BV 50
COM 214
BV 50
COM 214
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
Beknopt Verslag
VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN DE COMMISSIE VOOR DE FINANCIEN EN DE BEGROTING
VAN
30 - 05 - 2000
namiddag
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
2
BV 50
COM 214 ­ 30.05.2000
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
AGALEV-ECOLO
:
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP
:
Christelijke Volkspartij
FN
:
Front National
PRL FDF MCC
:
Parti Réformateur libéral - Front démocratique francophone-Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS
:
Parti socialiste
PSC
:
Parti social-chrétien
SP
:
Socialistische Partij
VLAAMS BLOK
:
Vlaams Blok
VLD
:
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
:
Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000
: Parlementair document van de 50e zittingsperiode +
DOC 50 0000/000
: Document parlementaire de la 50e
het nummer en het volgnummer
législature, suivi du n° et du n° consécutif
QRVA
: Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
: Questions et Réponses écrites
HA
: Handelingen (Integraal Verslag)
HA
: Annales (Compte Rendu Intégral)
BV
: Beknopt Verslag
CRA
: Compte Rendu Analytique
PLEN
: Plenum
PLEN
: Séance plénière
COM
: Commissievergadering
COM
: Réunion de commission
Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Bestellingen :
Commandes :
Tel. : 02/549 81 60
Tél. : 02/549 81 60
Fax : 02/549 82 74
Fax : 02/549 82 74
www.deKamer.be
www.laChambre.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
e-mail : aff.generales@laChambre.be
BV 50
COM 214 ­ 30.05.2000
3
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
COMMISSIE VOOR FINANCIËN EN BEGROTING ­ C 214
VRAGEN
­ van de heer Yves Leterme tot de minister van Financiën over de inkomsten uit nevenactiviteiten
(nr. 1857)
Sprekers : Yves Leterme en Didier Reynders, minister van Financiën
5
­ van de heer Aimé Desimpel tot de minister van Financiën over de ruling-procedure (nr. 1874)
Sprekers : Aimé Desimpel en Didier Reynders, minister van Financiën
6
­ van de heer Jacques Chabot tot de minister van Financiën over de verschillen tussen de door de
BBI ingekohierde en de ingevorderde belastingbedragen (nr. 1878)
Sprekers : Jacques Chabot en Didier Reynders, minister van Financiën
7
­ van mevrouw Leen Laenens tot de minister van Financiën over de verkoop van de Fortvlakte van
Wijnegem (nr. 1902)
Sprekers : Leen Laenens en Didier Reynders, minister van Financiën
8
­ van de heer Hagen Goyvaerts tot de minister van Financiën over de fiscale aftrekbaarheid van
maaltijdcheques (nr. 1924)
Sprekers : Hagen Goyvaerts en Didier Reynders, minister van Financiën
9
­ van mevrouw Trees Pieters tot de minister van Financiën over het BTW-tarief voor kappers
(nr. 1928)
Sprekers : Trees Pieters en Didier Reynders, minister van Financiën
9
­ van mevrouw Simonne Creyf en de heer Peter Vanvelthoven tot de minister van Financiën over
de verkeersbelasting op LPG-motoren (nrs 1953 en 1975)
Sprekers : Simonne Creyf, Peter Vanvelthoven en Didier Reynders, minister van Financiën
9
­ van de heer Jef Tavernier tot de minister van Financiën over de rente op spaarboekjes (nr. 1971)
Sprekers : Jef Tavernier en Didier Reynders, minister van Financiën
10
­ van de heer Jef Tavernier tot de minister van Financiën over het fiscaal statuut van de elektrici-
teitsproducenten (nr. 1972)
Sprekers : Jef Tavernier en Didier Reynders, minister van Financiën
11
­ van de heer Yves Leterme tot de minister van Financiën over de samenstelling van het kabinet
van de minister (nr. 1980)
Sprekers : Yves Leterme en Didier Reynders, minister van Financiën
11
INHOUD
VRAGEN
I
NKOMSTEN UIT NEVENACTIVITEITEN
Vraag van de heer Yves Leterme tot de minister van
Financiën over "de inkomsten uit nevenactiviteiten" (nr.
1857)
De heer Yves Leterme (CVP) : Reeds geruime tijd wordt
er discussie gevoerd over de belastbaarheid van inkom-
sten uit nevenactiviteiten. Nu de einddatum voor de
belastingaangifte naderbij komt, lijkt enige verduidelij-
king niet overbodig.
De fiscus lijkt haar visie te hebben gewijzigd. Voorheen
belastte de fiscus de inkomsten uit een nevenactiviteit
als beroepsinkomsten. In de Com. IB.92, nr. 90/7.1 past
de fiscus zijn visie aan, waardoor een nevenactiviteit in
welbepaalde omstandigheden als diverse inkomsten kan
worden aangemerkt.
Daarenboven verbrak het Hof van Cassatie op 7 juni
1999 een arrest van het hof van beroep van Bergen
omdat dit hof geen antwoord gaf op de argumentatie
van de belastingplichtige.
De belastbaarheid van dergelijke inkomsten als beroeps-
inkomsten noodzaakt een aantoonbare band met de
beroepsactiviteit.
De fiscus poogt deze inkomsten af te zonderen en als
baten te belasten, omdat de aard van deze activiteiten
niet altijd evident is. Hieruit volgt een belasting aan
progressief tarief in plaats van aan 33 percent. Bij des-
kundigen ligt het tarief vaak hoger dan dit van de
beroepsinkomsten en daarbij komen nog de sociale ver-
plichtingen als zelfstandige in bijberoep.
Vanaf wanneer worden de inkomsten uit het schrijven
van artikels in vaktijdschriften als beroepsinkomsten
beschouwd ?
Zijn er, volgens u, belastingplichtigen die niet begrepen
zijn in de niet-limitatieve opsomming in Com. IB 92, nr.
90/7.1. ? Welke bijvoorbeeld ? Welke inhoud zou u
geven aan de "enz.", die volgt op "publicaties, studieda-
gen, cursussen, voordrachten" ?
BV 50
COM 214 ­ 30.05.2000
5
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
COMMISSIE VOOR
DE FINANCIEN
EN DE BEGROTING
OPENBARE VERGADERING
DINSDAG 30 MEI 2000
NAMIDDAG
VOORZITTER :
de heer
Olivier MAINGAIN
De vergadering wordt geopend om
14.45
uur.
6
BV 50
COM 214 ­ 30.05.2000
Minister Didier Reynders (in het Nederlands) : In tegen-
stelling tot wat de heer Leterme blijkbaar veronderstelt,
heeft het administratief standpunt nopens het belasting-
stelsel van uit nevenactiviteiten verkregen inkomsten
geen wijzigingen ondergaan.
Behoudens wanneer dergelijke inkomsten in het kader
van een arbeidsovereenkomst zijn verkregen of als winst
moeten worden aangemerkt, zullen zij in de regel belast-
baar zijn, hetzij als baten van een winstgevende bezig-
heid, hetzij als diverse inkomsten uit occasionele of toe-
vallige verrichtingen.
Volgens een vaste rechtspraak is er van een bedoelde
winstgevende bezigheid sprake indien het om een
geheel van verrichtingen gaat die voldoende talrijk en
onderling verbonden zijn om een gewone en voortgezet-
te bezigheid uit te maken.
Als feitelijke gegevens die op het uitoefenen van een
winstgevende bezigheid met beroepskarakter kunnen
wijzen, komen, buiten het aantal, de onderlinge verbon-
denheid, de aard en de snelle opeenvolging van de
gedane verrichtingen, onder meer in aanmerking de
belangrijkheid ervan, de organisatie die ze impliceren, de
omstandigheid dat ertoe is overgegaan met behulp van
ontleende gelden en in samenwerking tussen twee of
meer personen, het feit dat een nevenactiviteit nauw
verband houdt met de hoofdactiviteit van de betrokken
belastingplichtige of in het verlengde van diens beroeps-
activiteit ligt.
Slechts in het geval de buiten het uitoefenen van een
beroepswerkzaamheid gedane verrichtingen louter
occasioneel of toevallig zijn, kunnen de daaruit verkre-
gen inkomsten in beginsel worden aangemerkt als diver-
se inkomsten.
De in het beoogde nr. 90/7.1, eerste gedachtenstreepje,
van de administratieve commentaar op het WIB 92
opgenomen onderrichtingen dienen dan ook steeds
samen te worden gelezen met de commentaar op inzon-
derheid artikel 23, WIB 92, waarnaar in dat nr. 90/7.1
trouwens wordt verwezen.
Deze richtlijnen zijn zonder onderscheid van toepassing
op alle belastingplichtigen met een nevenactiviteit.
De heer Yves Leterme (CVP) : Ik had graag nog wat uit-
leg gekregen over het begrip "in beginsel".
Minister Didier Reynders (in het Nederlands) : Ik zal
daarop schriftelijk antwoorden.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
R
ULING PROCEDURE
Vraag van de heer Aimé Desimpel tot de minister van
Financiën over "de ruling-procedure en de werking van
de commissie voor voorafgaande fiscale akkoorden" (nr.
1874)
De heer Aimé Desimpel (VLD) : Voor de invoering van
de fiscale antimisbruikbepaling had de belastingplichtige
het recht om de weg van de minste belastingen te kie-
zen, zolang hij de wettelijke bepalingen respecteerde.
Als gevolg van de antimisbruikbepaling moeten de akten
van de belastingplichtige nu ook beantwoorden aan
rechtmatige financiële en economische behoeften,
zoniet mag de administratie deze akten herkwalificeren.
Om het risico van herkwalificatie te beperken heeft de
wetgever de belastingplichtige de mogelijkheid gegeven
een ruling te vragen. Bij KB van 1992 werd een commis-
sie voorafgaande fiscale akkoorden opgericht. Zij beslist
over de aanvragen om een voorafgaand fiscaal akkoord.
Volgens het Rekenhof wordt onvoldoende tegemoet
gekomen aan de vereiste van permanente bijscholing
van de leden van de ruling-commissie. Ook is gebleken
dat het aantal aanvragen aan deze commissie eerder
beperkt is. In 1998 kwamen 87 aanvragen binnen waar-
van er 78 betrekking hadden op de inkomstenbelastin-
gen.
Hoe wil de minister de permanente bijscholing van de
leden van de ruling-commissie waarborgen ? Hoe ver-
klaart de minister het geringe aantal ruling-aanvragen,
terwijl de administratie steeds meer tot herkwalificatie
overgaat ? Waarom zijn ruling-procedures in andere lan-
den wel een courante praktijk en kennen ze in de VS,
Canada en Nederland wel veel bijval ? Heeft de belas-
tingplichtige nog vertrouwen in de fiscus ? Denkt de
minister niet dat het conflictmodel dat nu bestaat tussen
fiscus en belastingplichtige moet worden omgezet in
een samenwerkingsmodel ? De fiscale wetgeving is te
ingewikkeld en ondoorzichtig, wat fiscale spitstechnolo-
gie in de hand werkt. Gaat de minister ermee akkoord
dat een doorzichtiger belastingstelsel met meer rechts-
zekerheid voor de belastingplichtige zich opdringt ?
Onderneemt de minister hiertoe stappen ?
Minister Didier Reynders (in het Nederlands) : Ik moedig
de leden van de commissie voor voorafgaande fiscale
geschillen aan om hun financiële vorming te verbeteren
door cursussen te volgen die door mijn administratie
worden ingericht.
De administratie van de ondernemings- en inkomensfis-
caliteit werd eveneens verzocht om de belastingplichtige
erop te wijzen dat hij door de commissie kan worden
gehoord in verband met fiscale regels. Het aantal aan-
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
vragen voor een voorafgaand fiscaal akkoord is gering.
Het publiek is onvoldoende op de hoogte van de laatste
richtlijnen in verband met de fiscaliteit en de draagwijdte
van artikel 344 van het WIB. De belastingplichtige gaat
niet zo vaak naar de administratie voor de rulingproce-
dure en hij is niet erg geneigd om de details van zijn ver-
richtingen mee te delen.
De heer Desimpel vraagt of het mogelijk is een ruling te
bekomen in het buitenland. Ik stel de wedervraag of
deze ruling op dezelfde verrichtingen betrekking heeft,
met name inbreuken op de antimisbruikbepalingen ? In
1999 werd binnen de administratie een dienst "vooraf-
gaande beslissingen" opgericht. De bedoeling was om
de belastingplichtigen de mogelijkheid te geven om van
de administratie juridische zekerheid te bekomen in ver-
band met voorgenomen verrichtingen of investeringen.
De verbetering van de relaties tussen belastingplichtigen
en administratie moet inderdaad bijzondere aandacht
krijgen. Ik ben eveneens voorstander van grondige fisca-
le hervormingen om het belastingstelsel eenvoudiger en
doorzichtiger te maken.
De heer Aimé Desimpel (VLD) : Ik vind het belangrijk dat
er in België rechtszekerheid wordt geschapen. U zou uw
medewerkers naar Nederland moeten sturen, waar het
systeem een groot succes kent.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
V
ERSCHILLEN TUSSEN DE DOOR DE
BBI
INGEKOHIERDE EN DE
INGEVORDERDE BELASTINGBEDRAGEN
Vraag van de heer Jacques Chabot tot de minister van
Financiën over "de verschillen tussen de door de BBI
ingekohierde en de ingevorderde belastingbedragen" (nr.
1878)
De heer Jacques Chabot (PS) : De Bijzondere Belas-
tinginspectie (BBI) heeft een belangrijke en specifieke
taak. Volgens sommigen liggen de ingevorderde belas-
tingbedragen in vergelijking met de ingekohierde bedra-
gen echter zeer laag.
Zijn er verschillen tussen de door de BBI ingekohierde
en de ingevorderde belastingbedragen ? Hoe groot zijn
die verschillen ? Hoe zijn die te verklaren ? Een gebrek
aan motivatie ? Insolvabiliteit ? Verjaring ? Welke oplos-
singen worden aangereikt ? Zou men geen onder de BBI
ressorterende invorderingsdienst moeten oprichten ?
Minister Didier Reynders (in het Frans) : De BBI werd
opgericht om de strijd aan te binden met belangrijke
fraudemechanismen zoals het gebruik van stromannen
en van dekmantelbedrijven.
De BBI werkt zowel preventief als repressief. In 1999
moest voor 32 miljard aan BTW worden ingevorderd,
waarvan 1,6 miljard werd gerecupeerd.
Het verschil is te wijten aan het mechanisme van de
"BTW-carrousel", met andere woorden een stelselmati-
ge organisatie van insolvabiliteit. Voorts illustreert het
verschil de omvang van het fraudeprobleem.
De BBI ontdekte ook ongerechtvaardigde kredieten die
niet in de voormelde cijfers zijn vervat. Voor de inkom-
stenbelasting weten we nog niet welk deel van de inge-
kohierde belastingen al werd geïnd. Dat is te wijten aan
het gebrekkige computersysteem. Ondertussen werd
een informaticaplan ingediend om dat systeem de vol-
gende vijf jaar te verbeteren. Bij de BBI werd een bijzon-
dere invorderingscel opgericht die in alle stadia vanaf de
controle steun verleent. Zij maakt gebruik van alle
dwangmaatregelen waarin het gemeenrecht en het fis-
caal recht voorzien.
Er wordt een invorderingsbestuur op het niveau van het
hele departement opgericht en er wordt een systeem
uitgewerkt aan de hand waarvan kan worden nagegaan
welke bedragen de diverse besturen werkelijk hebben
teruggevorderd. Een dergelijk systeem bestaat momen-
teel niet binnen het bestuur. Die twee maatregelen moe-
ten ons in staat stellen de risico's en de mogelijkheden
om werkelijk bepaalde bedragen terug te vorderen, goed
in te schatten.
Dienaangaande kunnen twee criteria worden
gehanteerd : ofwel treedt men op omdat het terug te
vorderen bedrag interessant is, ofwel treedt men op
omdat men vindt dat sommige principes in het gedrang
komen.
Er is nog een andere evolutie : een dergelijke voort-
gangscontrole maakt het mogelijk de ambtenaren die de
controles uitvoeren te responsabiliseren. Prat gaan op
astronomische bedragen is één zaak, men moet die
nadien ook nog kunnen invorderen en men moet ook
een veroordeling door de rechtscolleges in beroep ver-
mijden. De belangrijke invorderingen die worden aange-
kondigd, omvatten immers ook een zeer groot aantal
geschillen. Moet men meer middelen inzetten voor de
invordering ? Moet men ook niet degenen die verant-
woordelijk zijn voor de controles en de wijzigingen van
aanslag, waarvan vele in veroordelingen uitmonden,
responsabiliseren ? Ik hoop dat wij met de nieuwe pro-
cedure terzake vooruitgang zullen boeken.
Nu doen de directeurs immers niet langer uitspraak als
jurisdictionele autoriteit, maar wel in de hoedanigheid
BV 50
COM 214 ­ 30.05.2000
7
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
8
BV 50
COM 214 ­ 30.05.2000
van administratieve overheid. Het zal bijgevolg makkelij-
ker zijn om lering uit de administratieve rechtspraak te
trekken.
Tot besluit pleiten de aanzienlijke bedragen die nog
moeten worden ingevorderd voor het uittrekken van
meer middelen, maar ook degenen die voor de controles
instaan moeten worden geresponsabiliseerd.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
A
ANKOOP VAN DE
F
ORTVLAKTE VAN
W
IJNEGEM
Vraag van mevrouw Leen Laenens tot de minister van
Financiën over "de mogelijke verkoop van de Fortvlakte
te Wijnegem" (nr. 1902)
Mevrouw Leen Laenens (Agalev-Ecolo) : De Fortvlakte
is een gebied van 16 ha, gelegen op de grens tussen
Wijnegem en Deurne, met een grote ecologische waar-
de. In 1995 werd dit gebied omgezet van landbouwzone
in bosgebied. Op een mondelinge vraag in het Vlaams
Parlement op 3 mei antwoordde minister Van Mechelen
dat op dit ogenblik geen plannen bekend zijn om de
bestemming van het gebied te wijzigen. In 1963 werd
het gebied voor verkoop overgemaakt aan uw diensten.
Het Comité tot Aankoop van Onroerende Goederen
bezorgde eind 1994 een schattingsverslag, waarvan de
geschatte eenheidsprijs door de administratie te hoog
werd geoordeeld. Deze schatting werd echter gemaakt
voor de bestemming landbouwgrond.
­ Voorzitter : de heer Jef Tavernier
Het Comité heeft de afdeling Bos en Groen laten weten
dat de openbare verkoop van de Fortvlakte wordt
gepland in juni van dit jaar. Rekening houdend met de
reeds ontvangen offertes uit de particuliere sector,
maakt het Vlaams Gewest geen enkele kans om de Fort-
vlakte te kunnen aankopen.
De nabijheid van een groot winkelcentrum maakt dat de
kans groot is dat derden deze gronden verwerven.
Alle overheden moeten hun verantwoordelijkheid opne-
men en zich niet door financiële speculanten laten over-
troeven.
Is er een aanleiding om nu tot de openbare verkoop over
te gaan ? Zo ja, welke ? Bestaat de mogelijkheid dat een
nieuw schattingsverslag wordt opgemaakt, op basis van
de huidige bestemming op het gewestplan, met name
bosgebied ?
Erkent de minister het belang van de aanleg van een
groene buffer ten overstaan van het winkelcentrum ?
Zijn er in dat kader onderhandelingen opgestart met de
betrokken Vlaamse minister Vera Dua ?
Minister Didier Reynders (in het Nederlands) : De reden
om nu over te gaan tot de openbare verkoop is dat er
zich een kandidaat-koper heeft aangediend.
Er kan geen nieuw schattingsverslag worden opgemaakt
op basis van de stedenbouwkundige bestemming "bos-
gebied" omdat "bij het bepalen van de waarde van het
onteigend perceel geen rekening wordt gehouden met
de waardevermeerdering of waardevermindering die
voortvloeit uit de voorschriften van een ruimtelijke uit-
voeringsplan, voorzover de onteigening wordt gevorderd
voor de verwezenlijking van dat ruimtelijk uitvoerings-
plan" (artikel 72 van het decreet van 18 mei 1999 hou-
dende de organisatie van de ruimtelijke ordening, voor-
heen artikel 31 van de wet 29 maart 1962 houdende
organisatie van de ruimtelijke ordening en de steden-
bouw).
Het behoort niet tot de bevoegdheid van de minister van
Financiën zich uit te spreken over de eventuele bestem-
mingswijziging van een bepaald gebied. Deze bevoegd-
heid situeert zich namelijk op gewestelijk, provinciaal en
gemeentelijk vlak.
Op 9 september 1999 werd het Vlaams Gewest, afdeling
Bos en Groen, bij brief medegedeeld dat er een kandi-
daat-koper was. In dezelfde brief werd naar de intenties
van het Vlaams Gewest gevraagd en werd medegedeeld
dat indien er geen antwoord kwam vóór eind september
1999 er werd verondersteld dat het Vlaams Gewest geen
kandidaat meer was. Ter zake kwam geen enkele reac-
tie.
Ik heb eerstdaags een gesprek met de bevoegde minis-
ter Vera Dua om te zien of we daarover iets kunnen
beslissen.
Mevrouw Leen Laenens (Agalev-Ecolo) : Ik ben het met
de minister eens dat er een procedure is die gevolgd
moet worden. Behoorlijk bestuur hangt echter ook
samen met het algemeen belang. Niet alleen de gebo-
den prijs moet in dit dossier spelen. We weten dat de
potentiële koper de grond niet om haar landbouwwaarde
wil verwerven.
Minister Didier Reynders (in het Nederlands) : Volgens
de wet van 1923 is de minister van Financiën verplicht
de onroerende goederen van de staat aan de hoogst
mogelijk prijs te "ontvreemden", wat wil zeggen : te ver-
kopen. Ik ben wel bereid de onderhandelingen te her-
openen en over dit dossier te spreken met minister Dua,
maar tegenover het Rekenhof heb ik geen enkel juridisch
argument om de verkoop niet te laten doorgaan.
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
De voorzitter : Het incident is gesloten.
F
ISCALE AFTREKBAARHEID VAN MAALTIJDCHEQUES
Vraag van de heer Hagen Goyvaerts tot de minister van
Financiën over "de fiscale aftrekbaarheid van maal-
tijdcheques (nr. 1924)
De heer Hagen Goyvaerts (VL. BLOK) : Volgens een uit-
spraak van het hof van beroep van Antwerpen mogen
bedrijven de kost van de maaltijdcheques integraal van
hun belasting aftrekken. Dat is wel merkwaardig, omdat
de fiscus de maaltijdcheques beschouwde als een soci-
aal voordeel. Is de minister op de hoogte van deze uit-
spraak ? Wat zijn de gevolgen hiervan voor de fiscale
administratie ? Is de minister van plan om het statuut
van de maaltijdcheques te herzien ? Werd een cassatie-
verzoek ingediend tegen deze uitspraak ?
Minister Didier Reynders (in het Nederlands) : Er is een
arrest van het hof van beroep van 16 mei met betrekking
tot de fiscale behandeling van de maaltijdcheques. Dit is
nog voorwerp van onderzoek. Het is mogelijk dat er een
voorziening in Cassatie wordt ingediend. Het is echter te
vroeg om conclusies te trekken. Ik houd mijn antwoord
dus in beraad.
De heer Hagen Goyvaerts (VL. BLOK) : We zullen het
beroep afwachten.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
BTW-
TARIEF VOOR KAPPERS
Vraag van mevrouw Trees Pieters tot de minister van
Financiën over "de eventuele verlaging van het BTW-
tarief voor kappers" (nr. 1928)
Mevrouw Trees Pieters (CVP) : In een interview met het
Beroepsinstituut voor de Boekhouders verwijst de minis-
ter naar de Europese Richtlijn die naast de BTW-verla-
ging voor schoenmakers, kledingherstellers en fietsher-
stellers, ook ruimte had gecrëeerd voor een BTW-verla-
ging voor haarkappers.
Heeft de minister concrete initiatieven op het oog om de
sector van de haarkappers te laten genieten van een
BTW-vermindering ?
Minister Didier Reynders (in het Nederlands) : We over-
wegen geen BTW-vermindering, maar wel andere maat-
regelen. De Europese Richtlijn geeft de mogelijkheid om
de BTW te verlagen op arbeidsintensieve diensten. Bel-
gië heeft geopteerd voor de sector van de renovatie van
particuliere woningen en voor kleine hersteldiensten van
fietsen, schoenen, lederwaren, kleding en huishoudlin-
nen. Aan de kappers werden voor het jaar 2000 al een
aantal gunstmaatregelen toegekend. Zo werden de for-
faitaire verhogingen van de patronale bijdragen substan-
tieel verminderd. We gaan dus ook naar een verlaging
van de belastingen voor deze sector.
Mevrouw Trees Pieters (CVP) : De minister denkt niet
aan een verlaging van de niet-forfaitaire belastingen ?
Minister Didier Reynders (in het Nederlands) : Neen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
V
ERKEERSBELASTING OP
LPG-
MOTOREN
­ Vraag van mevrouw Simonne Creyf tot de minister van
Financiën over "de eventuele afschaffing van de aanvul-
lende belasting op LPG-motoren" (nr. 1953)
­ Vraag van de heer Peter Vanvelthoven tot de minister
van Financiën over "de aanvullende verkeersbelasting op
LPG-wagens" (nr. 1975)
Mevrouw Simonne Creyf (CVP) : De minister van Finan-
ciën verzet zich tegen een algemene verlaging van de
accijnzen op benzine. Hij was wel bereid om zwavelarme
brandstoffen goedkoper te maken. Dat is het geval voor
LPG.
Daarom stellen wij voor de aanvullende verkeersbelas-
ting op LPG af te schaffen. Het Parlement nam op 10
december 1998 een resolutie in die zin aan. De huidige
minister ondertekende trouwens die resolutie. Ook
minister Durant pleitte vroeger reeds voor het gebruik
van LPG. Is de minister bereid om die aanvullende ver-
keersbelasting af te schaffen ?
De heer Peter Vanvelthoven (SP) : In 1983 werd de aan-
vullende verkeersbelasting op wagens die rijden op LPG
ingevoerd, deze compenseerde de afschaffing van de
accijns op de LPG, die er gekomen was om de concur-
rentiepositie vn de Belgische LPG-verdelers te vrijwaren
tegenover hun Nederlandse collega's.
Sindsdien nam het aantal wagens dat met LPG rijdt af.
Vanuit milieuoogpunt is dit spijtig omdat LPG minder
schadelijk is.
Samen met collega Daan Schalck diende ik een wets-
voorstel in waarin de afschaffing van de aanvullende ver-
keersbelasting wordt voorgesteld.
BV 50
COM 214 ­ 30.05.2000
9
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
10
BV 50
COM 214 ­ 30.05.2000
Beschouwt de minister de afschaffing van de aanvullen-
de verkeersbelasting op LPG als een nuttige en efficiën-
te maatregel om het rijden op LPG aan te moedigen ?
Minister Didier Reynders (in het Nederlands) : Ik ben
bereid om maatregelen te nemen om milieuvriendelijke
producten te promoten. Voor LPG is er een specifiek
probleem, omdat we de Europese Richtlijn moet nale-
ven. De accijzen zijn van toepassing op bussen en per-
sonenauto's die niet voor algemeen nut rondrijden. Zij
zijn niet van toepassing op bussen en andere voertuigen
die het openbaar vervoer verzekeren.
Sinds 1993 moet België zich houden aan de richtlijnen
inzake accijnzen.
Het minimun accijnstarief op LPG bedroeg in 1992 100
ECU per 1000 kg. België kan wel beslissen geen accijn-
zen te heffen op minerale oliën. De machtiging om geen
Europees geregelde accijnsrechten te heffen was
gekoppeld aan de Belgische wetgeving die wel in een
aanvullende verkeersbelasting voorziet. Indien de aan-
vullende verkeersbelasting wordt afgeschaft, verliezen
we dus de machtiging om geen accijzen te heffen. Ik
ben bereid om de aanvullende verkeersbelasting af te
schaffen en een nieuw accijnsrecht te bepleiten, maar
deze discussie moet op Europees niveau gevoerd wor-
den.
Mevrouw Simonne Creyf (CVP) : We zijn voor belasting-
vermindering en niet voor nieuwe heffingen. Ik heb een
nieuw wetsvoorstel ingediend, zonder deze belasting te
vervangen door een accijns. Dit zou positief zijn voor
een milieuvriendelijke brandstof.
De heer Peter Vanvelthoven (SP) : Het is me niet duide-
lijk wat de regering gaat doen.
Door deze belasting te vervangen door een accijns-
heffing zou de aanschaf van de milieuvriendelijke LPG-
installatie worden aangemoedigd, terwijl het gebruik van
de wagen zou worden ontmoedigd door de hogere
accijnzen.
Minister Didier Reynders (in het Nederlands) : Ik heb
terzake geen vraag van de autosector gekregen. Ik acht
een afschaffing van de aanvullende verkeersbelasting
mogelijk, maar moet hiervoor advies vragen aan de
Europese Commissie. Eventueel zal dat gecompenseerd
worden door hogere accijnzen op de LPG.
Dat zou een eerste stap zijn in de gewenste variabilise-
ring van de kostprijs van het autogebruik.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
R
ENTE OP SPAARBOEKJES
Vraag van de heer Jef Tavernier tot de minister van
Financiën over "de evolutie van de rente op spaarboek-
jes" (nr. 1971)
De heer Jef Tavernier (Agalev-Ecolo) : De laatste tijd
stijgen de intresten op korte termijn op allerlei waarde-
papieren, terwijl de intresten op spaarboekjes ongewij-
zigd blijven.
Hebben we hier niet te maken met feitelijke kartelafspra-
ken tussen de grote financiële instellingen ? Moet dit
niet onderzocht worden ?
Houden de afspraken tussen de banken onderling geen
verband met het fiscaal gunstregime van het spaarboek-
je ? Is de minister van plan op te treden tegen eventuele
kartelpraktijken ?
Minister Didier Reynders (in het Nederlands) : Ik heb
geen aanwijzingen voor een kartelsituatie. In een markt-
economie zijn de prijzen van goederen en rentevoeten
vrij, maar onderhevig aan de schommelingen van de
markt. Dat geldt ook voor de spaarboekjes, al schom-
melen de rentevoeten minder snel dan die van bijvoor-
beeld de grote debetrentes.
Er bestaat een uitzondering, namelijk het spaarboekje,
dat ontsnapt aan de roerende voorheffing tot een
bepaald bedrag. Dat bedrag is nu 56.000 frank per jaar
en per gezin. Voor meer details verwijs ik naar het ant-
woord op een schriftelijke vraag van mevrouw Claudine
Drion van 7 februari 2000 verschenen in het Bulletin van
vragen en antwoorden
van 8 mei 2000.
De minister van Financiën bepaalt de voorwaarden,
waaronder de maximale basisintrest en de getrouw-
heids- en aangroeipremie.
De basisintrest bedraagt thans maximum 4 procent, de
getrouwheids- en aangroeipremies 50 procent van de
maximale basisintrest.
Deze rentevoet benadeelt zeker de houders van spaar-
boekjes niet. Ten gevolge van de reglementering wordt
de intrestvoet minder snel aangepast.
De heer Jef Tavernier (Agalev-Ecolo) : Mij ging het voor-
al om het vermoeden van kartelvorming.
De minister ontkent het bestaan van zulke kartels. Hij
overweegt blijkbaar ook geen aanpassing van het gun-
stige fiscale regime van het spaarboekje.
Minister Didier Reynders (in het Nederlands) : Ik heb
niet die intentie. Als meneer Tavernier weet heeft van
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
kartelvorming, dan moet hij mijn administratie hierover
informeren.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
F
ISCAAL STATUUT VAN DE ELEKTRICITEITSPRODUCENTEN
Vraag van de heer Jef Tavernier tot de minister van
Financiën over "het fiscaal statuut van de provisies van
de elektriciteitsproducenten" (nr. 1972)
De heer Jef Tavernier (Agalev-Ecolo) : De elektriciteits-
producenten leggen provisies aan. Die genieten blijkbaar
van speciale fiscale statuten.
Om welke statuten gaat het ? Wat is hun wettelijke
basis ? Denkt men aan wijzigingen ter gelegenheid van
de liberalisering van de markt ?
Minister Didier Reynders (in het Nederlands) : De belas-
tingvoordelen gelden enkel voor voorzieningen voor risi-
co's en kosten aangelegd om de ontmanteling van kern-
centrales te bekostigen. De andere door de elektriciteits-
producenten aangelegde voorzieningen kunnen niet van
belastingvermindering genieten.
De voormelde bepalingen gelden voor alle in België ope-
rerende ondernemingen.
Ik ben van mening dat de impact van de liberalisering
van de elektriciteitsmarkt voor de toepassing van deze
bepalingen onbestaand is.
De heer Jef Tavernier (Agalev-Ecolo) : Enkel voor ont-
manteling en ontsmetting bestaat dus een speciale
regeling ?
Minister Didier Reynders (in het Nederlands) : Ja.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
S
AMENSTELLING VAN HET KABINET VAN DE MINISTER
Vraag van de heer Yves Leterme tot de minister van
Financiën over "de samenstelling van zijn kabinet" (nr.
1980)
De heer Yves Leterme (CVP) : Binnenkort krijgt de
minister van Financiën het Europese (co-voorzitter-
schap) er als bevoegdheid bij. Deze extra bevoegdheid
zal ongetwijfeld een extra werklast voor het kabinet
inhouden. Het kabinet van Financiën zou momenteel
minimaal 79 personen in dienst hebben.
Is het juist dat de minister nu al extra personeelsleden
rekruteert voor dit voorzitterschap ? Om hoeveel nieuwe
medewerkers gaat het ? Hoeveel voltijdse ? Klopt het
dat deze personeelsleden voor een termijn van twee jaar
worden gerekruteerd ? Hoe zorgt de minister voor vol-
doende budgettaire middelen voor deze bijkomende
personeelskosten ?
Minister Didier Reynders (in het Nederlands) : De ant-
woorden zijn eenvoudig. Er werd geen enkele nieuwe
medewerker aangeworven voor het kabinet. Alle mede-
werkers komen uit het personeel van het departement
Financiën. Voor 2001 heeft het kabinet personeelsleden
van Financiën ter beschikking gesteld. Er wordt geen
enkele nieuwe medewerker aangeworven. In het kader
van het KB van 19 oktober 1999 gaf Ambtenarenzaken
toestemming om zeventien personen ter beschikking te
stellen van het kabinet. De personeelsleden van Finan-
ciën keren terug naar hun administratie zodra hun
opdracht beïndigd is. Het kan best een opdracht zijn van
twee jaar. Financiën krijgt geen enkel nieuw krediet : de
nodige middelen worden voorafgenomen van een speci-
aal daartoe bestemd krediet.
De heer Yves Leterme (CVP) : Er zullen dus 17 mensen
aan het kabinet worden toegevoegd voor de duur van
het Europees voorzitterschap. Ik meende dat de meer-
uitgaven van de kabinetten zouden beperkt worden ?
Minister Didier Reynders (in het Nederlands) : De nieu-
we medewerkers komen van de administratie en zullen
niet in mijn kabinet worden opgenomen. Het gaat om
een specifieke administratieve cel. Misschien zal ik nog
andere medewerkers nodig hebben voor andere speci-
fieke taken.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
­ De commissievergadering wordt gesloten om 16.10
uur.
BV 50
COM 214 ­ 30.05.2000
11
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
Drukkerij St-Luc · Nazareth · Tel 09/385 44 03