BV 50
COM 116
BV 50
COM 116
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
Beknopt Verslag
VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN DE COMMISSIE VOOR DE BINNENLANDSE ZAKEN,
DE ALGEMENE ZAKEN EN HET OPENBAAR AMBT
VAN
15 - 02 - 2000
ochtend
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
2
BV 50
COM 116 15.02.2000
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
AGALEV-ECOLO
:
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP
:
Christelijke Volkspartij
FN
:
Front National
PRL FDF MCC
:
Parti Réformateur libéral - Front démocratique francophone-Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS
:
Parti socialiste
PSC
:
Parti social-chrétien
SP
:
Socialistische Partij
VLAAMS BLOK
:
Vlaams Blok
VLD
:
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
:
Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000
: Parlementair document van de 50e zittingsperiode +
DOC 50 0000/000
: Document parlementaire de la 50e
het nummer en het volgnummer
législature, suivi du n° et du n° consécutif
QRVA
: Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
: Questions et Réponses écrites
HA
: Handelingen (Integraal Verslag)
HA
: Annales (Compte Rendu Intégral)
BV
: Beknopt Verslag
CRA
: Compte Rendu Analytique
PLEN
: Plenum
PLEN
: Séance plénière
COM
: Commissievergadering
COM
: Réunion de commission
Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Bestellingen :
Commandes :
Tel. : 02/549 81 60
Tél. : 02/549 81 60
Fax : 02/549 82 74
Fax : 02/549 82 74
www.deKamer.be
www.laChambre.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
e-mail : aff.generales@laChambre.be
BV 50
COM 116 15.02.2000
3
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
COMMISSIE VOOR DE BINNENLANDSE ZAKEN, DE ALGEMENE ZAKEN
EN HET OPENBAAR AMBT C 116
VRAGEN EN INTERPELLATIES
Vraag van de heer Marcel Hendrickx tot de minister van Binnenlandse Zaken en tot de vice-
eerste minister en minister van Begroting, Maatschappelijke Integratie en Sociale Economie over de
gelijkberechtiging van Kosovaren (nr. 780)
Sprekers : Marcel Hendrickx en Johan Vande Lanotte, vice-eerste minister en minister van Begro-
ting, Maatschappelijke Integratie en Sociale Economie
5
Vragen van de heren Koen Bultinck, Pieter De Crem, Daniël Vanpoucke en Karel Van Hoore-
beke tot de vice-eerste minister en minister van Begroting, Maatschappelijke Integratie en Sociale
Economie over het asielcentrum in Wingene (nrs 834, 874, 1053 en 1072)
Sprekers : Koen Bultinck, Daniel Vanpoucke, Johan Vande Lanotte, vice-eerste minister en
minister van Begroting, Maatschappelijke Integratie en Sociale Economie, en Karel Van Hoorebeke
6
Vraag van de heer Karel Van Hoorebeke tot de eerste minister over de voorlichtingscampagne
rond Euro 2000 (nr. 950)
Sprekers : Karel Van Hoorebeke en Guy Verhofstadt, eerste minister
7
Interpellaties van de heren Karel Van Hoorebeke, Ludo Van Campenhout en Guido Tastenhoye
tot de minister van Binnenlandse Zaken over het politieoptreden bij het prinselijk bezoek aan
Antwerpen (nrs 231, 250 en 253)
Sprekers : Karel Van Hoorebeke, Ludo Van Campenhout, Guido Tastenhoye en Antoine
Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken
8
Vraag van mevrouw Kristien Grauwels tot de minister van Binnenlandse Zaken over de inzet van
politie bij voetbalwedstrijden (nr. 1027)
Sprekers : Kristien Grauwels en Antoine Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken
10
Vraag van mevrouw Kristien Grauwels tot de minister van Binnenlandse Zaken over de controle
door jeugdhuizen (nr. 1028)
Sprekers : Kristien Grauwels en Antoine Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken
11
Vraag van de heer Jozef Van Eetvelt tot de minister van Binnenlandse Zaken over de bezoldiging
van dienstchefs bij de brandweer (nr. 1045)
Sprekers : Jozef Van Eetvelt en Antoine Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken
12
Vraag van mevrouw Géraldine Pelzer-Salandra tot de minister van Binnenlandse Zaken over het
stemrecht voor Europese onderdanen op 8 oktober 2000 (nr. 1005)
Sprekers : Géraldine Pelzer-Salandra en Antoine Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken
13
INHOUD
VRAGEN EN INTERPELLATIES
G
ELIJKBERECHTIGING VAN
K
OSOVAREN
Vraag van de heer Marcel Hendrickx tot de minister van
Binnenlandse Zaken en tot de vice-eerste minister en
minister van Begroting, Maatschappelijke Integratie en
Sociale Economie over "de gelijkberechtiging van Koso-
varen die naar hun land willen terugkeren" (nr. 780)
De heer Marcel Hendrickx (CVP) : Aan de ontheemde
Kosovaren die terug naar hun land willen en die tot en
met 1 september 1999 in België zijn aangekomen, wordt
een vliegtuigticket en een repatriëringspremie van
100.000 frank per volwassene en 50.000 frank per kind,
betaald. De Kosovaren die hun land ontvlucht zijn er die
in België aangekomen zijn vóór het uitvaardigen van de
omzendbrief van 19 april 1999, werden geregistreerd als
kandidaat-politieke vluchteling.
Vandaar dat er enerzijds Kosovaren zijn met het statuut
van ontheemde en asielzoeker die een witte pas bezit-
ten, en anderzijds een aantal met het statuut van kandi-
daat-vluchteling die een oranje pas bezitten. Enkel de
Kosovaren die onder de noemer "Bijzonder statuut van
tijdelijke bescherming" werden geregistreerd zullen de
premie ontvangen. De andere Kosovaren die om dezelf-
de reden zijn gevlucht ontvangen geen premie, waardoor
de terugkeer voor hen veel moeilijker wordt.
De conventie tussen I.O.M. en de Belgische regering,
daterend van november 1997, dient dus te worden aan-
gepast.
Is het zo dat er twee soorten Kosovaren in ons land ver-
blijven en dat slechts één groep van hen de premie krijgt
bij vrijwillige terugkeer ?
Kan hiervan afgeweken worden binnen de bestaande
conventie met IOM, of dient hiervoor een aanpassing te
gebeuren ?
Lijkt het voor de minister niet logisch dat alle Kosovaren
thans ook dezelfde rechten krijgen bij een vrijwillige
terugkeer ? Kan geen regeling getroffen worden waar-
door voor Kosovaarse vluchtelingen die binnen een
BV 50
COM 116 15.02.2000
5
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
COMMISSIE VOOR
DE BINNENLANDSE ZAKEN,
DE ALGEMENE ZAKEN
EN HET OPENBAAR AMBT
OPENBARE VERGADERING
DINSDAG 15 FEBRUARI 2000
OCHTEND
VOORZITTER :
de heer
Denis D'HONDT
De vergadering wordt geopend om 10.12 uur.
6
BV 50
COM 116 15.02.2000
bepaalde periode in België toekwamen, dezelfde pre-
mies worden uitgekeerd bij vrijwillige terugkeer naar hun
land ?
Minister Johan Vande Lanotte (in het Nederlands) : Er
zijn inderdaad twee statuten : ontheemden en kandi-
daat-politieke vluchtelingen. De laatstgenoemden kozen
met opzet niet voor het eerstgenoemde statuut. Zij kon-
den dat namelijk tot 1 september 1999. Toch deden zij
dat niet, en wel omdat het eerste statuut vanaf het begin
tijdelijk was. Voor de kandidaat-politieke vluchtelingen
loopt de procedure gewoon verder. Het zou onrechtvaar-
dig zijn ten aanzien van wie van meet af aan voor de tij-
delijkheid koos, om de kandidaat-politieke vluchtelingen,
die merken dat hun kans op asiel klein is, nu ook tot hun
statuut toe te laten. Hoogstens willen wij een uitzonde-
ring maken voor gemengde koppels.
De premie voor wie vrijwillig vertrekt, geldt voor alle
asielzoekers. Tot nu toe vertrokken er 512. Van 160
anderen is het vertrek in voorbereiding. Wij beschikken
over een budget voor de hulp aan 1500 mensen. Wij wil-
len een rechtlijnig beleid voeren in deze aangelegenheid
om een zelfde signaal te geven voor de toekomst indien
zich een gelijkaardig feit als in Kosovo zou voordoen.
De heer Marcel Hendrickx (CVP) : Ik vind de stelling
van de minister in theorie een goede redenering.
Er zijn niettemin vluchtelingen aangekomen in België
vóór de omzendbrief werd verstuurd. Zij werden onmid-
dellijk ingeschreven als asielzoeker in de gemeenten.
Bovendien was er geen duidelijke communicatie omtrent
de toepassing van de omzendbrief. Ikzelf was als burge-
meester niet op de hoogte van de mogelijkheid om een
keuze te maken tussen de twee statuten voor 1 septem-
ber 1999.
Minister Johan Vande Lanotte (in het Nederlands) :
Vóór de omzendbrief waren er weinig Kosovaren in ons
land. Ik zal onderzoeken over hoeveel mensen het gaat.
Je kan bij de gemeenten niet als asielzoeker worden
ingeschreven. Dit kan alleen bij het Commissariaat voor
de Vluchtelingen in Brussel. Daar werden ze op de
hoogte gebracht van de keuzemogelijkheid.
De heer Marcel Hendrickx (CVP) : Voor de mensen die
vóór 19 april in ons land zijn aangekomen is er nog een
uitzonderingsprocedure mogelijk ?
Minister Johan Vande Lanotte (in het Nederlands) : Ik
zal het probleem bestuderen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
A
SIELCENTRUM IN
W
INGENE
Vraag van de heer Koen Bultinck tot de vice-eerste
minister van Begroting, Maatschappelijke Integratie en
Sociale Economie over "de opening van een opvangcen-
trum voor kandidaat-politieke vluchtelingen in West-
Vlaanderen" (nr. 834)
Vraag van de heer Pieter De Crem tot de vice-eerste
minister en minister van Begroting, Maatschappelijke
Integratie en Sociale Economie over "het eventueel bij-
komend onderbrengen van asielzoekers in "de Zande" te
Wingene" (nr. 874)
Vraag van de heer Daniël Vanpoucke tot de vice-eerste
minister en minister van Begroting, Maatschappelijke
Integratie en Sociale Economie over "het eventueel bij-
komend onderbrengen van asielzoekers in "de Zande" te
Wingene (nr. 1053)
Vraag van de heer Karel Van Hoorebeke tot de vice-
eerste minister en minister van Begroting, Maatschappe-
lijke Integratie en Sociale Economie over "de opening
van een opvangcentrum voor asielzoekers te Wingene"
(nr. 1072)
De heer Koen Bultinck (VL. BLOK) : De regeringsbeslis-
sing om twee opvangcentra voor politieke vluchtelingen
in Ekeren en Wommelgem te openen, verwekt veel
beroering. Ook in andere provincies wordt aan bijko-
mende capaciteit gedacht. In West-Vlaanderen is er al
een centrum in Brugge en Menen. De mogelijke vesti-
ging van een asielcentrum in Wingene wordt door de
burgemeester verworpen. Het zou er komen ter vervan-
ging om de weggevallen capaciteit in Oostende.
Aan welke vestiging in West-Vlaanderen wordt ge-
dacht ? Gaat het om Wingene ? Of om de luchtmacht-
basis van Koksijde ? Over welke opvangcapaciteit moet
het centrum beschikken ?
De heer Daniël Vanpoucke (CVP) : Ik neem de vraag
van Pieter De Crem over. Het gemeentebestuur van Win-
gene heeft ontzet gereageerd op het bericht dat op haar
grondgebied een opvangcentrum voor asielzoekers kan
geopend worden.
Bestaan er plannen om in Wingene een opvangcentrum
te openen ? Is de minister ervan op de hoogte dat nu
reeds asielzoekers in de infrastructuur waarvan sprake
worden opgenomen ? Is deze beslissing reeds geno-
men ? Zo ja, hoe en waar kwam zij tot stand ? Zijn de
bevoegde instanties hierover voorafgaandelijk ingelicht ?
Is de minister op de hoogte van de specifieke toestand
van "de Zande" in Wingene, zowel infrastructureel als
qua typologie ? Heeft de minister nog andere vestigings-
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
plaatsen in de provicies Oost- en West-Vlaanderen op
het oog ?
Minister Johan Vande Lanotte (SP) : Koksijde wordt het
in elk geval niet. Toch zijn wij op zoek naar bijkomende
opvangplaatsen. De federale overheid kiest namelijk
bewust voor materiële hulpverlening. Er wordt daarover
gepraat met het Rode Kruis en de OCMW's. De laatst-
genoemde gesprekken hebben een onverhoopt succes :
er worden thans reeds 540 mensen materieel geholpen
door de OCMW's.
De beslissingen over bijkomende opvangplaatsen zijn
nog niet genomen. Eerst moet voor iedere mogelijke site
de kostprijs en de accomodatie onderzocht worden. Van
zodra een beslissing wordt genomen, zullen de plaatse-
lijke besturen worden geïnformeerd. Daarvoor is het nu
nog te vroeg. Een datum kan ik nog niet geven, al is het
wel zeker dat er in West-Vlaanderen een bijkomend
asielcentrum nodig is.
De heer Koen Bultinck (VL. BLOK) : Ik krijg geen ernstig
antwoord op een aantal concrete vragen. Wat zou de
minister doen indien er in zijn achtertuin een asielcen-
trum zou worden opgericht ?
Minister Johan Vande Lanotte (in het Nederlands) :
Toen Artsen zonder Grenzen in de winter een opvang-
centrum in mijn stad opgericht heeft, heeft uw partij
pamfletten rondgestuurd waarin de mensen tegen het
centrum werden opgestookt. Ik zou een muur aan het
bouwen geweest zijn uit angst voor het centrum. Het
heeft uw partij niet gebaat bij de verkiezingen.
De heer Koen Bultinck (VL. BLOK) : "De Zonnebloem"
is destijds mede onder uw druk gesloten. Een aantal
mensen bij Artsen zonder Grenzen hebben ons dit
bevestigd.
De heer Daniël Vanpoucke (CVP) : Ik dank de minister
voor zijn antwoord en kijk al uit naar de aangekondigde
informatie.
De heer Karel Van Hoorebeke (VU) : Mijn vraag is niet
door a priori afwijzing maar door plaatselijke onrust
geïnspireerd. De motie van de gemeenteraad terzake
was ook sereen. Wellicht is het nuttig in de toekomst de
communicatie met de lokale overheid en bevolking te
herbekijken teneinde hen van de noodzaak van de asiel-
opvang te overtuigen.
Minister Johan Vande Lanotte (in het Nederlands) : Wij
proberen bij de moeilijke keuze van de site die nooit
volmaakt is zoveel mogelijk elementen in rekening te
brengen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
V
OORLICHTINGSCAMPAGNE ROND
E
URO
2000
Vraag van de heer Karel Van Hoorebeke tot de eerste
minister over de "voorlichtingscampagne van de federale
regering rond het Europees voetbalkampioenschap Euro
2000" (nr. 950)
De heer Karel Van Hoorebeke (VU-ID) : De Ministerraad
heeft een budget van 30 miljoen uitgetrokken voor een
federale voorlichtingscampagne rond Euro 2000. Dat
zou gebruikt worden voor de ondersteuning van de pers,
de uitrusting van de stadia en het onthaal van de bezoe-
kers. Ik heb begrip voor die initiatieven, maar heb wel
vragen rond de verdeling van de kredieten en de betrok-
kenheid van de Gemeenschappen. België is immers niet
louter Franstalig. Daarom heb ik volgende vragen :
In welke talen zal de federale informatiefolder worden
verspreid ? Zal het om tweetalige of meertalige folders
gaan of betreft het ééntalige informatiefolders ? Welke
zal de verhouding zijn tussen de ééntalig Nederlandse,
de ééntalig Franse en de ééntalig Duitse folders ?
Hoe zal België worden voorgesteld ? Zullen ook de
Gewesten en Gemeenschappen volgens hun eigen iden-
titeit en cultuur worden voorgesteld ?
Wat de verwelkoming van de bezoekers betreft, op
welke manier zal dit gebeuren ? Zal de Vlaamse
Gemeenschap ook voldoende aan bod komen ? Welke
zullen de talen zijn die zullen gebruikt worden bij de ont-
vangst van de bezoekers en de journalisten ?
Minister Guy Verhofstadt (in het Nederlands) : We moe-
ten vooral goed voetballen denk ik. De regering heeft
een budget van 30 miljoen frank uitgetrokken dat onder-
meer zal gebruikt worden voor de inrichting van de pers-
centra. Het is een ideaal moment om de pers ook infor-
matie over ons land te geven. Verder worden er verwel-
komingsposten opgericht aan de verschillende grens-
posten en in de stations. Aan de voetbalstadia zelf zullen
eveneens informatiestanden worden opgericht. Er wordt
ook een supporters-folder ter beschikking gesteld. Deze
folder zal in een zeer grote oplage worden verspreid. De
Gewesten en de Gemeenschappen zullen bij de tot-
standkoming ervan betrokken worden. Voor de folders
zullen de drie landstalen worden gebruikt. We overwe-
gen ook om het Engels te gebruiken voor deze folder,
aangezien een groot publiek Engelstalig is. In de folder
komt ondermeer de politiesamenwerking met Nederland
aan bod, maar ook de Gewesten en Gemeenschappen
zullen uitgebreid aan bod komen.
BV 50
COM 116 15.02.2000
7
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
8
BV 50
COM 116 15.02.2000
De heer Karel Van Hoorebeke (VU-ID) : Het antwoord
van de eerste minister stelt mij gerust. Gemeenschap-
pen en Gewesten zullen betrokken worden in de preven-
tieve aanpak.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
P
OLITIEOPTREDEN BIJ HET PRINSELIJK BEZOEK AAN
A
NTWERPEN
Interpellatie van de heer Karel Van Hoorebeke tot de
minister van Binnenlandse Zaken over "het optreden van
de politie naar aanleiding het prinselijk bezoek te Antwer-
pen (nr. 231)
Interpellatie van de heer Ludo Van Campenhout tot de
minister van Binnenlandse Zaken over "het politieoptre-
den naar aanleiding van de Blijde Intrede in Antwerpen"
(nr. 250)
Interpellatie van de heer Guido Tastenhoye tot de
minister van Binnenlandse Zaken over "de Blijde Intrede
in Antwerpen" (nr. 253)
De heer Karel Van Hoorebeke (VU-ID) : De minister van
Binnenlandse Zaken zou een onderzoek laten instellen
naar het politieoptreden tijdens het prinselijk bezoek te
Antwerpen. Artikel 19 van de Grondwet garandeert de
vrije meningsuiting en haar bescherming door de over-
heid, in alle omstandigheden. Dat laatste houdt ook het
recht op tegenbetogen in. Beperking van de vrije
meningsuiting kan alleen ter vrijwaring van de openbare
orde. Maar waar ligt de grens tussen beide ? Het is
moeilijk te aanvaarden dat men de openbare orde pre-
ventief gaat beveiligen nog voor iemand zijn mening
heeft geuit. Nochtans is dat precies wat men in Antwer-
pen heeft gedaan. Blijkbaar wordt het beschermen van
de openbare orde veel strenger aangepakt als het
Koningshuis in het geding is.
Het wordt des te onaanvaardbaarder wanneer men pre-
ventief gaat optreden en aldus de vrije meningsuiting
reeds preventief aan banden legt, zonder dat op dat
ogenblik de openbare orde reeds in het gedrang komt.
Het is dan ook belangrijk van de bevoegde minister te
vernemen, ook in het vooruitzicht van het prinselijk
bezoek aan Gent, welke concrete instructies aan de vei-
ligheidsdiensten worden gegeven en dit ten opzichte
van het grondwettelijk recht op vrije meningsuiting.
Op welke wijze wordt het begrip "openbare orde" geïn-
terpreteerd en welke zijn de instructies hieromtrent ?
Zal de minister er steeds over waken dat bij het handha-
ven van de openbare orde, ook wanneer het een konink-
lijk bezoek betreft, het grondwettelijk beschermd recht
op vrije meningsuiting gewaarborgd zal blijven ?
De heer Ludo Van Campenhout (VLD) : In Antwerpen is
naar aanleiding van de preventieve onderhandhaving
heel wat commotie ontstaan. Bij de Blijde Intrede is er
een inbreuk geweest tegen het recht op de vrije
meningsuiting. Daarbij wil ik mij niet uitspreken over de
inhoud van de standpunten die bij die gelegenheid wer-
den geuit.
Welke instructies worden bij een Blijde Intrede aan de
ordediensten gegeven ? Werden naar aanleiding van de
gebeurtenissen in Antwerpen de instructies bij de intre-
de in andere steden gewijzigd ? Hoe evalueert u het
optreden van de politie in Antwerpen ? Wat zijn de resul-
taten van het onderzoek dat u hebt laten instellen ?
De heer Guido Tastenhoye (VL. BLOK) : De antwoorden
van de minister op mijn eerdere vragen over deze kwes-
tie waren uitvoerig, maar niet bevredigend : hij weigerde
zich te verontschuldigen voor het politieoptreden.
De interpellaties van de VU en de VLD zijn hypocriet : zij
hebben op het ogenblik van de feiten niet gereageerd en
waren zelfs niet aanwezig in Antwerpen. Zij beweren
vandaag de vrije meningsuiting te verdedigen, terwijl
VU-voorzitter Bourgeois tegelijk stappen zet om een
politieke partij te laten verbieden. Hij wil namelijk het
Vlaams Blok laten verbieden door het tot Institutioneel
Hof omgevormde Arbitragehof. De VU schijnt haar eigen
verleden te vergeten.
De voorzitter : Mijnheer Tastenhoye, uw interpellatiever-
zoek is gericht aan de minister van Binnenlandse Zaken
en aan niemand anders.
De heer Guido Tastenhoye (VL. BLOK) : Ik wil een motie
indienen waarin ik de regering oproep zich als verdedi-
ger van de democratische beginselen en de vrije
meningsuiting te profileren ; deze principes door de
ordediensten te laten naleven ; de Blijde Intredes stop te
zetten en wetgevende initiatieven te nemen om een
republikeinse staatsvorm in te stellen.
Minister Antoine Duquesne (in het Nederlands) : Uw
vragen waren voornamelijk gericht aan de heer Van
Hoorebeke.
Ik wil me niet verontschuldigen voor het politieoptreden
omdat ik daar geen reden toe heb. Democratie is een
evenwicht tussen vrijheid en openbare orde. Het is mak-
kelijk om er een juridische definitie aan te geven. De
praktische invulling ervan is moeilijker. Betreffende de
precieze gebeurtenissen in Antwerpen wil ik verwijzen
naar mijn antwoord op de tweede mondelinge vraag van
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
de heer Tastenhoye. Op de overige vragen zal ik een
gezamenlijk antwoord geven.
In een ministeriële omzendbrief van 10 december 1987
werd de volgende definitie van het begrip openbare orde
naar voor geschoven : "de toestand van politiek, econo-
misch en sociaal evenwicht van het land en van de inter-
ne stabiliteit van de Staat, binnen een wettelijk vastge-
legd kader, als resultaat van de uitoefening van de indivi-
duele vrijheden volgens de vereisten van het algemeen
belang van de gemeenschap, overeenkomstig de richtlij-
nen van de administratieve overheden".
Dit begrip openbare orde dat sensu lato wordt gebruikt,
is relatief want het ontwikkelt permanent. De wetgever
wenste dit begrip niet vast te leggen.
In de Memorie van Toelichting bij de wet op het politie-
ambt stelt de wetgever dat het begrip orde sensu stric-
to bestaat uit drie delen namelijk de openbare rust :
afwezigheid van wanordelijkheden en onlusten in open-
bare plaatsen ; de openbare veiligheid : afwezigheid van
gevaarlijke toestanden voor personen en goederen ; en
de openbare gezondheid : afwezigheid van ziekten door
de handhaving van de hygiëne en door het vrijwaren van
een kwalitatief leefmilieu.
In de wet op het politieambt wordt bepaald dat openba-
re orde niet enkel mag begrepen worden als de afwezig-
heid van onlusten of dreiging voor de openbare rust, vei-
ligheid en gezondheid, maar eveneens moet beschouwd
worden als de toestand die, met naleving van de vereis-
ten van het algemeen belang, de uitoefening van de indi-
viduele rechten en de democratische ontwikkeling van
de maatschappij toelaat.
Aangezien het in eerste plaats de burgemeester is die
moet instaan voor de handhaving van de openbare orde,
zal het ook zij/hij zijn die het begrip "openbare orde",
alnaar het geval, moet invullen. De vaststelling van het
begrip openbare orde is echter niet enkel subjectief. Een
groot deel van wat aanzien kan worden als openbare
orde is immers objectief verankerd in wetten en beslui-
ten. (Verder in het Frans)
De handhaving van de openbare orde is de taak van de
administratieve overheid. De burgemeester geeft richtlij-
nen aan de politie in het kader van artikel 134 van de
nieuwe gemeentewet. Enkel de rijkswacht en de
gemeentepolitie handhaven de openbare orde binnen de
wettelijke en reglementaire normen. Dat betekent echter
niet dat zij een arbitrair oordeel vellen. De burgemeester
kan immers achteraf politiek ter verantwoording worden
geroepen. Tegen die beslissingen kan ook beroep wor-
den aangetekend.
Als minister van Binnenlandse Zaken ben ik niet
bevoegd om lokaal in te grijpen op het stuk van de
openbare ordehandhaving. De burgemeester zal de
nodige maatregelen dienen te nemen opdat het recht op
vrije meningsuiting gewaarborgd blijft. Die hele proble-
matiek betreft de verantwoordelijkheid en bevoegdheid
van de burgemeester van Antwerpen. Ik beschik over
geen enkel element om te concluderen dat de politie van
Antwerpen haar boekje te buiten zou zijn gegaan.
Het komt mij niet toe terzake enige instructie te geven
en ik kan dus zeker geen onbestaande instructies wijzi-
gen. Dat is mijn antwoord op de vraag van de heer Tas-
tenhoye met betrekking tot een eventuele verantwoorde-
lijkheid van de regering dienaangaande. De eerste ver-
antwoordelijke terzake is de burgemeester, aan wie de
minister van Binnenlandse Zaken geen enkele instructie
kan geven. Ik herhaal dat, voor zover ik weet, de burge-
meester hierin geen enkel verwijt treft.
De heer Karel Van Hoorebeke (VU-ID) : Het evenwicht
tussen het grondwettelijke beginsel van de vrije
meningsuiting enerzijds en het handhaven van de open-
bare orde anderzijds, is een moeilijk academisch pro-
bleem. Het eerstgenoemde principe in superieur en mag
dus niet door het tweede in het gedrang worden
gebracht. Dat prioritair principe behelst een individueel
recht en kan derhalve niet beperkt worden, wel vind ik
dat een groep die de democratische grondrechten
bedreigt moet kunnen verboden worden door een Con-
stitutioneel Hof. Hopelijk verloopt de Blijde Inkomst in
Gent beter, vanuit het oogpunt van de vrijheid van
meningsuiting.
De heer Ludo Van Campenhout (VLD) : Ik heb aan-
dachtig geluisterd naar de definiëring van de term open-
bare orde. Op basis van dit antwoord ben ik er nog
steeds van overtuigd dat het recht op vrije meningsuiting
in Antwerpen is geschonden. Zal de minister daar
gevolg aan geven ?
De heer Guido Tastenhoye (VL. BLOK) : Ik sluit me aan
bij de conclusie van de heer Van Campenhout. Ik hoop
dat hij en zijn partij consequent zullen zijn en onze motie
mee zullen ondertekenen. Ik hoop dat ze hun standpunt
op de Antwerpse gemeenteraad zullen blijven verdedi-
gen. Niettemin zijn ondertussen de foto's van het harde
optreden van de ordediensten in Antwerpen wereldwijd
verspreid en werd het imago van België nog maar eens
besmeurd.
Minister Antoine Duquesne (in het Frans) : Principieel
ben ik het eens met de heer Van Hoorebeke wanneer hij
opmerkt dat de grondwettelijke vrijheden moeten wor-
den uitgeoefend op een manier die vrij is van elke wille-
BV 50
COM 116 15.02.2000
9
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
10
BV 50
COM 116 15.02.2000
keur. Telefoontap is in België verboden, tenzij in uitzon-
derlijke gevallen waarbij gerechtelijke controle wordt
gewaarborgd. Burgemeesters kunnen niet zomaar hun
vrije gang gaan, aangezien zij aan een politieke en insti-
tutionele controle zijn onderworpen. De heer Van Cam-
penhout begeeft zich op een gevaarlijk pad wanneer hij
voor een centrale controle op de vrijheden pleit.
Ik sta daar niet achter. De minister van Binnenlandse
Zaken mag alleen een bijrol spelen. Uit vrees dat zij zelf
hun verantwoordelijkheid op zich moeten nemen, vragen
sommige burgemeesters dat de minister richtlijnen zou
geven. Die praktijk hoort thuis in een totalitair regime. In
ons regime daarentegen geniet de burgemeester het
vertrouwen van de bevolking en van de instellingen,
zodat hij het best geplaatst is om een concrete situatie
te beoordelen.
Over de noodzaak van een reactie kan altijd worden
geredetwist.
In dit geval heeft de burgemeester echter zijn verant-
woordelijkheid op zich genomen.
De voorzitter : Ik heb een motie ontvangen van de
heren Guido Tastenhoye (VL. BLOK) en Koen Bultinck
(VL. BLOK). Deze luidt als volgt :
"De Kamer,
gehoord de interpellatie van de heer Tastenhoye
gehoord het antwoord van de minister,
vraagt de regering
de behoeder te zijn van de democratische beginselen
en van het recht op vrije meningsuiting ;
de politionele diensten van dit land deze beginselen te
doen eerbiedigen en ze zelf ook strikt na te leven ;
de klucht van de Blijde Intredes stop te zetten ;
een wetgevend initiatief te nemen om de republikeinse
staatsvorm in te voeren."
De heer Karel Van Hoorebeke (VU-ID) heeft eveneens
een motie van aanbeveling ingediend en deze luidt als
volgt :
"De Kamer,
gehoord de interpellaties van de heren Karel Van Hoor-
ebeke, Ludo Van Campenhout e.a. aan de minister van
Binnenlandse Zaken en gehoord zijn antwoord,
vraagt de regering
te waken over de bescherming van het grondwettelijk
principe van de vrije meningsuiting, zelfs in het kader
van de koninklijke bezoeken, zoals voorzien door artikel
19 van de Grondwet."
De eenvoudige motie werd ondertekend door de heer
Tony Smets (VLD), Denis D'Hondt (PRL FDF MCC),
Patrick Lansens (SP), André Frédéric (PS) en mevrouw
Kristien Grauwels (Agalev-Ecolo).
Over deze moties zal in een volgende plenaire vergade-
ring worden gestemd.
De bespreking is gesloten.
I
NZET VAN POLITIE BIJ VOETBALWEDSTRIJDEN
Vraag van mevrouw Kristien Grauwels tot de minister van
Binnenlandse Zaken over "het inzetten van politie en
rijkswacht bij voetbalwedstrijden" (nr. 1027)
Mevrouw Kristien Grauwels (Agalev-Ecolo) : Bij de risi-
cowedstrijd Anderlecht-Brugge werden 1000 politie-
agenten en rijkswachters ingezet. Dit was waarschijnlijk
als proef voor Euro 2000 bedoeld. Niettemin bleek dat
zo'n grote ordemacht noodzakelijk was om de hooligans
uit elkaar te houden.
Wordt er bij voetbalwedstrijden zowel binnen als buiten
het stadion politie en rijkswacht ingezet ? Hoeveel kost
dit aan de gemeenschap ? Hoeveel betalen de organisa-
toren hiervan ?
Minister Antoine Duquesne (in het Nederlands) : In het
algemeen wordt de ordedienst in het stadion verzekerd
door de gemeentepolitie. In dit geval werd de politie van
Anderlecht aangevuld met personen afkomstig van
andere politiediensten. Buiten het stadion wordt de
ordedienst verzekerd door de rijkswacht. Meer in het
algemeen hangen de organisatie van de ordediensten in
het kader van voetbalwedstrijden en de takenverdeling
tussen de gemeentepolitie en de rijkswacht af van de
lokale overheid en van de vastgelegde overeenkomsten.
(Verder in het Frans)
Het toezicht bij voetbalwedstrijden kost veel geld. Voor
het eerste deel van het kampioenschap bedroeg de
totale kost 80 tot 85 miljoen. Tegen de hooligans, die het
voetbal als gezinsvermaak onmogelijk maken, moet wor-
den opgetreden.
Gisteren nog heb ik in Londen kunnen vaststellen welke
middelen tegen het hooliganisme worden ingezet. Mor-
gen reis ik naar Berlijn, waar belangrijke maatregelen
worden genomen. Maar niet alleen de kosten zijn
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
belangrijk. Het is gewoon onaanvaardbaar dat een min-
derheid de wet voorschrijft. (Verder in het Nederlands)
De kosten van de gemeentepolitie bedragen ongeveer
2.600.000 frank.
De kosten voor de rijkswacht belopen 8.117.342 frank.
(Verder in het Frans)
De organisator is als eerste verantwoordelijk voor de
ordehandhaving in het stadium, maar hij kan hulp vragen
voor de controles aan de ingang van het stadium. Dat is
hier niet gebeurd.
De instructies die ik gaf, werden nauwgezet uitgevoerd,
en in het vooruitzicht van Euro 2000 wordt in die richting
voortgewerkt.
Ik zal de wedstrijd Brugge-Anderlecht bijwonen, en ter
gelegenheid van de match België-Portugal worden
dezelfde voorbereidingen getroffen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
C
ONTROLE DOOR JEUGDHUIZEN
Vraag van de heer Kristien Grauwels tot de minister van
Binnenlandse Zaken over "de controle door jeugdhui-
zen" (nr. 1028)
Mevrouw Kristien Grauwels (Agalev-Ecolo) : Vele
jeugdhuizen hebben een traditie in het organiseren van
fuiven. Hiervoor worden vrijwilligers ingeschakeld. Ze
helpen bij de kaartenverkoop, de ticketcontrole en ande-
re taken. De jeugdhuisverantwoordelijke houdt een
oogje in het zeil. Bij moeilijkheden treden de mensen van
het jeugdhuis zelf op, want zij kennen de klanten en kun-
nen goed bemiddelen.
Door de gewijzigde wet van 10 april 1990 op de bewa-
kingsondernemingen wordt de organisatie van zo'n fui-
ven bijna onmogelijk. Door deze wet moeten de jeugd-
huizen een bewakingsploeg inschakelen. Dit systeem
werd toegepast en bleek eerder voor een escalatie van
de problemen te zorgen. Bovendien moeten de jeugd-
huizen in het kader van het geluidsactieplan buiten de
zaal controle uitoefenen.
Zijn de jeugdhuizen verplicht dit te doen ? Is dat hun
bevoegdheid ? Moet een jeugdhuis een beroep doen op
een bewakingsploeg ? Moet het zelf een interne bewa-
kingsdienst van vrijwilligers opzetten, die dan eventueel
door Binnenlandse Zaken moet gescreend worden ?
Minister Antoine Duquesne (in het Frans) : De wet
wordt vaak verkeerd geïnterpreteerd. Zij is wel nuttig
geweest, maar ik denk dat ze aan herziening toe is. In
afwachting moet men haar niet doen zeggen wat ze niet
zegt.
Ik acht het uitgesloten dat leiders van jeugdhuizen of
leden van een interne bewakingsdienst buiten het jeugd-
huis en meer bepaald op de openbare weg, toezicht
houden met het oog op de veiligheid en de openbare
rust.
Dat laatste blijft een exclusieve overheidstaak, die uitge-
oefend wordt door de politiediensten. Dat is ook de
geest van de bepaling van de wet op de bewaking, die
stelt dat de controle van personen met het oog op het
verzekeren van de veiligheid in voor het publiek toegan-
kelijke plaatsen niet op de openbare weg mag worden
uitgeoefend. Dergelijk toezicht kan a fortiori niet uitgeoe-
fend worden door burgers die geen bewakingsagent zijn.
De jeugdhuizen zijn geenszins verplicht om bij elk eve-
nement dat ze organiseren, in een bewaking te voorzien.
Het ligt niet in mijn bedoeling om organisatoren van fui-
ven in die zin aan te moedigen.
Bovendien is het inherent aan de verantwoordelijkheid
van de jeugdhuizen dat ze er op toezien dat het evene-
ment op een correcte wijze verloopt. Het toezicht maakt
onlosmakelijk deel uit van hun opdracht. Dat toezicht
heeft ook geen uitstaans met de activiteiten bedoeld in
de wet op de bewaking en wordt niet als een activiteit
van persoonscontrole aanzien.
Als een jeugdhuis bij de sporadische organisatie van fui-
ven, toch in een bewakingsdienst wenst te voorzien, dan
kan het het voordeel genieten van het uitzonderingsstel-
sel waarin de wet voorziet. Dat stelsel bestaat erin dat
met niet bezoldigde leden van de vereniging in een inter-
ne bewakingsdienst wordt voorzien. Het legt dan de lijst
van de personen die van die bewakingsdienst deel zul-
len uitmaken, ter goedkeuring aan de burgemeester
voor. Dat is de enige formaliteit die het moet vervullen.
De wetgever wilde hiermee vermijden dat personen of
groepen van personen op een recurrente wijze bewa-
kingstaken zouden uitoefenen en aan de bepalingen van
de bewakingswet zouden ontsnappen.
Het is de taak van de lokale overheid te oordelen wat
sporadisch is of niet. De politiediensten brengen advies
uit en de burgemeester beslist autonoom. Ik heb daar-
omtrent mijn visie uiteengezet in een nota van 19
november 1999 aan de lokale overheden.
Wil een jeugdhuis toch een beroep doen op een onder-
neming vreemd aan het jeugdhuis om de veiligheid te
verzekeren, dan moet die onderneming daarvoor
behoorlijk vergund zijn door de minister van Binnenland-
se Zaken. Ticketcontrole en kaartenverkoop zijn activi-
BV 50
COM 116 15.02.2000
11
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
12
BV 50
COM 116 15.02.2000
teiten die niet onder het toepassingsgebied van de
bewakingswet vallen.
Er is uiteraard geen sprake van dat soort verplichting
aan de jeugdhuizen op te leggen.
Mevrouw Kristien Grauwels (Agalev-Ecolo) : De minis-
ter komt tegemoet aan de vrees van velen. Vaak weet
men echter niet lang op voorhand wie vrijwillig zal mee-
werken aan de ordehandhaving bij de jeugdhuizen. Vol-
staat het dat er een week op voorhand een lijst met per-
sonen wordt overhandigd aan de burgemeester ?
Minister Antoine Duquesne (in het Frans) : Ik heb veel
vragen bij die lijst. De controle is niet efficiënt. In vele
gemeenten is de burgemeester echter voor dialoog vat-
baar, zodat de lijsten tot het laatste ogenblik kunnen
worden aangepast.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
B
EZOLDIGING VAN DIENSTCHEFS BIJ DE BRANDWEER
Vraag van de heer Jozef Van Eetvelt tot de minister van
Binnenlandse Zaken over "de bezoldiging van beroeps-
officieren-dienstchefs bij de brandweer" (nr. 1045)
De heer Jozef Van Eetvelt (CVP) : Het KB van 19 april
1999 bepaalt dat de officier-vrijwilliger die als dienstchef
is aangewezen, vast benoemd kan worden met behoud
van graad. De voorwaarde daartoe is dat hij houder is
van het brevet van technicus-brandvoorkoming en hij
tien jaar dienstanciënniteit heeft als officier-vrijwilliger. Er
duikt hierbij een probleem op inzake de weddevaststel-
ling. Het lijkt billijk dat de bezoldiging hoger ligt dan de
minimumwedde.
Aangezien het KB in geen specifieke regeling voorziet, is
het algemeen toezicht van toepassing op de gemeente-
raadsbesluiten die de geldelijke anciënniteit zouden
vastleggen.
Het standpunt van de administratie Binnenlandse Aan-
gelegenheden van het ministerie van de Vlaamse
Gemeenschap luidt dat de "gemeenschappelijke kracht-
lijnen" uitgewerkt in CAO's 1993, 1995-1996 en 1997-
1998 derhalve van toepassing zijn voor de Vlaamse
gemeenten. Dit standpunt leidt ertoe dat enkel wedde-
trap 'O' kan worden toegekend, aangezien de prestaties
als vrijwilliger niet gekwalificeerd kunnen worden als nut-
tige of relevante privé-jaren, noch als anciënniteit in
openbare diensten. Er stelt zich immers het probleem
dat enerzijds de vrijwilligers niet als personeelslid kun-
nen worden beschouwd en anderzijds dat een verreke-
ning van hun prestaties naar voltijdse equivalenten even-
min mogelijk is.
Is de minister bereid deze onbillijke tekortkoming in de
bezoldigingsregeling op te lossen, door de modaliteiten
van de anciënniteit te bepalen in het KB, bijvoorbeeld
door het aantal dienstjaren gepresteerd als officier-vrij-
williger in aanmerking te laten nemen voor het bereke-
nen van de geldelijke anciënniteit ?
Minister Antoine Duquesne (in het Nederlands) : Het KB
van 19 april 1999 voorziet inderdaad in de mogelijkheid
van professionalisering van de genoemde officieren met
het statuut van vrijwilliger. Daartoe moeten wel enkele
voorwaarden worden vervuld. (Verder in het Frans)
Noch voor de jaren gepresteerd als loontrekkende, noch
voor de jaren gepresteerd als vrijwilliger bij de brand-
weerdienst, komt in het besluit de overdracht van de
geldelijke anciënniteit ter sprake.
Krachtens artikel 9, § 1, van de wet van 1963 op de
civiele bescherming stelt de koning de algemene bepa-
lingen vast op grond waarvan de personeelsformatie,
het geldelijk en administratief statuut, de loonschalen,
de vergoedingen en de uitkeringen evenals de voorwaar-
den inzake werving, benoeming en bevordering voor de
leden van de openbare brandweerdiensten, worden
bepaald.
Overeenkomstig de bepalingen van artikel 6, § 4, sexies
en septies, van de bijzondere wet op de hervorming van
de instellingen van 8 augustus 1980, gewijzigd door de
wet van 16 juli 1993, moeten de regeringen, in dit geval
de gemeenschaps- en gewestregeringen, van meet af
aan betrokken worden bij het opstellen van de koninklij-
ke besluiten.
Door het gebrek aan richtlijnen terzake is het soms
moeilijk de vrijwilligersjob van officier-dienstchef om te
vormen tot een bezoldigde job. Om het probleem pre-
cies te kunnen inschatten heb ik de dienst Algemeen
Bestuur van het ministerie van het Openbaar Ambt en de
dienst Modernisering van de overheidsbesturen een
advies gevraagd, op basis waarvan ik mijn bestuur een
concreet voorstel zal laten uitwerken. Zodra ik dat
advies heb gekregen, zal ik het probleem tijdens een
overlegvergadering met de gewestelijke autoriteiten aan-
kaarten en hen het voorstel van mijn bestuur voorleggen.
De heer Jo Van Eetvelt (CVP) : De minister blijkt het
probleem te onderkennen. Intussen zijn heel wat
dienstchefs vast benoemd, maar wordt er geen rekening
gehouden met de dienstanciënniteit. Dat probeem moet
dringend opgelost worden.
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
Minister Antoine Duquesne (in het Frans) : U heeft
gelijk. Het betreft kleine problemen waarvoor men hemel
en aarde moet bewegen om tot een oplossing te komen.
Dat is niet aangenaam.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
S
TEMRECHT VOOR
E
UROPESE ONDERDANEN OP
8
OKTOBER
2000
Vraag van mevrouw Géraldine Pelzer-Salandra tot de
minister van Binnenlandse Zaken over "de organisatie
van het stemrecht voor Europese onderdanen bij de ver-
kiezingen van 8 oktober 2000" (nr. 1005)
Mevrouw Géraldine Pelzer-Salandra (Ecolo-Agalev) :
De wet van 27 januari 1999, het koninklijk besluit van 25
mei 1999 en het ministerieel besluit van 25 mei 1999
regelen de wijze waarop de inschrijving van de Europese
onderdanen bij de komende verkiezingen voor de
gemeente- en provincieraden moet worden georgani-
seerd.
Er zijn echter nog schemerzones, en daarom wil ik u een
vraag stellen over het actief en het passief stemrecht.
Ook Justitie, dat voor de controle van de kandidaturen
verantwoordelijk is, heeft niet op alle vragen een ant-
woord.
Wat het passief stemrecht betreft, moeten de betrokke-
nen, naast de stappen nodig voor de uitoefening van het
actief stemrecht, op hun eer verklaren dat ze in hun land
van oorsprong niet uit hun burgerrechten werden ontzet,
dat ze in hun land van oorsprong of in een ander Euro-
pees land geen politiek ambt uitoefenen en dat ze even-
min kandidaat zijn voor een dergelijk ambt.
De gerechtelijke overheid kan die verklaring op de eer
aanvaarden, maar kan ze eveneens betwisten. In dat
geval moeten de autoriteiten van het land van herkomst
de verklaring eensluidend verklaren.
Wie is de bevoegde buitenlandse autoriteit ? De buiten-
landse ambassade in België ? Het hoofdkiesbureau in
het buitenland of de dienst bevolking van de laatste ver-
blijfplaats van de kandidaat ? Zijn de betrokken diensten
soms in kleine landelijke gemeenten hiervan op de
hoogte ? Moet het bewijs, in de taal van het land van
herkomst, vergezeld gaan van een gelijkluidend verklaar-
de vertaling ?
Al die demarches vragen tijd. Moeten ze vóór 1 augus-
tus, datum waarop de kiezerslijsten worden gesloten,
achter de rug zijn of moeten de bewijzen pas worden
voorgelegd op het ogenblik van de kandidaatstelling ?
De richtlijnen moeten duidelijk zijn opdat de ambtenaren
zouden weten wat hun rechten enplichten zijn en om te
voorkomen dat de uitbreiding van het stemrecht tot alle
buitenlanders die in België verblijven, in het gedrang
komt.
Minister Antoine Duquesne (in het Frans) : De zaken lig-
gen niet zo eenvoudig als we wel zouden wensen, vooral
niet wanneer Europese richtlijnen moeten worden nage-
leefd.
Artikel 23, § 1, van de gemeentelijke kieswet bepaalt
immers dat niet-Belgische burgers van de Europese
Unie die bij de gemeenteraadsverkiezingen willen opko-
men in de gemeente waar ze verblijven, bij hun kandida-
tuur een geschreven verklaring moeten voegen waarin
ze bevestigen dat hun verkiesbaarheidsrecht op de ver-
kiezingsdatum in hun land van herkomst niet is vervallen
of geschorst.
De omzettingswet is conform de richtlijn nr. 94/80/EG
waarmee de Europese Raad op 19 december 1994 de
uitoefening van het stem- en verkiesbaarheidsrecht bij
de gemeenteraadsverkiezingen regelde voor de EU-bur-
gers die in een lidstaat verblijven waarvan ze niet de
nationaliteit hebben.
Artikel 9, § 2, van de richtlijn bepaalt dat, bij twijfel over
de verklaring van de burger, de lidstaat waar hij verblijft,
ook een verklaring mag eisen waarin de bestuurlijke
autoriteiten van de lidstaat van herkomst verklaren dat
de betrokkene zijn verkiesbaarheidsrecht niet heeft ver-
loren of dat zij daarvan alleszins niet op de hoogte zijn.
Welke overheid gemachtigd is die verklaring uit te rei-
ken, daarover moet de Belgische wetgever zich niet uit-
spreken.
In tegenstelling tot de Europese richtlijn van 14 decem-
ber 1993 die de uitoefeningswijze van het stem- en ver-
kiesbaarheidsrecht voor de Europese verkiezingen vast-
stelt, voorziet de eerder vermelde richtlijn niet in infor-
matie-uitwisseling tussen de lidstaten.
Het gemeentelijke hoofdbureau bepaalt welke waarde
het aan de verklaringen schenkt. Het bureau kan een
beëdigde vertaling laten maken en zelfs bij de overheid
BV 50
COM 116 15.02.2000
13
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
14
BV 50
COM 116 15.02.2000
die de verklaring uitreikte, naar de geldigheid ervan
informeren.
Wanneer het gemeentelijke hoofdbureau beslist dat
iemand zich geen kandidaat kan stellen, kan die persoon
naar het hof van beroep stappen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
De openbare vergadering wordt gesloten om 11 uur
50.
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
Drukkerij St-Luc · Nazareth · Tel 09/385 44 03