BV 50
COM 159
BV 50
COM 159
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
Beknopt Verslag
VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN DE COMMISSIE VOOR DE JUSTITIE
VAN
28 - 03 - 2000
ochtend
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
2
BV 50
COM 159 28.03.2000
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
AGALEV-ECOLO
:
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP
:
Christelijke Volkspartij
FN
:
Front National
PRL FDF MCC
:
Parti Réformateur libéral - Front démocratique francophone-Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS
:
Parti socialiste
PSC
:
Parti social-chrétien
SP
:
Socialistische Partij
VLAAMS BLOK
:
Vlaams Blok
VLD
:
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
:
Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000
: Parlementair document van de 50e zittingsperiode +
DOC 50 0000/000
: Document parlementaire de la 50e
het nummer en het volgnummer
législature, suivi du n° et du n° consécutif
QRVA
: Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
: Questions et Réponses écrites
HA
: Handelingen (Integraal Verslag)
HA
: Annales (Compte Rendu Intégral)
BV
: Beknopt Verslag
CRA
: Compte Rendu Analytique
PLEN
: Plenum
PLEN
: Séance plénière
COM
: Commissievergadering
COM
: Réunion de commission
Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Bestellingen :
Commandes :
Tel. : 02/549 81 60
Tél. : 02/549 81 60
Fax : 02/549 82 74
Fax : 02/549 82 74
www.deKamer.be
www.laChambre.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
e-mail : aff.generales@laChambre.be
BV 50
COM 159 28.03.2000
3
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
COMMISSIE VOOR JUSTITIE C 159
VRAGEN
van mevrouw Michèle Gilkinet tot de minister van Justitie over hepatitis B en C in de gevangenis-
sen (nr. 1297)
Sprekers : Michèle Gilkinet en Marc Verwilghen, minister van Justitie
5
van de heer Jean-Marc Delizée tot de minister van Justitie over het disciplinair regime in de
gevangenis van Lantin (nr. 1307)
Sprekers : Jean-Marc Delizée en Marc Verwilghen, minister van Justitie
6
van de heer Geert Bourgeois tot de minister van Justitie over de taalwetgeving in gerechtszaken
(nr. 1368)
Sprekers : Geert Bourgeois en Marc Verwilghen, minister van Justitie
7
van mevrouw Yolande Avontroodt en de heer Geert Burgeois tot de minister van Justitie over de
internering (nrs 1395 en 1414)
Sprekers : Yolande Avontroodt, Geert Bourgeois en Marc Verwilghen, minister van Justitie
8
van de heer Geert Bourgeois tot de minister van Justitie over de benoemingen in het notariaat
(nr. 1402)
Sprekers : Geert Bourgeois en Marc Verwilghen, minister van Justitie
9
van de heer Geert Bourgeois tot de minister van Justitie over het gerechtelijk dossier in de zaak-
Beaulieu (nr. 1403)
Sprekers : Geert Bourgeois en Marc Verwilghen, minister van Justitie
10
van de heer Luc Goutry tot de minister van Justitie over de gevolgen van het snelrecht (nr. 1407)
Sprekers : Luc Goutry en Marc Verwilghen, minister van Justitie
11
van de heer Geert Bourgeois tot de minister van Justitie over de gevolgen van de afschaffing van
de doodstraf (nr. 1415)
Sprekers : Geert Bourgeois en Marc Verwilghen, minister van Justitie
11
van de heer Geert Bourgeois tot de minister van Justitie over de niet-uitvoering van arresten van
de Raad van State
Sprekers : Geert Bourgeois en Marc Verwilghen, minister van Justitie
12
INHOUD
VRAGEN
H
EPATITIS
B
EN
C
IN DE GEVANGENISSEN
Vraag van mevrouw Michèle Gilkinet tot de minister van
Justitie over "de problemen van volksgezondheid met
betrekking tot hepatitis B en C in de penitentiaire instel-
lingen" (nr. 1297)
Mevrouw Michèle Gilkinet (Ecolo-Agalev) : Het aantal
hepatitis B en C besmettingen onder de gevangenen
neemt toe. Overeenkomstig de aanbevelingen van de
WGO heeft België voor de kinderen al een vaccinatie-
campagne gelanceerd.
De gezondheid van de gevangenen behoort tot uw
bevoegdheid. Studies tonen aan dat hepatitis B en
hepatitis C in de gevangenis respectievelijk vier maal
meer en twintig maal meer voorkomen dan daarbuiten.
Een aantal onderzoeken wees ook op vormen van risico-
gedrag onder de gevangenisbevolking. Bovendien heeft
men vaak enkel oog voor het curatieve en niet voor pre-
ventie.
Er moeten dringend maatregelen worden genomen.
Worden de gevangenen op de hoogte gebracht van het
probleem ? Zullen zij een test kunnen ondergaan ?
Vaccinatie tegen hepatitis B vereist zes maanden opvol-
ging. Zal dat alles door de overheid worden bekostigd ?
Hoe gebeurt de opvolging ? Houdt de gevangenis con-
tact met de behandelende arts ? Hoeveel wordt voor de
medische opvolging uitgetrokken op de begroting ? Zijn
er terzake bijzondere maatregelen getroffen ?
Minister Marc Verwilghen (in het Frans) : Mijn antwoord
bestaat uit drie delen. Op uw vraag of de gevangenen
stelselmatig worden voorgelicht over aan hepatitis B en
C verbonden gevaren en over de te nemen voorzorgen,
antwoord ik dat in samenwerking met de Franse
Gemeenschap verscheidene brochures werden of zullen
worden uitgegeven. De in 1998 op 5000 exemplaren
gedrukte brochure Et Vogue la galère wordt op 20.000
exemplaren herdrukt. Zij dient als basis voor opleidings-
cursussen van de ambtenaren en wordt ter beschikking
gesteld van alle gedetineerden die via de ziekenboeg
BV 50
COM 159 28.03.2000
5
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
COMMISSIE VOOR
DE JUSTITIE
OPENBARE VERGADERING
DINSDAG 28 MAART 2000
OCHTEND
VOORZITTER :
de heer
Fred ERDMAN
De vergadering wordt geopend om 10.22 uur.
6
BV 50
COM 159 28.03.2000
binnenkomen. Plaatselijk worden tevens specifiekere
acties opgezet.
Uit medisch oogpunt vereist de vaccinatie tegen hepati-
tis B een periode van zes maanden. Die langetermijnbe-
handeling mag niet worden onderbroken, vereist een
zeer goede medische begeleiding en is zeer duur.
De situatie in de strafinrichtingen doet echter verschei-
dene problemen rijzen. In de eerste plaats is er de mobi-
liteit van de gedetineerden. In 1999 was er een instroom
van 16.000 gedetineerden in de strafinrichtingen, waar-
van bijna de helft de gevangenis na twee maanden had
verlaten. Tevens is er een grote interne mobiliteit.
Ten tweede is het medisch toezicht in de gevangenissen
moeilijk. De medische diensten van de gevangenissen
hebben een lange ervaring met gedetineerden die aan
aids lijden en een antivirale behandeling krijgen. In weer-
wil van de voorafgaande contacten met de diensten die
gedetineerden na het verlaten van de gevangenis moe-
ten opvangen, worden tal van mislukkingen vastgesteld.
Diverse maatregelen werden echter al getroffen. Een
elektronisch medisch dossier werd uitgewerkt en func-
tioneert momenteel in 22 inrichtingen. De tenuitvoerleg-
ging zal op het einde van het jaar rond zijn. Dankzij dat
dossier kan de gedetineerde mogelijk gedurende de hele
detentie medisch worden begeleid. Tevens kan in dat
dossier het vaccinatieschema worden genoteerd en
gevolgd. Nadat de gedetineerde uit de gevangenis is
ontslagen, kan de behandelende arts een kopie van het
dossier aanvragen.
Gedetineerden die erom vragen, worden gevaccineerd.
Op dit ogenblik worden gedetineerden wegens hepatitis
behandeld onder controle van gespecialiseerde artsen
van het medisch-chirurgisch centrum van Sint-Gillis of
van het medisch centrum van Brugge. Om de vaccina-
ties en behandelingen te veralgemenen werd een weten-
schappelijk comité opgericht, dat een protocol moet
opstellen met betrekking tot de vaccinatie- en behande-
lingsprogramma's en inzake de voortgangscontrole tij-
dens en na de detentie. Op 31 maart 2000 is een eerste
vergadering gepland.
Voorts komt er een specifieke brochure voor patiënten
die aan hepatitis lijden. De drie maatregelen worden
vanaf 1 januari 2001 van kracht.
De vaccinaties en de behandelingen van hepatitis zijn
ten laste van de begroting van het ministerie van Justitie.
De centrale medische dienst beschikt sedert 1 januari
1999 over een eigen budget voor de medische kosten
zoals honoraria, ziekenhuisopnamen, vervoerskosten,
aankoop van medisch materieel, onderhoud en huur van
materieel, geneesmiddelen en prothesen. In de begro-
ting van 1999 was daartoe een bedrag van 312,5 miljoen
uitgetrokken.
Mevrouw Michèle Gilkinet (Ecolo-Agalev) : Ik ben tevre-
den over de getroffen maatregelen. Ik zal u later opnieuw
bevragen over het protocol en over de voor 1 januari
2001 geplande maatregelen. Voor de maatschappij is
het belangrijk dat aan dat probleem aandacht wordt
besteed.
Wat de informatie aan de gedetineerden betreft, denk ik
niet dat brochures volstaan. Diverse verenigingen die
met de problematiek vertrouwd zijn, kunnen terzake nut-
tig werk leveren.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
H
ET DISCIPLINAIR REGIME IN DE GEVANGENIS VAN
L
ANTIN
Vraag van de heer Jean-Marc Delizée tot de minister van
Justitie over "het tuchtregime voor gedetineerden die in
de gevangenis te Lantin aankomen" (nr. 1307)
De heer Jean-Marc Delizée (PS) : Sinds 1 januari 1997
worden getedetineerden die in Lantin aankomen, vijftien
dagen die in bepaalde gevallen tot drie maanden kun-
nen oplomen ondergebracht op de eerste verdieping
van La Tour, waar een streng tuchtregime geldt. Per 24
uur opsluiting worden ze maar één uur gelucht. Boven-
dien worden geen activiteiten georganiseerd en mogen
de nieuw aangekomenen de eerste vijf dagen niet bellen.
Een dergelijk regime bestaat alleen in Lantin.
De directie zou met het regime de nieuw aangekomenen
willen isoleren, zodat de andere gevangenen hen niet in
hun greep krijgen of oplichten.
In januari 1997 wilde men het regime aanpassen, zodat
de nieuw aangekomenen beter af zouden zijn. In maart
2000 is daarvan echter nog niets in huis gekomen.
De nieuwe gedetineerden die het vermoeden van
onschuld genieten, zijn nog altijd aan het strenge, onge-
wijzigde tuchtregime onderworpen.
Klopt het dat Lantin een bijzonder tuchtregime heeft dat
nergens elders bestaat ?
Alle advocaten zijn het erover eens dat de situatie mens-
onwaardig is. Wat gaat de minister doen om dat te ver-
helpen ? Werkt zijn departement aan een code voor de
penitentiaire behandeling ?
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
Minister Marc Verwilghen (in het Frans) : Het regime op
de eerste verdieping in Lantin is geen disciplinair
regime ; het voldoet immers aan de minimale vereisten
die in de algemene instructies zijn opgenomen.
's Avonds zijn er geen gemeenschappelijke activiteiten
omdat men een gevaarlijke promiscuïteit van de nieuw
aangekomenen met de overige gedetineerden wil voor-
komen.
Het verbod om gedurende de eerste vijf dagen te telefo-
neren vloeit voort uit de toepassing van artikel 35 van
het algemeen reglement. Dat alles is van toepassing in
alle arresthuizen.
Het klopt dat de gedetineerden van de eerste verdieping
in Lantin er veel langer verblijven dan de geplande twee
of drie weken ; de reden daarvoor is de overbevolking in
onze strafinrichtingen. Dankzij een aanpassing van cel-
len op andere verdiepingen kan een eerste aanzet tot
een oplossing worden gegeven.
De plaatselijke directie werkt momenteel aan een ont-
haalprocedure. De problematiek van het penitentiair
regime zal later bij wet worden geregeld. Ik wacht op het
voorstel van professor Dupont alvorens een wetsont-
werp uit te werken.
De heer Jean-Marc Delizée (PS) : Er is dus geen bijzon-
der peniteniair regime in Lantin. Onder voorbehoud van
andere inlichtingen neem ik daar nota van. Ik neem
tevens nota van het feit dat u zinnens bent een wetsont-
werp betreffende de penitentiaire principes in te dienen.
Minister Marc Verwilghen (in het Frans) : Het betreft de
interne en externe positie van de gedetineerde. Het is de
bedoeling tot een helder en voor iedereen toegankelijk
basisdocument te komen waarin de rechten in de straf-
inrichtingen worden bepaald.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
T
AALWETGEVING IN GERECHTSZAKEN
Vraag van de heer Geert Bourgeois tot de minister van
Justitie over "de taalwetgeving in gerechtszaken Taal-
examens" (nr 1368)
De heer Geert Bourgeois (VU-ID) : Na de Ministerraad
van 23 december 1999 deelde de eerste minister mee
dat het KB dat de taalexamens voor magistraten regelt
zal worden gewijzigd, omdat de examencommissies vra-
gen zouden stellen over erg technische, niet-juridische
termen. Dit argument wordt al lang aangevoerd om het
taalexamen en de taalwetgeving te saboteren.
Klopt het dat om te slagen, men scheepstermen moet
kennen of gaat het hierbij om een hersenspinsel ? Een
emeritus-professor woonde de examens bij. Uit zijn ver-
klaring blijkt niet dat dit soort vragen wordt gesteld. Wel
zou het examen voor de Nederlandstaligen zwaarder zijn
dan voor de Franstaligen. Een aantal vragen zou ook de
persoonlijke levenssfeer raken.
Is het niet precies het gebrek aan tweetaligheid dat tot
vertraging leidt ? Er zijn in de meeste dossiers stukken in
de andere taal en vaak wordt in de loop van de procedu-
re om een wijziging van de proceduretaal gevraagd.
Wat omvat het examen over de kennis van de andere
taal ? In welk onderdeel voor dit examen kan een
opsomming van scheepstermen worden gevraagd ? Op
welke feiten heeft de eerste minister zich gebaseerd om
te beweren dat er naar kennis van technische niet-juridi-
sche termen wordt gepeild ? Beamen de voorzitters van
de examencommissies de uitspraak dat de opsomming
van technische niet-juridische termen, zoals scheepster-
men, kan worden gevraagd ? Wat is de juiste toedracht
ter zake ?
Minister Marc Verwilghen (in het Nederlands) : Ik heb
professor De Pauw ontmoet en met hem een uitvoerige
bespreking gehad inzake de taalexamen.
Het taalexamen omvat een mondeling en schriftelijk
onderdeel, zowel voor Nederlands- als Franstaligen. Het
mondelinge deel geschiedt in het openbaar. Een eerste
deel is het voorlezen van een wettekst in de taal van het
examengedeelte ; een tweede deel bestaat uit een
gesprek over een dagelijks onderwerp. Het is mogelijk
dat op dit moment gevraagd wordt naar de hobby's van
de kandidaat. Professor De Pauw heeft een verslag
gemaakt over de commissie mondeling examen voor de
kennis van het Frans en het Nederlands. Hij verklaarde
dat het examen niet overdreven moeilijk is : 14 van de 25
Franstalige kandidaten slaagden voor het mondeling
examengedeelte, 9 van 14 slaagden ook voor de schrif-
telijke proef. Er namen 20 Nederlandstaligen deel aan
het examen : 14 slaagden voor de mondelinge proef,
waarvan 8 ook slaagden voor de schriftelijke proef.
Het verslag van professor De Pauw kwam tot het besluit
dat tal van onjuistheden over deze examens worden ver-
teld. De ministers voor de Institutionele Hervormingen
zullen een gesprek hebben met de examinatoren. Daar-
uit zal blijken of enige wijziging aan de examens nodig
is.
BV 50
COM 159 28.03.2000
7
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
8
BV 50
COM 159 28.03.2000
De heer Geert Bourgeois (VU-ID) : Dit indianenverhaal
is zo dus uit de wereld geholpen.
Het examen Frans voor de Nederlandstaligen zou moei-
lijker zijn dan het examen Nederlands voor Franstaligen ;
dan blijkt ook uit het verslag van professor De Pauw : na
het voorlezen van wetsartikelen wordt aan de Neder-
landstaligen nog een vraag gesteld, aan de Franstaligen
niet. De lat moet gelijk worden gelegd. Men mag het
examen niet vereenvoudigen. Desnoods kan het wel
beter worden voorbereid. Misschien kan de minister de
Gemeenschappen hiervoor benaderen.
Minister Marc Verwilghen (in het Nederlands) : Het exa-
men Frans voor Nederlandstaligen mag niet moeilijker
zijn dan het examen Nederlands voor Franstaligen, dat is
nogal evident. Justitie moet inderdaad zorgen voor een
betere voorbereiding van de kandidaten. Ik heb ter zake
mijn departement een opdracht gegeven om voorstellen
te doen. Tijdens een recente studiedag heb ik wel kun-
nen vaststellen dat een aantal Franstalige magistraten
mij in zeer goed Nederlands konden te woord staan, ter-
wijl zij niet waren geslaagd in het taalexamen Neder-
lands.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
D
E INTERNERING
Vraag van mevrouw Yolande Avontroodt tot de minister
van Justitie over "de internering" (nr. 1395)
Vraag van de heer Geert Bourgeois tot de minister van
Justitie over "de problemen bij internering van een in vrij-
heid verkerende verdachte" (nr. 1414)
Mevrouw Yolande Avontroodt (VLD) : De grens tussen
psychiatrie en delinquetie is broos. Mijn vraag gaat uit
van een concreet geval. Een persoon werd op basis van
een psychiatrisch verslag dat de vrees voor recidive
bevatte, door de raadkamer geïnterneerd. De internering
werd door de kamer voor inbeschuldigingstelling beves-
tigd in juni 1999, een verzoek tot cassatie werd door het
Hof van Cassatie verworpen in oktober 1999. Op 21
januari 2000 besliste het parket de persoon in kwestie
aan te houden. De verdediging spande daarop een kort
geding aan met het argument dat alleen de Commissie
tot bescherming van de maatschappij kan beslissen
welke soort van internering dient te worden toegepast.
Op 9 februari 2000 beval de rechtbank de vrijlating in
afwachting van de verschijning voor de Commissie ter
bescherming van de maatschappij op 15 februari 2000.
Deze Commissie besliste betrokkene op proef vrij te
laten.
Ofwel is er een psychiatrisch verslag, ofwel weet men
dat de persoon in kwestie intussen hersteld is, ofwel is
dit een juridische procedure die de maatschappij en de
slachtoffers geen bescherming biedt. Het wetsvoorstel
van de heer Bourgeois toont aan dat er iets kan gebeu-
ren.
Is het juist dat alleen de Commissie ter bescherming van
de maatschappij mag oordelen over welke soort van
internering moet worden toegepast ? Welke maatregelen
kunnen worden getroffen in de periode tussen de defini-
tieve veroordeling en de verschijning voor de Commissie
ter bescherming van de maatschappij ? Als de veroor-
deelde intussen een misdrijf pleet, wie is dan verant-
woordelijk ?
De heer Geert Bourgeois (VU-ID) : De zaak van de Ant-
werpse necrofiel heeft heel wat ophef gemaakt. De voor-
zitter van de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen
veroordeelde op 10 februari de Belgische Staat tot de
onmiddellijke invrijheidsstelling van de man, op straffe
van een dwangsom van 10.000 frank per dag. Motivatie
voor deze veroordeling was dat de eiser zich op dat
ogenblik niet in voorhechtenis en/of observatie bevond.
Krachtens artikel 14 van de wet op de bescherming van
de maatschappij, vindt de internering plaats in een
inrichting aangewezen door de Commissie tot bescher-
ming van de maatschappij. Pas nadat de commissie
zich heeft uitgesproken over de aanwijzing van een
inrichting, kan een geïnterneerde van zijn vrijheid worden
beroofd. Deze aanwijzing was nog niet gebeurd, dus de
betrokkene werd ten onrechte aangehouden.
De onderzoeksgerechten en vonnisgerechten kunnen de
internering van de verdachte echter wel gelasten, indien
er gronden zijn om aan te nemen dat hij is staat van
geestestoornis of van krankzinnigheid verkeert. Ik her-
neem in mijn wetsvoorstel in grote lijnen het ontwerp van
mevrouw Merchiers, dat om nog onduidelijke redenen
niet werd goedgekeurd door de Senaat.
Deelt de minister mijn mening dat de wet moet worden
aangepast, zoals geschetst wordt in mijn wetsvoorstel ?
Heeft de minister beroep aangetekend tegen het kortge-
ding ?
Minister Marc Verwilghen (in het Nederlands) : Deze
vragen hebben betrekking op een incident dat een
maand geleden plaatsvond. Ik zal de anonimiteit van de
zaak respecteren.
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
De rechter besliste in kort geding dat een persoon die
op het ogenblik dat de internering wordt uitgesproken,
niet aangehouden is, niet kan worden geïnterneerd vóór
zijn verschijning voor de Commissie ter bescherming
van de maatschappij.
Ik heb opdracht gegeven om in hoger beroep te gaan,
omdat de zaak niet zo eenvoudig als bij een eerste
lezing van de wet van 1964 zou kunnen blijken. Wordt dit
beroep afgewezen, dan kan niets gebeuren vóór de ver-
schijning.
Men mag de situatie niet dramatiseren : blijkbaar vond
de onderzoeksrechter het niet nodig de betrokkene te
laten aanhouden. Hij achtte hen dus geen gevaar voor
de maatschappij.
Volgens de ministeriële rondzendbrief van 1964 moet de
verschijning voor de Commissie gebeuren binnen de vijf-
tien dagen na de uitspraak. In dit geval zijn meer dan
vier maanden verlopen. Ik heb opdracht gegeven om de
rondzendbrief in herinnering te brengen.
De Commissie heeft op de eerste zitting de man op
proef in vrijheid gesteld. Daarom neem ik aan dat er
geen ernstige risico's op recidive waren. Betreffende de
verantwoordelijkheid in het geval dat de betrokkene vóór
zijn verschijning een misdrijf pleegt, bestaat er een lacu-
ne, die we zo goed mogelijk dienen op te vullen. Ik pleit
voor een globale hervorming van de wet tot bescher-
ming van de maatschappij. Ik heb een aantal vragen
gesteld naar aanleiding van het rapport van de Commis-
sie internering. In functie van de antwoorden die ik van
hen ontvang, zal ik de opdracht geven een ontwerp van
wet op te stellen. Dit zal niet op korte termijn realiseer-
baar zijn.
Ik zal het voorstel van de heer Bourgeois grondig laten
bestuderen en eventueel steunen.
Mevrouw Yolande Avontroodt (VLD) : Het antwoord van
de minister is verhelderend. Ik ben er blij mee. De socia-
le context mag echter niet uit het oog worden verloren.
De heer Geert Bourgeois (VU-ID) : De minister is op de
hoogte van het probleem en wil er iets aan doen. Dat is
positief.
Ik wilde niet ingaan op het persoonlijk dossier, maar
wilde enkel wijzen op de lacune in de wet.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
B
ENOEMINGEN IN HET NOTARIAAT
Vraag van de Geert Bourgeois tot de minister van Justitie
over "de benoemingen in het notariaat" (nr. 1402)
De heer Geert Bourgeois (VU-ID) : In het Belgisch
Staatsblad van 22 maart jongstleden verschenen twee
KB's waarbij de benoeming van twee notarissen, de
heren Lannoy en Vandamme, werd ingetrokken, nadat
die benoeming door de Raad van State was geschorst.
Dezelfde dag werd de benoeming van die zelfde perso-
nen in een nieuwe KB gepubliceerd.
Op grond van welke overwegingen schorste de Raad
van State deze beide benoemingen ?
Aangezien de minister de benoemingsbesluiten introk,
neem ik aan dat de minister toegeeft dat zijn eerste
benoemingsbesluiten onregelmatig waren.
Op grond van welke motieven ging de minister tot her-
benoemingen van de beide betrokkenen over ?
Er lopen tegen deze beide herbenoemingen opnieuw
een schorsings- en vernietingsprocedure. Welke argu-
menten worden daarbij ingeroepen door de benadeel-
den ? Eén van de betrokkenen zou een zeilcompagnon
zijn van de minister. Kan de minister dat gerucht ontken-
nen ? Wanneer verwacht de minister dat de Nederlands-
talige en Franstalige benoemingscommissies effectief
operationeel zijn ?
Minister Marc Verwilghen (in het Nederlands) : Ik wil
erop wijzen dat volgens het Kamerreglement vragen met
betrekking tot particulier belang of tot persoonlijke
belang niet ontvankelijk zijn. Alle vragen van de heer
Bourgeois die daarop betrekking hebben zal ik op dit
moment niet beantwoorden. Alle vragen met betrekking
tot het algemeen beleid kan ik wel beantwoorden. Het
indianenverhaal van een zogenaamde zeilcompagnon
dat door de heer Bourgeois wordt aangehaald, is een
persoonlijke aangelegenheid. Ik zal alles in het werk stel-
len om de misverstanden daaromtrent weg te werken.
De benoemingscommissies deden problemen rijzen. De
Senaat deed al een derde oproep om externe kandida-
ten te vinden. Pas nu zouden er voldoende kandidaten
zijn. Ook de Federatie van de notarissen is bezig haar
kandidaten te zoeken. De wet voorziet niet in een finan-
ciële basis voor de werking van de benoemingscommis-
sies. Het is mij onduidelijk hoe deze hiaat er gekomen is.
Een voorstel voor begroting, op mijn verzoek opge-
maakt, werd verworpen door het departement Begro-
ting. Mijn kabinet pleegt overleg met het kabinet van
Begroting om na te gaan wat mogelijk is. Als dit overleg
niet tot een resultaat leidt, is een wetswijziging de enige
BV 50
COM 159 28.03.2000
9
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
10
BV 50
COM 159 28.03.2000
oplossing. De Inspectie van financiën gaf een negatief
advies. Ook de minister van Begroting houdt het been
stijf.
De heer Geert Bourgeois (VU-ID) : U heeft maar op één
vraag geantwoord. Er zijn heel wat problemen om de
wet op de rails te krijgen.
Het komt niet aan de minister toe om zich op het Regle-
ment te beroepen om niet te antwoorden op mijn andere
vragen. De vragen werden ingediend en op de agenda
geplaatst. Daardoor werden de vragen ook ontvankelijk
verklaard. De minister heeft verklaard dat hij zich voor de
nieuwe benoemingsbesluiten laat omringen door de
deskundigen. Ik ben van oordeel dat hier echter ook met
het publiek belang moet rekening worden gehouden en
dat er een publiek debat moet mogelijk zijn. Ik verwijs
naar de zaak-Reynders, waar de minister eveneens wei-
gert verantwoording af te leggen. We hebben het recht
om controle uit te oefenen. Het gaat niet om de perso-
nen zelf maar om het algemeen belang.
De voorzitter : De voorzitter van de Kamer beslist over
de ontvankelijkheid van vragen of interpellaties. Als de
minister betrokken partij is in een hangende procedure is
het logisch dat hij behoedzaam is.
De heer Geert Bourgeois (VU-ID) : Ik zou akkoord gaan
als ik een vraag stelde over een procedure tussen privé-
personen, maar hier gaat het om een minister. De eerste
zaak is, door de intrekking van het benoemingsbesluit,
wel afgehandeld, de tweede zaak behoort tot de contro-
lebevoegdheid van het Parlement.
De voorzitter : Er zijn ook privé-belangen in het geding.
De heer Geert Bourgeois (VU-ID) : De zaak-Reynders
was toch niet anders ! Daarover werd wel geïnterpel-
leerd.
De voorzitter : Een verduidelijking door de Conferentie
van de voorzitters zou wel welkom zijn.
Het incident is gesloten.
G
ERECHTELIJK DOSSIER IN DE ZAAK
-B
EAULIEU
Vraag van de heer Geert Bourgeois tot de minister van
Justitie over "het gerechtelijk dossier in de zaak-Beau-
lieu" (nr. 1403)
De heer Geert Bourgeois (VU-ID) : We hebben verno-
men dat het dossier-Mahieu, verwant met en gevolg van
het dossier-Beaulieu, spoorloos is geweest. Het zou nu
terug terecht zijn. Toen de betrokkene op 18 oktober
1999 inzage vroeg, werd vastgesteld dat het dossier
zoek was. Het werd uiteindelijk teruggevonden op een
bureau, klaar voor archivering.
Dit dossier is enorm groot. Er is bij het parket geen
plaats voor, zodat het in de gang wordt opgeslagen,
voor eenieder toegankelijk. Daar verscheen al een foto
van en het feit werd vastgesteld door een deurwaarder.
Heeft de minister een onderzoek bevolen naar de tijdelij-
ke verdwijning van het dossier ? Welke gevolgen kunnen
er zijn ?
Klopt het dat het dossier-Beaulieu sinds het aan het par-
ket bezorgd werd, zomaar in de gang van de financiële
sectie gestapeld ligt ? Is dit nu nog zo ? Heeft de minis-
ter maatregelen genomen ?
Hoe staat het met het onderzoek en de uitvoering van
de veiligheidsnormen in het Brusselse gerechtshof ? Er
werden in het verleden maatregelen aangekondigd,
maar ik vraag mij af of men wel in alle gerechtshoven het
nodige doet.
Minister Marc Verwilghen (in het Nederlands) : De pro-
cureur-generaal meldt me dat het dossier-Mahieu niet
spoorloos is, maar zich bevindt in het parket-generaal
van Brussel. Eerstdaags zal de zaak vastgelegd worden
voor de kamer van inbeschuldigingstelling.
Momenteel heeft de procureur-generaal de nodige maat-
regelen genomen om het dossier-Beaulieu op een bevei-
ligde plaats onder te brengen.
Er werd reeds een veiligheidsfilosofie voor de gerechts-
gebouwen ontworpen. Er werd een typecontract voor de
elektronische hulpmiddelen opgesteld met de Regie der
gebouwen. Betreffende de beveiliging van de gerechts-
hoven staan nog een aantal initiatieven op stapel, zoals
het opstellen van veiligheidsplannen per gebouw en het
uitvoeren van eventuele renovatiewerken. De veiligheids-
werken kunnen worden uitgevoerd vanaf het najaar, als
er geen renovatiewerken moeten gebeuren. Anders
wordt het het najaar 2002.
De heer Geert Bourgeois (VU-ID) : Ik hoop dat de pro-
cureur-generaal in zijn antwoord volledig is. Hij zegt
immers dat het dossier niet spoorloos is. Als het zes
maanden spoorloos is geweest, had hij dat de minister
moeten melden. Het dossier-Beaulieu moet toch echt
beter beschermd worden. Ik zal via schriftelijke vragen
terugkomen op de veiligheidsplannen. Nu hoor ik dat het
nog jaren kan duren eer de in 1996 aangekondigde
maatregelen worden uitgevoerd. Is er tussen 1996 en
2000 wel voldoende vooruitgang geboekt ?
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
Minister Marc Verwilghen (in het Nederlands) : Ik hoop
ook dat de procureur-generaal volledig is geweest.
Anders is er een ernstig probleem. Er is een nauwe con-
tact met minister Daems om de veiligheidsplannen en de
toepassing van de elektronica te bespoedigen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
G
EVOLGEN VAN HET SNELRECHT
Vraag van de heer Luc Goutry tot de minister van Justitie
over "de gevolgen van het snelrecht voor de penitentiaire
centra" (nr. 1407)
De heer Luc Goutry (CVP) : De toepassing van het snel-
recht zal gevolgen hebben op de opnamecapaciteit van
onze gevangenissen. Deze zijn nu reeds overbezet. Ik
heb daarom enkele vragen :
Welke arresthuizen zijn aangeduid voor de opvang van
veroordeelden ten gevolge van het snelrecht ?
Welke capaciteitsuitbreidingen zijn hiervoor voorzien ?
Waar ? Vraagt dit desgevallend aanpassingswerken ?
Welke ?
Wordt voorzien in de aanwerving van bijkomend perso-
neel ? Welke criteria worden hierbij gehanteerd ?
Welke ingrepen naar opvangcapaciteit en bijkomend
personeel worden gepland voor het penitentiair complex
te Brugge ?
Werd hierbij rekening gehouden met al jaren aanslepen-
de probleem van verlofachterstand in Brugge ? Zo ja, op
welke manier ?
Minister Marc Verwilghen (in het Nederlands) : Het is
niet de minister van Justitie maar de onderzoeksrechter
die het bevel tot aanhouding uitvaardigt, die beslist in
welk arresthuis de arrestant zal worden opgevangen.
Er zijn geen capaciteitsuitbreidingen gepland. In Leuven
zullen 32 bestaande lege cellen voorbehouden worden
voor arrestanten betreffende het snelrecht. Ook op
andere plaatsen zullen bestaande lege cellen in gebruik
worden genomen voor het snelrecht.
Er werd in bijkomend personeel voorzien. Er zullen 57
penitentiaire beambten en 7 bestuursassistenten worden
aangeworven, met het oog op het opvangen van de zon-
dagsdienst in de griffies van de grote arresthuizen.
Het penitentiair complex van Brugge krijgt achttien peni-
tentiaire beambten bij, naast het quotum dat alle peni-
tentiaire instellingen krijgen.
De verlofachterstand staat los van het snelrecht. Het
probleem bestaat in alle gevangenissen. Er wordt hard
aan gewerkt, maar we moeten de minister van de
Begroting overtuigen van de noodzaak van een inhaal-
beweging.
De heer Luc Goutry (CVP) : Bijkomende cellen in Brug-
ge verwekken onrust in het licht van de bestaande ver-
lofachterstand. Mag ik besluiten dat er bijkomend perso-
neel komt, als de minister van Begroting daarmee
akkoord gaat ?
Minister Marc Verwilghen (in het Nederlands) : Dat laat-
ste spreekt voor zichzelf.
Er wordt overleg gepleegd met het directoraat-generaal
voor het gevangeniswezen. Ik neem aan dat men over-
leg pleegt met het personeel.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
G
EVOLGEN VAN DE AFSCHAFFING VAN DE DOODSTRAF
Vraag van de heer Geert Bourgeois tot de minister van
Justitie over "de coördinatie van de wetsbepalingen ten
gevolge van de wet tot afschaffing van de doodstraf en
tot wijziging van de criminele straffen" (nr. 1415)
De heer Geert Bourgeois (VU-ID) : De aanleiding van
deze vraag is de uitspraak van het Antwerps hof van
assisen inzake de portiersmoord. De dader werd veroor-
deeld tot de maximumstraf van 30 jaar, terwijl men ver-
zachtende omstandigheden in acht nam. Wellicht wordt
dit een kluif voor het Hof van Cassatie.
De wet van 10 juli 1996 tot afschaffing van de doodstraf
en tot wijziging van de criminele straffen belast de uit-
voerende macht ermee om de bestaande wetsbepalin-
gen te coördineren met de bepalingen van deze wet.
Bij mijn weten is dit nog niet gebeurd. Dit leidt tot tal van
problemen in de praktijk. In de wetboeken staat bij de
diverse misdrijven nog altijd de oude strafmaat vermeld.
Het is toch wel kras dat na zoveel jaar er nog steeds
geen uitvoering is geweest van die wet. Hoever staat het
met de coördinatie ?
Minister Marc Verwilghen (in het Nederlands) : Er is wel
degelijk een initiatief genomen tot uitvoering van artikel
24 van de wet van 10 juli 1996, waarbij de Koning ermee
BV 50
COM 159 28.03.2000
11
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
12
BV 50
COM 159 28.03.2000
belast wordt de bestaande wetsbepalingen te coördine-
ren met de bepalingen van deze wet.
Deze opdracht werd toevertrouwd aan het Coördinatie-
bureau van de Raad van State. Dit bureau heeft een
advies overgemaakt samen met een ontwerp van KB.
De Raad van State was van oordeel dat niet alle wijzi-
gingen door middel van een KB konden worden door-
gevoerd. Daarom werd een voorontwerp van wet opge-
steld. Onder voorbehoud van de actualisering van het
voorontwerp, kan dit worden voorgelegd aan de Minis-
terraad.
Dit is momenteel de stand van zaken. Het verloop is eer-
der traag en dat betreur ik.
De heer Geert Bourgeois (VU-ID) : Ik dank de minister
voor zijn antwoord.
Het zou interessant zijn om het verloop te kennen van de
coördinatieopdracht. Er is immers veel tijd verlopen :
men wist al in februari 1997 dat de wet moest worden
gewijzigd. Ik hoop dat de minister hiervan nu een priori-
teit zal maken.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
N
IET
-
UITVOERING VAN ARRESTEN VAN DE
R
AAD VAN
S
TATE
Vraag van de heer Geert Bourgeois tot de minister van
Justitie over "de persistente weigering van de minister
om arresten van het hoogste administratieve rechtscolle-
ge uit te voeren" (nr. 1419)
De heer Geert Bourgeois (VU-ID) : Op 21 maart jongst-
leden velde de Raad van State een arrest in verband met
de aanvraag van een commissaris van de gerechtelijke
politie om drie jaar verlof te krijgen voor een buitenland-
se zending. De minister heeft reeds tweemaal geweigerd
gevolg te geven aan het arrest van de Raad van State
die de weigering van de minister had geschorst.
Op 30 december 1999 meent de minister een nieuwe
weigeringsbeslissing, die op 7 januari wordt geschorst.
Niettegenstaande een ingebrekestelling van 10 januari
2000 heeft de minister nagelaten om een nieuwe beslis-
sing over de aanvraag te nemen. Vervolgens werd hij in
kort geding gedagvaard ten einde hem ertoe te verplich-
ten op een gemotiveerde, exacte en adequate wijze een
beslissing te nemen over de vraag. Hij werd daartoe ver-
oordeeld door de voorzitter in kort geding op straffe van
een dwangsom van 100.000 frank per dag.
Op 2 maart heeft de minister een nieuwe weigeringsbe-
slissing genomen. Ook deze werd met goed resultaat
aangevochten bij de Raad van State. Er volgde namelijk
een derde voorlopige schorsingsbeslissing die op 21
maart bevestigd werd. Ten voorlopige titel moet verlof
worden toegekend. Het is zeer uitzonderlijk dat de Raad
van State zo'n maatregel neemt.
De vraag dateert van 14 juli, de weigeringsbeslissing van
15 december. Dat is rijkelijk laat. Heeft de minister al uit-
voering gegeven aan het arrest van 21 maart ? Legt de
minister zich neer bij dat arrest of zal hij verder procede-
ren ? Hoe verantwoordt de minister zijn gedrag, dat tot
deze uitzonderlijke maatregel heeft geleid ? Wat kost dit
alles aan de Staat ?
Minister Marc Verwilghen (in het Nederlands) : Ik aan-
zie de Raad van State niet als een boosdoener. De
gerechtelijke politie te Brussel bestaat uit een aantal
officieren van de gerechtelijke politie die worden geacht
in die functie op te treden. Er bestaat daarop één uit-
zondering : elke brigade moet 11,27 procent van hun
leden detacheren naar het commissariaat-generaal. Dit
commissariaat zorgt voor een goede werking van de
gerechtelijke politie, en werkt vooral in een internationa-
le context. In Brussel bedraagt dit aantal 18 procent.
Telkens iemand daar de vraag stelt om gedetacheerd te
worden naar het commissariaat, wordt dit verzoek
geweigerd. Daarop solliciteren de betrokkenen op per-
soonlijk initiatief en worden ze in de meeste gevallen
ook door het adviesorgaan aanvaard. Indien het om
gerechtelijk werk gaat, keurt men de verzoeken af,
indien het om niet-gerechtelijk werk gaat, is men wel
bereid in te gaan op de verzoeken. Ik vind dit zeer onlo-
gisch.
Ik zal een voorlopig verlof verlenen, zoals de Raad van
State mij oplegt.
Er werd tot nu toe 60.000 frank provisie op erelonen
betaald aan de advocaten.
De heer Geert Bourgeois (VU-ID) : De minister is bij het
beantwoorden van vragen over individuele zaken niet
consequent. De ene keer gaat hij in op de procedure,
een andere keer niet. De Raad van State verweet de
minister dat hij zijn beslissingen onvoldoende motiveert.
Ik wil mij niet uitlaten over de grond van de zaak, maar
het is toch logisch dat wij mensen leveren voor de toe-
passing van het internationale strafrecht. Mijn vraag
waarom de beslissing zo laat werd genomen blijft onbe-
antwoord. Ook op mijn vraag of de minister zich defini-
tief neerlegt bij de beslissing krijg ik geen antwoord. Het
is geen teken van goed bestuur als de Raad van State
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
drie maal een beslissing moet schorsen en dan een uit-
zonderlijke maatregel moet nemen.
Minister Marc Verwilghen (in het Nederlands) : Ik vind
het helemaal geen bewijs van slecht bestuur, wanneer
men een detachering niet goedkeurt, maar wel ingaat op
een sollicitatie Het percentage gedetacheerden ligt bij
de Brusselse brigade van de GP reeds veel te hoog.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
De vergadering wordt gesloten om 12.10 uur.
BV 50
COM 159 28.03.2000
13
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
Drukkerij St-Luc · Nazareth · Tel 09/385 44 03