BV 50
COM 123
BV 50
COM 123
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
Beknopt Verslag
VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN DE COMMISSIE VOOR DE SOCIALE ZAKEN
VAN
16 - 02 - 2000
namiddag
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
2
BV 50
COM 123 ­ 16.02.2000
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
AGALEV-ECOLO
:
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP
:
Christelijke Volkspartij
FN
:
Front National
PRL FDF MCC
:
Parti Réformateur libéral - Front démocratique francophone-Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS
:
Parti socialiste
PSC
:
Parti social-chrétien
SP
:
Socialistische Partij
VLAAMS BLOK
:
Vlaams Blok
VLD
:
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
:
Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000
: Parlementair document van de 50e zittingsperiode +
DOC 50 0000/000
: Document parlementaire de la 50e
het nummer en het volgnummer
législature, suivi du n° et du n° consécutif
QRVA
: Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
: Questions et Réponses écrites
HA
: Handelingen (Integraal Verslag)
HA
: Annales (Compte Rendu Intégral)
BV
: Beknopt Verslag
CRA
: Compte Rendu Analytique
PLEN
: Plenum
PLEN
: Séance plénière
COM
: Commissievergadering
COM
: Réunion de commission
Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Bestellingen :
Commandes :
Tel. : 02/549 81 60
Tél. : 02/549 81 60
Fax : 02/549 82 74
Fax : 02/549 82 74
www.deKamer.be
www.laChambre.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
e-mail : aff.generales@laChambre.be
BV 50
COM 123 ­ 16.02.2000
3
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
COMMISSIE VOOR DE SOCIALE ZAKEN ­ C 123
VRAGEN EN INTERPELLATIES
­ Vraag van de heer Joos Wauters tot de vice-eerste minister en minister van Begroting, Maat-
schappelijke Integratie en Sociale Economie over de toegankelijkheid van gebouwen voor gehandi-
capten (nr. 879)
Sprekers
: Joos Wauters en Johan Vande Lanotte, vice-eerste minister en minister van Begroting,
Maatschappelijke Integratie en Sociale Economie
5
­ Vraag van de heer Luc Paque tot de vice-eerste minister en minister van Begroting, Maatschap-
pelijke Integratie en Sociale Economie over de PWA-arbeidsprestaties van de bestaansminimum-
trekkers (nr. 1037)
Sprekers
: Luc Paque en Johan Vande Lanotte, vice-eerste minister en minister van Begroting,
Maatschappelijke Integratie en Sociale Economie
6
­ Vraag van de heer Patrick Lansens tot de vice-eerste minister en minister van Begroting, Maat-
schappelijke Integratie en Sociale Economie over Handitel (nr. 1050)
Sprekers
: Patrick Lansens en Johan Vande Lanotte, vice-eerste minister en minister van Begro-
ting, Maatschappelijke Integratie en Sociale Economie
6
­ Vraag van de heer Jean-Jacques Viseur tot de minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
het rustpensioen van godsdienstleraren (nr. 966)
Sprekers
: Jean-Jacques Viseur en Frank Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken en Pen-
sioenen
7
­ Vraag van de heer Luc Goutry tot de minister van Sociale Zaken en Pensioenen over de palliatie-
ve zorgen (nr. 983)
Sprekers
: Luc Goutry en Frank Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken en Pensioenen
7
­ Vraag van de heer Jean-Jacques Viseur tot de minister van Sociale Zaken en Pensioenen over de
tegemoetkoming aan gehandicapten (nr. 989)
Sprekers
: Jean-Jacques Viseur en Frank Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken en Pen-
sioenen
8
­ Vraag van mevrouw Greta D'Hondt tot de minister van Sociale Zaken en Pensioenen over de las-
tenvermindering voor werknemers (nr. 995)
Sprekers
: Greta D'Hondt en Frank Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken en Pensioenen
9
BEROEP OP HET REGLEMENT
9
INHOUD
4
BV 50
COM 123 ­ 16.02.2000
MONDELINGEN VRAGEN (voortzetting)
10
­ Interpellatie van mevrouw Greta D'Hondt en vraag van de heer Luc Goutry en mevrouw Kathleen
van der Hooft
tot de minister van Sociale Zaken en Pensioenen over de ereloonsupplementen in
ziekenhuizen (nrs 245, 1008, 1078)
Sprekers
: Greta D'Hondt, Luc Goutry, Kathleen van der Hooft en Frank Vandenbroucke, minis-
ter van Sociale Zaken en Pensioenen
10
­ Vraag van mevrouw Annemie Descheemaeker tot de minister van Sociale Zaken en Pensioenen
over diabetespatiënten (nr. 1013)
Sprekers
: Annemie Descheemaeker en Frank Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken en
Pensioenen
12
­ Vraag van de heer Luc Goutry tot de minister van Sociale Zaken en Pensioenen over de financiële
toezeggingen aan het MPI in De Haan (nr. 1017)
Sprekers
: Luc Goutry en Frank Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken en Pensioenen
12
­ Vraag van de heer Yves Leterme tot de minister van Sociale Zaken en Pensioenen over de inen-
tingskosten voor brandweer- en politiepersoneel (nr. 1019)
Sprekers
: Yves Leterme en Frank Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken en Pensioenen
13
­ Vraag van de heer Guy D'haeseleer tot de minister van Sociale Zaken en Pensioenen over de
problemen met de SIS-kaart (nr. 1021)
Sprekers
: Guy D'haeseleer en Frank Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken en Pensioenen
13
­ Vraag van de heer Jef Valkeniers en mevrouw Trees Pieters tot de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over de kinderbijslag voor hogeschoolstudenten in Europese projecten (nrs 1023, 1038)
Sprekers
: Jef Valkeniers, Trees Pieters en Frank Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken en
Pensioenen
14
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
VRAGEN EN INTERPELLATIES
T
OEGANKELIJKHEID VAN GEBOUWEN VOOR GEHANDICAPTEN
Vraag van de heer Joos Wauters tot de vice-eerste
minister en minister van Begroting, Maatschappelijke
Integratie en Sociale Economie over "de toegankelijkheid
van gebouwen voor gehandicapten" (nr. 879)
De heer Joos Wauters (Agalev-Ecolo) : Volgens Test-
Aankoop zijn vele gebouwen niet toegankelijk voor
gehandicapten. Het tijdschrift hanteerde in zijn enquête
de norm van de zelfstandige verplaatsingsmogelijkheid
van de gehandicapten, norm die bepalend dient te zijn
voor de wetgeving. De wetgeving dateert van 1975 en is
niet aangepast aan de huidige mobiliteitsmogelijkheden.
Heeft de minister cijfergegevens over de toegankelijk-
heid van gebouwen ? Worden controles uitgevoerd ?
Wat zijn de resultaten ? Hoe wordt de uitvoering van de
wetgeving afgedwongen ? Welke maatregelen worden
genomen voor een betere toegankelijkheid ? Wordt
overlegd met de bevoegde gemeenschapsministers ?
Minister Johan Vande Lanotte (in het Nederlands) : In
deze materie hebben wij geen enkele bevoegdheid
meer. De Gemeenschappen hebben nog wel een
bevoegdheid. Men heeft de toegankelijkheid van de
gebouwen volledig gekoppeld aan de bouwvergunnin-
gen. Voor de integratie-opdracht zijn de Gemeenschap-
pen misschien wel betrokken.
Ten opzichte van Nederland hebben we een achter-
stand, maar ten aanzien van andere landen doen we het
echt niet zo slecht.
Ik beschik niet over gegevens en kan die ook moeilijk
vragen aan de Gewesten.
De gemeenten kunnen een bouwvergunning maken die
de problemen oplost. Op dat niveau moet iedereen zijn
steentje bijdragen.
De heer Joos Wauters (Agalev-Ecolo) : Kan de minister
in een interministeriële conferentie die problematiek aan-
kaarten ?
Minister Johan Vande Lanotte (in het Nederlands) : Op
de interministeriële conferentie inzake armoedebestrij-
ding kwam wel de tegemoetkoming aan gehandicapten
BV 50
COM 123 ­ 16.02.2000
5
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
COMMISSIE VOOR
DE SOCIALE ZAKEN
OPENBARE VERGADERING
WOENSDAG 16 FEBRUARI 2000
NAMIDDAG
VOORZITTER :
de heer
Jean-Marc DELIZÉE
De vergadering wordt geopend om
15.50
uur.
6
BV 50
COM 123 ­ 16.02.2000
aan bod, maar bleek tevens dat het probleem van de
toegankelijkheid van de gebouwen niet daaronder valt,
en dat het evenmin een federale bevoegdheid is.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
Voorzitter : de heer Joos Wauters
PWA-
ARBEIDSPRESTATIES VAN DE BESTAANSMINIMUMTREKKERS
OF VAN DE PERSONEN DIE MAATSCHAPPELIJKE DIENSTVERLENING
GENIETEN
Vraag van de heer Luc Paque tot de vice-eerste minister
en minister van Begroting, Maatschappelijke Integratie
en Sociale Economie over "de PWA-arbeidsprestaties
van de bestaansminimumtrekkers of van de personen die
maatschappelijke dienstverlening genieten" (nr. 1037)
De heer Luc Paque (PSC) : In het Belgisch Staatsblad
van 24 december 1999 werden twee koninklijke beslui-
ten van 17 december 1999 betreffende de toepassing
van de regeling van de PWA's op de begunstigden van
het bestaansminimum gepubliceerd. Krachtens een cir-
culaire van 24 december 1999 van de juridische dienst
van het bestuur voor Maatschappelijke Integratie, moe-
ten de PWA-arbeidsprestaties van de bestaansmini-
mumtrekkers in het kader van een arbeidsovereenkomst
worden verricht. De betrokkenen ontvangen een uurver-
goeding van 250 frank, waarvan 100 frank naar het
bestaansmininum gaat. De bestaansminimumtrekkers
ontvangen derhalve in werkelijkheid slechts 150 frank.
Welke wetsbepaling maakt het mogelijk het bestaansmi-
nimum met een bezoldiging gelijk te schakelen ?
Beide koninklijke besluiten en de circulaire die erop
volgt, zorgen blijkbaar voor verwarring bij de verant-
woordelijke personen van de OCMW's, die er een bron
van rechtsonzekerheid in zien.
Is het niet mogelijk dat de OCMW's weigeren de beslui-
ten toe te passen uit vrees de wet betreffende de
OCMW's te overtreden ?
De circulaire adviseert de OCMW's de regeling inzake
inkomensvrijstelling die voor bestaansminimumtrekkers
geldt, ook toe te passen voor personen die maatschap-
pelijke dienstverlening genieten. Wat is daarvan de juri-
dische grondslag ?
Minister Johan Vande Lanotte (in het Frans) : Sinds 1
januari 2000 vallen PWA-werknemers onder toepassing
van de wet van 7 april 1999 die een specifieke arbeids-
overeenkomst invoert en waarmee de vergoeding van
150 tot 250 frank per uur wordt opgetrokken.
De OCMW's betalen de arbeidsprestaties die de
bestaansminimumtrekkers in het kader van een PWA
verrichten. Wij hebben hen derhalve met koninlijke
besluiten de middelen daartoe gegeven.
Werklozen en bestaansminimumtrekkers hebben dezelf-
de rechten. Bij werklozen wordt voor elke 250 frank die
zij per uur ontvangen, 100 frank ingehouden op hun uit-
kering. Aangezien die maatregel dus moest worden
doorgetrokken naar de bestaansminimumtrekkers, heb-
ben wij een koninklijk besluit uitgewerkt waarbij voor
elke ontvangen 250 frank, 100 frank van de uitkering
wordt afgehouden.
De twee koninklijke besluiten van 17 december 1999
zorgen ervoor dat werklozen en bestaansminimumtrek-
kers opnieuw gelijk worden behandeld.
Voor de maatschappelijke dienstverlening die in het
bevolkingsregister zijn ingeschreven, kunnen de
OCMW's veel autonomer handelen. Er is in geen enkel
mechanisme voor de berekening van de bestaansmid-
delen voorzien.
Voor het bestaansminimum zijn regels vastgesteld, in
tegenstelling tot wat voor de maatschappelijke dienst-
verlening geldt. Daardoor blijft er vanzelfsprekend een
zekere onduidelijkheid bestaan maar die is eigen aan het
systeem van de maatschappelijke dienstverlening.
De heer Luc Paque (PSC) : Moest om het bestaansmini-
mum als een loon te kunnen beschouwen niet eerst de
wet van 1999 worden aangepast ?
Minister Johan Vande Lanotte (in het Frans) : Dat denk
ik niet. De maatregelen die wij hebben getroffen zijn niet
strijdig met de wet van 1999.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
H
ANDITEL
Vraag van de heer Patrick Lansens tot de vice-eerste
minister en minister van Begroting, Maatschappelijke
Integratie en Sociale Economie over "Handitel" (nr. 1050)
De heer Patrick Lansens (SP) : Via Handitel, het auto-
matisch antwoordsysteem van de dienst Tegemoetko-
mingen aan gehandicapten, zouden mensen inlichtingen
moeten kunnen opvragen over hun dossier. Voor velen is
dit systeem echter te moeilijk. Op de koop toe blokkeert
het soms en wordt het gesprek onderbroken. De per-
soon die opbelt heeft echter geen nummer van een
bemand toestel. Tot wie moet die zich dan wenden ? Dit
systeem is echt niet klantvriendelijk.
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
Hoe lang zal deze toestand nog blijven duren ? Wanneer
zullen de mensen efficiënt worden geholpen ? Kan men
deze dienstverlening niet opnieuw aan mensen toever-
trouwen ? Dat kost wel geld, maar het zou een verant-
woorde uitgave zijn.
Minister Johan Vande Lanotte (in het Nederlands) : Het
doel van Handitel was een extra instrument inschakelen
voor bepaalde diensten. Er is geen verplichting om dit
middel te gebruiken. Er zijn nog steeds mensen beschik-
baar. De oproepen naar Handitel die mislopen, blijven
beperkt tot 7 procent van het totaal aantal oproepen. Ik
meen dat we zowel persoonlijke als geautomatiseerde
oproepen moeten mogelijk maken, want voor beide
werkwijzen zijn er voorstanders.
We zullen een globaal plan opmaken samen met de
dienst Ambtenarenzaken om de dienstverlening te ver-
beteren, gebruiksvriendelijker en persoonlijker te maken.
We willen de termijn van zes maanden verzekeren. We
zullen onderzoeken of het in gebruik nemen van een
call-center gewenst is.
De heer Patrick Lansens (SP) : Als extra hulpmiddel
heb ik geen probleem met Handitel. Alle formulieren ver-
melden echter enkel het Handitel-nummer. Volgens mij
verkiezen de meeste mensen een persoonlijk contact.
De geautomatiseerde aanpak in dossiers inzake sociale
tegemoetkomingen valt te betreuren.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
R
USTPENSIOEN VAN LEERMEESTERS GODSDIENST
Vraag van de heer Jean-Jacques Viseur tot de minister
van Sociale Zaken en Pensioenen over "het rustpensioen
van leermeesters godsdienst" (nr. 966)
De heer Jean-Jacques Viseur (PSC) : In antwoord op
een vraag om uitleg heeft het bestuur der Pensioenen
meegedeeld dat het Rekenhof weigert de op grond van
de nieuwe loonschalen van de Franse Gemeenschap
berekende pensioenbedragen van de bijzondere leer-
meesters godsdienst in het gesubsidieerd onderwijs
goed te keuren.
De weddetoelagen die in het gesubsidieerd lager onder-
wijs en in het gesubsidieerde bijzonder lager onderwijs
krachtens de koninklijke besluiten van 20 en 30 juli 1975
werden vastgesteld, werden volgens het Rekenhof op
een onwettige manier uitbetaald.
Het bestuur is de mening toegedaan dat het derhalve
niet mogelijk is de pensioenbedragen van de voormalige
leermeesters godsdienst te herzien. Om die pensioenen
te kunnen regulariseren, moet de tekst van voornoemde
koninklijke besluiten worden aangepast.
Welke maatregelen zal de minister treffen om de situatie
te regulariseren ?
Minister Frank Vandenbroucke (in het Frans) : Het
Rekenhof weigert inderdaad de pensioendossiers goed
te keuren van bijzondere leermeesters godsdienst van
het gesubsidieerd basisonderwijs die geen diploma van
lager onderwijzer hebben.
Loonschaal 109, waarin het besluit van de regering van
de Franse Gemeenschap van 14 juli 1997 voorziet, mag
inderdaad niet aan die leraren worden toegekend als ze
niet over de vereiste bekwaamheidsbewijzen beschikken
omdat het koninklijk besluit van 20 juni 1975 betreffende
de voldoende bekwaamheidsbewijzen in het gesubsi-
dieerd kleuter- en lager onderwijs niet werd aangepast.
Het Rekenhof vestigde reeds op 7 augustus 1998 de
aandacht van de bevoegde minister van de Franse
Gemeenschap op de noodzaak de teksten in overeen-
stemming te brengen.
De aanpassing is bij mijn weten nog niet gebeurd.
In afwachting worden de pensioenen van de leermees-
ters godsdienst in het gesubsidieerd basisonderwijs uit-
betaald op basis van een bedrag van meer dan 90 %
van het vermoedelijk definitief bedrag.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
P
ALLIATIEVE ZORG
Vraag van de heer Luc Goutry tot de minister van Sociale
Zaken en pensioenen over "de palliatieve zorg in de
ROB's en RVT's" (nr. 983)
De heer Luc Goutry (CVP) : Bij de bespreking van de
begroting 2000 bepleitte ik een financiering van de pal-
liatieve zorg in de RVT's. De geraamde financiering van
500 miljoen frank werd bij de opmaak van de RIZIV-
begroting geschrapt. De rustoorden en de RVT's vallen
uit de boot inzake financiering van de palliatieve zorg,
hoewel deze instellingen in de eerste plaats te maken
hebben met ouderen. In de thuiszorg en de ziekenhuizen
is die financiering wel gepland. De minister beloofde in
zijn beleidsnota een betere toelage voor palliatieve zorg.
Wat zijn de plannen en timing voor de palliatieve zorg in
de RVT's en de ROB's. Wil de minister de bestaande
financiering in de thuiszorg en de ziekenhuizen nog ver-
beteren ?
BV 50
COM 123 ­ 16.02.2000
7
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
8
BV 50
COM 123 ­ 16.02.2000
Minister Frank Vandenbroucke (in het Nederlands) :
Ook ik was verwonderd over het persbericht. Mijn kabi-
net werkt blijkbaar te transparant.
Mijn beleidsnota benadrukt inderdaad de noodzaak van
een verdere ontwikkeling en verbetering van de palliatie-
ve zorg. Met minister Aelvoet heb ik het ministerie
opdracht gegeven een rapport op te stellen met betrek-
king tot de palliatieve zorg in ons land. Daarnaast werd
de Nationale Raad voor ziekenhuisvoorzieningen om
advies verzocht over mogelijke normen voor palliatieve
dagcentra.
Ik verbind me tot extra ondersteuning van de palliatieve
zorg in de rusthuisen tegen uiterlijk volgend jaar. De
wijze waarop die palliatieve zorg best kan worden ge-
realiseerd ligt nog niet vast.
Sinds 1 januari 2000 bestaat er een forfait van 19.500
frank voor palliatieve thuiszorg. Die maatregel kan
mogelijk worden verbeterd, bijvoorbeeld door haar niet
te beperken tot twee maand. De ziekenhuizen ontvan-
gen nu reeds een forfaitaire vergoeding voor de palliatie-
ve functie van 450.000 frank voor ziekenhuizen met min-
der dan 500 bedden en van 750.000 frank voor zieken-
huizen met meer dan 500 bedden. Ik onderzoek hoe de
vergoeding voor de artsen kan worden verbeterd. De
ziekenhuisartsen moeten de mentaliteitswijziging, die
gericht is op verzorging en niet op therapeutische verbe-
tenheid, steunen. Palliatieve zorg moet worden geïnte-
greerd in de reguliere gezondheidszorg. De zorgverstrek-
kers dienen dan ook over een betere palliatieve kennis te
beschikken.
De heer Luc Goutry (CVP) : Ik apprecier de visie van de
minister, die de palliatieve zorg wil integreren in het
geheel van de verstrekte zorgen. De palliatieve aanpak
vermijdt trouwens ook zinloze kosten aan het levensein-
de, door af te zien van therapeutische hardnekkigheid.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
V
ERMINDERING VAN DE TEGEMOETKOMING AAN GEHANDICAPTEN
Vraag van de heer Jean-Jacques Viseur tot de minister
van Sociale Zaken en Pensioenen over "de vermindering
van de tegemoetkoming aan gehandicapten en het uit-
sluiten van de franchise" (nr. 989)
De heer Jean-Jacques Viseur (PSC) : De reglemente-
ring inzake de tegemoetkomingen aan gehandicapten
enerzijds en inzake de franchise anderzijds voorziet
onder andere in een vermindering met een derde van de
integratietegemoetkoming bij opname in een psychia-
trisch ziekenhuis en de uitsluiting van de franchise na
365 dagen verblijf in een psychiatrisch ziekenhuis. Dat is
de letter van de wet. Ik had evenwel graag de aandacht
van de minister op een aantal bijzondere gevallen geves-
tigd, waarbij een strikte toepassing van de wet moeilijk
aanvaardbaar lijkt.
Ik neem het geval van een man van 42 jaar die zwaar
mentaal gehandicapt is en in staat van verlengde min-
derjarigheid werd verklaard. Na verschillende mogelijk-
heden te hebben onderzocht, zijn zijn ouders tot het
besluit gekomen dat de enige oplossing de opname in
een psychiatrisch ziekenhuis is.
De ouders plaatsten hun kind enkele maanden geleden
in een psychiatrisch ziekenhuis. Daarmee kozen ze voor
de oplossing van het minste kwaad. Na die plaatsing
werd de integratietegemoetkoming van het kind met een
derde verminderd. Bovendien zullen de ouders waar-
schijnlijk de franchise niet langer genieten omdat het
kind al meer dan 366 dagen in het ziekenhuis verblijft.
Jaarlijks zullen zij dus meer dan 140.000 frank remgeld
moeten neertellen, terwijl hun inkomen ongewijzigd blijft.
Over enkele maanden gaat de vader van de patiënt met
pensioen, wat een verlaging van het gezinsinkomen
betekent. Waarschijnlijk zal het gezin dan de last van het
gehandicapte kind niet langer kunnen dragen en bij het
OCMW moeten aankloppen. Zo gaat de handicap nog
zwaarder op het gezin wegen.
Zou de wetgeving niet soepeler kunnen worden geïnter-
preteerd zodat dit soort gezinnen wier sociale en gezins-
situatie niet kan verbeteren, niet tijdelijk maar blijvend
recht hebben op de tegemoetkoming of vrijstelling van
het remgeld ?
Minister Frank Vandenbroucke (in het Frans) : De wet
van 27 februari 1987 inzake de tegemoetkoming aan
gehandicapten bepaalt dat gehandicapten als WIGW's
kunnen worden erkend en de sociale franchise kunnen
aanvragen.
Wat dat laatste voordeel betreft, wordt sinds 1 januari
1997 de persoonlijke bijdrage van de patiënt vanaf de
366ste dag in een psychiatrisch ziekenhuis niet meer in
aanmerking genomen, en dus ook niet langer door de
verplichte verzekering terugbetaald. De vorige regering
besliste daartoe over financiële redenen.
Het recht op een voorkeurregeling inzake terugbetaling
en dus op een lager remgeld voor tal van verstrekkingen
compenseert in enige mate die uitsluiting, die een rem
op de toegankelijkheid van de verzorging betekent.
Aangezien de regering er wil voor zorgen dat de sociaal
verzekerden toegang hebben tot de geneeskundige ver-
zorging, hebben besprekingen plaatsgevonden met het
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
oog op het nemen van eventuele maatregelen, met
name in het kader van de derde-betalersregeling en de
franchise, waarbij de vooropgestelde begrotingsdoel-
stelling moet worden nageleefd.
Volgens mij kan een en ander niet via een interpretatie
worden opgelost maar is een wetgevend initiatief vereist.
Voor de psychiatrische sector zou een oplossing in een
ruimer kader moeten worden gevonden.
De heer Jean-Jacques Viseur (PSC) : Om dat probleem
op te lossen is inderdaad kennelijk een wetswijziging
vereist. Ik wil dat men in het komend semester rekening
houdt met die situaties, die weliswaar niet vaak voorko-
men, maar daarom voor de betrokkenen niet minder dra-
matisch zijn. Als er geen wetsontwerp komt, zal ik een
wetsvoorstel indienen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
L
ASTENVERMINDERING VOOR WERKNEMERS
Vraag van mevrouw Greta D'Hondt tot de minister van
Sociale Zaken over "de werknemers waarvoor geen aan-
spraak kan worden gemaakt op lastenvermindering" (nr.
995)
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Op 2 februari jongstle-
den ondervroeg ik de minister over de uiteindelijke kost-
prijs van de geplande loonkostvermindering. Daarvoor
komen in totaal 2.210.000 werknemers in aanmerking.
Minister Vande Lanotte had het over 1.760.000 werkne-
mers. Minister Vandenbroucke had het over 1.870.000
werknemers. Daarop wordt een correctiefactor toege-
past voor de deeltijdse werknemers, namelijk 103.000
werknemers. Daarnaast wordt ­ volgens de minister ­
nog een categorie in mindering genomen. Over hoeveel
werknemers gaat het nu eigenlijk ? Waar zijn ze te situ-
eren ? Waarom worden sommigen uitgesloten ? Wat is
de uiteindelijke kostprijs ? Gaat het nu om 48 of om 56
miljard frank ?
Minister Frank Vandenbroucke (in het Nederlands) : Het
verschil tussen mijn berekening en die van minister
Vande Lanotte bedraagt 7 miljard. Dit is te verklaren
door de lastenverlaging in het kader van de sociale Mari-
bel ten bedrage van 3 miljard frank en van de jongeren-
banenplannen ten bedrage van 4 miljard frank. Ik heb
dus altijd gesproken over de structurele lastenverminde-
ring, terwijl minister Vande Lanotte ook de lastenvermin-
dering in het kader van de sociale Maribel en de jonge-
renbanenplannen in rekening nam. Vandaar het verschil
van 7 miljard frank.
Indien er fouten in de berekening zijn geslopen, zullen
wij de berekening opnieuw maken.
Mevrouw D'Hondt heeft berekend dat 2.250.000 werk-
nemers uit de privé-sector in aanmerking zouden komen
voor de lastenverlaging. Dit is 40.000 meer dan mijn
berekening en dit is precies het aantal waarvoor de
sociale Maribel van toepassing is.
Er komen 2.210.000 werknemers uit de privé-sector in
aanmerking voor de structurele lastenverlaging. Voor
1.870.000 onder hen ontvangen de werkgevers ook
effectief een loonlastenverlaging in het kader van de
structurele bijdragevermindering. Voor 340.000 werkne-
mers is er dus geen effectieve lastenverlaging. De hoog-
te van de lastenverlaging is afhankelijk van de geleverde
arbeidsprestatie, waartoe de correctiecoëfficiënt "mu"
wordt gebruikt. Voor prestaties van minder dan 33 pro-
cent is deze coëfficiënt gelijk aan 0, voor prestaties van
meer dan 80 procent is deze 1. Voor 340.000 werkne-
mers is de coëfficiënt gelijk aan 0. Het gaat om werkne-
mers die van werk veranderen in het lopende trimester
en per werkgever minder dan 33 procent presteerden,
werknemers die minder dan 33 procent hebben verricht
omwille van ziekte, bevallingsrust, staking enzovoort en
werknemers die contractueel en reëel minder dan 33
procent van een voltijdse arbeidsregime presteerden. Ik
heb geen redenering opgebouwd in het kader van de
voltijdsen.
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Onder de drie genoem-
de categorieën is er één groep die mij verwondert.
Namelijk de groep van werknemers die minder dan 33
procent hebben gepresteerd omwille van ziekte, zwan-
gerschap, staking, ... Dit zal ook voor de werkgevers een
verrassing zijn, aangezien zij gehouden zijn om hun
werknemers een gewaarborgd loon uit te betalen in der-
gelijke omstandigheden.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
BEROEP OP HET REGLEMENT
De heer Jef Valkeniers (VLD) : Ik stel opnieuw vast dat
de vragen die nu worden gesteld, vorige week reeds
werden beantwoord door de minister. Op die manier
kunnen we bezig blijven.
Heel wat van de gestelde mondelinge vragen zouden
trouwens schriftelijk kunnen worden gesteld. Door de
huidige werkwijze wordt het eigenlijk debat in de com-
missie totaal onmogelijk.
BV 50
COM 123 ­ 16.02.2000
9
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
10
BV 50
COM 123 ­ 16.02.2000
De voorzitter : U heb wellicht gelijk, maar ik had aan
mevrouw D'Hondt toegezegd dat zij haar vragen in de
commissie kon stellen.
Het incident is gesloten.
VRAGEN EN INTERPELLATIES
(Voortzetting)
E
RELOONSUPPLEMENTEN IN ZIEKENHUIZEN
­ Interpellatie van mevrouw Greta D'Hondt tot de minis-
ter van Sociale Zaken en Pensioenen over " de ereloon-
supplementen in ziekenhuizen" (nr. 245)
­ Vraag van de heer Luc Goutry tot de minister van
Sociale Zaken en Pensioenen over "de honoraria-supple-
menten bij daghospitalisatie" (nr. 1008)
­ Vraag van mevrouw Kathleen van der Hooft tot de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over "de ver-
lenging van de bestaande reglementering inzake honora-
riasupplementen" (nr. 1078)
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Wij weten uit ervaring
hoe moeilijk het is een evenwicht te vinden tussen de
noodzaak om een akkoord artsen-ziekenfondsen af te
sluiten enerzijds en het hoofdstuk ereloonsupplementen
anderzijds. De minister zal een KB nemen, maar stuitte
reeds op verzet van de commissie artsen-ziekenfondsen
en vanwege het RIZIV. Binnen het RIZIV bestaat nog
geen eensgezindheid. Er bestaat evenmin eensgezind-
heid over de noodzaak van een KB. De regering draagt
de actieve welvaartsstaat hoog in het vaandel. Op het
ogenblik van ziekte lijkt het recht op privacy me geen
overbodige luxe.
Op 1 december 1999 verklaarde de minister van Sociale
Zaken dat hij van plan was krachtens artikel 50 bis een
beperking van de honorariumsupplementen in te voeren
voor de gemeenschappelijke kamers en de tweeper-
soonskamers, zowel voor de geconventioneerde als
voor de niet-geconventioneerde artsen.
Bij haar aantreden heeft de regering het concept van de
actieve welvaartsstaat naar voren geschoven. Dient zij
dan ook niet te zorgen voor een grotere tarifaire zeker-
heid voor wie zich geen eenpersoonskamer kan veroor-
loven ?
Volgens de indieners van wetsvoorstel 407 vermindert
artikel 50 bis de verloning van de practici. De specialis-
ten zouden 52 procent van hun honoraria afstaan om
onvoldoende gefinancierde ziekenhuizen overlevings-
kansen te bieden. Is het niet aangewezen de ziekenhuis-
financiering te herzien, in plaats van de rekening door te
schuiven naar de gehospitaliseerde patiënt ?
De heer Luc Goutry (CVP) : De ziekenhuizen zouden
naar verluidt artikel 50 bis van de wet betreffende
geneeskundige verzorging en uitkeringen niet toepassen
in geval van daghospitalisatie en dus toch honorarium-
supplementen aanrekenen.
Zal de minister de regeling voor de daghospitalisatie
opnemen in het KB voor 2000, met het oog op het her-
stel van de tariefzekerheid van de patiënt ? Dit zou ove-
rigens de discussie oplossen of daghospitalisatie nu al
dan niet moet beschouwd worden als een ziekhuisopna-
me.
Mevrouw Kathleen van der Hooft (VLD) : De minister
kondigde aan dat de regeling met betrekking tot de
honorariumsupplementen zou worden verlengd tot eind
2000. Met de artsen zou hij zoeken naar een alternatief.
Denkt de minister dat er een reële kans bestaat om voor
31 december 2000 tot een oplossing te komen ? Is een
alternatieve regeling mogelijk zolang het systeem van de
bijdrage van de artsen aan de ziekenhuizen niet wordt
gewijzigd ?
Minister Frank Vandenbroucke (in het Nederlands) : Het
is belangrijk dat we een definitieve regeling vinden voor
beide doelstellingen : maximale tariefzekerheid en een
ondersteuning voor de conventisering.
Een KB uitvaardigen zonder meer, is geen definitieve
oplossing, want dan blokkeert het conventiemechanis-
me. De regering doet daarom een oproep tot de actoren
om een definitieve oplossing tot stand te brengen.
Ik bereid wel een KB voor met uitwerking tot 31 decem-
ber 2000. Als ondertussen uit het overleg een definitieve
oplossing komt, dan hoeft het KB niet meer. Als er geen
oplossing komt tegen einde 2000, dan moet er opnieuw
een politieke regeling worden getroffen.
Deze benadering geeft de actoren op het terrein de kans
een oplossing te realiseren, zonder dat wij onze verant-
woordelijkheid ontlopen.
Ik wil mij niet vastpinnen op een termijn. Het KB zal wor-
den gepubliceerd indien er geen overlegde oplossing
komt. Indien die er wel komt, trek ik het KB terug in. Het
moet duidelijk zijn dat ik in deze kwestie een definitieve
regeling wil.
De afschaffing of toekenning van ereloonsupplementen
zal de ziekenhuisfinanciering niet scheeftrekken, doch
beweren dat ze geen effect heeft op die financiering is
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
onzin. Ik wil tegen eind 2000 de reële problemen van de
ziekenhuisfinanciering oplossen, met inachtname van
principiële overwegingen inzake de ereloonsupplemen-
ten.
Het probleem van de daghospitalisatie kan maar voor
een heel beperkt deel worden opgelost door een KB. De
wetsbepalingen over de supplementen is zeer dringend.
Het is een argument te meer om een oplossing te vinden
door overleg. Het is logisch dat een regeling voor de
hospitalisatie ook geldt voor de daghospitalisatie, maar
juridisch is dat niet zo duidelijk.
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Ik deel de mening van
de minister dat er een definitieve regeling nodig is, die
best tot stand komt via de geëigende kanalen. De oplos-
sing moet er echter komen en daarop kunnen we niet
wachten tot het eind van het jaar. Eventueel moet wor-
den ingegrepen en dat moet tijdig gebeuren. Wij zullen
dit blijven opvolgen. De taak is principieel namelijk het
koppelen van de erelonen aan het volume van de kamer.
Domineert het recht op privacy van de patiënt overigens
niet op de ruimte van de ziekenhuiskamer ? Moeten de
principiële uitgangspunten niet geactualiseerd worden ?
De heer Luc Goutry (CVP) : De verklaringen die in het
Parlement werden afgelegd bij de wetsvoorbereiding zijn
van essentiële belang. Misschien moet een omzendbrief
in die zin verschijnen ?
Minister Frank Vandenbroucke (in het Nederlands) : Het
KB kan alleen de wetsbepalingen overnemen. De juridi-
sche betwisting of daghospitalisatie onder ziekenhuis-
opname valt kan niet worden opgelost door een
omzendbrief. Precies daarom moet er overlegd worden.
De heer Jef Valkeniers (VLD) : Ik dank de minister,
namens mevrouw van der Hooft, voor zijn antwoord. Het
verbaast mij dat er twee vraagstellers waren van dezelf-
de fractie. In ieder geval hebben we niets bijgeleerd.
Weinig mensen liggen op een eenpersoonskamer en
veel mensen hebben een hospitalisatieverzekering. De
christelijke mutualiteit verkoopt ze ten andere zelf.
Men moet consequent zijn. Ofwel aanvaardt men niet
langer dat iemand niet geconventioneerd is, ofwel staat
men ereloonsupplementen toe.
De ziekenhuizen innen nu de honoraria, niet de artsen.
Supplementen dienen om aankopen te doen, in overleg
tussen de directie en de medische raad.
Men mag de geneesheren niet onder druk blijven zetten
met allerlei afhoudingen. Zij hebben nu geen enkel
inzicht in de boekhouding. Het afhouden van een pro-
cent van erelonen vormt een aanzet tot overconsumptie.
Alleen dokters met het juiste "productieprofiel" komen in
aanmerking voor bevorderingen in ziekenhuizen.
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Ik pleit ervoor de hos-
pitalisatieverzekering te koppelen aan het recht op priva-
cy van de patiënt. De kwaliteit van de zorg primeert.
Iedereen moet dezelfde toegang hebben tot ons sociale-
zekerheidssysteem. Daarom moet overlegd worden op
het terrein. Mijn motie van aanbeveling moet vooral als
een positieve motie worden beschouwd.
De voorzitter : Mevrouw Greta D'Hondt en de heren Luc
Goutry en Jean-Pierre Viseur hebben een motie van aan-
beveling ingediend. Deze luidt als volgt :
"De Kamer,
Gehoord de interpellatie van mevrouw D'Hondt
betreffende de ereloonsupplementen in ziekenhuizen
en het antwoord van de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen ;
vraagt de regering :
­ de tariefzekerheid voor de patiënt opgenomen in een
twee- of meerpersoonskamer zo snel mogelijk te her-
stellen
­ het hoogdringend advies (advies op drie dagen) in te
winnen van de afdeling wetgeving van de Raad van
State zodat het KB betreffende de algemeen verbindend
verklaring zo snel mogelijk en ten laatste op 1 mei 2000,
kan gepubliceerd worden in het Belgisch Staatsblad ;
­ het luik daghospitalisatie in het hiervoor genoemde KB
op te
nemen, zodat over de toepasselijkheid van arti-
kel 50bis van de wet betreffende de verplichte verzeke-
ring voor geneeskundige verzorging en uitkeringen bij
daghospitalisatie geen rechtsonzekerheid meer bestaat
De eenvoudige motie werd ingediend door de heren
Joos Wauters (Agalev-Ecolo) en Jef Valkeniers (VLD) en
mevrouwen Maggy Yerna (PS) en Pierrette Cahay-André
(PRL FDF MCC).
Over deze moties zal in een volgende plenaire vergade-
ring worden gestemd.
De bespreking is gesloten.
BV 50
COM 123 ­ 16.02.2000
11
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
12
BV 50
COM 123 ­ 16.02.2000
D
IABETESPATIENTEN
Vraag van mevrouw Anne-Mie De Scheemaeker tot de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over "de dia-
betespatienten (nr. 1013)
Mevrouw Anne-Mie De Scheemaeker (Agalev-Ecolo) :
Veel diabetici hebben dagelijks insuline nodig. Kunnen
zij die zelf niet inspuiten, dat wordt de inspuiting gege-
ven door verpleegkundigen en vallen de kosten ten laste
van het RIZIV.
Diabetici die zich zelf kunnen inspuiten, moeten de spui-
ten zelf aankopen. Dat komt bovenop een aantal andere
kosten.
Waarom overweegt men wel gratis spuitenruil voor drug-
gebruikers en geen gratis spuiten voor diabetici ? Is dat
rechtvaardig ? Zijn er concrete plannen om dit onder-
scheid weg te werken ? Zo ja, wanneer en hoe ?
Minister Frank Vandenbroucke (in het Nederlands) : De
verplichte verzekering komt niet tussenbeide in de kos-
ten van injectiespuiten in het kader van spuitenruil voor
drugverslaafden. Dat is een initiatief van de Gemeen-
schappen met het oog op de preventie. Ik ken de stand
van zaken van die projecten niet. Dit heeft overigens
niets te maken met de diabeticiproblematiek.
De federale ziekteverzekering betaalt al heel wat terug
voor diabetici : de medicatie, de labotesten, het gluco-
semetingsmateriaal en de begeleiding in diabetescentra.
Ook de pen van het insuline-inspuittoestel wordt ver-
goed, alleen de naald valt ten laste van de patient. Dit
kost gemiddeld 8 frank per dag.
Verder komen diabetici zoals iedereen in aanmerking
voor fiscale en sociale franchise, zorgen-forfait voor
chronisch zieken en andere. Ik wil nog extra maatregelen
nemen voor de chronisch zieken zoals het in rekening
brengen van de remgelden voor geneesmiddelen in de
fiscale en sociale franchise. Ik ben niet ongevoelig voor
de vraag van de diabetici. Ik heb de afdeling chronische
ziekten van de wetenschappelijk raad gevraagd om
voorstellen te formuleren.
Mevrouw Anne-Mie De Scheemaeker (Agalev-Ecolo) :
Er is inderdaad een groot verschil met de spuitruil voor
diabetici, maar het ligt toch gevoelig bij mensen die hun
spuiten zelf moeten kopen. Zij hebben een kost die niet
moet worden betaald door diegenen die zich zelf niet
kunnen inspuiten.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
F
INANCIËLE TOEZEGGINGEN AAN HET
MPI
IN
D
E
H
AAN
Vraag van de heer Luc Goutry tot de minister van Sociale
zaken over "de financiële toezeggingen aan het Medisch
Pediatrisch Instituut in De Haan (nr. 1017)
De heer Luc Goutry (CVP) : In de lokale pers stonden de
ministers Vandenbroucke en Vande Lanotte breed uitge-
meerd tijdens hun "optreden" in het MPI in De Haan. Ik
ben voorstander van de voorgestelde ondersteuning van
het MPI maar ik ben wel gestoord door de "show" die
werd opgevoed.
In de pers lazen we dat er vanaf 1 maart belangrijke
extra financiële steun zal komen zodat er nog vóór deze
zomer 40 extra personeelsleden zullen kunnen aange-
worven worden. Vanaf 1 januari 2001 kondigt u nog-
maals een verhoging aan voor nog eens acht extra per-
soneelsleden. Tevens vermeldt het persartikel een toe-
zegging van 350 miljoen voor een nieuw gebouw.
Mijn vragen aan de minister zijn de volgende :
Kan ik een concrete en gedetailleerde toelichting krijgen
van deze financiële toezeggingen. Over welke bedragen
gaat het precies ? Uit welk budget worden ze
genomen ?
Welke procedures werden er gevolgd ? Werden deze
concrete toezeggingen door de geëigende RIZIV-orga-
nen goedgekeurd ? Hoe werden deze verantwoord ten
overstaan van de beslissing dat er binnen de sector
revalidatie geen financiële ruimte meer was voor nieuwe
initiatieven ?
Hoe kan u reeds toezeggingen doen voor 2001 zonder
dat er voor dat jaar al een begroting is opgesteld en
goedgekeurd ?
Welke zijn de eventuele budgettaire gevolgen voor de
twee Waalse medisch-pediatrische centra ?
Minister Frank Vandenbroucke (in het Nederlands) : Ik
heb lang gewacht met mijn beslissing. Alles was wel
overwogen.
Het Medisch-Pediatrisch Centrum (MPI) van De Haan is
het eerste van die voormalige sanatoria dat kan worden
omgevormd tot medische-pediatrisch centrum (MPC).
Het ontwerp tot overeenkomst werd goedgekeurd door
het College van geneesheren-directeurs bij het RIZIV.
Het voorstel zal voor begrotingscontrole en later voor
beslissing aan het Verzekeringscomité worden voorge-
legd. De wettelijke procedure wordt volledig nageleefd.
De bedoeling van de reconversie van preventoria naar
MPC's is het opzetten van een beter verblijfkader voor
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
kinderen en jongeren met een chronische ziekte. De
bevoegde organen van het RIZIV voorzien in 2000 in een
eigen budget van 480,9 miljoen frank.
De Haan is het grootste van de drie MPC's en krijgt dus
ook het grootste deel van het budget, namelijk 291 mil-
joen frank in 2000. Dat laat voldoende ruimte voor de
twee kleinere Waalse centra.
Een specifiek probleem voor De Haan is de nood aan
bijkomend statutair opvoedend personeel in vervanging
van voorheen inwonende studenten. Er wordt voorge-
steld de overeenkomst met De Haan te laten ingaan op
1 maart 2000.
Voor 2001 wordt voorzien in een kleine personeelsuit-
breiding en een rationalisatie en een verbetering van de
infrastructuur. Alle uitgaven zullen moeten worden ver-
antwoord. Alleen zo kan men een aantal chronische
zieke kinderen de neerwaartse spiraal van dreigend hos-
pitalisatie worden afgewend.
De heer Luc Goutry (CVP) : Wij zijn blij met de bijko-
mende financiële steun van dit centrum. De voorstellen
waren erg concreet. Nu blijkt echter dat nog adviezen
worden ingewacht. Dat is allemaal nogal contradicto-
risch en in feite onbehoorlijk, vooral doordat minister
Vande Lannotte daarbij aanwezig was. Deze situatie is
helemaal niet correct.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
I
NENTINGSKOSTEN VOOR BRANDWEER
-
EN POLITIEPERSONEEL
Vraag van de heer Yves Leterme tot de minister van
Sociale Zaken en Pensioenen over "de inentingskosten
voor brandweer- en politiepersoneel" (nr. 1019)
De heer Yves Leterme (CVP) : Het KB van 4 augustus
1996 verplicht de inenting van het personeel van brand-
weer en politie tegen hepatitis B. Dit kost 5.000 frank per
personeelslid. Op 1 februari vroeg ik de minister van
Werkgelegenheid of terugbetaling van die kosten door
het Fonds voor beroepsziekten mogelijk is. Zij wees erop
dat de beslissing hierover tot uw bevoegdheid behoort.
De minister van Binnenlandse Zaken kon ook geen uit-
sluitsel geven. Is de minister bereid dit aan te kaarten bij
het Fonds voor beroepsziekten ?
Minister Frank Vandenbroucke (in het Nederlands) : De
reglementering vindt steun in de wetgeving met betrek-
king tot het welzijn op het werk. De preventieacties val-
len ten laste van de werkgever.
De vraag of het Fonds voor beroepsziekten kan voorzien
in een terugbetaling van het vaccin tegen hepatitis B kan
derhalve niet beoordeeld worden op grond van de regle-
mentering waarnaar werd verwezen, te weten het KB
van 4 augustus 1996 betreffende de bescherming van
de werknemers tegen de risico's bij blootstelling aan
biologische agentia op het werk, zoals gewijzigd door
het KB van 29 april 1999.
Het principe dat terzake geldt is dat alle werknemers
waarvoor de wet een vergoeding voor beroepsziekte
voor virale hepatitis B toelaat, recht hebben op de terug-
betaling van de kosten voor vaccinatie tegen hepatitis B,
dit ten laste van het Fonds voor beroepsziekten.
Vrijwillige brandweerlieden vallen niet onder de toepas-
sing van de wetten betreffende de schadeloosstelling
voor beroepsziekten.
Beroepsbrandweerlui komen wel in aanmerking als het
risico wordt aangetoond. Voor de politie komt het Fonds
voor beroepsziekten niet tussenbeide omdat daar het
risico occasioneel is.
De heer Yves Leterme (CVP) : Dit antwoord is duidelijk.
De gemeentebesturen moeten daarvan zo vlug mogelijk
worden ingelicht.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
P
ROBLEMEN MET DE
SIS-
KAARTEN
Vraag van de heer Guy D'Haeseleer tot de minister van
Sociale Zaken over "de aanhoudende problemen met de
SIS-kaarten" (nr. 1021)
De heer Guy D'haeseleer (VL. BLOK) : Naar verluidt
zouden nog steeds vele SIS-kaarten onbruikbaar zijn.
Een van de oorzaken is het verschil in de classificaties
van patiënten bij de diverse ziekenfondsen. Kan de
minister tussenbeide komen om dat te harmoniseren ?
Klopt het dat men bij bepaalde groepen het recht niet
automatisch heeft laten doorlopen ? Is de overheid te
hard van stapel gelopen bij de invoering van de SIS-
kaarten ? Welke maatregelen worden genomen om jaar-
lijks terugkomende problemen bij de aanpassing van de
kaarten te voorkomen ?
Minister Frank Vandenbroucke (in het Nederlands) : De
problemen met de SIS-kaart worden veroorzaakt door
het feit dat een aantal kaarten niet konden worden geac-
tualiseerd. De brieven aan de leden werden in januari
verstuurd. Sommige kantoren hebben de verzending
gespreid om een overrompeling van de kantoren te ver-
mijden.
BV 50
COM 123 ­ 16.02.2000
13
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
14
BV 50
COM 123 ­ 16.02.2000
We hebben geen geactualiseerde cijfers over het aantal
bijgewerkte kaarten. Op 15 januari echter moesten nog
750.000 kaarten, dit is 7,4 procent van het totaal, wor-
den geactualiseerd. In 500.000 gevallen gaat het om
zelfstandigen die zich laten verzekeren voor kleine risi-
co's of personen die verzekerd zijn in het kader van
internationale overeenkomsten. Voor de rest gaat het om
mensen waarvan de verzekerheidstoestand in 2000 niet
dezelfde is als in 1999.
Op balans van extrapolaties schatten we dat wekelijks
zo'n 150.000 kaarten aan de loketten van de zieken-
fondsen worden aangeboden, waarvan 70.000 voor een
aanpassing met het oog op de verzekerbaarheid voor
2000.
Er moeten nog 490.000 kaarten worden bijgewerkt,
zodat de achterstand tegen eind maart zal zijn wegge-
werkt.
Dit probleem moet tot zijn juiste dimensies worden
teruggebracht. Ik ga er niet mee akkoord dat het sys-
teem te snel en te massaal zou zijn opgelegd. Er waren
integendeel grondige voorbereidingen, waarbij alle acto-
ren werden betrokken.
Het voorspellen van problemen is enigszins voorbarig.
Momenteel gebeurt binnen het RIZIV overleg over de
concrete modaliteiten.
De heer Guy D'Haeseleer (VL. BLOK) : We moeten ver-
mijden dat het SIS-kaart-probleem jaarlijks zou terugke-
ren. Ik dank de minister voor zijn antwoord.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
K
INDERBIJSLAG VOOR HOGESCHOOLSTUDENTEN IN
E
UROPESE
PROJECTEN
­ Vraag van de heer Jef Valkeniers tot de minister van
Sociale Zaken en Pensioenen over "de niet-uitbetaling
van kinderbijslag voor hogeschoolstudenten in het kader
van Europese projecten" (nr. 1023)
­ Vraag van mevrouw Trees Pieters tot de minister van
Sociale Zaken en Pensioenen over "de kinderbijslagen
voor hogeschoolstudenten die aan Europese projecten
deelnemen" (nr. 1038)
De heer Jef Valkeniers (VLD) : Artikel 4 van het konink-
lijk besluit van 30 december 1975 tot vaststelling van de
voorwaarden waaronder kinderbijslag wordt verleend ten
behoeve van het kind dat onderwijs volgt, bepaalt dat
Belgische universiteitsstudenten die in het kader van
een uitwisselingsproject les volgen in een buitenlandse
universiteit recht hebben op kinderbijslag. Dit betekent
ook dat bijvoorbeeld hogeschoolstudenten die in het
kader van gelijkaardige uitwisselingsprojecten les volgen
in het buitenland geen recht meer geven op kinderbijslag
om de eenvoudige reden dat zij hogeschoolstudent zijn.
Wat was voor de wetgever de reden om een verschillen-
de regeling uit te werken voor enerzijds universiteitsstu-
denten en anderzijds hogeschoolstudenten ? Vindt de
minister het gerechtvaardigd dat universiteitsstudenten
wel en hogeschoolstudenten niet recht hebben op kin-
derbijslag naar aanleiding van een uitwisselingsprogram-
ma ? Wat is de visie van de minister op deze discrimina-
tie op grond van de onderwijstype dat de student volgt ?
Mevrouw Trees Pieters (CVP) : Ik wil twee elementen
toevoegen aan de vraag van de heer Valkeniers. Binnen
welke termijn zal de minister de discriminatie
rechtzetten ? Zal de rechtzetting retroactief gebeuren ?
Minister Frank Vandenbroucke (in het Nederlands) :
Overeenkomstig artikel 4 van het koninklijk besluit van
30 december 1975 wordt kinderbijslag toegekend ten
behoeve van het kind dat regelmatig ingeschreven is in
een in of buiten het Rijk gevestigde inrichting voor hoger
onderwijs en er cursussen volgt die overeenstemmen
met een volledig studieprogramma en leerplan of dat
regelmatig ingeschreven is in een in of buiten het Rijk
gevestigde inrichting voor hoger onderwijs en dat, met
de toelating van de academische overheid of de school-
overheid zichzelf een programma heeft samengesteld
dat ten minste 13 lesuren per week omvat.
Overeenkomstig artikel 5 van hetzelfde besluit wordt ook
het buitenlands niet-universitair hoger onderwijs waar-
van het programma door de buitenlandse overheid is
erkend of met een door deze overheid erkend program-
ma overeenstemt, als hoger onderwijs aangezien.
Opdat een Belgische kinderbijslaginstelling kinderbijslag
zou kunnen toekennen uit hoofde van het buitenland
gevolgd onderwijs moet zij in het bezit gesteld worden
van het door de buitenlandse Europese onderwijsinstel-
ling ingevuld formulier E 401 om de aard van het gevolg-
de onderwijs te kunnen toetsen.
Ten aanzien van de universiteitsstudenten die in het
raam van een Europees uitwisselingsproject lessen vol-
gen in een universiteit van de Europese Unie werd de
controle via dit formulier E 401 weggelaten door de
invoering van artikel 4,3° in het KB van 30 december
1975 ten einde een snellere administratieve afhandeling
mogelijk te maken.
Er rijzen problemen betreffende de kinderbijslag voor
hogeschoolstudenten die lessen volgen via een Euro-
pees uitwisselingsproject.
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
Het besluit nr. 253/2000/EG van 24 januari 2000 tot vast-
stelling van de tweede fase van het communautaire
actieprogramma "Socrates" maakt geen onderscheid
tussen studenten van universiteiten en studenten van
hogescholen.
Het lijkt me dan ook passend dat in de kinderbijslagre-
geling niet langer een onderscheid wordt gemaakt tus-
sen studenten van universiteiten en hogescholen wan-
neer deze via een Europees uitwisselingsproject onder-
wijs volgen in een ander land van de Europese Unie.
Ik heb mijn administratie de opdracht gegeven om me
daartoe een ontwerp van koninklijk besluit voor te leg-
gen dat de nodige wijzigingen aanbrengt in het koninklijk
besluit van 30 december 1975.
De heer Jef Valkeniers (VLD) : Eigenlijk zou er zelfs
geen nieuw KB nodig zijn.
Minister Frank Vandenbroucke (in het Nederlands) : Ik
zal een nieuw KB uitvaardigen waardoor het oude wordt
opgeheven.
Mevrouw Trees Pieters (CVP) : Het KB zorgt voor duide-
lijkheid voor de universiteitsstudenten en niet voor hoge-
schoolstudenten. Er is geen enkele reden om dat onder-
scheid te maken.
De heer Jef Valkeniers (VLD) : Indien het formulier E 401
bestond en niet werd uitgereikt, denk ik dat ze wel een
retroactieve aanpassing kan gebeuren.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
­ De commissievergadering wordt gesloten om 18.10
uur.
BV 50
COM 123 ­ 16.02.2000
15
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
Drukkerij St-Luc · Nazareth · Tel 09/385 44 03