K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
BV 50
COM 063
BV 50
COM 063
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
Beknopt Verslag
VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN DE COMMISSIE VOOR DE BINNENLANDSE ZAKEN,
DE ALGEMENE ZAKEN EN HET OPENBAAR AMBT
VAN
7 - 12 - 1999
ochtend en namiddag
2
BV 50
COM 063 ­ 7.12.1999
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
AGALEV-ECOLO
:
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP
:
Christelijke Volkspartij
FN
:
Front National
PRL FDF MCC
:
Parti Réformateur libéral - Front démocratique francophone-Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS
:
Parti socialiste
PSC
:
Parti social-chrétien
SP
:
Socialistische Partij
VLAAMS BLOK
:
Vlaams Blok
VLD
:
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
:
Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000
: Parlementair document van de 50e zittingsperiode +
DOC 50 0000/000
: Document parlementaire de la 50e
het nummer en het volgnummer
législature, suivi du n° et du n° consécutif
QRVA
: Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
: Questions et Réponses écrites
HA
: Handelingen (Integraal Verslag)
HA
: Annales (Compte Rendu Intégral)
BV
: Beknopt Verslag
CRA
: Compte Rendu Analytique
PLEN
: Plenum
PLEN
: Séance plénière
COM
: Commissievergadering
COM
: Réunion de commission
Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Bestellingen :
Commandes :
Tel. : 02/549 81 60
Tél. : 02/549 81 60
Fax : 02/549 82 74
Fax : 02/549 82 74
www.deKamer.be
www.laChambre.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
e-mail : aff.generales@laChambre.be
BV 50
COM 063 ­ 7.12.1999
3
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
COMMISSIE VOOR DE BINNENLANDSE ZAKEN, DE ALGEMENE ZAKEN EN HET OPENBAAR AMBT ­ C 063
VRAGEN EN INTERPELLATIES
­ Vraag van de heer Guido Tastenhoye tot de minister van Binnenlandse Zaken over de regularisa-
tie van illegale vreemdelingen (nr. 479)
Sprekers : Guido Tastenhoye en Antoine Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken
5
­ Vraag van mevrouw Simonne Creyf tot de minister van Binnenlandse Zaken over de verkoop van
alcohol in de nachtwinkels (nr. 495)
Sprekers : Simonne Creyf en Antoine Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken
6
­ Vragen van de heren Jo Vandeurzen, Jan Peeters en Marcel Hendrickx tot de minister van
Binnenlandse Zaken over de interpolitiezones (nrs 512, 518 en 584)
Sprekers : Jan Peeters, Marcel Hendrickx, Antoine Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken
en Jo Vandeurzen
6
­ Vragen van de heren Francis Van den Eynde en Pieter De Crem tot de eerste minister over de
aanstelling van een communicatieadviseur (nrs 545 en 546)
Sprekers : Francis Van den Eynde, Pieter De Crem en Guy Verhofstadt, eerste minister
8
­ Vraag van de heer Jo Vandeurzen tot de minister van Binnenlandse Zaken over de verblijfsver
gunning van Turkse slachtoffers van de aardbeving (nr. 502)
Sprekers : Jo Vandeurzen en Antoine Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken
9
­ Interpellaties van mevrouw Joëlle Milquet, de heren Olivier Maingain, Bart Laeremans en
mevrouw Annemie Van de Casteele tot de minister van Binnenlandse Zaken over de gemeenten
met een bijzonder taalstatuut (nrs 156, 159, 164 en 179)
Sprekers : Joëlle Milquet, Olivier Maingain, Bart Laeremans, Annemie Van de Casteele, Antoi-
ne Duquesne
, minister van Binnenlandse Zaken, Lode Vanoost en Daniel Vanpoucke
10
­ Vraag van de heer Jozef Van Eetvelt tot de minister van Binnenlandse Zaken over de cumulatie
door bestendig afgevaardigden (nr. 514)
Sprekers : Jozef Van Eetvelt en Antoine Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken
15
­ Vraag van de heer Jos Ansoms tot de minister van Binnenlandse Zaken over opgedreven motor-
voertuigen (nr. 520)
Sprekers : Jos Ansoms en Antoine Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken
16
­ Vraag van de heer Jan Mortelmans tot de minister van Binnenlandse Zaken over de adviezen van
de Vaste Commissie voor Taaltoezicht (nr. 525)
Sprekers : Jan Mortelmans en Antoine Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken
17
INHOUD
4
BV 50
COM 063 ­ 7.12.1999
­ Vraag van de heer Vincent Decroly tot de minister van Binnenlandse Zaken over de uitzetting van
een Sierraleoonse ingezetene (nr. 167)
Sprekers : Vincent Decroly en Antoine Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken
17
­ Vraag van de heer Luc Goutry tot de minister van Binnenlandse Zaken over de opvang van vluch-
telingenstromen (nr. 534)
Sprekers : Luc Goutry en Antoine Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken
20
­ Vraag van de heer Karel Van Hoorebeke tot de minister van Binnenlandse Zaken over de wijze
van repatriëren (nr. 561)
Sprekers : Karel Van Hoorebeke en Antoine Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken
21
­ Vraag van mevrouw Joëlle Milquet tot de minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van
de openbare besturen over de modernisering van de overheidsdienst (nr. 486)
Sprekers : Joëlle Milquet en Luc Van den Bossche, minister van Ambtenarenzaken en Modernise-
ring van de openbare besturen
22
­ Vraag van de heer Yves Leterme tot de minister van Ambtenarenzaken over de aanwerving van
contractuelen (nr. 585)
Sprekers : Yves Leterme en Luc Van den Bossche, minister van Ambtenarenzaken en Modernise-
ring van de openbare besturen
24
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
VRAGEN EN INTERPELLATIES
R
EGULARISATIE VAN ILLEGALE VREEMDELINGEN
Vraag van de heer Guido Tastenhoye tot de minister van
Binnenlandse Zaken over "de aanwerving van 300 con-
tractuelen voor de regularisatie van illegale vreemdelin-
gen" (nr. 479)
De heer Guido Tastenhoye (VL. BLOK) : De minister
gaat -ondanks een gebrek aan steun van de bevolking-
door met zijn regularisatieprocedures. In een artikel van
"Le Matin" van 5 november bleek dat alle politieke partij-
en behalve de groenen tegen deze regularisaties zijn. In
Vlaanderen zou 90 procent van de bevolking tegen zijn.
Volgens onze eigen enquête is dat 87 procent. In de
pers lazen wij dat 300 tot 400 contractuelen worden
aangeworven om vanaf januari de regularisatiedossiers
aan te vatten. Het gaat zowel om universitairen als om
laaggeschoolden.
Wat zal de taak zijn van die laaggeschoolden ?
Op welke basis gebeuren deze aanwervingen ? Wordt
het VWS ingeschakeld ? Zo neen, waarom niet ? Zo ja,
hoe zal dit gebeuren ? Wordt er een wervingsreserve
aangelegd ?
De minister beloofde ervaren krachten in te zetten. Hoe
kan dat als ook pas afgestudeerden worden aangewor-
ven ?
Om hoeveel aanwervingen gaat het ? Hoeveel zijn er al
gebeurd ? Tegen wanneer moeten de aanwervingen vol-
tooid zijn ?
Wanneer gaan de eerste contractuelen aan de slag ?
Hoe worden zij opgeleid ? Hoe gaat men om met taal-
wetgeving en -verhoudingen ?
Minister Antoine Duquesne (in het Frans) : Ik kan de
selectieve lezing van de door de krant "Le Matin" gehou-
den opiniepeiling door de heer Tastenhoye niet aanvaar-
den. De overgrote meerderheid van de Belgen is voor-
stander van een regularisatie. Zij willen dat de situatie
rechtgetrokken wordt, niet dat men alles laat verzieken.
BV 50
COM 063 ­ 7.12.1999
5
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
COMMISSIE VOOR
DE BINNENLANDSE ZAKEN,
DE ALGEMENE ZAKEN
EN HET OPENBAAR AMBT
OPENBARE VERGADERING
DINSDAG 7 DECEMBER 1999
OCHTEND EN NAMIDDAG
VOORZITTER :
de heer Paul TANT
De vergadering wordt geopend om 10.10 uur.
6
BV 50
COM 063 ­ 7.12.1999
De vragen die de heer Tastenhoye achteraf aan zijn oor-
spronkelijke vraag heeft toegevoegd, zal ik niet beant-
woorden.
In een eerste fase worden 300 extra contractuelen in
dienst genomen, 200 binnen de diensten die de asiel-
aanvragen behandelen, en een honderdtal voor het
secretariaat van de Commissie voor regularisatie. Die
mensen worden via het secretariaat-generaal van het
ministerie van Binnenlandse Zaken aangenomen. Het
VWS wordt eveneens ingeschakeld, in samenwerking
met de vertegenwoordigers van de diensten die instaan
voor de verwerking van de asielaanvragen. Dienaan-
gaande werd contact opgenomen met de minister van
Ambtenarenzaken.
Mijn kabinet is in geen enkel opzicht betrokken bij de
selectie van de contractuelen. Dat is een zaak voor de
administratie, die wat dat betreft duidelijke richtlijnen
heeft gekregen.
Er worden enkel kandidaten van Belgische nationaliteit
aangenomen, want het gaat om overheidsambten.
De heer Guido Tastenhoye (VL. BLOK) : Ik begrijp niet
waarom ik geen antwoord krijg op een aantal punctuele
vragen die ik bijkomend stelde.
De voorzitter : De minister is vrij om op vragen al dan
niet te antwoorden.
Minister Antoine Duquesne (in het Frans) : Ik ben al
jarenlang met dit huis vertrouwd, en ik heb vastgesteld
dat er in een debat bepaalde regels gelden betreffende
de loyaliteit. Mijnheer de voorzitter, u weet dat ik altijd
probeer alle vragen zo volledig mogelijk te beantwoor-
den, ook over technische aspecten. Het gaat dan ook
niet op in bijkomende orde vragen toe te voegen waarop
de minister alleen maar kan antwoorden nadat hij inlich-
tingen bij zijn bestuur heeft ingewonnen. Zoiets is in
strijd met de loyaliteit van het parlementaire debat.
De heer Guido Tastenhoye (VL. BLOK) : Dan zal ik vol-
gende keer een zeer precies lijstje met vragen indienen,
maar dat kan dan zeer lang zijn.
De voorzitter : Ik dring bij iedereen aan op beknoptheid.
De vragen moeten over één welbepaald punt gaan en
het is niet de bedoeling dat men een lange inleiding
houdt vooraleer die vragen te stellen. Vraag en antwoord
mogen trouwens ten hoogste 5 minuten duren.
Het incident is gesloten.
V
ERKOOP VAN ALCOHOL IN DE NACHTWINKELS
Vraag van mevrouw Simonne Creyf tot de minister van
Binnenlandse Zaken over "de verkoop van alcohol in de
nachtwinkels" (nr. 495)
Mevrouw Simonne Creyf (CVP) : Op 13 mei 1998 werd
het wetsontwerp in verband met verplichte avondsluiting
in handel, ambacht en dienstverlening in de Kamer
goedgekeurd.
We hadden toen een diepgaand debat over de nach-
twinkels, die toen ook werden gereglementeerd.
Nu blijkt dat de wet in praktijk niet wordt nageleefd.
Onder meer in Gent zijn er problemen. De Gentse burge-
meester zou hieromtrent aan de minister gevraagd heb-
ben om de verkoop van alcohol in nachtwinkels te ver-
bieden. Wij wilden dat verbod bij de bespreking van het
wetsontwerp bij amendement invoeren, maar dat is niet
gelukt. Zal de minister ingaan op de Gentse vraag ? Zijn
er ook in andere steden controles op de naleving van de
wet ? Wat zijn daarvan de resultaten ?
Minister Antoine Duquesne (in het Frans) : Dat is een
heel belangrijke vraag. De wet schenkt in grote mate vol-
doening, maar kan toch een aantal ontsporingen niet
verhinderen. Als minister van Binnenlandse Zaken ben ik
echter niet gemachtigd de verkoop van alcohol in nach-
twinkels te verbieden.
Ik heb de burgemeester van Gent ontvangen en wij zijn
het erover eens dat de minister van Economie terzake
bevoegd is.
Uw tweede vraag in verband met de controles kan ik om
dezelfde reden niet beantwoorden : het betreft hier een
bevoegdheid van de Economische Inspectie.
Mevrouw Simonne Creyf (CVP) : Ik had deze vraag
gesteld aan de minister van Binnenlandse Zaken omdat
een burgemeester het probleem had opgeworpen en er
sprake was van openbare orde.
Ik zal de vraag opnieuw stellen aan de minister van Eco-
nomie.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
I
NTERPOLITIEZONES
­ Vraag van de heer Jo Vandeurzen tot de minister van
Binnenlandse Zaken over "de nieuwe indeling van het
land in interpolitiezones" (nr. 512)
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
­ Vraag van de heer Jan Peeters tot de minister van Bin-
nenlandse Zaken over "de eventuele nieuwe indeling van
het grondgebied in interpolitiezones, meer bepaald in de
regio Turnhout-Lille" (nr. 518)
­ Vraag van de heer Marcel Hendrickx tot de minister van
Binnenlandse Zaken over "de nieuwe indeling van het
grondgebied in interpolitiezones, meer bepaald in de
regio Kempen" (nr. 584)
De heer Jan Peeters (SP) : Tijdens de bespreking van
de beleidsnota verklaarde de minister dat de fusie van
IPZ's niet om een megaoperatie zou gaan. Op het terrein
blijkt dat niet, althans niet in de Kempen.
De meeste IPZ's werken nu goed. Herindelingen kunnen
de politiehervorming vertragen.
Voor de twee interpolitiezones Beerse-Lille-Vosselaar en
Turnhout-Kasterlee-Oud-Turnhout-Baarle-Hertog
opteerden burgemeesters en provinciegouverneur voor
de fusie tot een superzone. De APSD gaf hierover een
negatief advies, gelet op de te grote geografische uitge-
strektheid van het gebied, die operationele problemen
zou meebrengen en zou indruisen tegen de filosofie van
het Octopus-akkoord.
De lokale politie en rijkswacht steunen dit advies.
Nu is er opnieuw sprake van herindeling. Blijft de opera-
tie dan wel beperkt ?
Welk voorstel beoogt u voor de herinrichting van de
beide bestaande politiezones ? Bent u bereid het
behoud van de huidige zones te bewaren en daarover
advies te vragen aan de betrokken politiediensten en
burgemeesters ? Moet de geplande herinrichting niet
zeer beperkt blijven ?
De heer Marcel Hendrickx (CVP) : In maart 1999 beslo-
ten de burgemeesters van 7 gemeenten met de steun
van hun gemeenteraden en alle grote politieke partijen,
de fusie van de beide bestaande politiezones te vragen
aan de regering. Het voorstel werd gesteund door de
provinciegouverneur, de leiding van de rijkswacht en de
ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie. De APSD
gaf aanvankelijk een negatief advies. Het verzet van
enkele politiemensen uit kleinere gemeenten werd inge-
geven door de vrees te worden opgeslokt in een groter
geheel.
Operationeel werken beide IPZ's reeds samen. Dit ver-
loopt feilloos. De IPZ Beerse-Vosselaar-Lille, die te klein
is, doet regelmatig een beroep op Turnhout.
De dertien burgemeersters uit de Kempen schaarden
zich zaterdag achter een fusie, met daarnaast een
samenwerkingsakkoord met de IPZ's Hoogstraten ­
Rijkevorsel ­ Merksplas en Ramst ­ Arendonk ­ Retie.
Zal de minister zo'n voorstel, dat hem via de provincie-
gouverneur zal bereiken, steunen ?
Minister Antoine Duquesne (in het Frans) : Ik bevestig
bij deze wat ik in het Parlement herhaaldelijk heb
gezegd. (Verder in het Nederlands)
Ik ontmoette ter zake reeds de provinciegouverneurs
van de provincies Antwerpen, Limburg en Vlaams-Bra-
bant. De andere provinciegouverneurs zal ik binnenkort
ontmoeten in verband met de IPZ's. (Verder in het Frans)
Ik wil hen verzekeren dat er voor 160 zones geen enkel
probleem is. Over vijftig andere zones wil ik een aantal
technische opmerkingen formuleren. Ik zal de voorstel-
len van de burgemeesters overnemen en aan de Minis-
terraad voorleggen. Ikzelf zal enkel arbitreren als er geen
overeenstemming is.
De wijziging van de voorgestelde zones kan een domi-
no-effect teweegbrengen en gevolgen hebben voor alle
andere zones. Daar zullen we de nodige aandacht voor
moeten hebben. Vooraleer ik de nieuwe grenzen van de
IPZ's definitief vaststel, heb ik het advies van de Alge-
mene Politiesteundienst (APSD) gevraagd die moet
nagaan of de hertekende IPZ's autonoom zullen kunnen
functioneren. De technici van de APSD hebben onder-
zocht of de politiekorpsen in de toekomstige zones met
een ongewijzigd aantal manschappen in staat zullen zijn
een aantal opdrachten uit te oefenen.
Aan de verschillende betrokken burgemeesters zullen
alternatieven worden voorgesteld om hun zone te ver-
groten of te herstructureren.
De burgemeesters dienen mij mee te delen of ze het in
april 1999 vastgestelde voorstel wensen te herzien aan
de hand van dit alternatief en me desgevallend zelfs een
nieuwe omschrijving voor te stellen.
Ik zal me bij hun voorstel aansluiten. Waar er geen con-
sensus is, behoor ik een beslissing te nemen. Hoofdzaak
is er voor te zorgen dat het lokaal niveau in staat is om
zelf voor een volwaardige basispolitiezorg in te staan.
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Er circuleert een nieuw
voorstel inzake de samenstelling van IPZ's. Welke para-
meters worden gehanteerd ? Wat is het statuut van het
voorstel ? Wat is de timing met betrekking tot de finali-
sering van de IPZ's ?
Minister Antoine Duquesne (in het Frans) : Ik ben er zelf
van bewust dat voor dit probleem spoedig een oplos-
BV 50
COM 063 ­ 7.12.1999
7
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
8
BV 50
COM 063 ­ 7.12.1999
sing moet komen, wat uiterlijk eind februari of begin
maart zal gebeuren.
Ik heb gevraagd dat een lijst zou worden opgemaakt
met functionaliteiten die in principe in elke zone zouden
moeten worden waargenomen, zelfs indien de middelen
daarvoor naargelang van de plaatselijke kenmerken van
de ene zone tot de andere kunnen verschillen.
Dat document is een louter technisch alternatief voor de
zones waar een nieuwe afbakening nodig is om aan
voormelde functionaliteiten te kunnen voldoen, en zulks
via een schaalvergroting waardoor trouwens besparin-
gen en een herindeling van personeel kunnen worden
doorgevoerd.
Dankzij de schaalvergroting kunnen zones met een
tekort aan personeel zich aansluiten bij zones waar dit
niet het geval is om aldus een zone te vormen met vol-
doende manschappen.
Het gaat dus om een eenvoudig voorstel naar de burge-
meesters toe, zonder dwingend karakter.
Zodra ik de reacties van de burgemeesters zal kennen,
zal ik ­ daar waar er wijzigingen zijn ten opzichte van het
ontwerp van april 1999 ­ de officiële raadplegingsproce-
dure starten zoals bepaald in voormeld artikel 9. Ik ga
ervan uit dat deze raadpleging uiterlijk februari 2000 zal
afgerond zijn, zodat ik op het einde van februari of begin
maart 2000 een definitief ontwerp van koninklijk besluit
bij de regering kan indienen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
A
ANSTELLING VAN EEN COMMUNICATIEADVISEUR
Vraag van de heer Francis Van den Eynde tot de eerste
minister over "de aanstelling van een communicatieadvi-
seur" (nr. 545)
Vraag van de heer Pieter De Crem tot de eerste minister
over "de communicatiedeskundige die voor de eerste
minister gaat werken" (nr. 546)
De heer Francis Van den Eynde (VL. BLOK) : Op 1
december vernamen wij dat de regering een beroep gaat
doen op een communicatieadviseur, de heer Noël Slan-
gen. De heer Slangen zou zestig dagen per jaar voor de
regering werken en daarvoor 4,9 miljoen frank ontvan-
gen. Hij zou instaan voor de reorganisatie van INBEL,
voor de coördinatie van de communicatie tussen de
kabinetten, de oprichting van een internationaal pers-
centrum ter gelegenheid van Euro 2000 en voor het
oppoetsen van het imago van ons land na de dioxinecri-
sis. Hij moet dan wel een soort superman zijn.
Kan de eerste minister dit allemaal bevestigen ?
De heer Slangen begeleidde al verschillende politieke
campagnes. Zijn campagne tegen mijn partij bleek niet
erg efficiënt.
De heer Slangen is geen echte specialist. Hij slaagde er
niet in de groei van het Vlaams Blok in Antwerpen af te
remmen. Wordt de heer Slangen aangesteld als een poli-
tieke goeroe ? Men heeft hem wellicht communicatie-
specialist gemaakt omdat hij niet kon worden benoemd
als regeringscommissaris.
De heer Pieter de Crem (CVP) : Wij vernamen dat de
eerste minister in zijn kabinet een communicatiedeskun-
dige heeft aangeworven. Dat verwondert ons, omwille
van het prijskaartje en omwille van het regeringsprincipe
om de bestaande administraties te herwaarderen. De
federale voorlichtingsdienst INBEL heeft goed werk
geleverd, maar wordt nu afgevoerd.
Welk soort contract is met deze communicatiedeskundi-
ge afgesloten ? Werd dit contract met een firma of met
een natuurlijke persoon afgesloten ?
Welke opdrachten gaat deze communicatiedeskundige
uitvoeren ? Welke vergoedingen worden voor deze
opdrachten aangerekend ?
Is de wet op de overheidsopdrachten op deze aangele-
genheid van toepassing ? Zo ja, is er een algemene
offertevraag uitgeschreven ? Betreft het hier geen con-
tract onder de noemer "expert-opdrachthouder" dat
onder de vergoedingsregeling voor de kabinetsmede-
werkers valt.
De PS heeft vroeger de grenzen van het toelaatbare
overschreden op dit vlak. We verdenken de eerste minis-
ter daarom niet, maar willen toch waarschuwen.
De kabinetten krijgen 150 miljoen extra die ze naar eigen
goeddunken kunnen besteden. De communicatiedes-
kundige, die aangeworven werd voor het kabinet van de
eerste minister, zou volgens zijn eigen woorden ook de
andere kabinetten onder zijn vleugels nemen. Hij kan
dus belangrijke bedragen aanboren. Het bedrag van 4,5
miljoen is maar het topje van de ijsberg, het gaat om een
reuzebedrag. Ik denk dat dit samenhangt met de verkie-
zingscampagne van de VLD, die niet kan worden gefi-
nancierd binnen het kader van de wet op de verkiezings-
uitgaven.
Eerste minister Guy Verhofstadt (in het Nederlands) : Ik
antwoord niet op de kwalijke insinuaties van de heer De
Crem. Hij bepaalt zelf hoe hij oppositie voert. Ik zal pre-
cies antwoorden op de gestelde vragen. Het KB van 4
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
mei 1999 inzake de federale kabinetten werd gewijzigd
op 4 augustus en 19 september.
Artikel 6, 2de lid, bepaalt dat experts kunnen worden
aangetrokken binnen de budgettair daarvoor goedge-
keurde middelen. Er werd daarvoor 9 miljoen in de
begroting ingeschreven. Het aantal kabinetsleden daal-
de met 20 procent om die kostprijs te compenseren.
Sommige experts van de vroegere kabinetten kunnen nu
beter worden verloond en kunnen efficiënter werken. De
expert kan volgens artikel 6 worden aangesteld bij
ministerieel besluit en heeft hetzelfde statuut als de
kabinetsleden. Het contract is dus een persoonlijk con-
tract.
De opdracht is het communicatiebeleid van de eerste
minister en de regering. Dat heeft niet te maken met de
federale voorlichtingsdienst. De heer Slangen wordt
betaald als kabinetsmedewerker. De wet op de over-
heidsopdrachten is hier niet van toepassing.
De regering heeft de intentie om een vast internationaal
perscentrum op te richten. Er zijn in ons land 720 geac-
crediteerde journalisten, het hoogste aantal na Washing-
ton. Wij doen daar niets mee. Daarom zouden wij in
Residence Palace een IPC willen oprichten. Wij plegen
nu overleg met de beroepsverenigingen van de buiten-
landse journalisten in Brussel. Wij willen hun plaats
geven om te werken in conferentiezalen, zodat ze ook
over de positieve zaken van België zullen kunnen berich-
ten.
Mijn voorganger was al bezig met de oprichting van het
IPC, dat wij nu verder uitbouwen.
De heer Francis Van den Eynde (VL. BLOK) : Klopt het
dat de heer Slangen slechts 60 dagen voor u zal
werken ? Werkt hij voltijds ?
Eerste minister Guy Verhofstadt (in het Nederlands) :
Een expert-opdrachthouder werkt nooit voltijds, doch
slechts in functie van de opdracht.
De heer Francis Van den Eynde (VL. BLOK) : Wij heb-
ben in België ministers, staatssecretarissen, deskundi-
gen en kabinetsleden. De vermindering van het aantal
kabinetsleden is larie en apekool. De deskundigen zijn
immers ook kabinetsleden. Bovendien loopt de totale
kostprijs behoorlijk hoog op en is er op dat punt zeken
geen trendbreuk te bespeuren.
De aanwezigheid van 720 buitenlandse journalisten
heeft niets te maken met België, alles met Europa. Als er
iets moet worden gedaan, moet Europa dat doen.
Dat er iets moet gebeuren aan het imago van het land, is
duidelijk, want het prinselijk huwelijk blijkt terzake niet
efficiënt geweest te zijn.
De heer Pieter De Crem (CVP) : De totale kost van de
kabinetten is toegenomen, onder meer via regerings-
commissarissen. Is de heer Slangen in loondienst of is
hij zelfstandige ? In het eerste geval zijn de barema's
voor het openbaar ambt van toepassing, in het andere
geval had de wet op de overheidsopdrachten moeten
worden nageleefd.
Eerste minister Guy Verhofstadt (in het Nederlands) :
Elk kabinet mag één expert-opdrachthouder aanwerven.
Dat is altijd zo geweest. Dat is wat ik ook doe. De expert
kan zowel een zelfstandige als een loontrekkende zijn.
De vergoeding gebeurt zoals bepaald in de KB's van 4
augustus en 19 september 1999. Ik begrijp niet waarom
hierover zo'n tumult wordt gemaakt.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
V
ERBLIJFSVERGUNNING AAN
T
URKSE SLACHTOFFERS VAN DE
AARDBEVING
Vraag van de heer Jo Vandeurzen tot de minister van
Binnenlandse Zaken over "het verlenen van een verblijfs-
vergunning aan Turkse families getroffen door de aard-
bevingen in Turkije" (nr. 502)
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Bij de dienst Vreemde-
lingenzaken loopt heel wat mis. Naar aanleiding daarvan
stelde ik ook vragen over de situatie van getroffenen van
de aardbeving in Turkije.
In Limburg is er een grote Turkse gemeenschap. Leden
daarvan willen getroffen familieleden tijdelijk onderdak
verlenen. Anderen kunnen niet terug of hebben hun
papieren verloren.
Er zijn schrijnende situaties.
Heeft de minister instructies gegeven om de dossiers
waarbij een verblijfsvergunning wordt gevraagd omwille
van de aardbeving in Turkije, in een specifieke versnelde
procedure te behandelen ?
Zijn er specifieke instructies gegeven aan het Belgische
consulaat en de ambassade met betrekking tot het ver-
lenen van verblijfsvergunningen aan personen die niet
kunnen terugkeren naar Turkije ? Dezelfde vraag kan
gesteld worden met betrekking tot het tijdelijk verblijf in
ons land van mensen wiens huis in Turkije is vernield.
Werden er maatregelen genomen, zoals gebeurd is in
onze buurlanden ?
BV 50
COM 063 ­ 7.12.1999
9
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
10
BV 50
COM 063 ­ 7.12.1999
Minister Antoine Duquesne (in het Frans) : Ik verzeker u
voor de zoveelste keer dat ik de dienst Vreemdelingen-
zaken de nodige instructies gegeven heb, en dat de
dienst op zijn beurt de nodige maatregelen getroffen
heeft om gezinshereniging voor de betrokken personen
te vergemakkelijken.
Voor de personen die niet naar Turkije kunnen terugke-
ren, werden onderrichtingen gegeven die het mogelijk
maken hun verblijfsvergunning te verlengen.
De Belgische diplomatieke posten in het buitenland, met
name in Turkije, hebben geen specifieke instructies
gekregen, aangezien het ministerie van Buitenlandse
Zaken daar niet om gevraagd heeft. Visumaanvragen die
door diplomatieke posten worden overgezonden, wor-
den prioritair behandeld, maar het gaat hier om een zeer
gering aantal.
Visum- en andere aanvragen van deze mensen komen
dus eigenlijk, via de diplomatieke posten, in de eerste
plaats terecht bij het ministerie van Buitenlandse Zaken.
De diplomatieke posten beschikken over een grote auto-
nomie inzake de afgifte van toeristenvisa en visa in het
kader van gezinshereniging. Het ministerie van Buiten-
landse Zaken zal u dienaangaande dan ook veel meer
inlichtingen kunnen verstrekken.
Ook in verband met de toekenning van een tijdelijke ver-
blijfsvergunning in België werden geen specifieke
instructies uitgewerkt. Het gaat zoals gezegd om een
klein aantal gevallen, en elke aanvraag kan individueel
beantwoord worden.
Indien u kan aantonen dat men bij de behandeling van
de dossiers achterop is geraakt, zal ik zonder aarzelen
optreden.
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Ik dank de minister
voor dit antwoord. Op de dienst Vreemdelingenzaken
nemen de dossiers maanden in beslag. Ik ben blij dat
de minister dat probleem nader wil bekijken en de
behandeling van deze specifieke Turkse dossiers wil
aanzwengelen.
Minister Antoine Duquesne (in het Frans) : Als er zich
problemen zouden voordoen, vraag ik de heer Vandeur-
zen mij de dossiers te bezorgen. De besturen die tot
mijn ambtsgebied behoren, hebben in elk geval geen
achterstand.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
G
EMEENTEN MET EEN BIJZONDER TAALSTATUUT
­ Interpellatie van mevrouw Joëlle Milquet tot de minister
van Binnenlandse Zaken over "de rechten van de inwo-
ners van de gemeenten met een bijzonder taalstatuut"
(nr. 156)
­ Interpellatie van de heer Olivier Maingain tot de minis-
ter van Binnenlandse Zaken over "de toepassing van de
wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken in
de gemeenten met een bijzonder taalstatuut" (nr. 159)
­ Interpellatie van de heer Bart Laeremans tot de minis-
ter van Binnenlandse Zaken over "het naleven van de
faciliteitenwetgeving" (nr. 164)
­ Interpellatie van mevrouw Annemie Van de Casteele tot
de minister van Binnenlandse Zaken over "de toepassing
van de taalwetgeving in de faciliteitengemeenten" (nr.
179)
Mevrouw Joëlle Milquet (PSC) : Het is niet mijn bedoe-
ling met deze interpellatie de communautaire problemen
aan te wakkeren, maar wel conflictsituaties op te lossen.
Er zijn de samengeordende wetten van 10 juli 1966 die
het taalgebruik regelt. De federale bevoegdheid terzake
werd opnieuw bevestigd.
De idee van de faciliteiten had dus zeker geen voorlopig
karakter. In 1988 werden zelfs extra beschermingsmaat-
regelen genomen.
Er wordt dus aangenomen dat de lokale diensten de
akten volgens de wens van de betrokkene in het Neder-
lands of in het Frans opstellen.
Iedereen is er steeds van uitgegaan dat het bestuur,
aangezien de taalrol van een persoon gekend is, ver-
plicht is hem of haar de stukken in de door betrokkene
gekozen taal te bezorgen. De Vaste Commissie voor
Taaltoezicht oordeelt al dertig jaar dat dit een permanent
recht van de burger is.
Die rechtspraak werd nog op 19 oktober 1998 beves-
tigd. Deze interpretatie geldt eveneens voor Brussel
waar geen problemen zijn.
In een recent verleden, meer bepaald in 1997, was er de
eerste circulaire van de heer Van den Brande, gevolgd
door de circulaires van 16 december 1997 van de heer
Peeters en van 3 februari 1998 van de heer Martens.
Meteen rees het probleem van de naleving van de wet-
ten en van de voorgaande akkoorden. Was het wettelijk
mogelijk met een circulaire in een bijkomende voorwaar-
de te voorzien die niet in de wet staat, een wet die
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
bovendien enkel met een bijzondere meerderheid kan
worden gewijzigd ? Tegen de circulaires lopen nog ver-
scheidene procedures in beroep.
Het Franstalig front dat onmiddellijk tot stand kwam,
opteerde voor het volgen van de gerechtelijke weg en
eiste politieke oplossingen.
Wij dienden een interpretatief wetsvoorstel in en vroegen
het advies van de Raad van State. Uw partij nam her-
haaldelijk aanstoot aan de circulaires. Tijdens de verkie-
zingscampagne beloofde u de rechten van de Franstali-
gen in de Rand te beschermen en verklaarde u dat de
situatie moest worden opgehelderd vóór u aan de macht
kwam.
U bent nu aan het bewind, mijnheer de minister. Wij gun-
den u de tijd om te zoeken naar de oplossing die u
beweerde in petto te hebben. Het verbaasde ons dat
daarover niets in de regeringsverklaring staat. Wij zijn
geduldig geweest, maar wat stellen we vast ?
De heer Sauwens was er als de kippen bij om te zeggen
dat de circulaires van de heren Van den Brande en Pee-
ters goed zijn en dat hij hun werk zal voortzetten. De
Vlaamse politieke autoriteiten delen dit standpunt.
Nu beseft men dat de situatie is verergerd en dat de ter-
mijnen ingaan zodra de stukken in het Nederlands zijn
verstuurd.
Als u de rust wil herstellen, moet u uw verantwoordelijk-
heid op u nemen. Wij moeten u dus aan uw woord hou-
den.
Ik neem het voorbeeld van het initiatief in verband met
het opsporen van borstkanker. Vindt u het normaal dat
de Franstalige inwoners van de betrokken gemeenten de
inlichtingen die daarop betrekking hebben, in het Neder-
lands ontvangen ?
Als minister van Binnenlandse Zaken bent u bevoegd
om aan die pesterijen een einde te maken. U kan dat
doen door een eenvoudige interpretatieve circulaire uit
te vaardigen waarin u de rechtspraak van de Vaste Com-
missie voor Taaltoezicht bevestigt. U moet uw verkie-
zingsbeloften nakomen.
De heer Olivier Maingain (PRL FDF MCC) : Ik had de
juridische analyse die mevrouw Milquet ons heeft gege-
ven, graag wat eerder gehoord. Ik herinner eraan dat de
heer Charles-Ferdinand Nothomb, toenmalig PSC-voor-
zitter, zich in de Raad van Europa tot een van de heftig-
ste tegenstanders van een veroordeling van de Vlaamse
circulaires heeft ontpopt ! Het is niet omdat wij de rege-
ring steunen dat wij nu het geweer van schouder zullen
veranderen : wij zullen de inwoners van de betrokken
gemeenten blijven aanraden de Vlaamse gewesttaks niet
te betalen wanneer hun documenten in het Nederlands
worden toegestuurd.
In tegenstelling tot wat mevrouw Milquet beweert, spre-
ken de gerechtsdeurwaarders al lang dreigende taal.
De procedures zijn aan de gang.
Met tientallen hebben wij bij de rechtbank beroep aan-
getekend. We behaalden een eerste succes met een
eerste uitspraak, alvorens recht werd uitgesproken, lui-
dens welke de in het Frans begonnen rechtsvorderingen
in het Frans moeten worden voortgezet omdat de
Vlaamse overheid in haar betrekkingen met Franstalige
burgers in de faciliteitengemeenten en in Voeren ver-
plicht is het Frans te gebruiken. Dat is een hoopgevende
beslissing.
De politieke actualiteit noopt ons er echter toe verder te
kijken dan die rechtsvorderingen. In zijn recent optreden
schendt de gouverneur van de provincie Brabant name-
lijk de wet en overtreedt hij zelfs zijn regelgevende
bevoegdheid.
De wet van 24 december 1996 werd geïnterpreteeerd in
een circulaire van 12 juni 1997 van de heer Vande Lanot-
te volgens welke het bevel van tenuitvoerlegging van het
kohier niet ressorteert onder de handelingen waarop het
toezicht geldt. De huidige gouverneur van de provincie
Vlaams-Brabant is dus niet bevoegd om te eisen dat de
door de gemeenten geïnde belastingen worden terugbe-
taald.
In deze zaak heeft hij de hoedanigheid van federaal
ambtenaar. Als hij de terugbetaling van de gewestbelas-
ting gelast, is dat hoe dan ook een slag in de lucht. U
heeft gezag over de provinciegouverneur van Vlaams-
Brabant, die in dit dossier niet mag optreden. Als er vóór
de gemeenteraadsverkiezingen geen bevredigende juri-
dische en politieke oplossing uit de bus komt, zal de
regering haar verantwoordelijkheid op zich moeten
nemen. Een dergelijk klimaat drukt zwaar op de onder-
handelingen over de staatshervorming. Zolang de
Vlaamse regering ongrondwettelijke circulaires blijft toe-
passen, hoeft men niet op resultaten te hopen. Als men
wil dat de institutionele onderhandelingen voortgang
hebben, moeten de vorige akkoorden nageleefd worden.
Als dat niet gebeurt, zullen wij daar uiteraard de gepaste
conclusies uit trekken.
De heer Bart Laeremans (VL. BLOK) : Dat er na lange
tijd nog eens een Franstalige minister van Binnenlandse
Zaken is geworden, is opmerkelijk. De Franstaligen die
vroeger dit ambt bekleedden hebben er maar al te vaak
een potje van gemaakt. Op de koop toe is minister
BV 50
COM 063 ­ 7.12.1999
11
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
12
BV 50
COM 063 ­ 7.12.1999
Duquesne een PRL'er, een partij die een alliantie met het
FDF heeft aangegaan.
Door die alliantie werd het al jaren afkalvende FDF van
een gewisse dood gered. Gevolg : het FDF heeft zijn
vroegere arrogantie herwonnen. FDF-voorzitter Maingain
is een diepgefrustreerde Franstalige van Vlaamse origi-
ne, die onlangs nog een paar duizend Vlaamse gezinnen
met kinderen heeft gegijzeld in zijn functie van schepen
van de Stad Brussel. Gelukkig werd hij gecounterd door
een vertegenwoordiger van de PRL.
Het extremisme zit in de FDF-hoek. Dat blijkt ook nu
weer in het faciliteitendossier, waar nochtans een lichte
dooi waar te nemen was. De Franstalige burgemeester
van Kraainem was te inschikkelijk in de ogen van het
FDF en werd meteen tot de orde geroepen. Ook de PSC
toonde zich onlangs in Sint-Genesius-Rode van haar
meest fanatieke kant.
In Komen weigeren de Franstaligen de wet na te leven :
zelfs de wettelijk verplichte jaarlijkse 10 miljoen frank
voor het Nederlandstalig onderwijs is hun te veel.
Ondertussen betaalt Vlaanderen braafjes mee aan het
Franstalig onderwijs in Brussel en de Rand.
Hoe zal de minister op dit alles reageren ? Blijft hij
hameren op het tweetalige karakter van Brussel ? Is hij
de grote pacificator of werpt hij zich op als een commu-
nautaire stokebrand ?
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VU-ID) : Onder de
vorige regering was het de eerste minister die op vragen
over de faciliteitengemeenten antwoordde. Mocht pre-
mier Verhofstadt hier zitten, hij zou merken dat van zijn
genoemde communautaire vrede niet overal sprake is.
De Franstalige interpellanten gebruiken een aantal selec-
tieve juridische argumenten om hun gelijk te halen. De
Vlamingen kunnen andere, evenwaardige argumenten
aanhalen. De rondzendbrieven van de vorige Vlaamse
regering gaan uit van het feit dat faciliteiten een uitzon-
dering zijn op het grondwettelijk principe van taalhomo-
gene gebieden en van het principe dat Franstaligen in de
faciliteitengemeenten telkens opnieuw een vertaling van
Nederlandstalige documenten moeten vragen.
De vraag om alle documenten automatisch in het Frans
toe te sturen, gaat in tegen de taalwetgeving. Strikt
genomen moet een vertaling individueel per document
worden aangevraagd, ook al is de Vlaamse bevoegde
minister om redenen van administratieve vereenvoudi-
ging bereid om hierin soepel te zijn. Gaat de minister
ermee akkoord dat het wettelijke principe overeind moet
blijven ? Faciliteiten zijn en blijven een hulpmiddel om
mensen de kans te geven zich aan te passen. Aangezien
in Kraainem slechts 10 procent van de bevolking
gebruik, maakt van de mogelijkheid van vertaalde docu-
menten, lijkt die aanpassing te lukken.
Ik hoop dat de minister zich niet laat meeslepen door
zijn extreemdenkende partijgenoten.
De huidige Vlaamse regering blijft er een restrictieve
interpretatie van de taalwetgeving op nahouden. Steu-
nen de Vlaamse meerderheidspartijen in de federale
regering hun Vlaamse collega's ?
Moet de afschaffing van de taalcodes niet overwogen
worden ?
Minister Antoine Duquesne (in het Frans) : We hebben
weliswaar even getwijfeld over de vraag of de PSC zich
achter de oppositie dan wel ­ naar goede oude gewoon-
te ­ achter de meerderheid schaart. Nu ik mevrouw Mil-
quet heb aangehoord, heb ik hierover niet langer de min-
ste twijfel : zij heeft kennelijk een zeer selectief geheu-
gen en verder wil ze ook olie op het vuur gooien.
Ik wil graag de heer Laeremans geruststellen, die zich
blijkbaar zorgen maakt om mijn persoonlijke levensweg.
Tijdens mijn hele politieke carrière ben ik tolerant geble-
ven ! Om het met een citaat te zeggen : "Non, rien de
rien, je ne regrette rien."
Wat de hervorming van de politiediensten in Brussel
betreft, doen praktische overwegingen zowel de rege-
ring als de Brussels burgemeesters voor tweetaligheid
pleiten. Die tweetaligheid moet ervoor zorgen dat elke
burger die in Brussel woont, er zich ook thuis voelt.
Mevrouw Van de Casteele gaf van haar zijde een opmer-
kelijk staaltje van juridisch verzet, wat mij doet verklaren
dat politici niet het best geplaatst zijn om recht te spre-
ken.
De nieuwe regering heeft meteen werk gemaakt van de
Interparlementaire en Intergouvernementele Conferentie
voor de hervorming van de instellingen. Daarmee werd
een doelmatig instrument gecreëerd dat aan alle voor-
waarden voldoet om communautaire problemen tot
maximale tevredenheid op te lossen. Zo is de regering
erin geslaagd een evenwichtig akkoord te bereiken over
een zo complex en communautair geladen dossier als
dat van de financiering van de Franse Gemeenschap. De
communautaire problemen worden nu aangepakt in een
sereen en op pacificatie gericht klimaat. Voorwaar een
nieuwe aanpak, die bovendien beantwoordt aan de wen-
sen van de heer Maingain. Ikzelf zal alles doen wat in
mijn macht ligt om spanningen af te zwakken en bij te
dragen tot een serene sfeer.
De betwiste circulaires veroorzaken een bevoegdheids-
conflict tussen de federale wetgever, die over het taalge-
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
bruik in de gemeenten met een bijzonder taalstatuut
gaat, en de Vlaamse regering, die als administratieve
toeziende overheid optreedt voor die gemeenten,
althans voor zover ze in Vlaanderen liggen.
Tegen die circulaires werden twee vorderingen tot nietig-
verklaring bij de Raad van State ingesteld, een door de
Franse Gemeenschap en de tweede door een inwoner
van Linkebeek. In afwachting van een definitieve juridi-
sche en praktische regeling moet de Raad van State
zich hierover uitspreken. Ik heb vertrouwen in de oor-
deelkunde van ons hoogste administratieve rechtscolle-
ge en ben dan ook niet van plan een circulaire uit te
vaardigen.
Nieuwe wetten uitvaardigen, zoals mevrouw Milquet tij-
dens de vorige zittingsperiode voorstelde, lijkt mij geen
goede oplossing.
De heer Laeremans suggereert mij maatregelen te treffen
ten aanzien van burgemeesters die de richtlijnen niet wil-
len toepassen. Ook dat standpunt deel ik niet. De
Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden
kan immers altijd een circulaire uitvaardigen om de
gemeenten onder zijn toezicht uit te leggen hoe de
gecoördineerde taalwetten zijns inziens correct moeten
worden toegepast.
Het staat de gemeenten die de interpretatie van de
minister niet kunnen aanvaarden vrij een vordering in te
stellen bij de Raad van State. In afwachting van een
arrest van de Raad van State mogen tegen de burge-
meester van zo'n weerbarstige gemeente geen tucht-
maatregelen worden getroffen.
Mevrouw Milquet, u verkeert niet bepaald in de juiste
positie om de regering in deze de les te lezen. Uw partij
is jarenlang aan de macht geweest en heeft de situatie
totaal laten verzieken. Nu doet u er alles aan om de
regering de duivel aan te doen, terwijl de nieuwe rege-
ring precies alles in het werk stelt om de communautaire
spanningen weg te nemen.
Mevrouw Joëlle Milquet (PSC) : Mijnheer de minister, u
schrijft mij vermeende bedoelingen toe die ik nooit heb
uitgesproken en die evenmin bij mij zijn opgekomen.
Uw houding is daarentegen wel veranderd. U beschul-
digt mij ervan olie op het vuur te gooien, maar ik kan u
hetzelfde verwijt maken : uw partij heeft zich daar tijdens
de vorige zittingsperiode heel vaak aan bezondigd.
Ik wil u enkel vragen uw verantwoordelijkheid op zich te
nemen om ervoor te zorgen dat de wet in alle sereniteit
wordt nageleefd. Verder reiken mijn bedoelingen niet.
Het ligt niet in mijn bedoeling een stompzinnig opposi-
tiebeleid te voeren. Wij bevragen u omdat verscheidene
burgers ons hebben aangesproken. Wij hebben geen
selectief geheugen en zijn altijd consequent gebleven
door een wetsvoorstel in te dienen.
Het incident met de heer Nothomb tijdens de door de
heer Columberg vervulde opdracht strookte niet met het
toenmalig standpunt van de partij. De heer Nothomb
sprak toen in eigen naam.
Wij hebben zelfs de heer Dehaene gevraagd de proble-
men op te lossen.
Wat ik vandaag zeg, verschilt niet van wat ik vroeger zei.
U verwijst naar de pacificatiewil van de nieuwe meerder-
heid. Waarom heeft u, als alles goed gaat, de situatie
nog niet onder elkaar opgelost ? Het feit dat het pro-
bleem naar de institutionele onderhandelingen wordt
verwezen, bewijst dat u geen oplossing heeft. Het vol-
staat hier de wet te doen naleven.
Als minister van Binnenlandse Zaken bent u niet in staat
een gebaar te doen om rust en orde te herstellen omdat
er geen politiek akkoord is. Ik vraag u alleen consequent
te zijn met uw vroegere verklaringen.
Het standpunt van de PSC is niet veranderd. Wij wach-
ten het verloop van de rechtsvorderingen af.
U geeft uw machteloosheid toe. Wij zullen geduldig
wachten tot de zaken worden opgehelderd, maar u moet
toegeven dat de toestand slechter wordt.
De heer Olivier Maingain (PRL FDF MCC) : Ik neem
goede nota van het feit dat de minister een advies heeft
gevraagd over procedures die mijns inziens betwistbaar
zijn.
Federale loyaliteit en het naleven van akkoorden zijn de
enige waarborgen voor communautaire pacificatie.
Daarom is het goed dat andere rechtscolleges dan de
Raad van State, waarvan de objectiviteit twijfelachtig is,
worden geadieerd.
Voorts is het altijd duidelijk geweest dat de Costa zich
niet met bestaande akkoorden bezighoudt. Als die
akkoorden niet worden nageleefd zullen de institutionele
onderhandelingen een wending nemen waarmee som-
migen niet gelukkig zullen zijn, mevrouw Milquet.
De heer Bart Laeremans (VL. BLOK) : De minister ver-
klaart alles te zullen doen om de communautaire vrede
te waarborgen. Misschien kan hij hieraan meewerken
door Nederlandstalige interpellanten in hun eigen taal te
antwoorden.
BV 50
COM 063 ­ 7.12.1999
13
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
14
BV 50
COM 063 ­ 7.12.1999
Wat Brussel betreft, heeft minister Duquesne goede
intenties geuit, onder meer op het vlak van de taalwet-
geving inzake politiediensten.
Inzake de faciliteitengemeenten kondigt minister
Duquesne aan geen olie op het vuur te willen gieten. Hij
heeft respect voor de uitspraken van de hoogste rechts-
colleges, wat niet kan gezegd worden van zijn collega's
Onkelinx en Michel, die onlangs de Raad van State
ongemeen hard hebben aangepakt.
Tot slot wil ik de Franstalige partijen erop wijzen dat voor
de Vlamingen rondzendbrieven niet onderhandelbaar
zijn in het kader van de Costa. Mochten bepaalde
Vlaamse partijen toch aan deze stelling twijfelen, moeten
ze beseffen dat zij op die manier de wetgeving over de
faciliteiten zelf ondermijnen.
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VU-ID) : Ik ben
minder optimistisch dan de regering als het over federa-
le loyaliteit en het nieuw sereen klimaat gaat. Klare
afspraken, die door niemand kunnen worden betwist,
blijven nodig.
De heer Maingain heeft eens te meer dossiers aan elkaar
gekoppeld en chantage gepleegd. Wie de integriteit van
Vlaanderen of de tweetaligheid van Brussel in twijfel
trekt, is geen goede gesprekspartner.
Ik pleit ervoor om de Vlaamse rondzendbrieven aan een
tweetalige kamer van de Raad van State voor te leggen.
In afwachting verwacht ik dat de federale regering de
brieven steunt. Dit staat in mijn motie van aanbeveling.
De heer Lode Vanoost (Agalev-Ecolo) : Als bewoner van
een faciliteitengemeente ben ik vaak verwonderd over
de teneur van bepaalde interpellaties.
De groenen zijn een fractie die over de taalgrenzen heen
uitstekend samenwerkt. We zijn terzake een voorbeeld.
Over de concrete wetgeving inzake de faciliteiten
bestaan er uiteenlopende juridische interpretaties. Geen
enkele wet is in een democratie onveranderlijk.
In België is het gebruik van de taal door de burger
grondwettelijk vrij. Alleen de overheid moet zich in haar
relaties tot de burger aan bepaalde taalregels houden.
De kennis van de tweede taal ligt in beide Gemeen-
schappen totaal anders. De bereidheid om die tweede
taal te begrijpen en te spreken is een voorwaarde voor
vredevol samenleven. De Franstalige politici moeten hun
discours dringend aanpassen : hun gedreig met proce-
dures voor de Raad van Europa en hun insinuaties aan
het adres van de Raad van State zijn totaal misplaatst.
Wanneer zullen zij eindelijk de politieke realiteit van dit
federale land onder ogen zien ?
De heer Daniël Vanpoucke (CVP) : Ik zou de minister
één concrete vraag willen stellen. Moeten de Franstali-
gen hun aanvragen voor Franstalige documenten nu al
dan niet telkens hernieuwen ?
Ik heb de indruk dat de door deze regering zo geroemde
communautaire vrede in het gedrang komt, telkens als
er concrete beslissingen moeten worden genomen.
Minister Antoine Duquesne (in het Frans) : Ik heb het
politiek standpunt van de regering duidelijk toegelicht.
Verder heb ik er ook op gewezen dat de burger die niet
akkoord gaat met een beslissing van een bestuur, daar-
tegen altijd rechtsmiddelen kan aanwenden.
De voorzitter : Er werden verschillende moties inge-
diend.
Een eerste motie van aanbeveling is ondertekend door
mevrouw Van de Casteele en luidt als volgt :
"De Kamer,
gehoord de interpellaties van mevrouw Milquet, de heren
Maingain en Laeremans en mevrouw Van de Casteele en
het antwoord van de minister,
­ stelt vast dat de Franstaligen nog steeds misbruik wil-
len maken van de faciliteitenregeling om de feitelijke
tweetaligheid van de gemeenten met een bijzonder taal-
statuut af te dwingen en dat dit ingaat tegen het grond-
wettelijk principe van taalhomogene gebieden ;
­ vraagt de federale regering, in afwachting van de uit-
spraak terzake van de Raad van State, conform de ver-
klaringen van de Vlaamse regeringspartijen, het stand-
punt van de Vlaamse regering te bevestigen zoals het in
de omzendbrieven is vervat, met name dat faciliteiten
strenger moeten geïnterpreteerd worden in die zin dat
Franstaligen hun verzoek om een Franstalig document
telkens opnieuw voor elk document afzonderlijk moeten
herhalen."
Een tweede motie van aanbeveling is ondertekend door
mevrouw Joëlle Milquet en luidt als volgt :
"De Kamer,
gehoord de interpellaties van mevrouw Joëlle Milquet en
de heer Olivier Maingain
en het antwoord van de minister van Binnenlandse
Zaken,
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
vraagt de regering :
zonder verwijl een circulaire uit te vaardigen ter interpre-
tatie van de artikelen 24, 26, 28, 30, 43bis, § 5, lid 3, van
de samengeordende wetten op het taalgebruik in
bestuurszaken van 18 juli 1966, waarbij de jurisprudentie
van de Vaste Commissie voor taaltoezicht, die de circu-
laires van de Vlaamse regering veroordeelt, wordt beves-
tigd."
Een derde motie van aanbeveling, getekend door de
heren Jan Mortelmans en Bart Laeremans luidt als
volgt :
"De Kamer,
gehoord de interpellatie van mevrouw Milquet, de heren
Maingain en Laeremans en mevrouw Van de Casteele,
vraagt dat de federale regering de Franse Gemeenschap
zou aanzetten om de faciliteitenwetgeving na te leven,
meerbepaald inzake de financiering en het Nederlands-
talig onderwijs in Komen."
Een eenvoudige motie is getekend door de heren Olivier
Maingain (PRL FDF MCC), Willy Cortois (VLD), Tony
Smets (VLD), Denis D'hondt (PRL FDF MCC), Patrick
Lansens (SP), André Frédéric (PS) en mevrouw Kristien
Grauwels (Agalev-Ecolo).
Over deze moties zal later in plenaire vergadering wor-
den gestemd.
De bespreking is gesloten.
C
UMULATIE DOOR BESTENDIG AFGEVAARDIGDEN
Vraag van de heer Jozef Van Eetvelt tot de minister van
Binnenlandse Zaken over "de cumulatie van het ambt
van bestendig afgevaardigde met andere mandaten." (nr.
514)
De heer Jozef Van Eetvelt (CVP) : Artikel 3 van de wet
van 4 mei 1999 tot beperking van de cumulatie van het
ambt van bestendig afgevaardigde met andere ambten
en tot harmonisering van het financieel en fiscaal statuut
van de bestendig afgevaardigde zal vanaf 31 januari
2001 in werking treden. Hierdoor wordt een artikel 97bis
ingevoerd in de provinciewet. De concrete toepassing
ervan roept een aantal vragen op.
Het is duidelijk dat een lid van de bestendige deputatie
slechts één bezoldigd mandaat zal mogen combineren
met zijn uitvoerend mandaat. Minder duidelijk is de
omschrijving van een "bezoldigd uitvoerend mandaat",
dat aan een aantal beperkingen onderworpen is.
De belangrijkste vraag die nu reeds leeft bij de provincie-
besturen, is of een mandaat van voorzitter of lid van de
raad van bestuur van een provinciale vzw of een provin-
ciaal autonoom bedrijf ook onder deze cumulatiebeper-
kingen valt. Wanneer een provincie bijvoorbeeld haar
scholen onderbrengt in een provinciaal autonoom
bedrijf, is het immers logisch dat dit wordt voorgezeten
door de bestendig afgevaardigde die verantwoordelijk is
voor het provinciaal onderwijs.
Kan de minister verduidelijken of de bestendig afgevaar-
digden vanaf 31 januari 2001 al dan niet nog meer dan
één provinciale vzw of autonoom bedrijf zullen mogen
voorzitten ? Worden dergelijke mandaten beschouwd als
deel uitmakend van hun functie of als bijkomende man-
daten ?
Kunnen zijn eventueel deel uitmaken van de raad van
bestuur van verschillende instellingen ?
Geldt de beperking tot cumulatie met ten hoogste één
mandaat ook voor mandaten die geen inkomen opleve-
ren ?
Minister Antoine Duquesne (in het Frans) : Bij de inter-
pretatie van artikel 3 van de wet van 4 mei 1999 tot
beperking van de cumulatie van het ambt van bestendig
afgevaardigde met andere mandaten en tot harmonise-
ring van het financieel en fiscaal statuut van de besten-
dig afgevaardigden, moet allereerst rekening worden
gehouden met de ratio legis : de wetgever wilde de
cumulatie van ambten zoveel mogelijk beperken. Voorts
moet hierbij ook rekening worden gehouden met het feit
dat het aangehaalde artikel niet voorziet in een uitzonde-
ring voor de uitvoerende bezoldigde mandaten in provin-
ciale VZW's en autonome provinciale ondernemingen.
Bijgevolg mag een lid van de bestendige deputatie vanaf
31 januari 2001 nog slechts het voorzitterschap van één
provinciale VZW of één provinciaal autonoom overheids-
bedrijf waarnemen. De stelling dat zo'n mandaat tot de
taken van de bestendig afgevaardigde zou behoren, is
onhoudbaar aangezien zowel de provincie als de provin-
ciale VZW een eigen rechtspersoonlijkheid bezitten. Der-
gelijke mandaten moeten dus als aanvullend worden
beschouwd. De cumulatie is beperkt door artikel 3 van
de wet van 4 mei 1999.
Overeenkomstig artikel 97bis, 1° en 2°, van de provincie-
wet kan iemand als lid in verscheidene raden van
bestuur zitting hebben voor zover het belastbaar
maandinkomen dat hij daarvoor ontvangt, minder dan
20.000 BEF bedraagt. Bedraagt het meer dan 20.000
BEF, dan geldt de cumulatiebeperking.
Overeenkomstig artikel 97 bis, 1°, van de provinciewet
geldt de beperking zelfs voor de niet-bezoldigde manda-
BV 50
COM 063 ­ 7.12.1999
15
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
16
BV 50
COM 063 ­ 7.12.1999
ten wanneer zij bevoegdheden impliceren die zich niet
beperken tot het zitting hebben in een algemene verga-
dering of een raad van bestuur.
De heer Jozef Van Eetvelt (CVP) : Dit antwoord is dui-
delijk : de wetgeving wordt strikt nageleefd. Ik vraag me
af of deze strenge toepassing wel een goed beheer in de
hand werkt.
Minister Antoine Duquesne (in het Frans) : Die kwesties
werden langdurig besproken en ik kan u geen andere
interpretatie geven dan die van de wetgever, ook al kan
dat uit politiek oogpunt enige moeilijkheden doen rijzen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
O
PGEDREVEN MOTORVOERTUIGEN
Vraag van de heer Jos Ansoms tot de minister van Bin-
nenlandse Zaken over "de handhaving van de wet die
opdrijfkits voor bromfietsen en scooters buiten de wet
heeft gesteld en die het gebruik van opgedreven motor-
voertuigen verbiedt" (nr. 520)
De heer Jos Ansoms (CVP) : In 1995 werden opdrijfkits
voor bromfietsen buiten de wet gesteld. Ook werden alle
motorvoertuigen, die vaak op ambachtelijke wijze opge-
dreven zijn, verboden.
Een recente enquête van KBC-Verzekeringen toont aan
dat zowat 70 procent van de snorfietsen, die maximum
25 km per uur mogen rijden, en 40 procent van de brom-
fietsers van klasse B, die maximum 45 km per uur
mogen rijden, opgedreven zijn. Bovendien zouden de
curvometers niet in staat zijn om bromfietsen met brede
wielen -zoals scooters- te controleren op hun snelheids-
vermogen.
Wat is de houding van de rijkswacht in deze zaak ? Of
laat ze deze controles over aan de gemeentepolitie ?
Zijn er voldoende betrouwbare curvometers ? Zijn die
ook bruikbaar voor voertuigen met brede banden ?
Hoeveel controles werden vorig jaar verricht ? Wat
waren de resultaten ? Werden de opgepakte voertuigen
geïmmobiliseerd en de opdrijfkits in beslag genomen ?
Wordt er een gerichte actie ondernomen tegen con-
structeurs en garagehouders ?
Minister Antoine Duquesne (in het Frans) : Overdreven
en onaangepaste snelheid is één van de vier prioriteiten
in de verkeersstrategie van de rijkswacht en het BIVV. De
handhaving van de wet die opdrijfkits voor bromfieten en
scooters buiten de wet stelt en het gebruik van opgedre-
ven motorvoertuigen verbiedt, maakt deel uit van die pri-
oriteiten. Deze handhaving gebeurt op lokaal vlak en
conform de afspraken tussen de lokale politiediensten
(rijkswacht en politie). Om deze taak uit te voeren
beschikt de rijkswacht over 33 curvometers. Alle toestel-
len die rechtstreeks of onrechtstreeks de snelheid van
voertuigen meten, dus ook de curvometers, zijn onder-
worpen aan een goedkeuring. In de bijlage bij het
koninklijk besluit van 11 oktober 1997, dat die goedkeu-
ring regelt, zijn evenwel geen technische bepalingen
opgenomen betreffende de curvometers. Wel kan de
dienst Metrologie een gebruiksvergunning verlenen.
Voor de curvometers van de rijkswacht is geen gebruiks-
vergunning afgegeven. Ze beantwoorden momenteel
dus niet aan de voorwaarden van de wet van 11 oktober
1997. Om gerechtelijke stappen van overtreders te voor-
komen heeft de rijkswacht het gebruik van die toestellen
dan ook tot nader order geschorst en de dienst Metrolo-
gie gevraagd een gebruiksvergunning af te geven voor
haar 33 curvometers.
Er zijn inderdaad problemen met de betrouwbaarheid
van de curvometers bij controles van bromfietsen met
dikke banden (type scooter). De curvometers van de
rijkswacht zullen worden vervangen of aangepast over-
eenkomstig de gebruiksvoorwaarden in de vergunning
van de dienst Metrologie.
Gelet op de korte antwoordtermijn kan ik de vragen 4, 5,
7 en 8 onmogelijk beantwoorden. De rijkswacht beschikt
niet over gecentraliseerde gegevens op dat gebied.
Opdrijfkits voor bromfietsen en scooters worden con-
form de wet en de richtlijnen van de parketten in beslag
genomen.
De heer Jos Ansoms (CVP) : Dit is hallucinant ! De wet
werd in 1995 goedgekeurd.
De uitvoering ervan kan echter niet worden gerealiseerd
bij gebrek aan KB in verband met technische voorwaar-
den en ijking van de curvometer. Er kan dus nog altijd
geen vaststelling van overdreven snelheid van opgedre-
ven snorfietsen en brommers worden gedaan.
De rijkswacht heeft ook geen gecentraliseerde gegevens
over de controles en controleresultaten. Ondertussen
sterven jaarlijks vele jongeren in het verkeer. Blijkbaar
telt een mensenleven nauwelijks. Deze regering blijft in
gebreke om dit te verhelpen en is blijkbaar niet van plan
uitvoeringsbesluiten uit te vaardigen.
Minister Antoine Duquesne (in het Frans) : Dat is niet
nieuw. Net als de heer Ansoms betreur ik een aantal
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
zaken, en ik zal proberen een en ander te verhelpen,
waarbij ik erop zal toezien dat de bestaande reglemente-
ring wordt nageleefd.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
A
DVIEZEN VAN DE
V
ASTE
C
OMMISSIE VOOR
T
AALTOEZICHT
Vraag van de heer Jan Mortelmans tot de minister van
Binnenlandse Zaken over "tegenstrijdige adviezen van de
Vaste Commissie voor Taaltoezicht" (nr. 525)
De heer Jan Mortelmans (VL. BLOK) : Op 18 december
1975 adviseerde de Vaste Commissie voor Taaltoezicht
dat de notaris in zijn betrekkingen met het publiek de
wetten op het gebruik van de talen in bestuurstalen
moet naleven. Treedt hij op als medewerker van de rech-
terlijke macht, dan geldt de wet op het gebruik van de
talen in gerechtszaken.
Onlangs echter oordeelde de VCT dat dit principe niet
geldt als de notaris, op verzoek van de verkoper, adver-
tenties plaatst voor de verkoop van onroerende goede-
ren, die eerder commercieel van aard zijn. Voor de bur-
ger is dat commerciële karakter niet altijd duidelijk en
het begrip is ook niet duidelijk omschreven. Volgens mij
spreekt de VCT zichzelf tegen in haar verschillende
adviezen.
Is deze onduidelijkheid de minister bekend ? Zo ja,
welke maatregelen zal hij nemen om er een einde aan te
maken ?
Is de minister het ermee eens dat de notarissen in Brus-
sel best tweetalig adverteren en dat de zogenaamde
advertenties zuiver als notariële aankondigingen dienen
te worden beschouwd ?
Minister Antoine Duquesne (in het Nederlands) : Ieder
minister is verantwoordelijk voor het respect voor de
taalwetgeving binnen zijn bevoegdheid.
De minister van Justitie is bevoegd voor de notarissen.
De vraagsteller moet zich tot de minister van Justitie
richten.
De heer Jan Mortelmans (VL. BLOK) : Ik meen dat de
minister van Binnenlandse Zaken wel bevoegd is. De
VCT is een adviserend orgaan. Als er overtredingen zijn
kan de minister van Binnenlandse Zaken optreden. Arti-
kel 61, paragraaf 2 van de wet op het taalgebruik in
bestuurszaken laat dat toe.
Maar ik zal de suggestie volgen om de minister van Jus-
titie te ondervragen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
U
ITZETTING VAN EEN
S
IERRALEOONSE INGEZETENE
Interpellatie van de heer Vincent Decroly tot de minister
van Binnenlandse Zaken over "de uiterst gevaarlijke
behandeling van een Sierraleoonse ingezetene bij zijn
uitzetting en over de vraag of een dergelijke uitzetting
niet in strijd is met de Universele Verklaring van de Rech-
ten van de Mens en met de regeringsverklaring" (nr. 167)
De heer Vincent Decroly (Ecolo-Agalev) : Allereerst wil
ik u zeggen dat ik een aantal stukken te uwer beschik-
king houd die voor onze discussie van nut kunnen zijn :
een in Dakar opgesteld medisch attest van 19 november
jongstleden, een schriftelijk getuigenis van het slacht-
offer, een document van het HCV van 24 november en
een onkostennota van de persoon die de heer Matthew
Sellu asiel verleent.
Ik hou eveneens een videocassette ter beschikking van
de commissie met een samenvatting van de werkverga-
deringen die ik in Dakar had. Ik betreur dat ze niet in de
commissie kan worden getoond. Het feit dat een derge-
lijke getuigenis niet in het Beknopt Verslag, kan worden
opgenomen, lijkt me geen afdoend excuus.
Op 17 november stelde ik u een vraag naar aanleiding
van geruchten in verband met de nakende uitzetting van
een Sierraleoonse ingezetene. 's Anderendaags vernam
ik dat die uitzetting in erbarmelijke omstandigheden had
plaatsgevonden. Op 21 november ben ik naar Dakar
gevlogen om de uitgezette persoon te ontmoeten.
Waarom worden, ondanks het moratorium terzake, nog
Sierraleoonse ingezetenen uit ons land gezet ? De situ-
atie in Sierra Leone is uiterst gevaarlijk. Uit een docu-
ment van het Hoog Commissariaat voor de vluchtelingen
­ dat ik te uwer beschikking hou ­ blijkt hoe onzeker dat
land voor Sierraleoonse ingezetenen is.
Waarom zet men in België nog Sierraleoonse onderda-
nen en personen die op grond van het criterium 2 van de
wet betreffende de regularisaties eventueel voor een
regularisatie in aanmerking komen, het land uit ? Onge-
veer 460.000 Sierraleoners zijn naar vier West-Afrikaan-
se landen gevlucht. Hoe durft ons zo rijk land onderda-
nen van een land in oorlog uitwijzen naar een veel min-
der rijk land als Senegal ?
Op 21 november ben ik erin geslaagd opnieuw in con-
tact te treden met het gezin dat Matthew Sellu heeft
opgevangen. Dat gezin, dat al 24 kinderen telt waaron-
der één dat aan een genetische ziekte lijdt, heeft een
mens opgevangen waarvan wij ons hebben willen ont-
doen als was het een lastig pak. Het is de zoon uit dat
BV 50
COM 063 ­ 7.12.1999
17
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
18
BV 50
COM 063 ­ 7.12.1999
gezin die Matthew Sellu te Dakar heeft aangetroffen. Een
en al radeloosheid trachtte hij op straat zijn horloge te
verkopen.
Hoe is het mogelijk dat men de heer Sellu gewond en in
shocktoestand heeft uitgewezen naar een land waarvan
hij de taal niet spreekt en waarmee hij geen enkele band
heeft ?
Welke garanties heeft u dat de Sierraleoonse onderda-
nen niet het gevaar lopen uit dat land, dat door tal van
Sierraleoners wordt overspoeld, te worden gezet ? Het
beeld dat ik gezien heb van de heer Sellu, liggend op
zijn matras in een kamer, deed mij terugdenken aan
beelden van Hiroshima.
Hij was zelfs niet in staat zelf zijn T-shirt uit te trekken
toen ik hem vier of vijf dagen na de feiten vroeg om naar
zijn verwondingen te mogen kijken.
Hij heeft mij het verhaal van zijn uitzetting gedaan en
legde mij uit hoe hij brutaal werd opgepakt, naar de
luchthaven werd vervoerd, werd geboeid en zwaar mis-
handeld tot hij bewusteloos viel in het vliegtuig.
Heeft u kennis genomen van het door de boordcom-
mandant ondertekende document ? Waar werd de heer
Sellu neergezet, en in welke houding ? Werden hem de
handboeien aangelegd ? Werd er een arts bijgeroepen ?
Wanneer ? Verloor de heer Sellu het bewustzijn ?
Heeft u kennis genomen van het medisch attest dat op
19 november door dokter Assane Diouf werd afgegeven
en waarin de verwondingen die betrokkene verklaart te
hebben opgelopen op 18 november 1999 rond 11.30 uur
in de luchthaven van Brussel-Nationaal, omstandig wor-
den beschreven ?
Wat vindt de minister van dat attest ?
In Dakar had iedereen de mond vol van Semira Adamu.
Het verwonderde me dat iedereen zich dat voorval nog
zo goed kon herinneren. Het vervulde me niet bepaald
met trots, en een van de dingen die me daarbij overeind
hielden, was precies het vooruitzicht van deze interpella-
tie.
De arts die de heer Sellu in Dakar heeft onderzocht, kon
niet zeggen wat er gebeurd zou zijn als de klap nog iets
harder zou zijn aangekomen of in een iets andere hoek
zou zijn gevallen. Hij sloot evenwel niet uit dat de heer
Sellu dan wel eens aan zijn verwondingen had kunnen
bezwijken. De heer Sellu heeft geluk gehad. We hebben
allemaal geluk gehad.
Minister Antoine Duquesne (in het Frans) : Het verbaast
me dat de heer Decroly met de regelmaat van de klok
vragen en interpellaties tot mij richt over individuele dos-
siers en in zaken die in rechte hangende zijn. Wil hij het
Parlement en de publieke opinie met behulp van de tele-
visiecamera's misschien omvormen tot een soort volks-
tribunaal ? Ik kan niet zoals hij naar Afrika reizen telkens
wanneer ik verneem dat er iets gebeurd is. Ik werk in
Brussel, ik zit in mijn ministerie. Mij dunkt dat het hoog
tijd is om het op te nemen voor degenen die de wetten
in ons land moeten doen toepassen.
Ik denk dat ik niet dezelfde zin voor enscenering heb als
de heer Decroly. Ik bekommer mij om het lot van de
mensen, en niet om de weerklank van de "affaires" in de
media.
Er is nog een tweede verschil : als advocaat geef ik een
heel andere invulling aan termen als "bewijs", "eerlijk
debat op tegenspraak"...
Als mijn medewerker niet op uw persconferentie was
geweest, had ik uw videocassette niet kunnen bekijken
en had ik geen kennis gehad van het document dat van-
daag aan de commissie werd bezorgd.
Als minister van Binnenlandse Zaken kan ik ten slotte de
diensten die belast zijn met het toepassen van de wetten
en reglementen ter zake, niet laten discrediteren.
U heeft al conclusies uit de hele zaak getrokken. Ik
wacht liever de gerechtelijke beslissingen af. Ik kan u
niettemin het verloop van de feiten meedelen.
Op 1 februari 1999 oordeelde het Commissariaat-gene-
raal voor de vluchtelingen en de staatlozen dat de asiel-
aanvraag van betrokkene duidelijk ongegrond en
bedrieglijk was. De meerderjarige Matthew Sellu werd
op 18 november onder dwang en onder escorte van het
Belgisch grondgebied verwijderd. Voordien waren al
zeven uitwijzingspogingen mislukt.
Geconfronteerd met zijn hevig verzet en overeenkomstig
de richtlijnen van 2 juli 1999 heeft de rijkswacht de
betrokkene geboeid alvorens hem aan boord te brengen.
De betrokkene heeft serieuze pogingen gedaan om zich
fysiek tegen de uitwijzing te verzetten. Hij schreeuwde,
trachtte de rijkswachters te bijten en met een kopstoot
te verwonden.
Toen hij op de landingsbaan uit het rijkswachtvoertuig
stapte, hief hij het hoofd plotseling op en stootte daarbij
tegen de portierlijst, zodat hij zich verwondde. Aan
boord van het vliegtuig werd de lichte verwonding al
snel vastgesteld, waarop ze ontsmet en omzwachteld
werd.
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
Toen het vliegtuig was opgestegen, bood de betrokkene
geen weerstand meer ; hij bedaarde en werd van zijn
boeien bevrijd. Ook tijdens de verdere vlucht bleef hij
kalm.
Bij de aankomst weigerde hij zijn koffer mee te nemen.
In de aankomsthal klampte hij reizigers aan en vertelde
hen dat de rijkswacht hem had geslagen. Toen de reizi-
gers niet reageerden, trachtte hij met de rijkswachters te
vechten. De betrokkene werd uiteindelijk achtergelaten
bij de immigratiediensten van Dakar.
Hoe werd ik door mijn bestuur in kennis van die feiten
gebracht ? Een journaliste van de RTBF, die in Dakar
aanwezig was, belde mijn kabinet op vrijdag 19 novem-
ber 1999 op om bepaalde inlichtingen met betrekking tot
het dossier te bekomen. Meteen vroeg mijn kabinet uit-
leg aan het veiligheidsdetachement van de luchthaven.
Ongeveer dertig minuten later zette dit detachement tij-
dens een telefoongesprek de feiten uiteen vanaf de aan-
komst in Zaventem tot het sluiten van de deuren van het
vliegtuig. Blijkbaar was er geen reden tot ongerustheid.
Op zaterdag 20 november 1999 werd mijn kabinet tele-
fonisch door de verantwoordelijke van het veiligheidsde-
tachement op de hoogte gebracht van de toedracht van
de vlucht en van de aankomst in Dakar. Opnieuw bleek
dat er geen reden tot ongerustheid was. Op maandag 22
november 1999 ontving mijn kabinet het werkdossier
van de rijkswacht en een verslag betreffende de verwij-
dering. Op 3 december 1999 kreeg ik een bericht van de
rijkswachtcommandant volgens welk uit de in tempore
non suspecto opgemaakte documenten
­ het eerste, op 20 november 1999 afgesloten proces-
verbaal en het administratief verslag van dezelfde dag ­
af te leiden viel dat het verhaal van de rijkswachters met
de werkelijkheid overeenstemde. Ik heb geen enkele
reden om dat relaas niet te geloven.
Welke maatregelen heb ik getroffen ? Afgezien van
genoemde verzoeken om inlichtingen is en zal geen
enkele andere onderzoeksmaatregel door mij worden
getroffen, behalve wanneer mij andere elementen wor-
den meegedeeld. Het is aan het parket om eventueel bij-
komende stappen te zetten vermits betrokkene ­ op uw
aanraden ­ klacht heeft ingediend en door de Liga voor
de rechten van de mens wordt gesteund. Ik wacht op
het resultaat van het onderzoek van het parket en, zo
nodig ­ wat ik ten zeerste betwijfel -, zal ik maatregelen
nemen wanneer individuele disfuncties worden vastge-
steld. Voor de wijze waarop de uitzettingen gebeurden,
neem ik mijn verantwoordelijkheid op mij. Het is niet uit-
gesloten dat ik in gelijkaardige gevallen overweeg om
wegens lasterlijke aangifte klacht neer te leggen.
De interpellant zou zijn woordgebruik moeten aanpassen
en geen tendentieuze vragen mogen stellen. De betrok-
kene is immers geen asielzoeker, maar een afgewezen
asielzoeker wiens aanvraag als bedrieglijk en duidelijk
ongegrond werd beoordeeld. Ik neemt nota van het feit
dat de betrokkene in Senegal werd opgevangen. Ik heb
enkel de overeenkomst van Chicago toegepast : een
inad, wiens asielaanvraag werd afgewezen, moet wor-
den uitgewezen naar de luchthaven vanwaar hij is ver-
trokken onder de verantwoordelijkheid van de lucht-
vaartmaatschappij waarmee hij het land is binnengeko-
men. Ik pas enkel het regeerakkoord toe.
U vraagt mij tevens op welke manier men de uitzetting
van asielzoekers uit Sierra Leone kan rijmen met de
bepaling van het regeerakkoord die stelt dat een samen-
hangend statuut zou worden uitgewerkt voor personen
die afkomstig zijn uit landen waar een oorlog woedt. Het
samenhangend statuut voor mensen die een oorlog ont-
vluchten, moet volgens het regeerakkoord op Europees
niveau worden geregeld. België werkt daaraan, maar er
werd nog geen akkoord bereikt. België wijst geen Sierra-
leoners, waarvan redelijkerwijs mag worden aangeno-
men dat zij uit Sierra Leone komen, uit naar Sierra
Leone, Guinea, Gambia en Liberia. Personen die in dat
geval verkeren, mogen in België verblijven. De Overeen-
komst van Chicago wordt toegepast voor alle Sierraleo-
ners wier asielaanvraag werd afgewezen. Zij vallen
bovendien niet onder de toepassing van de regularisa-
tiewet.
Ook al is de situatie in Sierra Leone helemaal niet gun-
stig, toch werd er op 7 juli 1999 een vredesakkoord
gesloten en voorziet het Hoog Commissariaat voor de
Vluchtelingen in programma's voor vrijwillige terugkeer
naar Sierra Leone vanuit de buurlanden. Wanneer u fei-
ten in herinnering brengt, moet u volledig zijn.
De moraal van dit verhaal is dat de uitzettingen moeten
plaatsvinden in een serene sfeer en dat men de uitgezet-
te personen beter geen valse hoop geeft op een moge-
lijk later verblijf in ons land. Matthew Sellu heeft blijkbaar
geluisterd naar degenen die hem ertoe aanzetten zich
heftig te verzetten en zelfs een bepaald verhaal op te
hangen om in België te kunnen blijven.
Men vergeet te vermelden dat de regering een duidelijk
beleid voorstaat : zij die niet in aanmerking komen voor
asiel of regularisatie, moeten worden verwijderd, zo
nodig onder dwang.
Ik vraag me af of uw aanwezigheid en die van een
RTBF-journaliste Matthew Sellu niet hebben geprovo-
ceerd. Als dat zo is, heeft u hem geen dienst bewezen.
BV 50
COM 063 ­ 7.12.1999
19
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
20
BV 50
COM 063 ­ 7.12.1999
U stelt uw vraag niet om verduidelijkingen te krijgen over
het regeringsbeleid maar in de hoop dat beleid te desta-
biliseren.
De heer Vincent Decroly (Ecolo-Agalev) : Ik ben verbij-
sterd door wat de minister zegt. Hoe kan iemand zo
blind zijn, al staat het vast dat diverse elementen in het
dossier van de heer Sellu opheldering vereisen.
Minister Antoine Duquesne (in het Frans) : Nee toch !
De heer Vincent Decroly (Ecolo-Agalev) : Ik heb dat
nooit ontkend, ik ben echter getroffen door de harde taal
van de minister en door zijn betwistbare interpretatie van
sommmige reglementen.
U hebt niet geantwoord op de vraag naar de gegrond-
heid van de uitzettingen van Sierraleoners en het feit dat
ze naar hun land worden teruggestuurd, al weet u dat ze
daar een van de vele daklozen zullen worden. U houdt
vast aan een situatie die in een tragedie dreigt uit te
monden.
Als u zegt dat er geen slagen zijn gevallen en als u mij
ervan beschuldigt vóór Matthew Sellu in Dakar te zijn
aangekomen, ontkent u de werkelijkheid. Dat is cynisch
zonder meer.
De voorzitter : U heeft ruimschoots gebruik gemaakt
van uw spreektijd. (Protest van de heer Decroly)
Ik heb twee moties ontvangen.
Een motie van aanbeveling, ondertekend door de heer
Vincent Decroly, luidt als volgt :
"De Kamer,
­ gehoord de interpellatie van de heer Vincent Decroly
over "de uiterst gevaarlijke behandeling..."
en het antwoord van de minister,
­ stelt zich vragen over de ethische grondslag van een
door België uitgevoerde uitwijzing waarbij blijkt dat een
familie met een bescheiden inkomen, afkomstig uit een
arm land dat zelf met een overvloed aan vluchtelingen
kampt, in feite het asiel verleent dat ons lang heeft
geweigerd ;
­ is bezorgd over het feit dat de uitzetting van asielzoe-
kers nog altijd voortduurt in weerwil van herhaalde ver-
bintenissen van de minister met betrekking tot een
moratorium waarvan alle personen die binnen enkele
dagen een verzoek tot regularisering mogen indienen op
grond van criterium 2 ("eerder onveilig land"), wanneer
het onderdanen van een land in oorlog betreft, het voor-
deel kunnen genieten ; in het geval van de heer Matthew
Sellu is het duidelijk dat hij, gelet op de feitelijk situatie in
Sierra Leone, waarvan talrijke documenten, onder meer
het op 24 november door HCV-Freetown uitgebrachte
verslag, getuigen, niet uitgewezen had mogen worden ;
­ wenst dat, overeenkomstig de regeringsverklaring, die
een samenhangend statuut voor de vluchtelingen uit een
land in oorlog in het vooruitzicht stelt, de onderdanen
van zo'n land in België een tijdelijke bescherming genie-
ten van het type dat het HCV van de VN sinds enkele
jaren aanbeveelt ; inspiratie daarvoor kan worden gevon-
den in de maatregelen die verscheidene andere Europe-
se landen evenals de Verenigde Staten hebben geno-
men, die de Sierra Leoners tot november 2000 dat sta-
tuut toekennen ;
­ vraagt dat de regering een aanvullend onderzoek laat
verrichten over de feiten die zich hebben voorgedaan bij
de uitwijzing op 18 november 1999, meer bepaald over
de slagen die tot bewustzijnsverlies hebben geleid en
over de oorzaak van de 6 cm lange open wonde op Mat-
thew Sellu's schedel."
Een eenvoudige motie werd ondertekend door mevrouw
Jacqueline Herzet (PRL FDF MCC), de heren André
Frédéric (PS), Tony Smets (VLD) en Jean Depreter (PS).
Die moties zullen later in plenaire vergadering in stem-
ming worden gebracht.
De bespreking is gesloten.
O
PVANG VAN VLUCHTELINGENSTROMEN
Vraag van de heer Luc Goutry tot de minister van Bin-
nenlandse Zaken over "de opvang van de vluchtelingen-
stroom in Jabbeke en Zeebrugge" (nr. 534)
De heer Luc Goutry (CVP) : Sedert geruime tijd worden
vooral Oost-Europese vluchtelingen langs de E40 aan-
getroffen in Jabbeke en Zeebrugge. Het gaat vaak om
mensen die geronseld werden door mensenhandelaars.
De lokale gemeentebesturen trachten deze mensen op
te vangen op een humane manier. Het is echter dweilen
met de kraan open. Zo vroeg het gemeentebestuur van
Jabbeke onlangs nog aan de civiele bescherming om
voor opvang te zorgen. Dat werd echter verworpen.
Heeft de minister weet van de vraag die door het
gemeentebestuur van Jabbeke aan de civiele bescher-
ming werd gesteld om te voorzien in tijdelijke opvang ?
Zo ja, waarom werd deze vraag onmiddellijk
verworpen ?
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
Hoe zal de minister tussenbeide komen teneinde in deze
winterperiode een menswaardige opvang voor de vluch-
telingen te waarborgen ?
De rijkswacht in Jabbeke vraagt al geruime tijd verster-
king van het korps teneinde ook de mensenhandelaars
zelf efficiënter te kunnen aanpakken zodat de oorzaak
van het fenomeen kan worden bestreden.
Voorziet de minister in bijkomende manschappen voor
deze belangrijke opdracht ?
Hetzelfde fenomeen doet zich voor in de haven van Zee-
brugge. Ook hier dient men zich te beperken tot de drin-
gendste opvang en is men niet in de staat het probleem
grondiger aan te pakken. Voorziet de minister in een ver-
sterking van de rijkswacht in de haven teneinde de strijd
aan te binden tegen de mensenhandel ?
Minister Antoine Duquesne (in het Frans) : Het is niet de
eerste keer dat ik vragen beantwoord die verband hou-
den met de opvang van clandestiene personen.
In tegenstelling tot wat het opschrift van de vraag van de
heer Goutry doet vermoeden, hebben we in de betrok-
ken gemeenten niet te maken met kandidaat-vluchtelin-
gen, voor wie de opvang behoort tot de bevoegdheden
van de minister van Maatschappelijke Integratie. Het
betreft hier illegale personen die het statuut van vluchte-
ling niet aanvragen en die naar Groot-Brittannië willen.
Bij de organisatie van hun verblijf hier moet absoluut
rekening worden gehouden met het feit dat zij zullen
worden verwijderd. Hun verwijdering moet dus mogelijk
zijn, wat momenteel niet het geval is voor de Kosovaren.
Voor hen kwam er wel schot in de zaak nadat mijn colle-
ga, de heer Louis Michel, een bezoek bracht aan Koso-
vo en de heer Kouchner ontmoette.
Uit humanitaire overwegingen, en vooral omdat er kinde-
ren bij betrokken zijn, heb ik beslist om een systeem van
tijdelijke opvang op poten te zetten in nauwe samenwer-
king met het ministerie van Landsverdediging.
Wij zullen bijzondere aandacht schenken aan alle ele-
menten die op mensenhandel kunnen wijzen. Wanneer
de dienst Vreemdelingenzaken terzake over informatie
beschikt, stuurt zij die door naar de bevoegde diensten
bij politie en gerecht.
Op 17 november ontving ik een schrijven van de burge-
meester van Brugge en op 23 november volgde ook een
schrijven van de burgemeesters van Gistel, Ichtegem,
Koekelaere, Jabbeke en Oudenburg. Allen wezen ze mij
op de zorgwekkende situatie waarmee zij worden
geconfronteerd.
De burgemeester en de rijkswacht van Jabbeke hebben
aan een instelling in Jabbeke gevraagd in te staan voor
de tijdelijke opvang van de illegale personen. (Verder in
het Nederlands)
Tijdelijk logies in de kazerne is onmogelijk. De civiele
bescherming wil wel hulp en voedsel bedelen aan de
vluchtelingen. (Verder in het Frans)
Er is nog opvangcapaciteit voorhanden, met name in de
Leopoldskazerne in Gent. De rijkswacht heeft me geen
specifiek verzoek gedaan. Ik ben mij bewust van de
moeilijkheden in het veld en ik heb mijn kabinet verzocht
de nodige maatregelen te treffen.
De heer Luc Goutry (CVP) : Ik reken erop dat de zaak
snel wordt bekeken met de hoofden van de IPZ's. Het
grote probleem is de opvang. Overbrenging naar Gent is
bijkomend transport en dus een bijkomende werklast
voor de rijkswacht. Er moeten meer performante maatre-
gelen worden genomen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
W
IJZE VAN REPATRIËREN
Vraag van de heer Karel Van Hoorebeke tot de minister
van Binnenlandse Zaken over "de wijze waarop repatrië-
ringen gebeuren en de stand van zaken met betrekking
tot de oprichting van een observatorium" (nr. 561)
De heer Karel Van Hoorebeke (VU-ID) : Aan een asiel-
beleid moet een terugwijzingsluik worden gekoppeld.
Het uitwijzingsbeleid heeft veel moeilijkheden gekend.
Repatriëringen moeten op een humane en veilige wijze
gebeuren. Het regeringsakkoord heeft een transparant
terugwijzingsbeleid aangekondigd en beloofde de
oprichting van een observatorium.
Hoe wordt beoordeeld of men veilig naar het land van
herkomst kan worden teruggewezen ?
Hoe informeert de minister zich over de veiligheid van
uitgewezen asielzoekers ?
Wanneer komt het beloofde observatorium er ? Hoe zal
het samengesteld zijn ? Hoe zal het werken ?
Minister Antoine Duquesne (in het Frans) : Er moet
allereerst een onderscheid worden gemaakt tussen
zogenaamde inads, asielzoekers die aan de grens wor-
den teruggewezen, en afgewezen asielzoekers die toe-
gang hebben gehad tot het grondgebied. Voor de eerste
categorie zijn enkel de luchtvaartmaatschappijen verant-
woordelijk. Voor de tweede categorie wordt aan de
BV 50
COM 063 ­ 7.12.1999
21
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
22
BV 50
COM 063 ­ 7.12.1999
beslissing van het CGVS een advies toegevoegd over de
opportuniteit van een effectieve verwijdering. De minister
volgt dat advies. Het CGVS kan aldus een clausule toe-
voegen waarin gesteld wordt dat terugzending niet wen-
selijk is. Het CGVS beschikt over een studie- en docu-
mentatiedienst die bij de ambassades in de betrokken
landen inlichtingen inwint.
De controle van de veiligheid van afgewezen kandidaat-
vluchtelingen doet een aantal vragen rijzen. Hoever kan
een Staat gaan inzake systematische monitoring ? Hoe
kan die monitoring geëvalueerd worden ? Houdt dit een
controle ter plaatse in ? Wat gebeurt er als de betrokke-
ne achteraf "moeilijkheden" krijgt ? Wie zal ooit achter-
halen wat het mogelijke verband is met zijn
verwijdering ?
Ik heb contact opgenomen met de minister van Buiten-
landse Zaken om te zien hoe die vragen kunnen worden
beantwoord. Ik heb de betrokken NGO's gecontacteerd
om een samenwerking ter plaatse op touw te zetten, al
ben ik terzake niet bevoegd. We werden niet enthousiast
onthaald.
Mijn kabinet had al in september met de Koning Boude-
wijn Stichting contact opgenomen om het met het minis-
terie van Binnenlandse Zaken gesloten studiecontract,
dat nog steeds loopt, om te zetten in een project dat tot
doel heeft een waarnemingscentrum voor de migratie in
het leven te roepen.
De oprichting van dat waarnemingscentrum is één van
de talrijke opdrachten van de "task force" die c.q. enkel
uitvoering gaf aan punt VII van de algemene nota met
betrekking tot het asiel- en migrantenbeleid die de
Ministerraad op 1 oktober jongstleden heeft goedge-
keurd.
Twee van mijn adjunct-kabinetschefs zullen morgen 8
december samen met de Koning Boudewijn Stichting
nagaan hoe die samenwerking in de toekomst moet
worden voortgezet. In elk geval zou het waarnemings-
centrum binnen zes maanden op touw worden gezet.
Dat centrum zal bestaan uit vertegenwoordigers van de
minister, externe waarnemers, vertegenwoordigers van
verenigingen zoals de Liga voor de rechten van de
mens, Amnesty International en Artsen Zonder Grenzen,
en mensen die voor hun onafhankelijkheid en voor hun
bijzondere kennis van de materie en hun ervaring op die
gebieden (eremagistraten, professoren,...) bekend staan.
Zo nodig zal het waarnemingscentrum één van zijn
waarnemers kunnen aanduiden om zich van de wettig-
heid van de uitgevoerde verwijderingsprocedure te ver-
gewissen. Na een evaluatie zou het centrum bij het Par-
lement verslag uitbrengen via aanbevelingen waardoor
de procedure snel kan worden verbeterd. De minister
van Binnenlandse Zaken moet kunnen verwijzen naar de
gegevens die van het centrum uitgaan.
De heer Karel Van Hoorebeke (VU-ID) : Ik dank de
minister voor dit antwoord.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
­ De openbare commissievergadering wordt geschorst
om 14.00 uur.
­ De vergadering wordt hervat om 14.30 uur.
VOORZITTER : de heer Tony SMETS
M
ODERNISERING VAN DE OVERHEIDSDIENST
Vraag van mevrouw Joëlle Milquet tot de minister van
Ambtenarenzaken en Modernisering van de openbare
besturen over "de algemene beginselen van de over-
heidsdienst" (nr. 486)
Mevrouw Joëlle Milquet (PSC) : De Ministerraad van 22
oktober jongstleden heeft beslist een ontwerp-koninklijk
besluit tot opheffing van het koninklijk besluit van 26
september 1994, dat de algemene beginselen van de
overheidsdienst ondermijnt, voor advies aan de
gemeenschaps- en gewestregeringen voor te leggen. De
regeringen van de Franse Gemeenschap en het Waals
Gewest hebben daarover een negatief advies uitge-
bracht, wat al een eerste punt is dat onze verbazing
wekt.
Wij vrezen dat het nieuw ontwerp-koninklijk besluit een
einde zal maken aan de gemeenschappelijke sokkel. Elk
deelgebied zou immers over de mogelijkheid beschikken
om zelf selectie- en wervingsprocedures en selectie- en
wervingscriteria uit te werken, om personeel in dienst te
nemen zonder een beroep op het VWS te doen, om con-
tractuele ambtenaren in dienst te nemen voor betrekkin-
gen die hooggekwalificeerde kennis en/of ervaring verei-
sen, wat kan gelden voor de meeste betrekkingen van
niveau 2+ en 1, om contractuele ambtenaren in dienst te
nemen voor de gedecentraliseerde besturen en de
instellingen met "onder meer" concurrentiële activiteiten,
waarmee het overgrote deel van de besturen kan wor-
den beoogd, om de loopbaan, met inbegrip van het eva-
luatiereglement, te regelen en om, meer nog dan nu al
het geval is, het reglement met betrekking tot de bezol-
digingen uit te werken.
Wij zijn niet gekant tegen vernieuwing maar vrezen dat
een overheidsdienst met twee snelheden iedere mobili-
teit in het gedrang zal brengen en afbreuk zal doen aan
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
de waarborgen ten aanzien van een zeker cliëntelisme
bij de indienstnemingen. Door die verschillende aanpak
dreigen de minimale eenheid en de gemeenschappelijke
visie met betrekking tot de overheidsdienst te verdwij-
nen.
­ Voorzitter : de heer Paul Tant
Wat is het standpunt van de minister terzake ?
Minister Luc Van den Bossche (in het Frans) : De rege-
ring heeft hierover nog geen beslissing genomen, zij
onderzoekt momenteel de adviezen.
Het verbaast mij dat de geleverde commentaar zozeer
de waarheid geweld aandoet. De algemenen principes
zijn vastgesteld in de bijzondere wet die alle bevoegdhe-
den toekent aan de Gemeenschappen en de Gewesten
op één na. De federale regering kan met betrekking tot
die algemene principes immers een koninklijk besluit uit-
vaardigen. Dat koninklijk besluit dateert van 1994.
Geconfronteerd met de bestaande onenigheden heeft
de federale regering haar verantwoordelijkheid op zich
genomen en de knoop doorgehakt. Ik zou hetzelfde
doen.
Het inwinnen van adviezen is opgenomen in de bijzon-
dere wet, de organisatie van overleg niet. Nochtans is
het feit dat er geen overleg werd gepleegd, precies wat
de Franse Gemeenschap en het Waalse Gewest betreu-
ren.
De gemeenschappelijke sokkel wordt inderdaad tot de
essentie beperkt. Ik wijs erop dat de wet van 1988 volle-
dige autonomie garandeert, ook op het gebied van de
lonen.
Ik heb indertijd trouwens de aandacht op het probleem
van de pensioenen gevestigd. Men heeft in een regeling
voorzien waarbij de gewesten en de gemeenschappen
de federale Staat jaarlijks een bepaalde som betalen ter
compensatie van de verschillen op het stuk van de pen-
sioenen. Op het vlak van de bezoldiging verandert er
dus niets.
Het VWS kan ik uit het koninklijk besluit weglaten. Over-
eengekomen werd om over de indienstnemingen te pra-
ten binnen de Costa. Als de bijzondere wet gewijzigd
wordt, belet niets de gemeenschappen en de gewesten
desgewenst een beroep te doen op het VWS.
De evaluatie is een kwestie van persoonlijke beheersstijl
en hangt af van de gestelde doelstellingen. Sommigen
opteren voor een beschrijvende beoordeling, anderen
veeleer voor de mathematische aanpak. Iedereen kan dit
naar eigen goeddunken invullen.
In het koninklijk besluit resten nog heel wat artikelen die
tot een minimale eenheid leiden.
Wie beweert dat men de mobiliteit van de rijksambtena-
ren moet vrijwaren, is schijnheilig. In 1988-1990 was er
een belangrijke mobiliteit naar de gemeenschappen en
gewesten, nadat heel wat bevoegdheden werden over-
geheveld. De daaropvolgende koninklijke besluiten had-
den een louter individuele draagwijdte.
De mobiliteit is een heilige koe, maar een dode heilige
koe, en ik wil mij niet vastklampen aan iets wat al dood
is.
Er zal een overheidsdienst met verschillende snelheden
zijn, maar dat is wat de bijzondere wetgever heeft
gewild, en het is normaal dat elk bevoegdheidsniveau
zijn eigen doelstellingen vaststelt.
Het koninklijk besluit zal dus tot een minimum worden
beperkt. Met sommige opmerkingen zal rekening wor-
den gehouden, maar ik kan het niet eens zijn met dege-
nen die een status quo verdedigen onder voorwendsel
dat een vernieuwing de eenheid in het gedrang zou
brengen.
Mevrouw Joëlle Milquet (PSC) : De in de bijzondere wet
opgenomen autonomie wordt nageleefd. De vernieuwin-
gen zouden echter gedurfd moeten zijn en gezamenlijk
moeten worden uitgewerkt. In sommige sectoren zijn de
visies soms verstard. Aangezien de mobiliteit tussen de
sectoren toeneemt, kan een en ander worden gedeblok-
keerd en kan voortaan bijvoorbeeld worden overwogen
om nieuwe loopbaanplannen uit te werken.
Er bestaat inderdaad al een ruime autonomie op het stuk
van de bezoldigingen, maar er moet een grens zijn voor
de pensioenen, zoals u zelf stelde.
Wat de indienstneming betreft, is het voor mij belangrijk
dat de objectiviteits- en objectiveringsvoorwaarden voor
iedereen gelijk zijn, ongeacht de middelen die worden
ingezet.
Ik hoop dat u uw standpunt op enkele punten zal her-
zien.
Minister Luc Van den Bossche (in het Frans) : Op enke-
le punten wel, maar niet fundamenteel.
Mevrouw Joëlle Milquet (PSC) : Het koninklijk besluit
moet in een minimale sokkel voorzien.
Minister Luc Van den Bossche (in het Frans) : Wat de
indienstnemingen betreft, heb ik er mij toe verbonden de
objectiviteit te waarborgen. Op het stuk van de procedu-
BV 50
COM 063 ­ 7.12.1999
23
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
24
BV 50
COM 063 ­ 7.12.1999
res is discussie mogelijk. Ik stel voor de deelgebieden
terzake enige autonomie te laten.
Als de gewesten, de gemeenschappen en de federale
Staat voorstander zijn van onderlinge mobiliteit, kunnen
ze een samenwerkingsakkoord sluiten.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
A
ANWERVING VAN CONTRACTUELEN
Vraag van de heer Yves Leterme tot de minister van
Ambtenarenzaken over "de aanwerving van contractu-
elen met een tijdelijke opdracht" (nr. 585)
De heer Yves Leterme (CVP) : Verschillende ministers
kondigden aan voor het vervullen van tijdelijke opdrach-
ten contractuelen met een arbeidsovereenkomst van
bepaalde duur te zullen aanwerven, onder meer in het
kader van de dioxinecrisis, de achterstand inzake belas-
tingen en de regularisaties.
Welke precieze beslissingen werden al genomen ? Om
hoeveel mensen gaat het ? Wat zijn de diplomavereis-
ten ? Wat is de timing ? Wat met de taalverhouding ?
Hoe zal de aanwervingsprocedure verlopen, gelet op de
spanningen op bepaalde delen van de arbeidsmarkt ?
Zal gewerkt worden met de wervingsreserves van het
VWS ? Hoe zal politiek favoritisme worden vermeden ?
Wat denkt de minister over een bestand van personen
die beschikbaar zijn voor tijdelijke opdrachten voor de
overheid ? Kan de interimsector hier een rol spelen ?
Minister Luc Van den Bossche (in het Nederlands) : Het
probleem is niet nieuw. Overheidsdiensten vragen gere-
geld om contractuelen, niet alleen om echte tijdelijke
noden op te vangen, maar ook om aan meer structurele
behoeften ,die een gevolg zijn van aanwervingsachters-
tand, te voldoen. Soms gaat er meer dan twee jaar over-
heen eer een kader kan worden uitgebreid, zodat men
wel naar contractuelen moet grijpen. Ik geef toe dat er
soms oneigenlijk gebruik van contractuelen wordt
gemaakt.
De cijfers nu. Voor het IVK werden vier echt tijdelijke
contractuelen van universitair niveau aangetrokken. De
taalverhouding bij deze aanwervingen is niet vastgelegd.
Meestal wordt er gekeken naar de aard van het werk.
Het is nog niet mogelijk precies te zeggen om hoeveel
aanwervingen het zal gaan. De cijfers zullen lager liggen
dan de aangekondigde. De begrotingscijfers liggen in de
lijn van het verleden. De vaststelling van de reële
behoeften is nog steeds nattevingerwerk. Dat moet wor-
den verholpen.
De spanning in bepaalde geografische delen van de
arbeidsmarkt speelt slechts deels, omdat we ons op het
hele grondgebied richten. Bepaalde functies, zoals die
van wiskindige en informaticus, zullen moeilijk kunnen
worden ingevuld, gezien de krappe markt en de betere
verloning in de particuliere sector.
De aanwervingsprocedure is niet nieuw. De minister
kiest vrij uit het aanbod van contractuelen dat na een
selectietest, al dan niet voor het VWS, tot stand kwam.
Ik ben er geen voorstander van om uit de wervingsreser-
ve van VWS-examens contractuelen te putten. Als zij
een statutaire baan aangeboden krijgen, zijn we ze
immers snel weer kwijt. Het aanleggen van een grote,
algemene depannage-pool van contractuelen klinkt aan-
lokkelijk, maar ik vrees dat deze mensen niet specifiek
genoeg zouden zijn opgeleid. Elke taak vraagt immers
een welbepaald soort contractuelen. De selectie zou ik
bij voorkeur laten gebeuren door selectiebureaus.
De heer Yves Leterme (CVP) : Het klopt dat de proce-
dures te stroef zijn. Het verwondert me dat de minister
nog geen preciese cijfers kan geven, temeer daar de
aanpassingsbladen van de begroting Financiën al voor-
zien in de huisvesting van 152 contractuelen.
Minister Luc Van den Bossche (in het Nederlands) : Ik
beschik wel over cijfers inzake de aanvragen ; die zijn
echter nog niet definitief.
De heer Yves Leterme (CVP) : Is dat een voorbeeld van
goed management en beheer ? De landbouwminister
had het bij de bespreking van de dioxinewet over 58
contractuelen, de minister van Financiën gewaagt van
152 tijdelijke aanwervingen, maar de minister beschikt
niet over cijfers !
Minister Luc Van den Bossche (in het Nederlands) : Er
werd reeds voorzien in de nodige financiële middelen.
"Gouverner, c'est prévoir".
Voor Financiën en voor andere departementen werden
concrete vragen gesteld naar tijdelijke medewerkers. Er
is echter nog geen beslissing genomen. Sommige
departementen zullen het gevraagde contingent krijgen,
andere niet.
De heer Yves Leterme (CVP) : Ik stel vast dat ministers
cijfers lanceren, dat de aanpassingsbladen andere cijfers
geven, en dat dan de minister van Ambtenarenzaken
zegt dat hij maar 4 contractuelen doorgelaten heeft.
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
Minister Luc Van den Bossche (in het Nederlands) : De
4 toegekende contractuelen zijn echt tijdelijken. Over de
langetermijncontractuelen wordt pas op het eind van het
jaar door de Ministerraad beslist. Daarover kan ik nu nog
geen cijfers geven.
De heer Yves Leterme (CVP) : Ik blijf, ondanks het
scepticisme van de minister, twee ideeën verdedigen :
het putten uit een VWS-wervingsreserve en het aanleg-
gen van een permanente pool van polyvalente contrac-
tuelen.
Minister Luc Van den Bossche (in het Nederlands) : Ik
sluit polyvalentie niet uit, doch dit is geen zaligmakende
oplossing.
Wat de wervingsreserves betreft, bereid ik een wetswijzi-
ging op het Vast Wervingssecretariaat voor, in akkoord
met het VWS, om die reserves strikt te beperken in de
tijd.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
­ De openbare commissievergadering wordt gesloten
om 15.10 uur.
BV 50
COM 063 ­ 7.12.1999
25
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
Drukkerij St-Luc · Nazareth · Tel 09/385 44 03