KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRABV 50 COM 432
CRABV 50 COM 432
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
B
EKNOPT
V
ERSLAG
C
OMPTE
R
ENDU
A
NALYTIQUE
C
OMMISSIE VOOR DE
S
OCIALE
Z
AKEN
C
OMMISSION DES
A
FFAIRES SOCIALES
woensdag mercredi
21-03-2001 21-03-2001
14:30 uur
14:30 heures
CRABV 50
COM 432
21/03/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
i
INHOUD
SOMMAIRE
Vraag van mevrouw Greta D'Hondt aan de vice-
eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over "de werkloosheidsgraad" (nr. 4185)
1
Question de Mme Greta D'Hondt à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur "le
taux de chômage" (n° 4185)
1
Sprekers: Greta D'Hondt, Laurette Onkelinx,
vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Greta D'Hondt, Laurette Onkelinx,
vice-première ministre et ministre de l'Emploi
Samengevoegde mondelinge vragen van
3
Questions orales jointes de
3
- mevrouw Maggie De Block aan de vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid over
"de samenstelling van de beheerorganen van de
plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen"
(nr. 4193)
- Mme Maggie De Block à la vice-première
ministre et ministre de l'Emploi sur "la composition
des organes de gestion des agences locales pour
l'emploi" (n° 4193)
- de heer John Spinnewyn aan de vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid over
"de samenstelling van de beheerorganen van de
plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen"
(nr. 4293)
4
- M. John Spinnewyn à la vice-première ministre
et ministre de l'Emploi sur "la composition des
organes de gestion des agences locales pour
l'emploi" (n° 4293)
4
Sprekers:
Maggie De Block, John
Spinnewyn, Laurette Onkelinx, vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid
Orateurs:
Maggie De Block, John
Spinnewyn, Laurette Onkelinx, vice-
première ministre et ministre de l'Emploi
Vraag van de heer Guy D'haeseleer aan de vice-
eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over "de gelijkschakeling van het statuut van
arbeiders en bedienden" (nr. 4196)
5
Question de M. Guy D'haeseleer à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur
"l'alignement du statut des ouvriers et des
employés" (n° 4196)
5
Sprekers:
Guy D'haeseleer, Laurette
Onkelinx, vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs:
Guy D'haeseleer, Laurette
Onkelinx, vice-première ministre et ministre
de l'Emploi
Vraag van de heer Jos Ansoms aan de vice-
eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over "het druggebruik op de arbeidsplaats"
(nr. 4248)
6
Question de M. Jos Ansoms à la vice-première
ministre et ministre de l'Emploi sur "la
consommation de drogues sur les lieux du travail"
(n° 4248)
6
Sprekers: Jos Ansoms, Laurette Onkelinx,
vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Jos Ansoms, Laurette Onkelinx,
vice-première ministre et ministre de l'Emploi
Samengevoegde vragen van
8
Questions jointes de
8
- de heer Ludo Van Campenhout aan de vice-
eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over "de nieuwe transferregeling" (nr. 4273)
8
- M. Ludo Van Campenhout à la vice-première
ministre et ministre de l'Emploi sur "la nouvelle
réglementation en matière de transfert" (n° 4273)
8
- de heer Peter Vanvelthoven aan de vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid over
"het nieuwe transfersysteem in het voetbal"
(nr. 4292)
8
- M. Peter Vanvelthoven à la vice-première
ministre et ministre de l'Emploi sur "le nouveau
système de transfert dans le football" (n° 4292)
8
Sprekers: Ludo Van Campenhout, Peter
Vanvelthoven, Laurette Onkelinx, vice-
eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Ludo Van Campenhout, Peter
Vanvelthoven, Laurette Onkelinx, vice-
première ministre et ministre de l'Emploi
Vraag van de heer Jef Valkeniers aan de vice-
eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over "de sociale balans van KMO-bedrijven"
(nr. 4263)
10
Question de M. Jef Valkeniers à la vice-première
ministre et ministre de l'Emploi sur "le bilan social
des PME" (n° 4263)
10
Sprekers: Jef Valkeniers, Laurette Onkelinx,
vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Jef Valkeniers, Laurette Onkelinx,
vice-première ministre et ministre de l'Emploi
21/03/2001
CRABV 50
COM 432
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
ii
Vraag van de heer Jo Vandeurzen aan de vice-
eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over "het verlenen van een attest dat de
uitkeringsgerechtigheid van een werknemer
bevestigt" (nr. 4284)
11
Question de M. Jo Vandeurzen à la vice-première
ministre et ministre de l'Emploi sur "l'octroi d'un
certificat confirmant le droit aux indemnités de
chômage dans le chef d'un travailleur" (n° 4284)
11
Sprekers:
Jo Vandeurzen, Laurette
Onkelinx, vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs:
Jo Vandeurzen, Laurette
Onkelinx, vice-première ministre et ministre
de l'Emploi
CRABV 50
COM 432
21/03/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
1
COMMISSIE VOOR DE SOCIALE
ZAKEN
COMMISSION DES AFFAIRES
SOCIALES
van
WOENSDAG
21
MAART
2001
14:30 uur
______
du
MERCREDI
21
MARS
2001
14:30 heures
______
De vergadering wordt geopend om 14.44 uur door
de heer Joos Wauters, voorzitter.
La séance est ouverte à 14.44 heures par M. Joos
Wauters, président.
01 Vraag van mevrouw Greta D'Hondt aan de
vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "de werkloosheidsgraad"
(nr. 4185)
01 Question de Mme Greta D'Hondt à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur "le
taux de chômage" (n° 4185)
01.01 Greta D'Hondt (CVP): Eurostat hanteert als
meter voor het bepalen van de werkloosheidsgraad
in een land, de parameters van het Internationaal
Arbeidsbureau (IAO). De Eurostat-definitie meet de
Belgische werkloosheidsgraad op 6,8 procent.
Gemeten volgens de Belgische parameters
bedraagt de werkloosheidsgraad echter 10,7
percent. Dit betekent dat ongeveer 160.000
werklozen gemeten volgens de Belgische
parameters, niet werkloos zijn volgens de
internationale werkloosheidsnorm.
Kan de minister meedelen binnen welke
categorieën deze 160.000 werklozen zich situeren?
Zijn er regionale of subregionale verschillen
merkbaar? Gaat de minister akkoord met de door
Eurostat en IAO gehanteerde criteria? Welke
maatregelen overweegt de minister te nemen?
01.01 Greta D'Hondt (CVP): Pour mesurer le taux
de chômage dans un pays, Eurostat utilise les
paramètres de l'Organisation internationale du
Travail (OIT). Selon les critères d'Eurostat, le taux
de chômage s'élève à 6,8% pour l'ensemble de la
Belgique et à 4% en Flandre alors que, suivant les
critères belges, il serait de 10,7%. Cela signifie que
160.000 personnes environ sont considérées
comme chômeurs suivant les critères belges mais
ne le sont pas au regard des critères internationaux.
La ministre peut-elle nous dire à quelles catégories
ces 160.000 chômeurs appartiennent ? Existe-il des
écarts entre régions et sous-régions ? La ministre
approuve-t-elle les critères appliqués par Eurostat
et l'OIT
? Quelles mesures envisage-t-elle de
prendre ?
01.02 Minister Laurette Onkelinx (Nederlands):
De steekproef gebeurt in België bij ongeveer 48.000
gezinnen. Het onderzoek kadert in de
communautaire onderzoeken, gecoördineerd door
Eurostat. Zij worden uitgevoerd door de nationale
instituten voor de statistiek.
Doel is te komen tot een onderverdeling in
werkenden, werklozen en niet-actieven, volgens de
criteria van de IAO. Op die wijze komt men tot
vergelijkbare gegevens inzake de structuur en de
evolutie van werkgelegenheid en werkloosheid. De
01.02 Laurette Onkelinx , ministre (en
néerlandais) : L'échantillon belge est composé de
48.000 ménages environ. L'étude s'inscrit dans le
cadre des études communautaires coordonnées
par Eurostat et réalisées par les instituts nationaux
de statistique.
L'objectif est de parvenir à une répartition entre
actifs, chômeurs et non-actifs sur la base des
critères de l'OIT et d'obtenir ainsi des données
comparables quant à la structure et à l'évolution de
l'emploi et du chômage. Les fichiers administratifs
21/03/2001
CRABV 50
COM 432
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
2
bestaande administratieve bestanden zijn
ongeschikt om tot een dergelijke vergelijking te
komen.
existants ne permettent pas d'effectuer de telles
comparaisons.
(Frans)
Het begrip "werkloosheid", zoals
omschreven door het IAB, staat los van een
eventuele uitkering of van een inschrijving bij de
dienst voor arbeidsbemiddeling. Nog steeds
volgens het IAB behelst het begrip "werklozen", zeg
maar de "niet aan de slag zijnde beroepsbevolking",
alle mensen ouder dan 15 jaar die geen baan
hebben, beschikbaar zijn op de arbeidsmarkt en op
zoek zijn naar een betrekking.
De werkloosheidsgraad, zoals berekend door het
NIS, stemt overeen met die van Eurostat en wordt
verkregen door het aantal werklozen te delen door
de totale beroepsbevolking. Sinds 1 januari 1999
wordt het onderzoek dienaangaande in ons land
permanent voortgezet, waardoor wij over drie- en
zesmaandelijkse gegevens kunnen beschikken. In
de jaarlijkse publicatie van Eurostat worden de
resultaten voor het tweede trimester
bekendgemaakt.
Elke maand berekent de RVA twee
werkloosheidspercentages: het ene in verhouding
tot de totale beroepsbevolking en het andere in
verhouding tot de tegen werkloosheid verzekerde
bevolking. Eerstgenoemd percentage wordt door de
minister van Werkgelegenheid gepubliceerd. Het
wordt verkregen door het aantal niet aan de slag
zijnde werkzoekenden te vergelijken met de
jaarlijkse raming, per 30 juni, van de totale
beroepsbevolking. De referentieperiode is dus geen
gemiddelde maar wordt vastgelegd op een
welbepaalde datum, namelijk 30 juni van het
desbetreffende jaar.
(En français) : La notion de chômage « BIT » est
indépendante d'une éventuelle indemnisation ou
d'une inscription auprès d'un service de placement.
Les chômeurs au sens du BIT, c'est-à-dire les
«actifs inoccupés
» comprennent toutes les
personnes de plus de 15 ans, sans travail,
disponibles pour travailler et à la recherche d'un
emploi.
Le taux de chômage, tel qu'il était calculé par l'INS,
correspond à celui qui est établi par l'Eurostat. Les
taux de chômage sont obtenus en divisant le
nombre de chômeurs par la population active totale.
Depuis le 1
er
janvier 1999, l'enquête belge est
devenue continue et permet de disposer
d'informations trimestrielles et semestrielles. Dans
sa publication annuelle, Eurostat retient les résultats
du deuxième trimestre.
Chaque mois, l'ONEM calcule deux taux de
chômage : l'un par rapport à la population active
totale, l'autre par rapport à la population assurée
contre le chômage. Le premier est celui qui est
publié par le ministre de l'Emploi et du Travail. Il est
obtenu en comparant le nombre de personnes
inoccupées inscrites comme demandeuses
d'emploi à l'estimation annuelle, au 30 juin, de la
population active totale. La période de référence
n'est donc pas une moyenne mais est établie à un
jour précis, à savoir le 30 juin de l'année
considérée.
Het is moeilijk om het percentage werklozen van
Eurostat te vergelijken met het percentage van de
RVA of van het ministerie. Zowel het aantal
werklozen als de actieve bevolking worden op een
andere manier gedefinieerd. Men moet dan ook met
elke vergelijking uiterst omzichtig omspringen. Men
stelt inderdaad een totaal verschil van 150.000
eenheden vast. Het verschil heeft vooral betrekking
op de vrouwen, de Brusselaars en de mensen die
tussen 40 en 50 jaar oud zijn.
Il est donc difficile de comparer le taux de chômage
d'Eurostat avec celui de l'ONEM et du ministère. Le
nombre de chômeurs comme le chiffre de la
population active sont définis différemment. Toute
comparaison doit donc être effectuée avec la plus
grande prudence. Au total, on constate, en effet,
une différence de 150.000 unités. Cette différence
concerne davantage les femmes, les Bruxellois et
les personnes âgées de 40 à 50 ans.
Indien men rekening houdt met de opleiding is het
verschil groter voor diegenen die slechts hoger
onderwijs gevolgd hebben. Dit verschil vermindert
naar gelang het opleidingsniveau stijgt.
Ik heb gevraagd dat, alvorens België het
voorzitterschap van de Europese Unie waarneemt,
de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid met zijn
Europese tegenghangers en de Commissie zou
Si l'on tient compte de la formation, la différence est
plus marquée pour les personnes qui n'ont suivi que
l'enseignement supérieur et diminue avec
l'augmentation du niveau de la formation.
J'ai demandé que, durant la présidence belge de
l'Union européenne, le Conseil supérieur de
l'Emploi travaille avec ses homologues européens
et la Commission à l'harmonisation des statistiques.
CRABV 50
COM 432
21/03/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
3
samenwerken om de statistieken op elkaar af te
stemmen.
01.03 Greta D'Hondt (CVP): Ik dank de minister
voor het gedetailleerd antwoord. Ik vind het positief
dat ze het Europees voorzitterschap wil aangrijpen
om meer uniformiteit te krijgen in de statistische
gegevens binnen Europa.
Uit het antwoord van de minister blijkt dat de
gegevens van Eurostat en de Belgische statistieken
niet kunnen worden vergeleken, omdat ze werken
met andere meetinstrumenten. De Eurostat-
gegevens houden rekening met onmiddellijke
beschikbaarheid en met het actief zoeken naar
werk. Die laatste elementen moeten aandacht
krijgen tijdens het Europese voorzitterschap, omdat
ze essentieel zijn om bepaalde categorieën aan de
werkloosheid te doen ontsnappen. Ik kijk uit naar de
gedetailleerde cijfergegevens.
01.03 Greta D'Hondt (CVP): Je remercie la
ministre pour sa réponse détaillée. Je trouve que
c'est une bonne chose qu'elle veuille saisir
l'occasion de la présidence belge de l'UE pour
uniformiser davantage les données statistiques en
Europe.
La réponse de la ministre fait apparaître qu'on ne
peut établir de comparaison entre les données
d'Eurostat et les statistiques belges parce
qu'Eurostat et la Belgique n'utilisent pas les mêmes
instruments de mesure. Dans les données
d'Eurostat, il est tenu compte de la disponibilité
immédiate et de la recherche effective d'un emploi.
Il faudra se pencher sur ces derniers éléments au
cours de la présidence belge parce qu'ils sont
essentiels si l'on veut que certaines catégories
échappent au chômage. J'attends de pouvoir
disposer des chiffres détaillés.
01.04 Minister Laurette Onkelinx (Frans): Zoals
ik zei, zullen wij trachten het NIS ertoe aan te zetten
de statistieken te uniformeren. Tegen de Top van
Göteborg moet men in elk geval inspanningen
leveren om de werkgelegenheidsindicatoren op
elkaar af te stemmen.
De werkgelegenheidsgraad wordt immers berekend
op een bevolking tussen 15 tot 65 jaar. Om ervoor
te zorgen dat het beeld van de werkelijke situatie
niet door het studiepeil wordt vervormd, zou de
beginleeftijd tot 18 jaar moeten worden verhoogd.
De stijging van de werkgelegenheidsgraad
berekend in gewerkte uren is evenmin ideaal
aangezien het op die manier in België niet mogelijk
is de stijging van het aantal voltijdsen in aanmerking
te nemen.
01.04 Laurette Onkelinx , ministre (en français):
Nous tenterons, comme je l'ai dit, de pousser l'INS
à s'atteler à une uniformisation des statistiques.
D'ici Göteborg, il faudrait en tout cas faire des
efforts pour harmoniser les indicateurs d'emploi.
Le taux d'emploi se calcule effectivement sur une
population de 15 à 65 ans. Pour éviter le biais du
niveau d'études, il faudrait le porter à 18 ans.
L'augmentation du taux d'emploi calculé en heures
travaillées n'est pas non plus idéal, puisqu'en
Belgique elle ne permet pas de prendre en
considération l'augmentation des temps pleins.
01.05 Greta D'Hondt (CVP): De activiteitsgraad
wordt vertekend in het voordeel van Duitsland, dat
ook deeltijds werkende, deeltijds studerende
jongeren opneemt. Ook in Nederland werkt men
met deeltijdsen. In België rekent men met voltijds
werkenden. Dit vertekent duidelijk het beeld wat
betreft de tewerkstellingsgraad. Uniforme
werkmethodes zijn nodig om concrete
vergelijkingen te kunnen maken.
01.05 Greta D'Hondt (CVP): Les chiffres relatifs
au taux d'activité sont faussés en faveur de
l'Allemagne, dont les statistiques incluent les
personnes étudiant et travaillant à temps partiel.
Aux Pays-Bas également, il est tenu compte des
travailleurs à temps partiel, alors qu'en Belgique, les
données concernent uniquement les travailleurs à
temps plein. Voilà qui fausse manifestement les
chiffres relatifs au taux d'activité. Une comparaison
correcte ne peut être fondée que sur des
instruments de mesure uniformes.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
02 Samengevoegde mondelinge vragen van
- mevrouw Maggie De Block aan de vice-eerste
02 Questions orales jointes de
- Mme Maggie De Block à la vice-première
21/03/2001
CRABV 50
COM 432
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
4
minister en minister van Werkgelegenheid over
"de samenstelling van de beheerorganen van de
plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen"
(nr. 4193)
- de heer John Spinnewyn aan de vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid over
"de samenstelling van de beheerorganen van de
plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen"
(nr. 4293)
ministre et ministre de l'Emploi sur "la
composition des organes de gestion des
agences locales pour l'emploi" (n° 4193)
- M. John Spinnewyn à la vice-première ministre
et ministre de l'Emploi sur "la composition des
organes de gestion des agences locales pour
l'emploi" (n° 4293)
02.01 Maggie De Block (VLD): Krachtens artikel
79 par. 1 van de werkloosheidreglementering en
artikel 8 par. 1, derde lid van de besluitwet van 28
december 1944 worden de raden van beheer van
de PWA's paritair samengesteld uit
vertegenwoordigers van organisaties van de
Nationale Arbeidsraad (NAR) en
vertegenwoordigers aangeduid door de
gemeenteraad. Voor die laatsten geldt de
proportionaliteit tussen meerderheid en minderheid.
Op welke basis wordt het aantal mandaten
berekend dat elke partij toekomt? Beslist de
fractievoorzitter of de partijvoorzitter over de
afvaardiging? Moet aan alle politieke partijen in de
gemeenteraad worden gevraagd een kandidaat aan
te wijzen? Worden onafhankelijke
gemeenteraadsleden beschouwd als individuen of
gelden ze als een fractie?
02.01 Maggie De Block (VLD): Aux termes de
l'article 79, § 1
er,
de la réglementation relative au
chômage et de l'article 8, § 1
er
, 3
ème
alinéa, de
l'arrêté-loi du 28 décembre 1944, les conseils
d'administration des ALE sont composés sur une
base paritaire de représentants d'organisations du
CNT et de représentants désignés par le conseil
communal. La désignation de ces derniers
s'effectue proportionnellement à la répartition des
sièges entre majorité et opposition.
Sur quelle base le nombre des mandats revenant à
chaque parti est-il calculé? La décision relative à la
délégation doit-elle être prise par le chef de groupe
ou par le président de parti? Tous les partis
siégeant au sein du conseil communal doivent-ils
être invités à désigner des candidats? Les
conseillers communaux indépendants sont-ils
considérés à titre individuel ou comme un groupe
politique?
02.02 John Spinnewyn (VLAAMS BLOK): In
raden van beheer van PWA's moet een paritaire
samenstelling bestaan tussen vertegenwoordigers
van de NAR en gemeenteraadsleden. Volgens een
PWA-gids van de RVA moet bij die
gemeenteraadsleden de verhouding meerderheid-
minderheid worden gerespecteerd, zoals in het
OCMW dus. Is dat inderdaad het wettelijke
criterium? Kan daarbij een partij worden uitgesloten
als ze wél in het OCMW zetelt? Waarom past men
de evenredige vertegenwoordiging volgens de
sterkte van de fracties niet gewoon toe?
02.02 John Spinnewyn (VLAAMS BLOK): Les
conseils d'administration des ALE doivent être
composés sur une base paritaire de représentants
du Conseil national du travail et de conseillers
communaux. Selon une brochure relative aux ALE
publiée par l'ONEM, la désignation des conseillers
communaux doit s'effectuer proportionnellement à
la répartition des sièges entre majorité et
opposition. Un parti peut-il être exclu de ce
mécanisme, même lorsqu'il siège au CPAS?
Pourquoi n'a-t-on pas opté pour une représentation
proportionnelle à l'importance de chaque groupe?
02.03 Minister Laurette Onkelinx (Nederlands):
De regelgeving betreffende de PWA's voorziet in
een paritaire samenstelling uit vertegenwoordigers
van de gemeenteraden en van vertegenwoordigers
van de NAR. De proportionaliteit werd niet
gepreciseerd in deze regelgeving. Mijn
voorgangster heeft het begrip evenredigheid
evenmin gepreciseerd. Aangezien er geen vorm
van proportionaliteit is opgelegd, zijn alle systemen
toegestaan, zoals bijvoorbeeld een mathematische
vertegenwoordiging of het systeem-D'hondt.
02.03 Laurette Onkelinx , ministre (en
néerlandais) : La réglementation relative aux ALE
se réfère à un organe paritaire composé de
représentants du conseil communal et de
représentants du Conseil national du travail et
n'apporte aucune précision en ce qui concerne le
principe de la proportionnalité. Ce principe n'avait
pas davantage été mis en avant par Mme Smet,
lorsqu'elle était ministre de l'Emploi. Aucune forme
de proportionnalité n'étant obligatoire, tous les
systèmes - tels qu'une représentation
mathématique ou le système D'hondt - sont
autorisés.
CRABV 50
COM 432
21/03/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
5
(Frans) Het betreft een gemeentelijke bevoegdheid.
De gemeente moet ervoor waken dat de in de
gemeenteraad vertegenwoordigde politieke fracties
volgens een systeem van proportionele
vertegenwoordiging kandidaten voor de PWA's
kunnen voordragen.
Elk onafhankelijk gemeenteraadslid wordt als een
individu beschouwd.
(En français): Il s'agit d'une compétence
communale. La commune doit veiller à ce que les
groupes politiques composant le conseil communal
puissent présenter des candidats aux ALE dans un
système proportionnel.
Chaque conseiller communal indépendant est
considéré comme un individu.
02.04 Maggie De Block (VLD): De gemeente
beslist dus zelf over het proportionaliteitsbeginsel.
Ik kreeg geen antwoord op mijn vraag aan wie de
vraag om kandidaten af te vaardigen moet worden
gericht: aan de fractie of aan de partijvoorzitter?
02.04 Maggie De Block (VLD): La commune se
prononce donc elle-même sur le principe de la
proportionnalité.
Je n'ai pas obtenu de réponse à la question
suivante : à qui faut-il adresser la demande de
déléguer des candidats? Au chef de groupe ou au
président de parti ?
02.05 Minister Laurette Onkelinx (Frans): De
gemeente moet ervoor zorgen dat de evenredigheid
in acht wordt genomen. Er zijn terzake nooit
dwingende aanwijzingen gegeven.
02.05 Laurette Onkelinx , ministre (en français):
C'est la commune qui doit s'organiser pour établir
une proportionnalité. Il n'y a jamais eu
d'informations contraignantes à ce sujet.
02.06 John Spinnewyn (VLAAMS BLOK): Steunt
de minister de ideeën van de RVA om de OCMW's
als voorbeeld te nemen?
02.06 John Spinnewyn (VLAAMS BLOK): La
ministre soutient-elle les idées de l'ONEM de
prendre les CPAS en exemple ?
02.07 Minister Laurette Onkelinx (Frans): Niet
noodzakelijk.
02.07 Laurette Onkelinx , ministre (en français):
Pas nécessairement.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
03 Vraag van de heer Guy D'haeseleer aan de
vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "de gelijkschakeling van
het statuut van arbeiders en bedienden"
(nr. 4196)
03 Question de M. Guy D'haeseleer à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur
"l'alignement du statut des ouvriers et des
employés" (n° 4196)
03.01 Guy D'haeseleer (VLAAMS BLOK): De
regering heeft de intentie om een eenheidsstatuut te
creëren voor arbeiders en bedienden. Tijdens de
onderhandelingen in het kader van het
interprofessioneel akkoord werd dit probleem
doorgeschoven naar de NAR.
Professor Blanpain beweert dat er geen beweging
zit in dit dossier. Klopt die bewering? Hoe ver staat
het overleg binnen de NAR? Zal de NAR, zoals
gepland, eind dit jaar met een oplossing komen?
Kunnen de voorstellen van professor Blanpain het
dossier deblokkeren? Zullen ze besproken worden
binnen de NAR? Wat is het standpunt van de
minister?
Wat indien er geen akkoord is? Beschikt de minister
03.01 Guy D'haeseleer (VLAAMS BLOK): Le
gouvernement a l'intention d'harmoniser les statuts
des ouvriers et des employés. Lors des
négociations dans le cadre de l'accord
interprofessionnel ce problème a été renvoyé au
Conseil national du Travail.
Le Professeur Blanpain affirme que le dossier
n'évolue pas. Cette affirmation est-elle exacte ? Où
en est la concertation au sein du CNT ? Le Conseil
va-t-il, comme prévu, proposer une solution à la fin
de cette année ?
Les propositions du Professeur Blanpain pourraient-
elles débloquer le dossier ? Seront-elles discutées
au sein du CNT ? Quel est le point de vue de la
ministre ?
Que se passera-t-il s'il n'y a pas d'accord ? La
21/03/2001
CRABV 50
COM 432
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
6
over concrete voorstellen om de verschillen weg te
werken?
ministre a-t-elle des propositions concrètes à
formuler qui permettraient d'aplanir les différences ?
03.02 Minister Laurette Onkelinx (Nederlands): In
het interprofessioneel akkoord van december 2000
verbinden de sociale partners zich er toe om de
verschillen tussen beide statuten te bestuderen in
de NAR en vóór eind 2001 conclusies in te dienen.
De uiteindelijke oplossing zou gespreid worden over
zes jaar, vanaf de ondertekening van het akkoord
daarover. De regering zal dus voorlopig geen
initiatief nemen. Ik ken de stand van zaken in de
NAR op dit ogenblik niet.
Het voorstel van professor Blanpain, die een enig
statuut voorstelt, is niet werkzaam. Een toenadering
tussen beide statuten heeft naast wettelijke, ook
structurele gevolgen. Het gaat dus niet om een
eenvoudig dossier.
Indien de sociale partners niet tot een akkoord
komen, zal de regering zelf op zoek gaan naar
concrete mogelijkheden om tot een convergentie te
komen op middellange termijn.
03.02 Laurette Onkelinx , ministre (en
néerlandais): Dans l'accord interprofessionnel de
décembre 2000, les partenaires sociaux s'engagent
à examiner les différences entre les deux statuts au
sein du CNT et à déposer des conclusions pour la
fin 2001. La solution définitive devrait s'étaler sur six
ans, à partir de la signature de l'accord. Le
gouvernement ne prendra donc provisoirement pas
d'initiative. Je ne sais pas où en est le dossier au
CNT pour l'instant.
La proposition du Professeur Blanpain qui propose
un statut unique n'est pas praticable. Le
rapprochement des deux statuts a outre des
conséquences légales, également des
conséquences structurelles.
Si les partenaires sociaux ne parviennent pas à un
accord, le gouvernement cherchera des possibilités
concrètes pour aboutir à une convergence à moyen
terme.
03.03 Guy D'haeseleer (VLAAMS BLOK): We
noteren dat de minister geen initiatief zal nemen. De
minister moet er echter rekening mee houden dat er
geen globale oplossing komt tegen eind 2001. We
vragen dan ook dat de minister toch een initiatief
zou nemen om dit punt weer op de agenda te
zetten, omdat dit probleem dringend moet worden
opgelost.
03.03 Guy D'haeseleer (VLAAMS BLOK): Nous
prenons bonne note de ce que la ministre ne
prendra aucune initiative. Mais elle doit tenir compte
du fait qu'une solution globale ne sera pas apportée
à ce problème avant la fin 2001. Par conséquent,
nous lui demandons de prendre néanmoins une
initiative pour réinscrire ce point à l'ordre du jour
parce que ce problème doit être résolu d'urgence.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
04 Vraag van de heer Jos Ansoms aan de vice-
eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over "het druggebruik op de arbeidsplaats"
(nr. 4248)
04 Question de M. Jos Ansoms à la vice-première
ministre et ministre de l'Emploi sur "la
consommation de drogues sur les lieux du
travail" (n° 4248)
04.01 Jos Ansoms (CVP): De drugsnota van de
regering besteedt geen aandacht aan de gevolgen
van druggebruik op de werkvloer.
Is het vaststellen van een verslaving bij het verplicht
medisch onderzoek bij aanwerving een objectieve
reden om een kandidaat-werknemer ongeschikt te
verklaren?
Beschikt de werkgever over voldoende
mogelijkheden om een verslaving op te sporen.
Welke? Is een dergelijke vaststelling voldoende om
te weigeren dat arbeidsprestaties worden geleverd
of om een einde te maken aan de
arbeidsovereenkomst?
04.01 Jos Ansoms (CVP): Dans la note
«
drogue
» du gouvernement, aucune attention
n'est portée aux effets de la consommation de
drogues sur le lieu de travail.
Un diagnostic de toxicomanie lors de la visite
médicale obligatoire dans le cadre d'un recrutement
constitue-t-il une raison objective de déclarer inapte
un candidat à un emploi ?
L'employeur dispose-t-il de moyens suffisants pour
déceler une toxicomanie
? Lesquels
? Un tel
diagnostic est-il suffisant pour refuser que telle
personne fournisse des prestations professionnelles
ou pour mettre un terme à un contrat de travail ?
Le RGPT interdit d'apporter des boissons
CRABV 50
COM 432
21/03/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
7
Het Arab verbiedt alcoholische dranken mee te
brengen naar het werk. Mag een werknemer
softdrugs meenemen naar het werk of kan zulks
worden bestraft?
Welke rol is weggelegd voor de
arbeidsgeneesheren, de preventieadviseurs en het
comité voor preventie en bescherming op het werk?
alcoolisées au travail.
Un travailleur pourra-t-il
apporter des drogues douces sur son lieu de travail
ou cette pratique sera-t-elle punissable ?
Quel rôle seront appelés à jouer les médecins du
travail, les conseillers de prévention et le comité
pour la prévention et la protection sur le lieu de
travail ?
04.02 Minister Laurette Onkelinx (Frans) : De
nota van de minister van Volksgezondheid doelde
niet op druggebruik op het werk. De
arbeidsreglementering bevat immers al de nodige
instrumenten voor preventie en zelfs repressie. De
arbeidsgeneesheer moet erop toezien dat de
werknemer bekwaam is voor zijn functie.
Over de kwaliteit van de prestaties van een
werknemer wordt geoordeeld in het kader van de
beoordeling van zijn beroepsbekwaamheid. Dat
staat geheel los van de bepalingen betreffende
preventie en bescherming op het werk. De
beroepsbekwaamheid wordt evenwel beïnvloed
door de inwerking van psychotrope stoffen. Dat is
dus geen zaak voor de preventie-adviseur of de
arbeidsgeneesheer. Op die regel is er wel één
belangrijke uitzondering : veiligheids- en
bewakingsfuncties. Wanneer een werknemer de
veiligheid of gezondheid van collega's of derden in
gevaar brengt, zijn drugs uiteraard volstrekt uit den
boze. Toezicht op en, indien nodig, het verwijderen
van de betrokken werknemer zijn dus
gerechtvaardigd.
In het kader van andere functies wordt druggebruik
als een privé-aangelegenheid beschouwd. Het is
niet de taak van de werkgever om na te gaan of een
werknemer al dan niet verslaafd is. Een aldus
vastgestelde verslaving zou niet ingeroepen mogen
worden als gegronde reden om de
arbeidsovereenkomst te verbreken. Wel moet de
werkgever als een goed huisvader waken over de
veiligheid van zijn personeel. Gedragsstoornissen
kunnen wel aanleiding zijn tot een verbreking of
opschorting van de arbeidsrelatie, zij het met
toestemming van de werknemer.
Het lijkt mij niet mogelijk een werknemer die drugs
meebrengt naar het werk, te straffen. Er is immers
geen specifieke reglementering hieromtrent. Er kan
enkel gekeken worden naar de eventuele gevolgen
van zijn druggebruik. De preventie-adviseurs en de
leden van de comités voor preventie en
bescherming op het werk moeten de werknemers
informeren.
04.02 Laurette Onkelinx , ministre (en français):
L'usage de drogues au travail n'était pas visé par la
note de la ministre de la Santé publique. En effet, la
réglementation du travail comporte déjà les moyens
de prévention, voire de répression nécessaires. Le
médecin du travail doit ainsi veiller à ce qu'un
travailleur dispose des aptitudes requises pour
accomplir sa tâche.
La qualité des performances d'un travailleur relève
de l'évaluation de ses capacités professionnelles,
lesquelles ne sont pas concernées par les
dispositions visant à la prévention et à la protection
au travail. Or, ce sont les capacités professionnelles
qui sont influencées par les substances
psychotropes. Leur usage échappe donc à la
compétence du conseiller en prévention et au
médecin du travail. Cette règle connaît toutefois une
exception importante : les postes de sécurité ou de
vigilance. Lorsqu'un travailleur peut compromettre
la sécurité et la santé de collègues ou de tiers,
l'usage de drogues est prohibé. La surveillance et,
si nécessaire, l'écartement de ce travailleur sont
donc légitimes.
Dans le cadre d'un autre emploi, l'usage des
drogues est considéré comme relevant de la vie
privée. Il n'appartient pas aux employeurs d'établir
l'existence d'une dépendance chez un travailleur.
Une dépendance ainsi établie ne pourrait constituer
un motif légitime de rupture du contrat d'emploi. Il
appartient toutefois à l'employeur de veiller en bon
père de famille à la sécurité de son personnel. Des
troubles du comportement peuvent ainsi mener à
une rupture ou à une suspension de la relation du
travail, mais avec l'assentiment du travailleur.
Il ne me paraît pas possible de sanctionner un
travailleur qui introduirait de la drogue sur son lieu
de travail. Il n'existe, en effet, aucune
réglementation spécifique en la matière. Seuls les
effets éventuels de son usage sont susceptibles
d'être pris en considération. Les conseillers en
prévention et les membres des comités pour la
prévention et la protection au travail doivent assurer
l'information des travailleurs.
04.03 Jos Ansoms (CVP): Deze regering blijft 04.03
Jos Ansoms (CVP): L'attitude du
21/03/2001
CRABV 50
COM 432
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
8
dubbelzinnige signalen uitzenden. Cannabis wordt
enerzijds beschouwd als een genotsmiddel als elk
ander, anderzijds kan wel worden opgetreden. De
beleidsnota verwijst niet naar de toestand op de
werkvloer en ook het Arab vermeldt niets over
softdrugs. Er is dringend een informatiecampagne
nodig om te verduidelijken hoe de zaken staan,
zeker voor de jongeren.
gouvernement est ambigue. D'une part, il considère
que le cannabis est une source de plaisir parmi
d'autres mais, d'autre part, il maintient un dispositif
répressif. La note de politique ne dit mot de la
situation sur le lieu de travail et le RGPT ne fait pas
mention des drogues douces. Il faut mener une
campagne d'information afin de clarifier la situation,
en particulier à l'intention des jeunes.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
05 Samengevoegde vragen van
- de heer Ludo Van Campenhout aan de vice-
eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over "de nieuwe transferregeling" (nr. 4273)
- de heer Peter Vanvelthoven aan de vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid over
"het nieuwe transfersysteem in het voetbal"
(nr. 4292)
05 Questions jointes de
- M. Ludo Van Campenhout à la vice-première
ministre et ministre de l'Emploi sur "la nouvelle
réglementation en matière de transfert" (n° 4273)
- M. Peter Vanvelthoven à la vice-première
ministre et ministre de l'Emploi sur "le nouveau
système de transfert dans le football" (n° 4292)
05.01 Ludo Van Campenhout (VLD): De
Europese Commissie heeft recent een akkoord
bereikt met de twee internationale voetbalbonden
FIFA en UEFA wat betreft de transferbedragen. Het
overeengekomen compromis bevat zeker goede
elementen, maar ze staat haaks op de wet van 24
februari 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst
voor betaalde sportbeoefenaars. Volgens artikel 5
van deze wet kan een speler eenzijdig beslissen zijn
contract op te zeggen mits het betalen van een
schadevergoeding aan de club met wie hij de
verbintenis verbreekt.
De nieuwe regelgeving spreekt bij contractbreuk
over een boete en vier of zes maanden schorsing in
het nieuwe kampioenschap. Tot op heden wordt
nergens gestipuleerd hoe hoog die boete zal zijn.
Het valt te vrezen dat de strengere Belgische
wetgeving in het nadeel van onze clubs zal spelen.
De wet van 1978 blijft immers voorrang hebben op
de Europese regels terzake. De Belgische clubs
hebben hier duidelijk een concurrentienadeel.
Is de minister voorstander van een eventuele
aanpassing van de wet van 1978 aan de van kracht
wordende Europese regelgeving? Ziet ze
mogelijkheden om iets te doen aan de nadelige
concurrentiepositie van de Belgische clubs?
05.01 Ludo Van Campenhout (VLD):La
Commission européenne vient de conclure un
accord avec la FIFA et l'UEFA sur les montants des
transferts. Le compromis comporte sans nul doute
des éléments intéressants mais est contraire à la loi
du 24 février 1978 relative au contrat de travail des
sportifs rémunérés. L'article 5 dispose qu'un joueur
peut décider unilatéralement de dénoncer son
contrat moyennant le paiement d'une indemnité au
club avec lequel il rompt son engagement.
En cas de rupture de contrat, la nouvelle
réglementation prévoit une amende et quatre à cinq
mois de suspension dans le nouveau championnat.
Mais, à ce jour, le montant de cette amende n'est
toujours pas fixé.
Il est à craindre que la réglementation belge, plus
stricte que dans d'autres pays européens, lésera
nos clubs. En effet, la loi de 1978 continue à
prévaloir sur les règles européennes existant en la
matière. Les clubs belges seront nettement
désavantagés face à leurs concurrents.
La ministre est-elle favorable à une adaptation
éventuelle de la loi de 1978 en fonction de la
nouvelle réglementation européenne ? Entrevoit-
elle des possibilités afin de remédier à la position
concurrentielle défavorable des clubs belges ?
05.02 Peter Vanvelthoven (SP): De Europese
Commissie bereikte met in de internationale
voetbalbonden FIFA en UEFA een akkoord over het
nieuwe transfersysteem. Contracten kunnen pas
verbroken worden na een beschermde periode,
anders volgen er sportieve en financiële sancties.
Dit botst echter met de wet van 1978, die zegt dat
ook een voetbalprof zijn contract op elk moment
05.02 Peter Vanvelthoven (SP): La Commission
européenne a conclu avec les fédérations
internationales de football, la FIFA et l'UEFA, un
accord concernant le nouveau système de
transferts. Il ne pourra plus être mis fin aux contrats
qu'à l'issue d'une période protégée, sous peine de
sanctions sportives et administratives. Cet accord
est toutefois contraire à la loi de 1978 qui dispose
CRABV 50
COM 432
21/03/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
9
kan verbreken mits een vooropzeg van 3 maanden.
Wat is het statuut van dit akkoord? Wordt het
omgezet in Europese regelgeving? Dringt Europa
aan op een aanpassing van de wet van 1978? Zal
de minister daartoe een initiatief nemen?
qu'un joueur de football professionnel peut, lui
aussi, rompre son contrat à tout moment,
moyennant un préavis de trois mois.
Quel est le statut de cet accord? Va-t-il faire l'objet
d'une réglementation européenne? L'Europe
demande-t-elle d'aménager la loi de 1978? La
ministre compte-t-elle prendre une initiative à cet
effet?
05.03 Minister Laurette Onkelinx (Nederlands):
Ook ik heb het zogenaamde voetbaltransferakkoord
van 5 maart uit de pers vernomen. Het akkoord
heeft de beste intenties de bescherming van
minderjarigen maar het bindt alleen de
ondertekenaars. Het heeft geen weerslag op onze
nationale wetgeving van 24 februari 1978
betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde
sportbeoefenaars. Die wet wilde de sporters
beschermen, niet tussenbeide komen in de
betrekkingen tussen clubs.
05.03 Laurette Onkelinx , ministre (en
néerlandais): J'ai également appris, par la presse,
l'existence de l'accord du 5 mars concernant les
transferts. L'accord procède des meilleures
intentions il s'agit de protéger des mineurs - mais
il ne lie que ses signataires. Il n'a aucune incidence
sur la réglementation nationale du 24 février 1978
relative à la convention de travail des sportifs
rémunérés, laquelle visait également à protéger les
pratiquants de disciplines sportives et non pas à
s'immiscer dans les relations entre les clubs.
(Frans) De artikelen 4 en 5 van deze wet regelen de
verbreking van de arbeidsovereenkomsten. Er
wordt meestal met overeenkomsten van bepaalde
duur gewerkt. Hun voortijdige verbreking is wettelijk
niet toegestaan. Meer nog: degene die de
overeenkomst verbreekt is wettelijk verplicht de
tegenpartij een schadevergoeding te betalen, wat
vergelijkbaar is met een sanctie. Als de werknemer
de overeenkomst verbreekt moet hij zijn werkgever
gedurende een periode die van 3 tot 36 maanden
kan oplopen een schadevergoeding betalen die
afhankelijk is van zijn loon en de duur van de
overeenkomst. De schadevergoeding is bij
koninklijk besluit van 26 juni 2000 vastgesteld. Ik
ben altijd bereid te luisteren naar de sociale
partners die het Europees akkoord zullen
onderzoeken, mij hun standpunten en adviezen
zullen overmaken en mij misschien een nieuwe
collectieve arbeidsovereenkomst zullen voorleggen.
Het is mogelijk dat ik een initiatief neem als zij de
instelling van een nieuwe wetgeving dwarsbomen.
(En français): Cette loi règle, en ses articles 4 et 5,
la rupture des contrats de travail. En général, les
contrats sont à durée déterminée. La loi n'autorise
pas leur rupture anticipée. Au contraire, elle
instaure une indemnité, qui s'apparente à une
sanction, à charge de celui qui rompt le contrat. Si
c'est le travailleur, il devra dédommager son
employeur par le paiement d'une indemnité de 3 à
36 mois, selon sa rémunération et la durée de son
contrat. L'indemnité a été fixée par l'arrêté royal du
26 juin 2000. Je reste à l'écoute des partenaires
sociaux qui vont examiner cet accord européen, me
feront part de leurs positions et avis et me
soumettront peut-être une nouvelle convention
collective du travail. S'ils bloquaient sur une
nouvelle législation, je n `exclus pas de prendre une
initiative.
05.04 Ludo Van Campenhout (VLD): We kennen
het statuut van het akkoord dus niet. Ik vermoed
echter dat het in de diverse nationale wetgevingen
zal worden ingebed en dat het misschien zelfs een
Europese richtlijn zal worden. Het zou nuttig zijn,
mochten de sociale partners ook al een aanpassing
van de Belgische wet voorbereiden, zodat de kloof
met de rest van Europa niet al te groot wordt.
05.04 Ludo Van Campenhout (VLD): Nous ne
connaissons donc pas le statut de l'accord. Je
présume toutefois qu'il sera inséré dans les
différentes législations nationales et fera peut-être
même l'objet d'une directive européenne. Il serait
utile que les partenaires sociaux préparent aussi
une adaptation de la loi belge pour que le fossé
avec le reste de l'Europe ne s'élargisse pas trop.
05.05 Peter Vanvelthoven (SP): De toestand is
zeer onduidelijk. Als het Europese niveau concrete
maatregelen aankondigt, zal overleg met de sociale
partners nodig zijn.
05.05 Peter Vanvelthoven (SP): La situation est
fort peu claire. Si on annonce des mesures
concrètes au niveau européen, il faudra une
concertation avec les partenaires sociaux.
21/03/2001
CRABV 50
COM 432
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
10
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
06 Vraag van de heer Jef Valkeniers aan de vice-
eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over "de sociale balans van KMO-bedrijven"
(nr. 4263)
06 Question de M. Jef Valkeniers à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur "le
bilan social des PME" (n° 4263)
06.01 Jef Valkeniers (VLD): Veel KMO's ervaren
de sociale balans als een zoveelste zinloze
administratieve verplichting. Nu wil men ze nog
eens uitbreiden met gegevens over afkomst,
geslacht, scholing en aanwervingsprocedure. Is dat
wel in overeenstemming met de regeerverklaring
die beloofde om de administratieve verplichtingen af
te bouwen?
06.01 Jef Valkeniers (VLD): Nombre de PME
considèrent le bilan social comme une tracasserie
administrative supplémentaire. A présent, on veut
encore y ajouter des données sur l'origine, le sexe,
le parcours scolaire et la procédure de recrutement.
Cela correspond-il vraiment à la déclaration de
gouvernement qui promettait une réduction des
obligations administratives ?
06.02 Minister Laurette Onkelinx (Frans) : Het
koninklijk besluit van 7 april 1995 verzoekt de
ondernemingen inlichtingen te verstrekken over de
werkgelegenheidssituatie in hun bedrijf. Deze
inlichtingen slaan op de vermindering van de
bijdragen voor de sociale zekerheid, de
werkgelegenheidsmaatregelen, de overeenkomsten
van onbepaalde duur en de loonkost.
De eigenlijke sociale balans werd ingevoerd door de
wet van 22 december 1995. Toen werd gekozen
voor de volgende optie : de sociale balans doen
neerleggen ter gelegenheid van de publicatie van
de jaarrekening.
De bedoeling van de regering was te beschikken
over precieze en vergelijkbare inlichtingen. Voor de
eerste maal moest een statistisch instrument
toelaten de evolutie van de werkgelegenheid te
bestuderen.
Bovendien worden, met de bedoeling de
werknemers van de onderneming in te lichten, de
sociale balansen, na het neerleggen ervan bij de
Nationale Bank, bezorgd aan de
ondernemingsraad, aan de vakbondsafvaardiging
ofwel bij ontstentenis daaraan, kunnen ze
geraadpleegd worden in het bedrijf volgens de
modaliteiten die ter zake voorzien zijn in de wet van
4 april 1965.
Sedert 1997, werden bij de sociale partners (NAR-
CRB) verschillende verzoeken om advies ingediend
die enerzijds slaan op de vereenvoudiging van de
sociale balans en anderzijds, op het toevoegen van
nieuwe rubrieken.Het proces werd opnieuw
opgestart door het Agentschap voor administratieve
vereenvoudiging dat een uitvoerbaarheidsnota heeft
gezonden naar de NAR-CRB.
De NAR en de CRB onderzoeken momenteel de
hele problematiek van de vereenvoudiging van de
06.02 Laurette Onkelinx , ministre (en français) :
L'arrêté royal du 7 avril 1995 demande aux
entreprises de fournir des informations sur la
situation de l'emploi en leur sein. Elles concernent
la diminution des cotisations de sécurité sociale, les
mesures d'emploi, les contrats à durée déterminée
et le coût salarial.
Le bilan social, en tant que tel, a été introduit par la
loi du 22 décembre 1995. On a alors décidé de le
faire déposer à l'occasion de la publication des
comptes annuels.
L'objectif du gouvernement était de disposer de
données précises et comparables. Il s'agissait du
premier instrument statistique permettant d'étudier
l'évolution de l'emploi.
Dans un but d'information des travailleurs d'une
entreprise, les bilans sociaux sont, après leur dépôt
à la Banque nationale, transmis au conseil
d'entreprise, à la délégation syndicale ou, à défaut,
consultés dans l'entreprise selon les modalités de la
loi du 7/4/65.
Depuis 1977, les partenaires sociaux CNT-CCE ont
reçu des demandes d'avis sur la simplification du
bilan social et sur l'ajout de nouvelles rubriques. Le
processus a été relancé par l'envoi aux partenaires
sociaux d'une note de faisabilité émanant de
l'agence de simplification administrative.
Le CNT et le CEE examinent actuellement la
problématique de la simplification des statistiques
CRABV 50
COM 432
21/03/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
11
statistieken die diepgaande raadplegingen nodig
maakt. De regering wacht op dit advies vooraleer
nieuwe initiatieven te nemen. Wat de invoering
betreft van nieuwe rubrieken in de sociale balans, is
het enige recente initiatief bij mijn weten dat van
volksvertegenwoordiger Hans Bonte die een
voorstel aan de Kamer heeft bezorgd.
qui demandent des consultations approfondies. Le
gouvernement attend cet avis avant d'agir. Quant à
l'introduction de nouvelles rubriques dans le bilan
social, la seule initiative récente est celle du député
Hans Bonte dont la proposition de loi est en voie de
dépôt.
06.03 Jef Valkeniers (VLD): U antwoordt met de
geschiedschrijving van de sociale balans. Is het juist
dat men nu ook de afkomst, het geslacht, de
opleiding moet toevoegen aan de sociale balans?
Daar heb ik geen antwoord op gekregen.
06.03 Jef Valkeniers (VLD): Vous répondez en
dressant l'historique du bilan social. Est-il exact que
l'origine, le sexe et la formation doivent à présent
être ajoutés au bilan social ? Je n'ai pas reçu de
réponse à cette question.
06.04 Minister Laurette Onkelinx : Er is geen enkel
nieuw initiatief.
06.04 Laurette Onkelinx , ministre (en français) :
Il n'existe aucune initiative nouvelle.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
07 Vraag van de heer Jo Vandeurzen aan de vice-
eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over "het verlenen van een attest dat de
uitkeringsgerechtigheid van een werknemer
bevestigt" (nr. 4284)
07 Question de M. Jo Vandeurzen à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur
"l'octroi d'un certificat confirmant le droit aux
indemnités de chômage dans le chef d'un
travailleur" (n° 4284)
07.01 Jo Vandeurzen (CVP): Ik heb vragen bij de
draagwijdte van artikel 2 van het KB van 5 augustus
1991 met betrekking tot het plus-één-plan: indien de
werkgever wil afwijken van de verplichting om
binnen de maand na het begin van de tewerkstelling
een attest aan te vragen waaruit blijkt dat de
werknemer uitkeringsgerechtigd werkloze was,
dient hij binnen de negen maanden een attest in te
dienen dat dateert van vóór de indienstneming. Dit
bleek uit het antwoord van de minister op mijn
schriftelijke vraag.
Waarom zou de uitbetalingsinstelling vooraf een
dergelijk attest indienen? Op welk ogenblik moet de
werknemer uitkeringsgerechtigd werkloze zijn: de
maand, vijf dagen, of de dag voor de
indienstneming?
07.01 Jo Vandeurzen (CVP): J'ai quelques
questions à poser concernant la portée de l'article 2
de l'arrêté royal du 5 août 1991 relatif au plan "plus
un". Si l'employeur souhaite déroger à l'obligation
de demander, dans le mois du début de la mise au
travail, une attestation dont il ressort que le
travailleur était chômeur indemnisé, il est tenu
d'introduire, dans les neuf mois, une attestation
relative à une période antérieure à l'entrée en
service de l'intéressé. Voilà ce qui est ressorti de la
réponse fournie par le ministre à ma question écrite.
Pourquoi l'organisme payeur introduirait-il
préalablement une telle attestation? A quel moment
le travailleur doit-il être chômeur indemnisé. S'agit-il
du mois, de cinq jours ou du jour précédant son
entrée en service?
07.02 Minister Laurette Onkelinx (Frans): Uit
artikel 127 bis van de wet van 30 december 1988
en uit het koninklijk besluit van 5 augustus 1991
blijkt dat de werkgever over een termijn van 30
dagen vanaf de aanvang van de indienstneming
beschikt om van het gewestelijk RVA-kantoor een
attest te bekomen waarmee wordt bevestigd dat de
werknemer de bedoelde werkloosheidsvoorwaarden
vervulde. De werkgevers die het
werkloosheidsbewijs reeds aan de
uitbetalingsinstelling hebben gevraagd en aan de
RSZ hebben toegestuurd, beschikken over een
periode van negen maanden ingaande vanaf de
eerste dag van de indienstneming. Het koninklijk
07.02 Laurette Onkelinx , ministre (en français):
L'article 127bis de la loi du 30 décembre 1988 et
l'arrêté royal du 5 août 1991 établissent que
l'employeur a un délai de 30 jours à partir du début
de l'engagement pour obtenir une attestation du
bureau régional de l'ONEM confirmant que le
travailleur remplissait les conditions de chômage
prévues. Les employeurs ayant déjà demandé la
preuve de chômage à l'organisme de paiement, et
l'ayant fait parvenir à l'ONSS, disposent de neuf
mois prenant cours le premier jour de
l'engagement. L'arrêté royal du 5 août 1991 dispose
que l'organisme de paiement doit délivrer, avant
l'engagement du travailleur, une attestation
21/03/2001
CRABV 50
COM 432
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
12
besluit van 5 augustus 1991 bepaalt dat de
uitbetalingsinstelling voor de indienstneming van de
werknemer een attest moet afgeven, waaruit blijkt
dat hij volledig uitkeringsgerechtigde werkloze was.
Dit attest wordt slechts gevraagd door de
werkgevers die van plan zijn tot een indienstneming
over te gaan. In het algemeen stelt dit geen
probleem. Als dat niet het geval is, kan ik de
kwestie opnieuw in overweging nemen.
certifiant qu'il était chômeur complet indemnisé.
Cette attestation n'est demandée que par des
employeurs ayant l'intention d'engager.
Généralement, cela ne pose aucun problème.
Sinon, je pourrais reconsidérer la question.
07.03 Jo Vandeurzen (CVP): Het KB kan zo
worden geïnterpreteerd dat, wanneer een
werkgever nalaat het attest aan te vragen binnen de
maand na de indiensttreding, hij binnen een termijn
van negen maand een attest kan indienen, dat
echter moet dateren van vóór de indiensttreding.
Dat levert natuurlijk praktische moeilijkheden op. Ik
stel voor deze aangelegenheid verder schriftelijk af
te handelen.
07.03 Jo Vandeurzen (CVP): L'arrêté royal peut
être interprété comme suit : lorsqu'un employeur
omet de demander l'attestation dans le mois qui suit
l'entrée en service, il peut, dans un délai de neuf
mois, introduire une attestation relative à une
période antérieure à l'entrée en service. Bien
entendu, ce point soulève des difficultés pratiques.
Je propose de poursuivre l'examen de cette matière
par la voie écrite.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De vergadering wordt gesloten om 15.53 uur.
La réunion est levée à 15.53 heures.