, wens ik wat
dieper in te gaan op de negatieve
punten.
Het parlement zal de minister kunnen
interpelleren over de daden van een
collega-kamerlid.
Het adagium van uw regering is positief
denken.
Uw
regering
wil
eerst
resultaten boeken en dan verantwoor-
ding afleggen.
Mijnheer de minister, u kunt het ons
niet kwalijk nemen dat we nu reeds
vragen
stellen
over
de
politieke
aanduiding van politieke mandataris-
sen. U zegt dat de regeringscommissa-
rissen niets te maken hebben met de
regering. Waarom is de taalverhouding
scheefgetrokken ? Waarom moeten ze
de eed afleggen in handen van een
minister ?
U
hebt
eveneens
gezegd
dat
de
regeringscommissarissen
in
grote
onafhankelijkheid zullen werken. Laat
ons niet lachen ! Ze beschikken over
twee ambtenaren van niveau 1 en
11 kabinetsmedewerkers. Dat is een
politiek kabinet.
Naar verluidt zal de heer Picque´ alleen
een kostenvergoeding ontvangen. Het
Vlaams Blok neemt u op uw woord.
Vanaf september kunt u zich elke
maand verwachten aan vragen over de
hoegrootheid van de kostenvergoeding.
De ontmaskering volgt !
Mijnheer de minister, ik heb met u te
doen. U wordt naar de Kamer gestuurd
om de leden te komen wijsmaken dat de
functie van regeringscommissaris geen
ambt is maar een opdracht. Als Vlaming
weet u maar al te goed dat het politiek
probleem zich niet aan Vlaamse zijde
heeft voorgedaan. Vlaanderen heeft zijn
regering samengesteld zoals voorge-
schreven. In Wallonie¨ heeft men een
proliferatie meegemaakt zoals Belgie¨ in
zijn politieke schandaalperiode nooit
heeft gekend. Elkeen met objectief
gezond verstand weet wat er aan de
hand is. De federale regering raakte
tussen deze twee politieke culturen
geklemd en heeft een tussenoplossing
uitgewerkt.
Geen
proliferatie
maar
evenmin een strakke omlijning van de
regering zoals bij de vorige regering het
geval was. Men heeft de politieke
geeuwhonger van de partijen opgelost
door regeringscommissarissen toe te
voegen. De Parti Socialiste vormt
opnieuw de uitzondering door de heer
Picque´ als Kamerlid te behouden terwijl
hij de eed heeft afgelegd in handen van
-
horresco
referens
-
mevrouw
Onkelinx. De aanstelling van Picque´ en
C 1 -
10
Chambre des Représentants de Belgique - Kamer van Volksvertegenwoordigers van Belgie¨
Législature 50e Zittingsperiode - SE 1999 BZ - Annales - Handelingen - COM 22.07.1999
Gerolf Annemans
de zaak-Busquin hebben aangetoond
dat de VLD het willoze slachtoffer is
geworden van de PS. Het Vlaams Blok
zal al zijn interpellaties aan VLD-
ministers met deze vaststelling bee¨indi-
gen.
De voorzitter : De heer Pieter De Crem
heeft het woord.
De heer Pieter De Crem
(CVP)
:
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de
minister,
u
hebt
gezegd
dat
de
regeringscommissarissen een coo¨rdine-
rende functie hebben. Waarom kunnen
de bevoegde ministers deze opdracht
niet vervullen ? In het verleden was de
eerste
minister
bevoegd
voor
een
specifieke problematiek. Ik denk onder
meer aan de afhandeling van de
steenkoolproblematiek. Waarom
kan
eerste minister Verhofstadt niet bevoegd
zijn
voor
de
afhandeling
van
de
dioxinecrisis ?
Alhoewel u in uw antwoord vermeld
hebt dat de heer Willockx toegevoegd
zal zijn aan de eerste minister, blijft,
mijns
inziens,
de
onduidelijkheid
bestaan. Als het correct is dat de
minister de volle politieke verantwoor-
delijkheid
blijft
dragen
voor
de
regeringscommissaris
die
in
zijn
handen de eed heeft afgelegd, begrijp ik
niet waarom men niet gekozen heeft
voor een uitbreiding van de kabinetten
van deze bevoegde ministers. Met een
ministerieel besluit was het perfect
mogelijk geweest de kabinetten uit
te
breiden
met
5
stafleden
en
11 medewerkers.
Ik steun het voorstel van de heer
Bourgeois
terzake
om
competente
ambtenaren uit de betrokken admini-
straties toe te voegen aan de kabinetten.
Iemand als regeringscommissaris Wil-
lockx zal zich in de toekomst moeten
inhouden. Hij heeft immers reeds een
aantal uitspraken gedaan inzake partij-
politieke aangelegenheden waarvoor de
betrokken minister niet bevoegd is. In
deze logica zal de heer Verhofstadt
uitspraken
van
de
heer
Willockx
bevestigen inzake de aanstelling van
een nieuwe SP-voorzitter ! Dat kan nog
interessant worden !
De enige persoon die de 16 leden we´l
kan gebruiken is mevrouw Andre´ die
toegegeven heeft van de problematiek
niets af te weten.
Mijnheer de minister, alhoewel ik grif
toegeef dat u van goede wil bent en de
leden
een
duidelijke
uitleg
hebt
verschaft - ondanks partijverwantschap
heb ik het vroeger anders geweten -
kunt u niet ontkennen dat er drie
kabinetten bijkomen. Uw regering roept
onder-staatssecretarissen in het leven
om een soort mini-koninkrijkjes te
kunnen uitdelen aan mensen die bij de
vorming van de regering uit de boot zijn
gevallen. Deze handelwijze staat haaks
op de regeringsverklaring die deze
Kamer heeft goedgekeurd. Daarom zal
ik een motie van wantrouwen indienen.
Le pre´sident : La parole est a` Mme
Joe¨lle Milquet.
Mme Joe¨lle Milquet
(PSC)
: Monsieur
le pre´sident, en ce qui concerne la
possibilite´ e´voque´e dans la de´claration
gouvernementale de pouvoir recourir a`
des experts, je de´plore qu'apparem-
ment, pour ce dossier, vous n'ayez pas
re´ussi en plusieurs jours a` soumettre a`
un constitutionnaliste les e´ventuelles
re´ponses a` nos critiques pre´visibles.
Je
vous
remercie
cependant
des
re´ponses que vous avez essaye´ de nous
fournir. Cependant, elles manquent de
pre´cision, elles ne sont pas juridiques;
en outre, constitutionnellement, elles ne
sont absolument pas pre´cises, que du
contraire.
Vous dites qu'il fallait nommer ces trois
personnes
pour
des
raisons
de
coordination; je veux bien. Et je
comprends que le dossier de la dioxine
e´tait clair : a` mon avis, d'apre`s vos
explications, c'est d'ailleurs le seul
pour lequel vous-me^me estimez que
c'e´tait ne´cessaire.
Mais un secre´taire d'Etat qui de´pendrait
e´ventuellement du premier ministre ne
pourrait-il pas coordonner tous ces
proble`mes ? Fallait-il songer a` aller
encore au-dela` de la de´signation de
secre´taires d'Etat ? Cela aurait pu tre`s
bien se faire dans l'enveloppe actuelle,
pre´vue par le gouvernement pre´ce´dent.
Si c'est une question de coordination,
pourquoi ne de´pendent-ils pas tous du
premier ministre et sont-ils parfois
rattache´s a` des ministres fonctionnels ?
S'il
faut
a`
pre´sent
de´signer
des
commissaires
pour
faire
de
la
coordination, trois s'ave´reront insuffi-
sants : il en faudrait bien 22, 23 ou
25. En effet, dans notre pays, tout
demande de la coordination : emploi,
se´curite´, recherche scientifique, pau-
vrete´; pour n'importe quoi, on sait tre`s
bien qu'une coordination est indispen-
sable, d'abord au sein de l'e´quipe
fe´de´rale, ensuite avec les re´gions et les
communaute´s. Si c'est ainsi, il fallait
aller beaucoup plus loin.
Cela prouve bien qu'on essaie de
s'agripper a` des notions relativement
objectives
pouvant
expliquer
ces
de´signations
de
commissaires.
En
termes de coordination, ce que je vous
ai dit de´montre que ce ne peut e^tre le
seul argument a` invoquer.
Deuxie`mement, en ce qui concerne les
collaborateurs,
vous
dites
qu'un
commissaire e´quivaut a` un collabora-
teur de ministre. Alors, pourquoi ne pas
donner a` un chef de cabinet ou chef de
cabinet adjoint, a` un conseiller de
rang 13 ou autre - ce n'est pas ce qui
manque dans nos ministe`res -, pourquoi
ne pas confier ce type de mission a` un
vrai collaborateur de cabinet, de´pendant
en ligne directe du ministre et gra^ce
auquel le ministre de´tiendrait enfin
l'ensemble
de
la
compe´tence,
de
manie`re critique et globale ?
Je ne vois pas la ne´cessite´ de de´signer
des commissaires pour en faire de
pseudo-collaborateurs de cabinet a` qui
on ajoute une enveloppe supple´men-
taire, hors l'enveloppe pre´vue dans les
diffe´rents cabinets. Votre explication
pe`che par le fait me^me.
Quant a` la dure´e, vous nous rassurez sur
le fait que ces de´signations ne peuvent
pas de´passer le mandat du ministre.
Tant mieux, mais nous aurions voulu
avoir des pre´cisions : nous supposons
qu'il ne s'agit quand me^me pas d'une
dure´e de huit ans. Il est important de
savoir quelles seront les dure´es de
traitement des crises. Apparemment,
vous
semblez
incapable
de
nous
apporter quelque pre´cision.
J'aurais voulu savoir quels seraient les
liens entre notre future spe´cialiste en
simplification
administrative
et
l'Agence pour la simplification admi-
nistrative dont c'est la mission : nous
n'avons rien entendu a` ce propos.
Vous avez parle´ de prestation de
serment : cela m'inte´resse beaucoup. La
prestation de serment est donne´e en
vertu de ce fameux de´cret du 20 juillet
1831, sur la base duquel Mme D'Hondt
avait pre^te´ serment a` l'e´poque. L'article
1er de la loi du 6 aou^t 1931 indique bien
que
la prestation de serment met fin a`
l'emploi ou a` la fonction de l'e´lu
.
Nous en arrivons la` a` la proble´matique
concernant
M.
Picque´,
notamment,
envers lequel je n'ai cependant aucun
ressentiment, bien au contraire. Mais je
de´plore le flou dans lequel se trouve ce
parlementaire.
Sil l'on parle de la notion d'avantages
en nature, qu'est-ce que lui donner,
paye´s
par
l'exe´cutif,
autant
de
collaborateurs de niveaux 1 et 2, si ce
n'est cre´er des liens de de´pendance et
octroyer un avantage clair en nature,
plus des indemnisations.
Je pense qu'il est malsain qu'a` travers
sa mission, un parlementaire de notre
pays puisse de´pendre financie`rement de
l'exe´cutif alors qu'il est cense´ le
contro^ler dans sa mission de parlemen-
taire.
C 1 -
11
Chambre des Représentants de Belgique - Kamer van Volksvertegenwoordigers van Belgie¨
Législature 50e Zittingsperiode - SE 1999 BZ - Annales - Handelingen - COM 22.07.1999
Joe¨lle Milquet
Voila` qui ne tient pas la route au niveau
constitutionnel et au niveau de l'esprit
dans lequel a e´te´ re´dige´ l'article 51.
Dans la notion de fonction salarie´e, on
n'a pas ne´cessairement pense´ a` un
contrat d'emploi, mais on a pense´ a` une
de´pendance
financie`re,
avec
une
interpre´tation un peu plus large. Ainsi,
me^me s'il n'est pas paye´ en ligne
directe, cela est quand me^me contraire a`
l'esprit de l'article 51 et surtout a` la
notion de l'inde´pendance minimale
dans laquelle doit se trouver tout
parlementaire vis-a`-vis du gouverne-
ment.
A ce sujet, j'espe`re que vous avez
demande´ ou que vous demanderez
l'avis
du
Conseil
d'Etat.
J'aurais
d'ailleurs voulu savoir s'il l'avait rendu
ou s'il n'a pas du^ re´agir dans l'urgence :
il m'inte´resserait de savoir ce qu'il en
pense. L'arre^te´ royal est soumis a` un
contro^le de constitutionnalite´, contraire-
ment aux lois. Si vous n'avez pas
demande´ cet avis, il se pourrait que
vous vous heurtiez a` des recours pour
critiquer la constitutionnalite´ de ce
genre de de´signation.
Pour conclure, monsieur le ministre, je
pense
que
vous
n'avez
pas
pu
convaincre sur le point des diffe´rentes
critiques juridiques constitutionnelles et
autres, outre les critiques politiques
ge´ne´rales que vous avez bien compri-
ses.
J'aurais voulu obtenir une re´ponse a` la
question relative a` l'application de
l'article 5 de la loi du 6 aou^t 1931, selon
lequel les membres des Chambres ne
peuvent e^tre nomme´s a` des fonctions
salarie´es ou autres qu'une anne´e au
moins apre`s la cessation de leur mandat,
e´tant donne´ qu'on peut comprendre
qu'avec l'ensemble des indemnite´s, il
s'agit bien, le cas e´che´ant, d'une
fonction salarie´e.
Je dirai qu'avant me^me de les mettre en
fonction, vous de´pouillez vos ministres
de leurs compe´tences en les obligeant a`
de´le´guer une se´rie de matie`res a` des
commissaires qu'ils ne contro^leront pas
comple`tement, desquels ils devront
attendre des rapports. Je me demande ce
que fera le ministre de l'Agriculture ou
le ministre des Affaires e´trange`res par
rapport
aux
compe´tences
de
M.
Willockx,
durant
les
re´unions
europe´ennes : ne suivra-t-il pas les
dossiers, devra-t-il intervenir a` la table
en
se
pre´sentant
comme
caution
politique
des
interventions
de
M. Willockx ? Voila` qui me parai^t une
ve´ritable jungle politique dans laquelle
vous lancez le gouvernement.
Pour cette raison, je me rallierai donc a`
la motion qui a e´te´ de´pose´e.
De voorzitter : Mijnheer de minister,
collega's, ik wens drie bemerkingen te
maken.
Mijnheer Coveliers, ik weet waar u op
aanstuurt. Het is de gewoonte dat de
voorzitter van een commissie voor zijn
interpellatie wel de voorzitterszetel
verlaat maar niet voor de replieken. Ik
heb het nooit anders geweten en ben
zeker niet van plan de spelregels terzake
te wijzigen.
Mijnheer de minister, ik kom tot mijn
repliek.
De regering roept coo¨rdinatie in als
voornaamste reden voor de aanstelling
van regeringscommissarissen. De argu-
menten die u terzake hebt aangedragen
overtuigen mij niet. Vorige vrijdag heeft
de regering niet alleen de aanstelling
van de regeringscommissarissen goed-
gekeurd maar ook de bevoegdheidsver-
deling tussen een aantal ministers. Ik
verwijs terzake naar de persmededeling
van Belga. Voor een aantal bevoegdhe-
den zijn meerdere ministers verant-
woordelijk. Als dit een vorm van
coo¨rdinatie is, breekt mijn klomp. De
beslissing inzake de aanstelling van
regeringscommissarissen staat, mijns
inziens, haaks op deze inzake de
verdeling van de bevoegheden over
meerdere ministers.
Mijn tweede bemerking heeft betrek-
king op het taalgebruik.
Een minister beschikt over een kabinet,
geleid
door
een
kabinetschef.
De
regeringscommissaris zal over een staf
beschikken, geleid door een stafchef.
Dit kan problemen veroorzaken.
Mijn derde bemerking heeft betrekking
op artikel 51 van de Grondwet.
Ik sluit mij volmondig aan bij de
bemerking van de heer Bourgeois dat de
eedaflegging van een parlementslid in
handen van een minister onverenigbaar
is met artikel 51 en niet anders dan tot
belangenconflicten kan leiden.
Artikel 51 is immers het resultaat van
de fameuze Bartholomeusnacht van de
ambtenarij. In de jaren 1880-1890 heeft
men immers abrupt een einde gemaakt
aan
de
mogelijkheid
tegelijkertijd
ambtenaar en parlementslid te zijn.
De enige uitzondering die men heeft
uitgewerkt was voor ministers. Deze is
hier niet van toepassing.
Collega's,
de
regering
stelt
de
regeringscommissarissen aan met een
koninklijk besluit. U weet met welke
middelen dit kan worden bestreden.
De heer Hugo Coveliers heeft het
woord.
De
heer
Hugo
Coveliers
(VLD)
:
Mijnheer de voorzitter, ik vraag het
woord voor een ordemotie.
Ik vind het beschamend dat u misbruik
maakt van uw voorzitterschap. Als u als
voorzitter wenst te interpelleren, moet u
uw
voorzittersstoel
verlaten
en
u
houden aan het Reglement. Dat zou
deontologisch correct zijn.
De voorzitter : Mijnheer Coveliers, u
zou
gelijk
hebben,
mocht
ik
het
initiatief genomen hebben voor deze
interpellaties. Ik heb dit niet gedaan.
Het is de gewoonte dat tijdens de
replieken de voorzitter als laatste het
woord kan nemen.
De
heer
Hugo
Coveliers
(VLD)
:
Mijnheer de voorzitter, artikel 5, 2. van
het Reglement bepaalt dat de voorzitter
zich slechts in een debat mag mengen
om de kwestie toe te lichten en de
beraadslaging tot het punt in behande-
ling terug te brengen. Wil hijzelf aan de
beraadslaging deelnemen, dan verlaat
hij de voorzittersstoel en neemt hij deze
pas weer in na het einde van de
beraadslaging over het punt. Dit is zeer
logisch. Een voorzitter kan onmogelijk
de debatten sereen leiden als hij zelf een
standpunt heeft ingenomen. Ik herhaal
dat u een standpunt mag innemen maar
u moet het wel op een correcte manier
doen.
De
voorzitter :
De
heer
Gerolf
Annemans heeft het woord.
De heer Gerolf Annemans (Vlaams
Blok) : Mijnheer de voorzitter, ik steun
het standpunt van de heer Coveliers. Uit
de gebeurtenissen van de voorbije
weken heb ik kunnen opmaken dat u
een uitstekend oppositielid zal zijn.
Daarom betreur ik dat u voorzitter bent
van deze commissie. Ik hoop dat het
probleem
dat
de
heer
Coveliers
verplicht is te cree¨ren, snel kan worden
opgelost zodat we in de toekomst nog
dikwijls
van
uw
oppositiebetogen
zullen kunnen genieten.
De voorzitter : Mijnheer Annemans, u
scherpt mijn eigenliefde aan. Dat hoeft
niet. Ik heb altijd de ambitie gehad het
Reglement behoorlijk te kennen. Dat
heeft me in het verleden dikwijls
geholpen.
Mijnheer Coveliers, artikel 5, 2. handelt
over de plenaire vergadering. Ik daag u
uit
in
het
Reglement
over
de
werkzaamheden van de commissies ook
maar een bepaling te vinden die hierop
betrekking heeft. In de toekomst zal dit
probleem zichzelf oplossen door de
aanduiding van ondervoorzitters. Van-
daag wist ik niet wie ik hiervoor moest
oproepen.
Tot besluit van deze bespreking werden
volgende moties ingediend.
En conclusion de cette discussion, des
motions ont e´te´ de´pose´es.
C 1 -
12
Chambre des Représentants de Belgique - Kamer van Volksvertegenwoordigers van Belgie¨
Législature 50e Zittingsperiode - SE 1999 BZ - Annales - Handelingen - COM 22.07.1999
voorzitter
Een eerste motie van aanbeveling werd
ingediend
door
de
heren
Gerolf
Annemans, Jan Mortelmans en Koen
Bultinck en luidt als volgt :
De Kamer, gehoord de samengevoegde
interpellaties
van
de
heren
Geert
Bourgeois, Gerolf Annemans, Pieter De
Crem en mevrouw Joe¨lle Milquet
en het antwoord van de minister van
Telecommunicatie en Overheidsbedrij-
ven
en
Participaties,
verzoekt
de
regering om de regeringscommissaris-
sen te ontslaan en desgevallend te
vervangen door niet-parlementsleden.
Une premie`re motion de recommanda-
tion a e´te´ de´pose´e par MM. Gerolf
Annemans, Jan Mortelmans et Koen
Bultinck et est libelle´e comme suit :
La Chambre, ayant entendu les
interpellations jointes de MM. Geert
Bourgeois, Gerolf Annemans, Pieter De
Crem et Mme Joe¨lle Milquet
et
la
re´ponse
du
ministre
des
Te´le´communications et des Entreprises
et Participations publiques, invite le
gouvernement a` de´mettre les commis-
saires
du
gouvernement
de
leurs
fonctions et a` les faire remplacer, le cas
e´che´ant, par des non-parlementaires.
Een tweede motie van aanbeveling
werd ingediend door mevrouw Frieda
Brepoels en door de heren Geert
Bourgeois en Karel Van Hoorebeke en
luidt als volgt :
De Kamer, gehoord de samengevoegde
interpellaties
van
de
heren
Geert
Bourgeois, Gerolf Annemans, Pieter De
Crem en mevrouw Joe¨lle Milquet
en het antwoord van de minister van
Telecommunicatie en Overheidsbedrij-
ven en Participaties, beveelt de regering
aan :
-
de
aanstelling
van
de
drie
regeringscommissarissen onmiddellijk
in te trekken;
- minstens onmiddellijk een einde te
maken aan de opdracht van regerings-
commissaris Charles Picque´, zoniet
hem te vragen ontslag te nemen als
Kamerlid;
- strikt de hand te houden aan de
afbakening tussen de federale en de
gewestelijke bevoegdheden.
Une seconde motion de recommanda-
tion a e´te´ de´pose´e par Mme Frieda
Brepoels et MM. Geert Bourgeois et
Karel Van Hoorebeke et est libelle´e
comme suit :
La Chambre, ayant entendu les
interpellations jointes de MM. Geert
Bourgeois, Gerolf Annemans, Pieter De
Crem et Mme Joe¨lle Milquet
et
la
re´ponse
du
ministre
des
Te´le´communications et des Entreprises
et
Participations
publiques,
recom-
mande au gouvernement :
- de rapporter sans tarder la nomination
des trois commissaires du gouverne-
ment;
- de mettre a` tout le moins fin
sur-le-champ a` la mission du commis-
saire du gouvernement M. Charles
Picque´
ou
de
lui
demander
de
de´missionner de sa fonction de membre
de la Chambre;
- d'observer strictement la de´limitation
entre les compe´tences fe´de´rales et
re´gionales.
Een
motie
van
wantrouwen
werd
ingediend door mevrouw Joe¨lle Milquet
en de heer Pieter De Crem en luidt als
volgt :
De Kamer, gehoord de samengevoegde
interpellaties
van
de
heren
Geert
Bourgeois, Gerolf Annemans, Pieter De
Crem en mevrouw Joe¨lle Milquet
en het antwoord van de minister van
Telecommunicatie en Overheidsbedrij-
ven en Participaties
erkennende de noodzaak antwoorden te
geven op de door de administratie, de
stedelijke veiligheidsproblematiek en
de
Europese
betrekkingen
gestelde
vragen, meer in het bijzonder de
dioxine-problematiek, stelt dat :
- de opvolging van deze doelstellingen
enkel de bevoegdheid van de ministers
betreft
en
in
het
bijzonder
de
bevoegdheid van de ministers van
Ambtenarenzaken, Binnenlandse Zaken
en Buitenlandse Zaken;
- hierdoor en bijgevolg de benoeming
van drie regeringscommissarissen niet
gerechtvaardigd kan worden en niet
toelaat dat het parlement zijn funda-
mentele rol van controle van het
regeringsoptreden uitvoert;
uit zijn wantrouwen ten opzichte van de
regering.
Une motion de me´fiance a e´te´ de´pose´e
par Mme Joe¨lle Milquet et M. Pieter De
Crem et est libelle´e comme suit :
La Chambre, ayant entendu les
interpellations jointes de MM. Geert
Bourgeois, Gerolf Annemans, Pieter De
Crem et Mme Joe¨lle Milquet
et
la
re´ponse
du
ministre
des
Te´le´communications et des Entreprises
et Participations publiques
reconnaissant la ne´cessite´ de re´pondre
aux
questions
souleve´es
par
les
proble`mes
de
l'administration,
la
se´curite´
urbaine
et
les
relations
europe´ennes, et plus particulie`rement le
proble`me de la dioxine, estime que :
- le suivi de ces objectifs ne concerne
que la seule compe´tence des ministres
et
plus
particulie`rement
celle
des
ministres de la Fonction publique, de
l'Inte´rieur et des Affaires e´trange`res;
- la nomination de trois commissaires
du gouvernement ne peut de`s lors se
justifier et ne permet pas au parlement
de remplir son ro^le fondamental de
contro^le de l'action gouvernementale;
et exprime sa me´fiance a` l'e´gard du
gouvernement.
Een eenvoudige motie werd ingediend
door de heren Hugo Coveliers, Denis
D'hondt en Charles Janssens en de
dames Fauzaya Talhaoui en Ge´raldine
Pelzer-Salandra.
Une motion pure et simple a e´te´
de´pose´e par MM. Hugo Coveliers,
Denis D'hondt et Charles Janssens et
Mmes Fauzaya Talhaoui et Ge´raldine
Pelzer-Salandra.
Over de moties zal later worden
gestemd. De bespreking is gesloten.
Le vote sur les motions aura lieu
ulte´rieurement. La discussion est close.
- De openbare commissievergadering
wordt gesloten om 16.55 uur.
- La re´union publique de commission
est leve´e a` 16.55 heures.
C 1 -
13
Chambre des Représentants de Belgique - Kamer van Volksvertegenwoordigers van Belgie¨
Législature 50e Zittingsperiode - SE 1999 BZ - Annales - Handelingen - COM 22.07.1999
Inhoud
Donderdag 22 juli 1999
COMMISSIE VOOR DE BINNENLANDSE ZAKEN, DE
ALGEMENE ZAKEN EN HET OPENBAAR AMBT - C 001
Samengevoegde interpellaties van :
- de heer Geert Bourgeois tot de eerste minister over
de benoeming van drie regeringscommissarissen (nr. 1)
- de heer Gerolf Annemans tot de eerste minister over
de benoeming van drie regeringscommissarissen (nr. 2)
- de heer Pieter De Crem tot de eerste minister over
de benoeming van drie regeringscommissarissen (nr. 3)
- mevrouw Joe¨lle Milquet tot de eerste minister over
de benoeming van drie regeringscommissarissen (nr. 4)
(Het
antwoord
werd
verstrekt
door
de
minister
van
Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en Participaties)
1
sprekers : Geert Bourgeois, voorzitter van de VU&ID-fractie,
Gerolf Annemans, voorzitter van de Vlaams Blok-fractie,
Pieter De Crem, Joe¨lle Milquet, Rik Daems, minister van
Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en Participaties,
Hugo Coveliers, voorzitter van de VLD-fractie
moties
12
Sommaire
Jeudi 22 juillet 1999
COMMISSION
DE
L'INTE
´ RIEUR,
DES
AFFAIRES
GE
´ NE´RALES ET DE LA FONCTION PUBLIQUE - C 001
Interpellations jointes de :
- M. Geert Bourgeois au premier ministre sur
la nomination de
trois commissaires du gouvernement
(n° 1)
- M. Gerolf Annemans au premier ministre sur
la nomination
de trois commissaires du gouvernement
(n° 2)
- M. Pieter De Crem au premier ministre sur
la nomination de
trois commissaires du gouvernement
(n° 3)
- Mme Joe¨lle Milquet au premier ministre sur
la nomination de
trois commissaires du gouvernement
(n° 4)
(La
re´ponse
a
e´te´
donne´e
par
le
ministre
des
Te´le´communications et des Entreprises et Participations
publiques)
1
orateurs : Geert Bourgeois, pre´sident du groupe VU&ID,
Gerolf Annemans, pre´sident du groupe Vlaams Blok, Pieter
De Crem, Joe¨lle Milquet, Rik Daems, ministre des
Te´le´communications et des Entreprises et Participations
publiques, Hugo Coveliers, pre´sident du groupe VLD
motions
12
1 -
I
Chambre des Représentants de Belgique - Kamer van Volksvertegenwoordigers van Belgie¨
Législature 50e Zittingsperiode - SE 1999 BZ - Annales - Handelingen - COM 22.07.1999