K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
BV 50
COM 033
BV 50
COM 033
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
Beknopt Verslag
VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN DE COMMISSIE
VOOR DE SOCIALE ZAKEN
VAN
09 - 11 - 1999
ochtend en namiddag
2
BV 50
COM 033 09.11.1999
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
AGALEV-ECOLO
:
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP
:
Christelijke Volkspartij
FN
:
Front National
PRL FDF MCC
:
Parti Réformateur libéral - Front démocratique francophone-Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS
:
Parti socialiste
PSC
:
Parti social-chrétien
SP
:
Socialistische Partij
VLAAMS BLOK
:
Vlaams Blok
VLD
:
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
:
Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000
: Parlementair document van de 50e zittingsperiode +
DOC 50 0000/000
: Document parlementaire de la 50e
het nummer en het volgnummer
législature, suivi du n° et du n° consécutif
QRVA
: Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
: Questions et Réponses écrites
HA
: Handelingen (Integraal Verslag)
HA
: Annales (Compte Rendu Intégral)
BV
: Beknopt Verslag
CRA
: Compte Rendu Analytique
PLEN
: Plenum
PLEN
: Séance plénière
COM
: Commissievergadering
COM
: Réunion de commission
Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Bestellingen :
Commandes :
Tel. : 02/549 81 60
Tél. : 02/549 81 60
Fax : 02/549 82 74
Fax : 02/549 82 74
www.deKamer.be
www.laChambre.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
e-mail : aff.generales@laChambre.be
BV 50
COM 033 09.11.1999
3
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
COMMISSIE VOOR DE SOCIALE ZAKEN C 033
VRAGEN EN INTERPELLATIES
Vraag van mevrouw Kathleen van der Hooft tot de vice-eerste minister en minister van Werkgele-
genheid over au pair-jongeren (nr. 289)
Sprekers : Kathleen van der Hooft en Laurette Onkelinx, vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
5
Vraag van mevrouw Trees Pieters tot de vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over de mobiele werkplaatsen (nr 315).
Sprekers : Trees Pieters en Laurette Onkelinx, vice-eerste minister en minister van Werkgelegen-
heid
6
Vraag van mevrouw Greta D'Hondt tot de vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over de controlegeneeskunde (nr. 249)
Sprekers : Greta D'Hondt en Laurette Onkelinx, vice-eerste minister en minister van Werkgelegen-
heid
7
Vraag van de heer Karel Van Hoorebeke tot de vice-eerste minister en minister van Werkgelegen-
heid over de Gentse havenarbeiders (nr. 273)
Sprekers : Karel Van Hoorebeke en Laurette Onkelinx, vice-eerste minister en minister van Werk-
gelegenheid
7
Vragen van de heren Guy D'haeseleer en Filip Anthuenis tot de vice-eerste minister en minister
van Werkgelegenheid over de thuiscontroles door de RVA (nrs 316 en 374)
Sprekers : Guy D'haeseleer, Filip Anthuenis en Laurette Onkelinx, vice-eerste minister en minis-
ter van Werkgelegenheid
8
Vraag van mevrouw Greta D'Hondt tot de vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over de bestrijding van zwartwerk (nr. 377)
Sprekers : Greta D'Hondt en Laurette Onkelinx, vice-eerste minister en minister van Werkgelegen-
heid
9
Vraag van mevrouw Greta D'Hondt tot de vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over mannen en vrouwen in federale adviesorganen (nr. 380)
Sprekers : Greta D'Hondt en Laurette Onkelinx, vice-eerste minister en minister van Werkgelegen-
heid
10
Vraag van de heer Jean-Jacques Viseur tot de vice-eerste minister en minister van Werkgelegen-
heid over het begeleidingsplan voor werklozen (nr. 287)
Sprekers : Jean-Jacques Viseur en Laurette Onkelinx, vice-eerste minister en minister van Werk-
gelegenheid
10
INHOUD
4
BV 50
COM 033 09.11.1999
Interpellatie van mevrouw Greta D'Hondt tot de vice-eerste minister en minister van Begroting,
Maatschappelijke Integratie en Sociale Economie over de hulp aan bejaarden (nr. 108)
Sprekers : Greta D'Hondt en Johan Vande Lanotte, vice-eerste minister en minister van Begroting,
Maatschappelijke Integratie en Sociale Economie
11
Vraag van de heer Luc Goutry tot de vice-eerste minister en minister van Begroting, Maatschap-
pelijke Integratie en Sociale Economie over de parkeerkaart voor gehandicapten (nr. 381)
Sprekers : Luc Goutry en Johan Vande Lanotte, vice-eerste minister en minister van Begroting,
Maatschappelijke Integratie en Sociale Economie
12
Interpellaties van mevrouw Annemie Van de Casteele en de heer Jaak Van den Broeck tot de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over de financiering van intensieve zorgen (nrs 97 en 113)
Sprekers : Annemie Van de Casteele, Jaak Van den Broeck, Frank Vandenbroucke, minister van
Sociale Zaken en Pensioenen, Luc Goutry en Jean-Marc Delizée
12
Interpellatie van de heer Luc Goutry en vragen van mevrouw Annemie Van de Casteele en de
heer Jan Peeters tot de minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu en tot de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over het chronisch vermoeidheidssyndroom (nrs 109,
294 en 373)
Sprekers : Luc Goutry, Annemie Van de Casteele, Jan Peeters, Frank Vandenbroucke, minister
van Sociale Zaken en Pensioenen, en Magda Aelvoet, minister van Consumentenzaken, Volks-
gezondheid en Leefmilieu
15
Vraag van de heer Bruno Van Grootenbrulle tot de minister van Sociale Zaken en Pensioenen en
tot de vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid over de modernisering van de sociale
documenten (nr. 220)
Sprekers : Bruno Van Grootenbrulle en Frank Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken en
Pensioenen
18
Vraag van de heer Jo Vandeurzen tot de minister van Sociale Zaken en Pensioenen over epider-
molysis bullosa (nr. 236)
Sprekers : Jo Vandeurzen en Frank Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken en Pensioenen
19
Vragen van mevrouw Yolande Avontroodt en mevrouw Annemie Van de Casteele tot de minister
van Sociale Zaken en Pensioenen over de verplichte aansluiting bij aanvullende verzekeringen (nrs
255 en 367)
Sprekers : Yolande Avontroodt, Annemie Van de Casteele en Frank Vandenbroucke, minister
van Sociale Zaken en Pensioenen
20
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
VRAGEN
A
U PAIR
-
JONGEREN
Vraag van mevrouw Kathleen van der Hooft tot de vice-
eerste minister en minister van Werkgelegenheid over
"de nieuwe regeling met betrekking tot de au pair-jonge-
ren" (nr. 289)
Mevrouw Kathleen van der Hooft (VLD) : Door de stren-
gere voorwaarden van het nieuwe KB krijgen au pairs
het moeilijk om een arbeidskaart te krijgen. Het KB voor-
ziet niet in een overgangsfase.
Het KB brengt heel wat interpretatiemoeilijkheden mee.
Zo zijn er problemen inzake de homologatie van de
diploma's en inzake de vereiste taalkennis. De Vlaamse
gezinnen slagen er nauwelijks in au pairs te vinden. Ook
voor de buitenlandse gezinnen in België, die vaak een
lange traditie inzake au pair-arbeid kennen, vormt deze
taalvereiste een probleem.
Voor gezinnen in Vlaanderen is het bijna onmogelijk op
een wettelijke wijze au pairs in dienst te nemen, ingevol-
ge de stringente termijnen. Is dat de bedoeling van de
wetgever ?
Is de huidige taalvereiste houdbaar ten aanzien van de
buitenlandse gezinnen in België ?
Vreest de minister niet dat een circuit van illegale meis-
jes zal ontstaan ?
Door de afwezigheid van een overgangsmaatregel kam-
pen heel wat gezinnen met moeilijkheden op het vlak
van kinderopvang. Hoe zal die toestand worden verhol-
pen ?
Minister Laurette Onkelinx (in het Nederlands) : Op het
einde van de vorige legislatuur werd de wetgeving aan-
gaande de tewerkstelling van buitenlandse werknemers
aangepast en gecoördineerd via de wet van 30 april
1999 en het uitvoeringsbesluit van 9 juni 1999. In deze
nieuwe wetgeving werd een aantal bijkomende voor-
waarden ingeschreven waaraan zowel de gastgezinnen
als de au pairs moeten voldoen. Deze nieuwe wetgeving
bepaalt onder andere dat de au pair niet meer dan vier
uur per dag en 20 uur per week mag werken, dagdage-
lijkse taken en kinderoppas inbegrepen, dat hij een zak-
geld moet krijgen van minstens 12.000 frank per maand
en dat het gastgezin een verzekering moet afsluiten voor
de risico's in geval van ziekte of ongeval.
BV 50
COM 033 09.11.1999
5
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
COMMISSIE VOOR
DE SOCIALE ZAKEN
OPENBARE VERGADERING
DINSDAG 09 NOVEMBER 1999
OCHTEND EN NAMIDDAG
VOORZITTER :
de heer Joos WAUTERS
De vergadering wordt geopend om 9.50 uur.
6
BV 50
COM 033 09.11.1999
Een aantal andere voorwaarden zorgen evenwel in de
praktijk voor problemen. Dit geldt bijvoorbeeld voor de
voorwaarde dat de au pair een basiskennis moet hebben
van een van de drie landstalen, en dat de periode waar-
binnen de au pair België kan binnenkomen beperkt is tot
de maanden juli, augustus en september. Onder andere
deze voorwaarden brengen mee dat tijdens de voorbije
maanden heel wat problemen ontstonden bij het afleve-
ren van arbeidsvergunningen, probleem waarmee vooral
de Gewesten worden geconfronteerd.
De toepassingsproblemen rond deze nieuwe wetgeving
wijzen erop dat dat deze nieuwe wetgeving wellicht
overhaast werd ingevoerd. Sinds enkele weken zijn mijn
diensten dan ook, samen met de Gewesten, een over-
zicht aan het maken van alle toepassings- en interpreta-
tieproblemen, met de bedoeling om het koninklijk besluit
aan te passen. Deze voorstellen tot aanpassing zullen
midden november worden voorgelegd aan de Advies-
raad voor buitenlandse arbeidskrachten. (Verder in het
Frans)
De huidige wetgeving is inderdaad zodanig opgesteld
dat de mogelijkheid om iemand au pair in dienst te
nemen, theoretisch wel bestaat, maar in de praktijk
wordt die mogelijkheid nagenoeg tenietgedaan. Dat lijkt
me niet de goede weg te zijn : ofwel schaf je die moge-
lijkheid gewoonweg af, ofwel zorg je voor een toepasba-
re regeling die geen afbreuk doet aan de bescherming
van de au pair.
De vereiste talenkennis de au pair moet een van de
drie landstalen machtig zijn werd ingevoerd als garan-
tie dat de au pair met de kinderen van het gezin zou
kunnen communiceren. Maar als de voertaal binnen het
gezin toevallig niet tot die drie talen behoort, gaat die
voorwaarde al niet meer op.
De wetgeving werd strenger gemaakt omdat bleek dat
het au pair- stelsel misbruikt werd om jonge vrouwen in
de prostitutie- en cabaretwereld te loodsen, maar ze is
nu zo streng dat ze onuitvoerbaar dreigt te worden.
De basiswet verscheen in het Belgisch Staatsblad van
21 mei 1999 ; de gezinnen en de au pair-bureaus waren
dus geacht van de nakende wijziging op de hoogte te
zijn.
Ik zal het dossier aan de Ministerraad voorleggen zodra
de adviesraad zijn advies over de mogelijke wijzigingen
in het koninklijk besluit van 9 juni 1999 heeft uitgebracht.
Mevrouw Kathleen van der Hooft (VLD) : Schooljaren
starten in september. Maar de nood aan kinderopvang
valt niet altijd samen met het begin van het schooljaar.
Au pairs kunnen vaak een snelle oplossing bieden. Daar-
naast moet aan andere opvangmogelijkheden gewerkt
worden.
Minister Laurette Onkelinx (in het Frans) : Dat is een
ingewikkelde problematiek. De wetgeving zal evolueren.
Een koninklijk besluit belet mij echter in te grijpen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
M
OBIELE WERKPLAATSEN
Vraag van mevrouw Trees Pieters tot de vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid over "de
mobiele werkplaatsen op gemeentelijk niveau" (nr. 315)
Mevrouw Trees Pieters (CVP) : Sedert 1 augustus zijn
de bepalingen van hoofdstuk V inzake tijdelijke of
mobiele werkplaatsen van de wet van 4 augustus 1996
van kracht.
De gemeenten moeten een coördinator instellen voor
het ontwerp en de uitvoering van werken. De gemeenten
hebben vragen inzake de toepassing van deze bepalin-
gen : gelden ze ook voor kleinere werken en voor kleine
gemeenten ? Wat is een kleine gemeente ? Is in een
overgangsfase voorzien ?
Minister Laurette Onkelinx (in het Frans) : Wij moeten
rekening houden met het koninklijk besluit van 3 mei
1999 dat door mijn voorgangster werd genomen. Ik zal
trachten de voorschriften van dat besluit wat te versoe-
pelen om aldus beter bij de realiteit aan te sluiten. (Ver-
der in het Nederlands)
Het KB van 3 mei 1999 is van toepassing op tijdelijke of
mobiele werkplaatsen waar werkzaamheden uitgevoerd
worden door ten minste twee ondernemers die gelijktij-
dig of achtereenvolgens optreden.
Dit KB is van toepassing op al de opdrachtgevers, bijge-
volg ook op de gemeenten die ofwel werken doen uit-
voeren door twee aannemers, ofwel zelf werken uitvoe-
ren in samenwerking met een externe ondernemer. Het
is dus alleen wanneer de gemeente werken uitvoert met
enkel haar eigen personeel dat het KB niet van toepas-
sing is.
De regel is zowel voor kleine als voor grote gemeenten
van kracht.
De overgangsmaatregelen zijn de volgende : de niet-ver-
plichting om een projectcoördinator aan te duiden voor
de projecten die begonnen werden vóór 1 augustus
1999 en de mogelijkheid voor ingenieurs, architecten,
ondernemers, en werfleiders om hun coördinatiefuncties
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
te blijven uitoefenen voor zover zij de verbintenis aan-
gaan om een scholing te volgen of om een gelijkwaardi-
ge schriftelijke proef af te leggen binnen de drie jaar.
Mevrouw Trees Pieters (CVP) : Er bestaat dus geen uit-
zondering voor kleine gemeenten ? Enkel wanneer
gemeenten werken in eigen beheer en met eigen perso-
neel, vallen ze buiten de toepassing van de wet.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
C
ONTROLEGENEESKUNDE
Vraag van mevrouw Greta D'Hondt tot de vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid over "de con-
trolegeneeskunde" (nr. 249)
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Op 13 juli 1999 ver-
scheen de wet van 13 juni 1999 betreffende de controle-
geneeskunde in het Belgisch Staatsblad. Tot op heden
zijn van deze wet geen uitvoeringsbesluiten gepubli-
ceerd.
Graag had ik van de minister de stand van zaken verno-
men van de KB's die moeten genomen worden met
betrekking tot : de onafhankelijkheidsverklaring van de
controlearts, de samenstelling en de werking van de
opvolgingscommissie, de kennisgeving aan de Orde van
Geneesheren van klachten met betrekking tot beroeps-
fouten, de inschrijving op de lijst van artsen-scheids-
rechters, de schrapping of schorsing van artsen op de
lijst van artsen-scheidsrechters, de vaststelling van de
kosten van de scheidsrechtelijke procedure, het instellen
van een scheidsrechtelijke procedure, afwijkend van arti-
kel 31 § 5 van de wet van 3 juli 1978, de aanduiding van
toezichthoudende ambtenaren en de bepaling van de
inwerkingtreding van de wet (artikel 14 van de wet).
Minister Laurette Onkelinx (in het Nederlands) : De
administratie Arbeidshygiëne en -geneeskunde van mijn
departement heeft twee ontwerpen van koninklijk besluit
voor de uitvoering van de wet van 13 juni 1999
betreffende de controlegeneeskunde uitgewerkt. Het
eerste ontwerp slaat op de samenstelling en de werking
van de opvolgingscommissie, bedoeld in artikel 4 van de
wet. Het tweede ontwerp bepaalt de criteria betreffende
de onafhankelijkheid van de controleartsen. Het bepaalt
eveneens de inschrijvings-, schrappings- of schorsings-
modaliteiten in verband met de lijst van de artsen-
scheidsrechters evenals de behandeling van de klach-
ten. Beide ontwerpen zullen binnen afzienbare tijd wor-
den voorgelegd aan de Nationale Arbeidsraad om diens
advies in te winnen.
De andere bepalingen, en zeker de inwerkingtreding van
het nieuwe artikel 31 van de wet van 3 juli 1978, kunnen
slechts aan bod komen wanneer de eerste etappe ver-
wezenlijkt is.
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Wordt het advies van
de NAR binnen een bepaalde termijn gevraagd ?
Minister Laurette Onkelinx (in het Frans) : Wij zullen
geen termijn vooropstellen, tenzij de Nationale Raad te
lang talmt...
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Dat is wenselijk, want
in het veld dient dringend actie te worden ondernomen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
S
TAKING VAN DE
G
ENTSE HAVENARBEIDERS
Vraag van de heer Karel Van Hoorebeke tot de vice-eer-
ste minister en minister van Werkgelegenheid over "het
optreden van de sociale bemiddelaar in het kader van de
staking van de Gentse havenarbeiders" (nr. 273)
De heer Karel Van Hoorebeke (VU-ID) : De Gentse
haven werd de voorbije weken tweemaal getroffen door
een stakingsactie van de havenarbeiders. Elke staking,
hoe kort ook, is voor een haven een ramp. Preventief
optreden is dus wenselijk. Komt er toch een staking, dan
is snel handelen een absolute noodzaak.
Er moet worden vastgesteld dat het optreden van de
sociaal bemiddelaar van het ministerie van Arbeid en
Tewerkstelling geen groot succes is geweest. Integen-
deel, dank zij de bemiddeling van de Gentse havensche-
pen, kon de tweede stakingsactie snel worden afgerond
met een oplossing.
De sociaal bemiddelaar was toen niet beschikbaar. De
schepen van de haven heeft de bemiddeling moeten
voeren. Dit is uiteraard geen aanvaardbare situatie.
Hoe komt het dat de sociaal bemiddelaar in het Gents
havenconflict gefaald heeft in zijn opdracht ?
Diende de sociaal bemiddelaar geen absolute prioriteit
te geven aan het sociaal conflict in de Gentse haven,
eerder dan ander opdrachten uit te voeren ?
Zijn de huidige sociaal bemiddelaars nog wel in staat om
snel en efficiënt tussen te komen in geval van een soci-
aal conflict ?
Moet het volledige systeem van sociaal bemiddelaar niet
herdacht worden ? Moet de rol van die bemiddelaar niet
pro-actief gemaakt worden ?
BV 50
COM 033 09.11.1999
7
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
8
BV 50
COM 033 09.11.1999
Zal de minister hieromtrent initiatieven nemen ?
Minister Laurette Onkelinx (in het Nederlands) : De
bemiddelaar, voorzitter van het paritair subcomité, houdt
me op de hoogte van de toestand in de haven van Gent.
Hij heeft zelf het initiatief genomen om een verzoenings-
vergadering te organiseren op 20 oktober 1999. Het
geschil betreft de interpretatie van een CAO van juni
1999 inzake weekendvergoedingen.
De bemiddelaar beschikt niet over scheidsrechtelijke
macht. Ons bestel van collectieve arbeidsbetrekkingen
is gebaseerd op sociaal overleg en bemiddeling.
Ik ben mij ervan bewust dat een geschil in een havenge-
bied sociale en economische schade met zich kan bren-
gen.
De heer Karel Van Hoorebeke (VU-ID) : Tussenkomst
van een sociaal bemiddelaar kan enkel op vraag van de
partijen. De vraag is of dat wenselijk is. In een conflictsi-
tuatie ligt de vraag om bemiddeling niet voor de hand.
Moet de rol van die bemiddelaar niet opnieuw bekeken
worden ?
Minister Laurette Onkelinx (in het Frans) : In de huidige
wetgeving kan de sociaal bemiddelaar alleen maar
terugvallen op zijn eigen psychologische kennis. Boven-
dien kan hij zich niet opdringen, aangezien het om een
particulier conflict gaat.
De heer Karel Van Hoorebeke (VU-ID) : Is het niet aan-
gewezen de bestaande wetgeving te herzien en te zor-
gen voor een meer pro-actieve rol voor de bemiddelaar
in arbeidsconflicten ?
De voorzitter : Het incident is gesloten.
T
HUISCONTROLES DOOR DE
RVA
Vraag van de heer Guy D'haeseleer tot de vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid over "de nieu-
we regeling van thuiscontrole door de RVA" (nr. 316)
Vraag van de heer Filip Anthuenis tot de vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid over "de nieu-
we regeling van thuiscontrole door de RVA" (nr. 374)
De heer Guy D'haeseleer (VL. BLOK) : De toestand van
de RVA-controles is veranderd. Controles aan huis kun-
nen niet meer onaangekondigd worden uitgevoerd. De
werkloze kan alleen nog ontboden worden. Als er een
vermoeden is dat de opgegeven gezinstoestand niet
klopt, kan een aangekondigde controle uitgevoerd wor-
den. Wat is de efficiëntie van deze nieuwe methode ?
Onaangekondigde controles konden fraude beter op het
spoor komen. De huidige gang van zaken werkt fraude
eerder in de hand.
Hoe is de oproepingsbrief opgesteld ? Is hij duidelijk ?
Gebeurde al een evaluatie van de nieuwe methode ? Zal
ze worden bijgestuurd ? Is de minister tevreden over de
nieuwe werkwijze ? Meent zij niet dat deze de fraude in
de hand werkt ?
De heer Filip Anthuenis (VLD) : Volgens de nieuwe pro-
cedure wordt het de regel dat de werkloze vooraf in het
RVA-kantoor wordt ontboden voor een verificatieonder-
houd, later gevolgd door een huisbezoek op basis van
de toestemming die de werkloze gaf op het ogenblik van
het onderhoud of op basis van de toelating van de voor-
zitter van de arbeidsrechtbank.
De nieuwe regeling roept enkele praktische vragen op.
Hoeveel oproepingen heeft de RVA reeds verricht sinds
het van kracht worden van de nieuwe procedure ?
Hoeveel werklozen hebben hierop niet gereageerd, of
een onderhoud geweigerd ?
Welke procedure wordt concreet gevolgd indien de
opgeroepen werklozen niet reageren op de uitnodiging
van de RVA of weigeren erop in te gaan ?
Welke zijn de eerste ervaringen van de RVA-controleurs
met de praktische toepassing van de nieuwe
procedure ? Hoeveel werklozen hebben een thuisbezoek
geweigerd ?
Ondervinden de RVA-controleurs praktische problemen
bij de uitvoering van de huisbezoeken, meer bepaald in
geval van een weigering door de betrokken werkloze ?
Hoe evalueert de minister de eerste ervaringen met de
huidige procedure met het oog op de efficiëntie van de
thuiscontroles ?
Acht de minister een bijsturing van de huidige procedure
noodzakelijk en zo ja, in welke zin ?
Minister Laurette Onkelinx (in het Nederlands) : De
nieuwe procedure is van toepassing sedert 1 augustus
1999. Ik heb bij de RVA de cijfergegevens opgevraagd.
Ze slaan enkel op de maand augustus : 1000 werklozen
werden voor een onderhoud uitgenodigd door middel
van een gewone brief ; 124 werklozen hebben een
onderhoud gehad in het werkloosheidsbureau, waarbij in
6 dossiers een niet-conforme toestand werd vastgesteld
en in 5 gevallen de toelating voor een huisbezoek werd
aangevraagd aangezien er twijfel bleef bestaan ; 1 huis-
bezoek werd afgelegd en een niet-conforme toestand
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
werd vastgesteld ; 37 werklozen hadden een gerecht-
vaardigde reden om zich niet aan te bieden en 3 wens-
ten zich niet aan te bieden. In 1 geval vond het huisbe-
zoek reeds plaats met de toestemming van de werkloze
en werd er een niet-conforme toestand vastgesteld ; 18
werklozen werden uitgenodigd per aangetekend schrij-
ven, aangezien zij niet hadden gereageerd op de gewo-
ne brief of omdat zij hun afwezigheid op het geplande
onderhoud niet hadden gerechtvaardigd, daarop heeft
reeds 1 onderhoud plaatsgevonden, met vaststelling van
een conforme toestand. (Verder in het Frans)
Ik verzoek de administratie van de RVA die te actualise-
ren.
Men kan niettemin vaststellen dat de RVA geen beroep
gedaan heeft op de voorzitters van de arbeidsrechtban-
ken. En dat om verscheidene redenen, waaronder het
bestaan van juridische problemen, verbonden aan het
aanhangig maken bij de rechter, aan de toepassing van
het Gerechtelijk Wetboek op het verzoek, aan de kwalifi-
cering ervan. Kortom, de gerechtelijke fase van de pro-
cedure schenkt geen voldoening.
De oproepingsbrief bevat de verschillende mogelijkhe-
den voor de werkloze om te reageren. Aan die brief is
een volledige informatie toegevoegd betreffende de
regels voor de bepaling van het bedrag van de werk-
loosheidsuitkeringen en van een afwezigheidsbericht dat
eventueel aan de RVA wordt teruggezonden. De brief is
opgesteld overeenkomstig artikel 23 van de wet.
De RVA zal dus zijn statistieken bijwerken, iets wat die
instelling trouwens om de twee maanden moet doen. Als
ik over die elementen beschik, zal ik op de gepaste
manier reageren. Ik zou de regering een hervorming kun-
nen voorstellen.
De heer Guy D'haeseleer (VL. BLOK) : De nieuwe rege-
ling is een stap achteruit inzake fraudebestrijding. Ik
hoop dat het systeem te gepasten tijde geëvalueerd
wordt.
De heer Filip Anthuenis (VLD) : De cijfers over augustus
zijn onvoldoende om een evaluatie mogelijk te maken.
Waakzaamheid blijft geboden bij de efficiëntie van de
nieuwe werkwijze.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
B
ESTRIJDING VAN ZWARTWERK
Vraag van mevrouw Greta D'Hondt tot de vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid over "de
bestrijding van zwartwerk" (nr. 377)
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Wij vernamen
opnieuw via de media -dat de minister van Tewerkstel-
ling en Arbeid de strijd tegen het zwartwerk wenst op te
voeren. Ik betreur dat dit via de media moet gebeuren.
Maatregelen in het kader van de bestrijding van het
zwartwerk dienen te worden genomen binnen het ruimer
kader van een te voeren tewerkstellingsbeleid. Wij
hopen dat de minister aan de hand van de beleidsbrief
bij de begroting 2000, het tewerkstellingsbeleid komt
toelichten in de commissie voor Sociale Zaken.
Welke definitie van zwartwerk hanteert de minister in het
aangekondigde actieplan ter bestrijding van zwartwerk ?
Zwartwerk en illegaal werk zijn twee verschillende din-
gen. Een zwartwerker is iemand die klusjes opknapt om
zich daarvoor in het zwart laat betalen. Het is ook
iemand die na de uren bij de eigen werkgever overuren
doet. Alleen deze categorieën vallen onder de term
zwartwerk. Door wat ik in de media lees, twijfel ik wat de
precieze inhoud van het begrip is voor de minister. Kan
de minister toelichting geven bij de inhoud van dit actie-
plan ?
Kan de minister ons een overzicht geven van de wetge-
vende initiatieven die bij de uitvoering van dit actieplan
zullen vereist zijn, en dit over verschillende departemen-
ten en ministeriële bevoegdheden ?
Is het actieplan ter bestrijding van het zwartwerk goed-
gekeurd door de Ministerraad ?
Minister Laurette Onkelinx (in het Frans) : Ik vind het
niet ongepast om mijn algemene intenties via de aange-
paste kanalen bekend te maken. Elk lid van de regering
heeft trouwens de gelegenheid gehad dat te doen.
De desbetreffende nota werd aan de Ministerraad voor-
gelegd. Verscheidene werkgroepen werden opgericht
om dat plan, waarbij verscheidene ministers, onder wie
de minister van Financiën en de voor KMO's bevoegde
minister, betrokken zijn , uit te voeren.
De sociale partners hebben gevraagd om over de voort-
gang van de werkzaamheden te worden ingelicht. Ook
het Parlement zal via uw vragen worden ingelicht.
In het rondgedeeld document zijn definities opgenomen.
Een enkele term kan verschillende begrippen dekken.
Wij wilden een en ander dus nauwkeurig omschrijven. In
het aan de regering voorgelegd actieplan wordt enkel
het niet aangegeven werk in aanmerking genomen. Het
betreft werk dat op zich wettelijk is maar niet bij de
besturen wordt aangegeven.
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Ik ben niet van plan
onnodige vragen te stellen. Ministers mogen natuurlijk
BV 50
COM 033 09.11.1999
9
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
10
BV 50
COM 033 09.11.1999
hun beleid toelichten in de media, op voorwaarde dat ze
op hetzelfde ogenblik ook het Parlement inlichten. Dat
zou dit soort vragen kunnen voorkomen.
M
ANNEN EN VROUWEN IN FEDERALE ADVIESORGANEN
Vraag van mevrouw Greta D'Hondt tot de vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid over "de even-
wichtige aanwezigheid van mannen en vrouwen in de
federale adviesorganen" (nr. 380)
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : De federale adviesor-
ganen hebben tot 31 december 1999 de tijd om zich in
orde te stellen met de wet ter bevordering van de even-
wichtige aanwezigheid van mannen en vrouwen in de
federale adviesorganen.
Zonder evenwichtige aanwezigheid van mannen en
vrouwen kunnen deze federale adviesorganen na 31
december 1999 geen geldige adviezen meer uitbrengen.
Welke adviesorganen zijn al in orde en welke niet ?
Zijn er adviesorganen die een afwijking op de wettelijke
bepalingen gevraagd hebben ? Zijn er reeds bepaalde
afwijkingen toegestaan ? Zo ja, op grond van welke
motieven gebeurde het toestaan van deze
afwijking(en) ?
Is de minister van plan stappen te ondernemen ten over-
staan van die adviesorganen die nog niet in orde zijn.
Zullen de betrokken ministers en de regering de advie-
zen die na 31 december 1999 uitgebracht worden door
adviesorganen die in hun samenstelling niet voldoen aan
de wettelijke verplichtingen, als ongeldig beschouwen ?
Minister Laurette Onkelinx (in het Frans) : In februari
1999 werd een exhaustieve inventaris samengesteld van
de federale adviesorganen die onder het toepassingsge-
bied van de wet van 20 juli 1990 vallen. Daarbij werd
nagegaan in welke mate ze aan de wet beantwoordden.
Het bleek dat in februari 1999 de wet in de overgrote
meerderheid van de gevallen niet werd nageleefd. Met
name werd in slechts 10 % van de gevallen het door de
wet vooropgestelde quotum bereikt. Het betreft hier een
globaal cijfer, en het percentage daarvan per ministerie
kan verschillend zijn. Bovendien zullen er zich sinds
februari ook wijzigingen in de situatie hebben voorge-
daan. Om die reden heb ik dan de Ministerraad voorge-
steld zo snel mogelijk een werkgroep ad hoc op te rich-
ten die belast wordt met het bijwerken van voornoemde
inventaris en die uiterlijk op de Ministerraad van 26
november een overzicht zal voorleggen van de adviesor-
ganen die nog niet in overeenstemming zijn met de wet.
Tot op heden heb ik van geen enkel adviesorgaan een
verzoek om afwijking ontvangen. Onder de vorige minis-
ter werd voor 17 soorten adviesorganen een afwijking
gevraagd ; geen enkel verzoek werd ingewilligd.
Zoals al vermeld zal op 26 november de werkgroep ad
hoc de lijst van adviesorganen die niet in orde zijn, aan
de Ministerraad overleggen. Die zal zich op dat moment
over eventueel te nemen maatregelen beraden. Ik ben
voorstander van preventieve maatregelen, want de
sancties zijn zwaar.
In de huidige situatie zullen adviezen uitgebracht door
adviesorganen die na 31 december 1999 niet in orde zijn
met de wet, met toepassing van de huidige wet als
ongeldig worden beschouwd.
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Zal de minister de lijst
overmaken aan de commissie na de ministerraad van 26
november ?
De voorzitter : Ik sluit me aan bij die vraag. Het incident
is gesloten.
B
EGELEIDINGSPLAN VOOR WERKLOZEN
1999-2000
Vraag van de heer Jean-Jacques Viseur tot de vice-eer-
ste minister en minister van Werkgelegenheid over "de
toepassing van het begeleidingsplan voor werklozen
1999-2000" (nr. 287)
De heer Jean-Jacques Viseur (PSC) : Op de interminis-
teriële conferentie van 13 mei 1998 beslisten de federale
en gewestelijke ministers van Werkgelegenheid het
begeleidingsplan voor werklozen op twee punten aan te
passen.
Vanaf 1 januari 1999 zouden alle ongeschoolde jongeren
aanspraak maken op een intense vorming van 1000 uur.
Medefinanciering werd slechts mogelijk nadat grondig
werd gecontroleerd of de doelstelling werd bereikt, en
na afloop van de opleiding zou 150 frank per uur worden
uitbetaald.
Wat zijn de resultaten van die maatregel ? Hoeveel
bedroeg het "trekkingsrecht van de gewesten" ? Hoe-
veel jongeren genoten die maatregel en hoeveel jonge-
ren vonden werk ?
Minister Laurette Onkelinx (in het Frans) : Het samen-
werkingsakkoord tussen de federale Staat, de Gemeen-
schappen en de Gewesten betreffende het begeleidings-
plan voor werklozen 1999-2000 werd op 3 mei 1999
gesloten en in het Belgisch Staatsblad van 7 september
1999 gepubliceerd. Op 12 oktober hebben mijn mede-
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
werkers het bij artikel 24 van het samenwerkingsakkoord
ingestelde evaluatiecomité bijeengeroepen. Wegens
tijdsgebrek hebben de leidinggevende ambtenaren de
vergadering niet kunnen voorbereiden, maar zij zullen op
de volgende vergadering, op 16 november 1999, een
omstandig verslag uitbrengen over het begeleidingsplan
1998 en een eerste evaluatie van het plan 1999 voorleg-
gen. Wel hadden zij kritiek op het begeleidingsplan
1999 : zo is de verplichte intensieve opleiding niet aan-
gepast aan de behoeften van de werkzoekenden, die in
de eerste plaats een baan willen en niet zozeer een
opleiding behoeven.
Mijn medewerkers onderhandelen nu met de Gewesten
en de Gemeenschappen over een belangrijke wijziging
van het begeleidingsplan voor het jaar 2000. In het nieu-
we plan moeten jonge, laaggeschoolde werkzoekenden
centraal staan. Vanmiddag nog vindt een interministerië-
le conferentie plaats waarop zal worden nagegaan welke
wijzigingen aangebracht kunnen worden in het akkoord.
De heer Jean-Jacques Viseur (PSC) : De houding van
de leidinggevende ambtenaren is nogal merkwaardig. Zij
hebben
tenslotte meegewerkt aan de opstelling van het begelei-
dingsplan 1999-2000. De evaluatie is nog maar pas
begonnen. Men zegt dat een laag opleidingsniveau de
grootste handicap is voor wie werk zoekt. Meer flexibili-
teit is vereist, maar men moet ook nagaan of en wanneer
van die maatregel gebruik wordt gemaakt.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
De vergadering wordt geschorst om 10.50 uur.
De vergadering wordt hervat om 14.24 uur.
INTERPELLATIES EN VRAGEN
H
ULP AAN BEJAARDEN
Interpellatie van mevrouw Greta D'Hondt tot de vice-eer-
ste minister en minister van Begroting, Maatschappelijke
Integratie en Sociale Economie over "de tegemoetko-
ming voor hulp aan bejaarden" (nr. 108)
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Artikel 162 van de wet
van 25 januari 1999 houdende sociale bepalingen voor-
ziet in de invoering van een vijfde zelfredzaamheidscate-
gorie in het stelsel van tegemoetkoming voor hulp aan
bejaarden. Deze wijziging zou volgens artikel 162 in wer-
king moeten treden vanaf 1 juli 2000.
In het document "overzicht van de primaire uitgaven van
de federale overheid voor 2000" las ik dat de invoering
zes maanden wordt uigesteld. In het regeerakkoord
stond nochtans dat werk moet worden gemaakt van het
sociale probleem van afhankelijkheid.
Wat is de reden voor dit uitstel ? Ik veronderstel dat het
niet om budgettaire of persoonlijke redenen gaat. Deze
beslissing dateert immers van de vorige regeringsperio-
de.
Minister Johan Vande Lanotte (in het Nederlands) : De
reden voor deze beslissing is bijzonder eenvoudig : ze is
gewoon van praktische aard.
Het programma van hulp aan bejaarden wordt momen-
teel op informaticavlak helemaal vernieuwd. Het nieuwe
programma moet absoluut op 1 januari 2001 klaar zijn.
Het heeft bijgevolg weinig zin een tussenfaze in te las-
sen tussen 1 juli 2000 en 1 januari 2001. Dit is trouwens
technisch niet mogelijk.
Men suggereerde al een aantal informatici bijkomend in
dienst te nemen. Dit is in gegeven omstandigheden ech-
ter helemaal niet eenvoudig.
Het uitstel heeft dus geen budgettaire oorzaak. Het is de
praktische organisatie die ons tot het uitstel heeft
genoopt.
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Ik ben blij dat de
beslissing niet werd genomen omwille van budgettaire of
persoonlijke redenen. Ik heb begrip voor het bestaan
van technische problemen, maar ik vind het moeilijk om
dit aan de mensen in kwestie te melden. Er is toch vol-
doende creativiteit aanwezig om alsnog een oplossing te
vinden ? Ik zal dus toch een motie indienen.
Minister Johan Vande Lanotte (in het Nederlands) : Als
u me niet gelooft, kunt u de informatici altijd uitnodigen.
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Ik betwist uw antwoord
niet, maar er moet toch een mogelijkheid zijn om hier-
voor oplossingen te vinden.
De voorzitter : Ik heb een motie van aanbeveling ont-
vangen van mevrouw Greta D'Hondt. Deze luidt als
volgt :
"De Kamer,
gehoord de interpellatie van mevrouw Greta D'Hondt
over de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden
en het antwoord van de vice-eerste minister en minister
van Maatschappelijke Integratie,
BV 50
COM 033 09.11.1999
11
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
12
BV 50
COM 033 09.11.1999
vraagt de regering :
artikel 163 van de wet van 25 januari 1999 houdende
sociale bepalingen, die de invoering van een vijfde zelf-
redzaamheidscategorie in het stelsel van tegemoetko-
ming voor hulp aan bejaarden voorziet met ingang van 1
juli 2000, integraal en onverkort uit te voeren."
Een eenvoudige motie werd ingediend door de heren
Jean-Marc Delizée, Jan Peeters, Hans Bonte en Joos
Wauters.
Over deze moties zal in een volgende plenaire vergade-
ring worden gestemd.
De bespreking is gesloten.
P
ARKEERKAART VOOR GEHANDICAPTEN
Vraag van de heer Luc Goutry tot de vice-eerste minister
en minister van Begroting, Maatschappelijke Integratie
en Sociale Economie over "de speciale parkeerplaat voor
gehandicapten" (nr. 381)
De heer Luc Goutry (CVP) : De regering neemt zich voor
de misbruiken met parkeerkaarten voor gehandicapten
aan te pakken. Enkel personen met een handicap vanaf
80 procent zouden nog in aanmerking komen.
Ik ben voorstander van een ernstige controle, al vind ik
wel dat men te vaak de nadruk legt op het gratis karak-
ter van de parkeerkaart. Het is eveneens essentieel dat
er voor voldoende parkeerplaatsen wordt gezorgd.
Het zou jammer zijn dat nu de indruk zou ontstaan dat
de fraude met parkeerkaarten welig tiert en dat er op
grote schaal kaarten te gelde gemaakt zouden worden.
Zullen de andere toekenningscriteria dan de 80 procent-
drempel al dan niet vervallen ?
Zal de regeling rekening houden met de werkelijke mobi-
liteitsbeperkingen van gehandicapten ?
Zullen de mentaal gehandicapten met een handicap van
meer dan 80 procent ook in aanmerking komen ?
Hoeveel parkeerplaatsen voor gehandicapten, bestaan
er ? Zijn er gemeenten waar er geen gratis plaatsen voor
gehandicapten zijn ?
Wat is de precieze timing van de hervorming die minister
Vande Lanotte voorstelt ?
Minister Johan Vande Lanotte (in het Nederlands) : Drie
weken geleden verscheen in de krant een bericht dat er
bij de discussies over het openbaar vervoer geen aan-
dacht werd besteed aan de gehandicapten. In reactie
daarop werd een bijeenkomst belegd, waar over deze
problematiek werd gepraat. Ook het probleem van de
parkeerplaatsen en -kaarten kwam ter sprake.
Momenteel zijn er 500.000 oude kaarten in omloop.
Vanaf 2001 kunnen deze in geen geval meer worden
gebruikt, en moeten zij worden vervangen door de nieu-
we Europese kaarten. Ik heb dit enkel willen bevestigen
en benadrukken.
De discussie wie al dan niet in aanmerking komt, is heel
moeilijk. Ik hou me voorlopig aan de huidige regelgeving.
Ik wil me echter logisch opstellen : wie recht heeft op
een dergelijke parkeerplaats moet er ook kunnen parke-
ren. Een restrictieve opstelling is dan ook nodig. Een
auto die foutief geparkeerd staat op een parkeerplaats
van gehandicapten, kan bijvoorbeeld niet worden weg-
gesleept. Een oplossing dringt zich op.
De bezitters van een parkeerkaart voor gehandicapten
moeten in de meeste gemeenten ook niet betalen voor
hun plaats. Ik ken een aantal gemeenten waar toch moet
worden betaald, bijvoorbeeld Blankenberge, hoewel dat
niet wordt toegepast. Ik heb de indruk dat ook de
gehandicapten baat hebben bij een klare en duidelijke
regeling. Het zal echter niet eenvoudig zijn de finesses
van het nieuwe stelsel uiteen te zetten, bijvoorbeeld dat
in bepaalde gevallen iemand met een grotere handicap,
minder rechten heeft dan iemand met een lichtere handi-
cap.
De heer Luc Goutry (CVP) : Het gaat hier niet zozeer om
de parkeerkaarten op zich, maar om de achterliggende
mentaliteit. Gratis parkeerplaatsen leiden zeker niet tot
een mentaliteitswijziging van de gehandicapten.
Dit is een interessant debat. Ik zou het nuttig vinden dat
deze commissie hierover van mening kan wisselen voor-
aleer reglementaire beslissingen worden genomen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
F
INANCIERING VAN INTENSIEVE ZORGEN
Interpellatie van mevrouw Annemie Van de Casteele tot
de minister van Sociale Zaken en Pensioenen over "de
transfers in de ziekteverzekering ten gevolge van de
financiering van bedden van intensieve aard" (nr. 97)
Interpellatie van de heer Jaak Van den Broeck tot de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over "het
overblijven van de miljardentransfers van Noord naar
Zuid via de financiering van intensieve zorgen" (nr. 113)
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VU-ID) : De bud-
gettaire scheeftrekkingen die nog altijd blijken te
bestaan in de sociale
zekerheid zijn voor een belangrijk deel te wijten aan de
financiering van de ziekenhuizen, vooral dan aan de
financiering van bedden van intensieve aard. Door een
aanpassing van het financieringsstelsel gaat men niet
meer de bedden als dusdanig, maar eerder de intensiteit
van de zorgen financieren. Dat is op zich een goede
zaak. Maar in de praktijk blijkt dit wel enigszins anders
te lopen.
In het verleden hebben we altijd al een scheeftrekking
van de financiering in de richting van Franstalig België
moeten vaststellen. Dit wordt nu bevestigd door een stu-
die van twee artsen van het ASGB.
Op basis van een staal van 60 Vlaamse ziekenhuizen
stellen zij vast dat slechts 27 procent van de Vlaamse
ziekenhuizen supplementaire financiering krijgt voor
intensieve zorg omdat zij in de deciel 7 of hoger zitten
voor de waarde van de reanimatieverstrekkingen per
bezet C-, D- en E-bed.
Zij gaan er dan ook van uit dat de in 1997 vastgestelde
wanverhoudingen blijven bestaan : 66,5 procent van de
Brusselse en 62 procent van de Waalse ziekenhuizen
kregen toen bijkomende financiering, nog versterkt
omdat de impact van de zogenaamde pathologiefinan-
ciering steeds groter wordt.
Kan de minister op basis van de verpleegdagprijs 1998
een overzicht geven van het percentage Vlaamse, Waal-
se en Brusselse ziekenhuizen die in deciel 7 of hoger
vallen voor wat betreft de intensieve zorg ? Wat zijn de
financiële consequenties hiervan ? Speelt het reeds
vroeger vastgestelde, creatieve gebruik van de nomen-
clatuur hierin een rol ? Heeft de minister hierover reeds
adviezen gevraagd ?
Zal hij de financieringswijze aanpassen om scheeftrek-
kingen te voorkomen ?
De heer Jaak Van den Broeck (VL. BLOK) : In de Art-
senkrant van dinsdag 8 oktober 1999 konden we nog-
maals lezen dat Waalse en Brusselse ziekenhuizen zich-
zelf via de intensieve zorg grondig reanimeren ten nadele
van Vlaanderen. Dat de doorgevoerde wijzigingen geen
positieve gevolgen hebben, wordt hiermee duidelijk. Zijn
de cijfers uit de Artsenkrant juist ? Is het juist dat de situ-
atie sinds 1995 niet is veranderd ?
Ik sluit me aan bij de vragen van mevrouw Van de Cas-
teele. Wanneer en hoe zal deze scheeftrekking worden
weggewerkt ? Hoe zal het misbruik van de nomenclatuur
worden aangepakt ? Is het geen tijd om objectieve crite-
ria uit te werken voor deze financiering ?
Minister Frank Vandenbroucke (in het Nederlands) : Het
gaat hier in feite om de financiering van de bedden met
intensief karakter, waarbij rekening wordt gehouden met
het geheel van chirurgische en pediatrische bedden. Dat
wordt gemeten via de ZIV-nomenclatuur en de minimale
verpleegkundige gegevens (MVG). Op basis van de
nomenclatuur wordt een eerste klassement opgesteld
van de reanimatieprestaties. Op basis van de MVG
wordt een tweede klassement uitgevoerd volgens stij-
gende waarde van de score. Om het systeem te verbe-
teren werd de MVG als tweede parameter ingevoerd en
werd een studie opgezet om nieuwe parameters op te
stellen. De resultaten van die studie zullen over enkele
jaren kunnen worden ingevoerd. Het ziekenhuis wordt
verplicht, als men het voordeel van de bijkomende pun-
ten wil behouden, om deel te nemen aan een evaluatie-
programma van de reanimatieprestaties. Deze evaluatie
is momenteel aan de gang. Ze wordt georganiseerd door
de overlegstructuur tussen de ziekenhuisbeheerders, de
geneesheren en de verzekeringsorganismen.
Bovendien heeft de afdeling financiering van de nationa-
le raad voor ziekenhuisvoorzieningen in zijn advies van
30 september 1999 gepreciseerd dat de toekenning van
bijkomende punten voor bedden met intensief karakter
de mate van intensiteit van de zorg in een ziekenhuis
moet weergeven. Ze stelt voor dat het gewicht van de
parameter opgesteld op basis van de MVG wordt ver-
hoogd met 20 procent, ten koste van de reanimatiepres-
taties die hun gewicht tot 80 procent zien terugvallen.
Tegelijkertijd stelt de afdeling een berekening op basis
van de gemiddelden van de gegevens 1995, 1996 en
1997 voor, teneinde een zekere stabiliteit in de toeken-
ning van decielen op basis van de prestaties te verkrij-
gen. Het is vanzelfsprekend dat de financiering van het
aantal bedden van de erkende intensieve zorgenfunctie
moet worden verzekerd. Het is mijn bedoeling om, in het
kader van de financiering van 2000, de voorstellen van
de afdeling financiering over te nemen.
Ik geef nu enkele cijfers. Wat de bedragen van de reani-
matieprestaties betreft voor het jaar 1995 zien we voor
Brussel 198,8 miljoen, voor Vlaanderen 1.911,1 miljoen
en voor Wallonië 1.290,4 miljoen.
Wat het aantal bijkomende punten voor de bedden met
intensief karakter betreft zien we volgende cijfers : Brus-
sel 408,27 ; Vlaanderen 4.417,00 en Wallonië 3.046,94.
Wat is hiervan de financiële weerslag : Brussel 256,6 mil-
joen, Vlaanderen 2.776,2 miljoen, Wallonië 1.915,1 mil-
joen. Ten slotte wat de verdeling van het definitief bud-
get betreft : Brussel 4.256,8 miljoen, Vlaanderen
BV 50
COM 033 09.11.1999
13
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
14
BV 50
COM 033 09.11.1999
35.516,4 miljoen en Wallonië 21.771,3 miljoen. Hiervan
vormt de financiering van de bedden met intensief
karakter een onderdeel.
Voor de aanpak van het oneigenlijk gebruik en misbruik
van de nomenclatuur, verwijs ik naar mijn beleidsnota.
Dit probleem moet globaal worden bekeken. De huidige
nomenclatuur is om verschillende redenen niet meer in
overeenstemming met de realiteit van zorgverstrekking.
Ik vind een medische en economische doorlichting van
de nomenclatuur dan ook een noodzaak.
De nomenclatuur kan sterk worden vereenvoudigd. De
invoering van nieuwe prestaties en technieken moet
worden geëvalueerd naar opportuniteit en doelmatig-
heid. De tarieven moeten worden herzien in functie van
hun actuele en verantwoorde kosten. Ik zal de nodige
stappen voor deze doorlichting zetten.
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VU-ID) : Ik betreur
dat u andere cijfers geeft dan wat gevraagd werd. Deze
zijn niet vergelijkbaar met de cijfers die we van minister
De Galan hadden gekregen.
De antwoorden van de minister waren niet geruststel-
lend. De zoveelste studie zal wellicht achterhaald zijn
wanneer ze klaar is.
De thans bestaande studies zijn alleszinds niet gerust-
stellend. Zal men eventuele misbruiken bestraffen ?
De Nationale Raad voor het ziekenhuiswezen heeft voor-
stellen uitgewerkt die gaan in de richting van een finan-
ciering op basis van een 80-20- verhouding. Wat is de
huidige studie ?
Minister Frank Vandenbroucke (in het Nederlands) : De
huidige studie is 90-10. Wij hebben een reëvaluatie van
de reanimatie nodig en een nieuwe financiering van de
ziekenhuizen.
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VU-ID) : De minis-
ter zegt in de toekomst de gemiddelden van de vorige
jaren te willen gebruiken, maar op die manier zal hij die
bestaande scheeftrekking toch betonneren ?
Ik ben het er mee eens dat het oneigenlijk gebruik van
de nomenclatuur dringend moet worden aangepakt. Dit
zal wel enige tijd vergen, vrees ik.
De heer Jaak Van den Broeck (VL. BLOK) : Het zal nog
jaren duren vooraleer de scheeftrekkingen rechtgetrok-
ken zullen zijn, zoveel is duidelijk.
De cijfers die de minister citeert, wijken af van de cijfers
in de Artsenkrant.
Minister Frank Vandenbroucke (In het Nederlands) :
Mijn cijfers zijn de officiële cijfers.
De heer Jaak Van den Broeck (VL. BLOK) : Ik stel met
tevredenheid vast dat ook de minister pleit voor transpa-
rantie in deze problematiek.
De heer Luc Goutry (CVP) : Reeds van in 1974 werd de
wildgroei in de nomenclatuur opgemerkt. Is het geen
hoge tijd een ernstig debat te wijden aan het bepalen
van de intensiteit van de zorgen, vastgelegd in de
nomenclatuur. Als dit er niet komt, blijft het dweilen met
de kraan open.
De heer Jean-Marc Delizée (PS) : Het vraagstuk van de
transfers kan op verschillende manieren worden aange-
pakt. Je kan een sector of een deelsector vanuit die
invalshoek benaderen, of in een algemener kader plaat-
sen en zo objectief mogelijk analyseren. Weldra wordt
ons het vierde rapport-Jadot ontvouwd. Ik hoop dat we
het zonder taboes en in alle openheid zullen kunnen
bespreken.
Er zijn geen eenvoudige antwoorden in het uiterst com-
plexe ziekenhuisdossier. Dit probleem mag niet bekeken
worden uit het oogpunt van een deelsector maar moet in
zijn algemeenheid worden aangepakt.
Men schermt met een soort "egalitair fetisjisme" dat
haaks staat op de geest van solidariteit die eigen is aan
ons socialezekerheidsstelsel met zijn verplichte trans-
fers.
Het jongste rapport-Jadot (1996) toonde aan dat de
bestaande transfers tussen Gewesten geobjectiveerd
konden worden. Bovendien bleek de discrepantie niet te
spelen tussen Noord en Zuid, maar tussen Oost en
West, waar de factuur voor gezondheidszorg het hoogst
is. Maar goed, het is niet mijn bedoeling het debat hier-
over nu te openen.
Als er problemen zijn, moeten die geanalyseerd worden,
en een en ander moet zo helder en open mogelijk
gebeuren. Er moet natuurlijk rekening worden gehouden
met bepaalde factoren, zoals het sterftecijfer en sociaal-
economische gegevenheden.
Ik denk dat we de jongste jaren met de verschillende
rapporten Jadot naar een grotere transparantie evolu-
eren.
Bovendien wordt het middel aan de hand waarvan we
onze sociale zekerheid kunnen ontleden, verfijnd.
In het rapport-Jadot van 1994 werd erop gewezen dat
het louter en eenvormig toepassen van de wetgeving
vanuit de invalshoek van correcties met de bedoeling de
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
bestaande verschillen uit te vlakken, op zich niet vol-
staat.
De aanvullende studie van de KUL en de ULB die in het
verslag Jadot van 1995 was verwerkt, beantwoordt aan
die bekommernis en meet de theoretische consumptie
op grond van objectieve factoren. Ze vestigt de aan-
dacht op de invloed van factoren die de medische con-
sumptie kunnen verklaren volgens een vergelijkbare
demarche als die welke werd gevolgd in verband met de
responsabilisering van de verzekeringsinstellingen.
Die studie bevat ook belangrijke informatie die de op
ongenuanceerde wijze en op grond van ruwe gegevens
vastgestelde verschillen aanzienlijk relativeert, zoals de
gemiddelde kosten berekend over heel de bevolking.
Wij blijven erbij dat ons socialezekerheidsstelsel op soli-
dariteit moet blijven berusten en dat men het stelsel dat
zijn nut heeft bewezen, niet karikaturaal mag beoordelen
noch met een apothekersweegschaal mag afwegen.
De voorzitter : Ik heb een motie van aanbeveling ont-
vangen getekend door mevrouw Annemie Van de Cas-
teele.
"De Kamer,
gehoord de interpellatie van mevrouw Van de Casteele
over "de transfers in de ziekteverzekering ten gevolge
van de financiering van bedden van intensieve aard"
en het antwoord van de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen,
stelt vast dat elke poging om de financiering van de
ziekenhuizen aan te passen aanleiding geeft tot nieuwe
scheeftrekkingen ;
vraagt de regering de niet-objectiveerbare verschillen
in de ziekteverzekering en het oneigenlijk gebruik van de
nomenclatuur in ziekenhuizen onverwijld weg te werken
en de ziekenhuisfinanciering transparant te maken en de
enige structurele hervorming voor te bereiden om deze
transfers definitief weg te werken, met name de over-
dracht van de gezondheidszorgen en de ziekteverzeke-
ring naar de gemeenschappen."
Een tweede motie van aanbeveling werd ingediend door
de heren Guy D'haeseleer en Jaak Vanden Broeck en
luidt als volgt :
"De Kamer,
gehoord de interpellatie van Jaak Vanden Broeck,
gehoord het antwoord van de minister van Sociale
Zaken,
vraagt de regering,
dringende maatregelen te nemen om een einde te stel-
len aan de miljardentransfers van Vlaanderen naar Wal-
lonië in het algemeen, en deze in het kader van de finan-
ciering van de bedden van intensieve aard in het bijzon-
der,
de nodige voorbereidingen te treffen om de sociale
zekerheid te federaliseren."
Een eenvoudige motie werd ondertekend door Jean-
Marc Delizée, Joos Wauters, Jan Peeters en Bruno Van
Grootenbrulle.
Over deze moties zal in een volgende plenaire vergade-
ring worden gestemd.
De bespreking is gesloten.
C
HRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOM
Interpellatie van de heer Luc Goutry tot de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu en
tot de minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
"het chronisch vermoeidheidssyndroom" (nr. 109)
Vraag van mevrouw Annemie Van de Casteele tot de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over "het
chronisch vermoeidheidssyndroom" (nr. 294)
Vraag van de heer Jan Peeters tot de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu over
"het chronisch vermoeidheidssyndroom en de adminis-
tratieve gezondheidsdienst" (nr. 373)
De heer Luc Goutry (CVP) : We delen de bezorgdheid
van de minister voor patiënten met een chronisch ver-
moeidheidssyndroom (CVS). Het wetenschappelijk
onderzoek rond dit syndroom is nog niet afgerond.
De wijze waarop de minister te werk is gegaan heeft me
gestoord. De mensen mogen niet worden misleid. Er
heerst nog steeds verwarring over de voorgenomen
maatregelen. Vandaar mijn interpellatie. Er werden hoge
verwachtingen gecreëerd die valse hoop kunnen wek-
ken.
Sommige patiënten denken dat hun kosten in de toe-
komst volledig zullen worden terugbetaald. Het pro-
bleem is te ernstig om valse hoop te creëren.
Wat zult u concreet doen ? Welke initiatieven zult u
nemen op het vlak van wetenschappelijk onderzoek ?
De minister zou referentiecentra oprichten. Dit zijn echter
geen behandelingscentra. De minister moet de verwar-
ring die hieromtrent bestaat uit de wereld helpen.
BV 50
COM 033 09.11.1999
15
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
16
BV 50
COM 033 09.11.1999
Hoe kunnen de betrokkenen opnieuw hun baan uitoefe-
nen ? De ziekenfondsen doen niet moeilijk over de zoge-
naamde progressieve tewerkstelling, de werkgevers
daarentegen wel. Werkloosheid is het gevolg. Er is drin-
gend behoefte aan voorlichting en wellicht financiële
tegemoetkoming ten aanzien van de werkgevers.
De verwachtingen van de mensen liggen vooral op het
vlak van de kosten van de behandeling. Komt er een
tussenkomst ?
Het probleem van de erkenning van het chronisch ver-
moeidheidssyndroom door de overheid is essentieel.
Het volstaat niet de ziekte de definiëren en er uitkeringen
aan te verbinden. De revaliderende invalshoek verdient
de voorkeur.
Welke maatregelen zal de minister concreet nemen ?
Wanneer zullen zij van kracht worden ? Welk verband
ziet hij met de chronische ziekten in het algemeen ?
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VU-ID) : We heb-
ben het probleem van het CVS in het verleden nauwge-
zet opgevolgd in dit Parlement. Alle verenigingen moe-
ten op dezelfde manier bij het beleid betrokken worden.
De minister heeft bepaalde verwachtingen gewekt bij de
patiënten. Daartoe moeten er uiteraard voldoende mid-
delen zijn. Sommige maatregelen die werden aangekon-
digd waren ook al door minister Colla vooropgesteld.
Onder meer de oprichting van de Hoge Gezondheids-
raad was al aangekondigd door minister Colla. De
patiënten verwachten veel op het vlak van arbeidscon-
tracten. Hierover moet snel duidelijkheid komen. Zullen
patiënten met CVS als chronisch zieken worden
beschouwd ? Is de erkenning van referentiecentra geen
Vlaamse bevoegdheid ? Hebt u in dat verband contact
opgenomen met de bevoegde Vlaamse minister ? Hoe-
veel middelen zal de minister uittrekken voor het CVS ?
De heer Jan Peeters (SP) : De welwillendheid van de
controleartsen van de AGD is niet zo evident als de heer
Goutry daarnet suggereerde. Er is meer sensibilisering
nodig opdat de ziekte ernstig zou worden genomen. Er
rijzen in het bijzonder problemen bij de toepassing en de
interpretatie van de regeling "verminderde prestaties
wegens ziekte", zoals bepaald in artikel 54 van het KB
van 19 november 1998. In theorie is dit een zeer
geschikt model voor de benadering van de betreffende
ziekte, dat ook in de privé-sector nuttig kan zijn. In de
praktijk wordt het echter zeer restrictief toegepast door
de AGD-artsen.
Welke initiatieven worden of zullen genomen worden
naar de controleartsen van de AGD om hen te sensibili-
seren voor de specifieke aanpak van CVS-patiënten ?
Worden er richtlijnen gegeven om artikel 54 minder res-
trictief toe te passen om aan CVS-patiënten langer
gedeeltelijke werkhervatting toe te laten ? Is dit geen
typisch voorbeeld van een verantwoord activeringsbe-
leid waar in het regeerakkoord sprake van is ?
Minister Frank Vandenbroucke (in het Nederlands) : Wij
hebben het niet zozeer over het "statuut" van een
patiënt. Bovendien is er geen medische consensus over
deze ziekte. Toch moeten we de aandoening ernstig
nemen. Daarom wil ik alle betrokken organisaties con-
tacteren.
Over het CVS bestaat nog geen medische consensus,
noch inzake de diagnose noch inzake de behandeling.
Ook bestaat er weinig begrip tegenover deze ziekte. Ik
wil deze aandoening wel ernstig nemen en voortgaan op
de initiatieven van de vorige regering. Zo wordt bij de
Hoge Gezondheidsraad een CVS-werkgroep opgericht
precies om tot een medische consensus te komen inza-
ke diagnose en behandeling. De aanbevelingen van die
werkgroep zijn belangrijk voor de werking van de CVS-
referentiecentra. Deze centra werken wel met contracten
met het RIZIV en laten een multidisciplinaire zorg en
financiering toe. Daardoor kan ook de medische experti-
se worden bijeengebracht.
Hoeveel centra er precies nodig zijn, is nog niet vastge-
steld. Daarvoor wil ik eerst wachten op de aanbevelin-
gen van de CVS-werkgroep bij de Hoge Gezondheids-
raad.
De negatieve ervaringen van sommige CVS-patiënten
met controleartsen moeten ernstig worden genomen. De
inspanningen om deze controleartsen te informeren en
te sensibiliseren moeten daarom worden voortgezet. Het
is echter belangrijk dat er uniforme richtlijnen worden
opgesteld voor de evaluatie van arbeidsongeschiktheid.
Pas zodra een medische consensus is bereikt omtrent
CVS zal de medisch-technische raad zijn opdracht volle-
dig kunnen vervullen.
De bestaande RIZIV-wetgeving laat toe dat CVS-patiën-
ten arbeidsongeschikt worden verklaard.
Aan CVS-patiënten wordt aangeraden om actief te blij-
ven op de arbeidsmarkt. Dat is een goede reden om ook
binnen de ziekte-uitkeringen de inactiviteitsgevallen te
verminderen. Er bestaat nu al een formule van progres-
sieve tewerkstelling. Hoe dit nog beter geregeld kan
worden, moet verder worden onderzocht.
Wat de specifieke vragen van mevrouw Van de Casteele
betreft, kan ik het volgende antwoorden.
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
Ten eerste, de diverse maatregelen met name de reva-
lidatieovereenkomsten met referentiecentra, de werking
van de controleartsen, de wetgeving in verband met de
ziekte-uitkeringen en de progressieve tewerkstelling
die ik zonet heb toegelicht, vallen volledig binnen de
federale bevoegdheden.
Op de tweede vraag kan ik stellen dat de financiering
van de aangekondigde referentiecentra nog niet con-
creet is uitgewerkt.
Ik onderzoek momenteel of deze centra aansluiting kun-
nen vinden bij de reeds vijf bestaande refenrenciecentra
voor neuromusculaire aandoeningen. Of deze centra
effectief in te schakelen zijn ook voor CVS, zal mee het
budgettaire impact bepalen.
Hoe dan ook is er een budgettaire ruimte om, in het
kader van een betere zorg voor chronisch zieken, te
komen tot een betere zorg. Voor 2000 is er een extra-
budget van 1 miljard frank uitgetrokken voor meer en
betere maatregelen ten gunste van de chronisch zieken.
Minister Magda Aelvoet (In het Nederlands) : Wij heb-
ben het overleg in het kader van de Hoge Gezondheids-
raad nieuw leven ingeblazen. De antwoorden van de
Administratieve Gezondheidsdienst tonen aan dat ook
hun houding tegenover CVS zeer humaan is, in weerwil
van wat de heer Peeters beweert. Ik ben daarom sterk
geïnteresseerd in zijn concrete gegevens. De AGD zelf
stelt dat men gewoonlijk 3 tot 4 kalendermaanden van
halve dagprestaties toekent. Meer precies werden er
sinds 1 januari 1999 67 aanvragen voor verminderde
prestaties ingediend. Er werden in totaal 181 kalender-
maanden toegekend. Daarvan was er slechts 1 van een
CVS- patient, die 90 kalenderdagen toegewezen kreeg.
Ik blijf er evenwel van overtuigd dat er een lacune is
inzake sensibilisering. Op de Ministerraad van vrijdag zal
de kwestie dan ook worden behandeld met het oog op
samenwerking tussen de betrokken ministers.
De heer Luc Goutry (CVP) : Ik twijfel niet aan de goede
bedoelingen van de ministers. Zij mogen echter geen
valse hoop wekken. Zou het niet nuttig zijn om in deze
commissie een hoorzitting te organiseren over het syn-
droom ? Ik zal dan ook een motie van aanbeveling indie-
nen naar aanleiding van mijn interpellatie.
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VU-ID) : Deze pro-
blematiek moet eerst nader worden onderzocht door het
Parlement, voordat de regering verdere initiatieven
neemt. De minister moet voorzichtig zijn met de plaats
waar de referentiecentra werden opgericht. We mogen
geen gemeenschapsbevoegdheden op federaal vlak
brengen. Via de financiering is er een permanente recu-
peratie door de federale overheid. Ik sta achter het initia-
tief van de referentiecentra.
Minister Frank Vandenbroucke (In het Nederlands) :
Ziekteverzekering en Volksgezondheid zijn federale
bevoegdheden. Als men die goed wil beheren, kan men
zich niet beperken tot het uitdelen van geld, maar moet
men de gezondheidzorg zelf ter sprake brengen. En dan
krijgt men het verwijt dat men zich op het terrein van de
communautaire bevoegdheden begeeft. Verkiest men
verder te werken binnen de traditionele structuren in de
plaats van een goed beheer te voeren ?
Mevrouw Annemie Van de Castgeele (VU-ID) : Cohe-
rente bevoegdheidspakketten zijn het enige antwoord
op dit probleem.
De voorzitter : Laten we dit overigens zeer interessante
onderwerp niet nu behandelen.
De heer Jan Peeters (SP) : Ik ben blij dat de minister
voor de AGD nog een controletaak weggelegd ziet. CVS
is een chronische aandoening die lang aansleept. De
genoemde periode van twee of drie maanden is dus niet
voldoende. De AGD kan in dit verband verdere initiatie-
ven nemen.
De voorzitter : De heer Luc Goutry heeft een motie van
aanbeveling ingediend. Deze luidt als volgt :
De Kamer,
gehoord de interpellatie van Luc Goutry over het chro-
nisch vermoeidheidssyndroom
en het antwoord van de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen en de minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu,
vraagt de regering dat er dringend precieze middelen
zouden worden vastgelegd voor het wetenschappelijk
onderzoek in verband met CVS ;
de Medisch-Technische Raad bij de Dienst Uitkeringen
van het RIZIV, opgericht bij de sociale programmawet
van 22 februari 1998, met als doel het vastleggen van
uniforme standaarden en procedures voor de evaluatie
van de arbeidsongeschiktheid, zo snel mogelijk zou wor-
den samengesteld en het CVS als de eerste aandoening
op de agenda zou worden geplaatst ;
specifieke referentiecentra voor opvang en begeleiding
van CVS-patiënten en hun familie zouden worden
erkend en precieze middelen zouden krijgen voor onder-
zoek en behandeling ;
BV 50
COM 033 09.11.1999
17
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
18
BV 50
COM 033 09.11.1999
specifieke referentiecentra voor alle chronische aan-
doeningen zouden worden opgericht met betrekking tot
de verdere inspanningen die op dit vlak dienen te
gebeuren."
Een eenvoudige motie werd ondertekend door de heren
Bruno Van Grootenbrulle, Jean-Marc Delizée, Dirk Pie-
ters, Joos Wauters en mevrouw Yolande Avontroodt.
Over deze moties zal in een volgende plenaire vergade-
ring worden gestemd.
De bespreking is gesloten.
M
ODERNISERING VAN DE SOCIALE DOCUMENTEN
Vraag van de heer Bruno Van Grootenbrulle tot de minis-
ter van Sociale Zaken en Pensioenen en tot de vice-eer-
ste minister en minister van Werkgelegenheid over "de
verdere modernisering van de sociale documenten" (nr.
220)
De heer Bruno Van Grootenbrulle (PS) : Het regeerak-
koord besteedt ruime aandacht aan de rationalisering
van de administratieve formaliteiten. Beoogd wordt de
bedrijfswereld een duwtje in de rug te geven en de werk-
gelegenheid aan te zwengelen. Zo is er bijvoorbeeld uit-
voerig sprake van het "eenheidsloket".
Ook wat het "sociale beheer" betreft, moet het de bedrij-
ven gemakkelijker worden gemaakt, al wordt daar in het
regeerakkoord niet uitdrukkelijk naar verwezen.
De vorige regering heeft de grondslag gelegd voor een
algemene modernisering die moet uitmonden in de
invoering van de multifunctionele aangifte en een grondi-
ge herziening en vereenvoudiging van de informatiestro-
men tussen bedrijven en socialezekerheidsinstellingen
mogelijk moet maken.
De kwalijke gevolgen van die inflatoire waterval van
geheel los van elkaar staande documenten, aangiften en
controles zijn genoegzaam bekend : een veel te logge
loonadministratie, documenten die elkaar overlappen,
uiteenlopende instructies, enz. De stortvloed van com-
plexe en ongecoördineerde bepalingen werkt tevens
sociale fraude in de hand en ondermijnt de opdracht van
de RZS.
De multifunctionele verklaring is bedoeld om de gege-
vens over werk, bezoldiging en arbeidsduur eenmalig te
verzamelen. "Eenmalig" in die zin dat de werkgever de
informatie over een feit slechts éénmaal moet geven
omdat ze bij de RSZ of de RSZPPO wordt gecentrali-
seerd en rechtstreeks ter beschikking wordt gesteld van
andere instellingen via het net van de Kruispuntbank.
Het invoeren van de "onmiddellijke aangifte bij indienst-
neming" vormt het eerste deel van de multifunctionele
verklaring. Bepaalde gegevens zoals het begin en het
einde van een arbeidsrelatie zijn van blijvende aard en
moeten onmiddellijk aan de sociale instellingen worden
gemeld. Evolutieve gegevens daarentegen hebbenniet
dezelfde betekenis voor de diverse sectoren van de
sociale zekerheid. Dit is het tweede deel of de "periodie-
ke aangifte". De kwantitatieve vereenvoudiging moet
gepaard gaan met een kwalitatieve vereenvoudiging. Het
eenmalig vragen van informatie impliceert dat de perio-
dieke gegevens maximaal worden gestandaardiseerd. Er
is dus gewerkt aan het vereenvoudigen en harmoniseren
van de noties "referentieperiode", "(gelijkgestelde)
arbeidstijd", "loon", enz.
De "periodieke aangifte" wordt verplicht voor alle werk-
gevers en alle instellingen zullen er op een gecontroleer-
de wijze toegang toe krijgen.
Door de sociale documenten op die manier te beheren
kunnen veel negatieve gevolgen worden voorkomen. Het
elektronisch doorzenden van één multifunctionele ver-
klaring maakt het tijdrovend lezen van allerhande
instructies overbodig. Door de onmiddellijke aangifte bij
indienstneming te veralgemenen kunnen statistieken
worden gemaakt over de evolutie van de werkgelegen-
heid, de budgettaire raming van de sociale zekerheid en
het bestrijden van het zwartwerk. De "ontvangsten"-zijn-
de van de sociale zekerheid zal volledig veranderen.
Hoe ver is men in dat dossier gevorderd ? De onmiddel-
lijke aangifte bij indienstneming is van toepassing in de
bouwsector, het personenvervoer en de uitzendarbeid.
Hoe kijkt men tegen die maatregel aan ? Is er een tijd-
schema vastgesteld voor de uitbreiding van het toepas-
singsgebied ervan en de invoering van de periodieke
aangifte ?
Minister Frank Vandenbroucke (in het Frans) : De rege-
ring hecht veel belang aan de vereenvoudiging van de
administratieve formaliteiten van de ondernemingen,
inzonderheid op het stuk van de sociale zekerheid.
Wij stellen vandaag vast dat wanneer een werkgever een
werknemer in dienst neemt, hij dat meldt aan verschei-
dene socialezekerheidsinstellingen, waaronder de instel-
ling die bevoegd is inzake kinderbijslag, het fonds voor
het vakantiegeld, de bevoegde verzekeringstelling inza-
ke arbeidsongevallen, enz. De werkgever is tevens ver-
plicht de RSZ om de drie maanden gegevens in verband
met het loon en de arbeidsduur van zijn werknemers toe
te zenden. Wanneer zich sociale risico's voordoen, zoals
werkloosheid of arbeidsongeschiktheid, vragen die
instellingen de betrokkenen en/of werkgever dezelfde
gegevens met betrekking tot het loon en de arbeidsduur.
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
Teneinde de formaliteiten voor werkgevers te vereenvou-
digen werd beloofd een multifunctionele aangifte in te
stellen. Met die aangifte zou een onmiddellijke aangifte
bij indienstneming en een periodieke aangifte van de
gegevens inzake het loon en de arbeidsduur worden
ingevoerd, waardoor een groot aantal aangifteformulie-
ren en inlichtingensteekkaarten kunnen worden afge-
schaft. Dat veronderstelt echter een harmonisering van
de begrippen op het stuk van de sociale zekerheid. (Ver-
der in het Nederlands)
De onmiddellijke aangifte van tewerkstelling bestaat
reeds in de bouwsector, de sector van het personenver-
voer en de interimsector. Een en ander werd voorbereid
in de gemengde werkgroep "Modernisering voor het
Beheer van de Sociale Zekerheid". Deze werkgroep her-
vat op mijn verzoek weldra haar werkzaamheden. Ook
de verdere voorbereidende procedure werd door mij
reeds opgestart : de ontwerpen van besluit met betrek-
king tot de harmonisering van de begrippen, de referte-
periode en het loonbegrip waarover nog gediscussieerd
wordt in de Nationale Arbeidsraad, zijn klaar. De vraag
die nog open blijft, is of de veralgemening van de
onmiddellijke aangifte moet samenvallen met de defini-
tieve regeling van de betrekkingen met de overheidsbe-
sturen bij de overgang naar de Euro. Deze belangrijke
uitdaging is volgend jaar aan de orde.
De heer Bruno Van Grootenbrulle (PS) : Het stemt mij
tot tevredenheid dat de minister de inspanningen van de
vorige regering wil voortzetten.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
E
PIDERMOLYSIS BULLOSA
Vraag van de heer Jo Vandeurzen tot de minister van
Sociale Zaken en Pensioenen over "epidermolysis bullo-
sa" (nr. 236)
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : De afgelopen legislatuur
is er heel wat te doen geweest over zeldzame aandoe-
ningen en de tussenkomst van het Bijzonder Solidari-
teitsfonds bij de financiering van niet-terugbetaalde ver-
zorgingsproducten of geneesmiddelen. Vooral de traag-
heid in de behandeling van de dossiers was een veel
gehoorde klacht. De wet houdende sociale bepalingen
van 25 januari is hieraan tegemoet gekomen door ener-
zijds te voorzien in een versnelde procedure met betrek-
king tot geneesmiddelen en anderzijds een delegatie van
beslissingsbevoegdheid binnen het College van genees-
heren-directeurs. Toch klagen patiënten nog steeds over
de grote vertragingen waarmee het Bijzonder Solidari-
teitsfonds tussenkomt in de terugbetaling van bepaalde
kosten.
Hoe ver staat het met de uitvoering van artikel 25 § 6
van de wet betreffende de verplichte verzekering voor
geneeskundige verzorging en uitkeringen, zoals gewij-
zigd door de wet van 25 januari 1999 houdende sociale
bepalingen ?
Wat zijn momenteel de afhandelingstermijnen van aan-
vraagdossiers ?
Het regeerakkoord voorziet daarenboven in een uitbrei-
ding van de opdrachten van en van de modaliteiten
waarop het Bijzonder Solidariteitsfonds tussenkomt, die
het mogelijk moet maken in te spelen op buitengewone
ernstige problemen en deze sneller oplossen. Naast de
vraag hoe u deze uitbreiding van de opdrachten ziet, rijst
in het bijzonder voor EB-patiënten de vraag hoe het Bij-
zonder Solidariteitsfonds sneller kan tussenkomen. Wat
zijn uw plannen en timing terzake ?
Minister Frank Vandenbroucke (in het Nederlands) : De
dossiers die behandeld worden door het Bijzondere
Solidariteitsfonds moeten snel worden afgehandeld. De
kosten zijn immers vaak erg hoog.
Tussen 1 januari en 31 augustus 1999 werden 10 dos-
siers in verband met EB behandeld door het College van
geneesheren-directeurs.
De kosten bedroegen 1,206 miljoen frank. In 1998 ging
het om een bedrag van 1,227 miljoen frank. De gemid-
delde behandelingsduur bij het Riziv bedroeg 34 dagen.
Het uitvoeringsbesluit bij artikel 25, § 6, van de gecoörd-
ineerde wet inzake geneeskundige verzorging en uitke-
ringen werd op 19 juli 1999 door het Riziv goedgekeurd.
Het ontwerp wordt thans voor advies aan de Raad van
State voorgelegd.
Het betrokken besluit bepaalt dat de opdrachten van het
College van geneesheren-directeurs die betrekking heb-
ben op tegemoetkomingen door de verplichte verzeke-
ring voor geneeskundige verzorging ten voordele van
individuele rechthebbenden voor verstrekkingen in het
kader van het Bijzonder Solidariteitsfonds, geldig wor-
den uitgevoerd door een afzonderlijk optredend lid van
het College op voorwaarde dat het College toeziet op de
eenvormigheid van de aldus genomen beslissingen. In
geen enkel geval kan de beslissingsbevoegdheid exclu-
sief uitgeoefend worden door een lid dat tewerkgesteld
is bij de verzekeringsinstellingen waarbij het individu is
aangesloten.
Ik zal toezien op de snelle publicatie van het besluit.
Voorts zullen voorstellen tot een verdere aanpassing van
de procedure in de programmawet worden opgenomen.
BV 50
COM 033 09.11.1999
19
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
20
BV 50
COM 033 09.11.1999
De zorg om de chronisch zieken houdt immers ook
goede procedures in.
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Het verzekeringscomité
zou in juli een advies hebben gegeven.
Minister Frank Vandenbroucke (in het Nederlands) : Ik
heb ook advies gevraagd aan de Raad van State en
hoop dat voor Kerstmis te ontvangen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
V
ERPLICHTE AANSLUITING BIJ DE AANVULLENDE VERZEKERING
Vraag van mevrouw Yolande Avontroodt tot de minister
van Sociale Zaken en Pensioenen over "de verplichte
aansluiting van de sociaal verzekerden bij aanvullende
verzekeringen aangeboden door ziekenfondsen" (nr. 255)
Vraag van mevrouw Annemie Van de Casteele tot de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over "de soli-
daire hospitalisatieverzekering van de Franstalige christe-
lijke ziekenfondsen (nr. 367)
Mevrouw Yolande Avontroodt (VLD) : Mijn vraag betreft
het verplicht karakter van de bijkomende verzekeringen.
Dat lijkt een oneigenlijk gebruik van het recht van zieken-
fondsen om aanvullende verzekeringen aan te bieden.
Zo bieden de christelijke ziekenfondsen in Wallonië op
een vrij agressieve manier bijkomende hospitalisatiever-
zekeringen aan. Voor enkele jaren werd de koppelver-
koop bij wet verboden. Daartegen was er toen weer-
stand vanuit de hoek van de ziekenfondsen.
Het wordt tijd dat hierover duidelijkheid wordt gebracht.
Binnen de ziekenfondsen zou er een afspraak zijn voor
de heffing van een vrijwillige bijdrage.
Weet u of in dit verband aan risicoselectie gedaan
wordt ? Volgens mijn gegevens is dit wel degelijk het
geval.
Wat is de houding van de minister ten aanzien van zie-
kenfondsen die hun leden verplichten aan te sluiten bij
aanvullende verzekeringen ?
Wat is de houding van de minister ten aanzien van de
praktijk van de ziekenfondsen die de verplichte verzeke-
ring koppelen aan een verplichte aanvullende verzeke-
ring ? In de nieuwe Vlaamse zorgverzekering wordt kop-
pelverkoop uitdrukkelijk verboden. Hoe kan een en
ander met elkaar worden verzoend ?
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VU-ID) : De toene-
mende concurrentie tussen privé-verzekeraars en zie-
kenfondsen in de aanvullende verzekering wordt verte-
kend door de aanwezigheid van de laatst genoemden in
het beheer van het systeem.
Zo bieden de Franstalige Christelijke Mutualiteiten sinds
kort een hospitalisatieverzekering aan via de aanvullen-
de verzekering. Iedereen betaalt dezelfde bijdrage met
het oog op de terugbetaling van ziekenhuiskosten. Voor
Brussel zal het van de taalkeuze afhangen of men in
aanmerking komt.
Ondermijnt dit niet het systeem van onze ziekteverzeke-
ring dat vooral op solidariteit is gebaseerd ?
Kunnen ziekenfondsen die dergelijke aanvullende verze-
keringen aanbieden nog op een objectieve manier mee
beslissen over wat in het verplicht verzekeringspakket
wordt opgenomen ?
Zullen bij het afsluiten van conventies met ziekenhuizen
sommige ziekenfondsen niet bevoordeeld zijn, gezien de
banden die er kunnen bestaan ?
Evolueren we op termijn niet naar een systeem waarbij
leden van fonds veranderen naargelang de leeftijd en de
risico's die ze lopen ? Wat is dan nog de reden voor de
ideologische binding van de ziekenfondsen in ons ver-
zuilde systeem ?
De Landsbond van Christelijke Mutualiteiten bevestigt
dat de verschillende omgevingen en de verschillende
evolutie in beide gemeenschappen leiden tot verschil-
lende keuzes. In Brussel loopt de invoering van deze
verzekering vooruit op de splitsing van de ziekteverzeke-
ring. Andere dossiers zoals de Vlaamse zorgverzekering
zullen evengoed die keuzes aanbieden. Moet de keuze-
vrijheid hier compleet zijn ? Hoe zullen de Brusselaars
hierover geïnformeerd worden ?
Minister Frank Vandenbroucke (in het Nederlands) : De
wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen
laat dat soort initiatieven toe. Luidens artikel 43bis van
deze wet kunnen ziekenfondsen die deel uitmaken van
eenzelfde landsbond, bepaalde diensten samen organi-
seren, of groeperen in een nieuwe entiteit. Dit verhoogt
de solidariteit in het kader van de hospitalisatieverzeke-
ring binnen de aanvullende verzekering. Dit initiatief doet
geen afbreuk aan de idee van solidariteit. het basispak-
ket van deze verplichte ziekteverzekering moet wel
zoveel mogelijk alle kosten dekken. Het budget dat
daartoe moet worden toegekend aan de ziekteverzeke-
ring, moet dan ook hoog genoeg zijn.
De ziekenfondsen pogen met hun initiatieven zoveel
mogelijk tegemoet te komen aan de hoge kosten van de
leden. Dit behoort tot de missie van de ziekenfondsen.
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
De ziekenfondsen vragen echter dat zoveel mogelijk
wordt opgenomen in het verplichte pakket.
Een en ander is niet in strijd met de wet op de zieken-
fondsen.
De wet bepaalt dat de ziekenfondsen moeten meewer-
ken aan de uitvoering van de verplichte ziekteverzeke-
ring en dat ze bovendien een rol moeten spelen als soci-
aal verzekeraar.
Conventies tussen ziekenhuizen en ziekenfondsen
bestaan reeds, bijvoorbeeld rond de hoogte van bepaal-
de supplementen. De plafonnering bracht tariefzeker-
heid. De overheid volgde : er kwamen meer financiële
middelen en een nieuwe reglementering.
In het beheer van de verplichte ziekteverzekering zijn de
ziekenfondsen loyaal. In de aanvullende verzekering bie-
den zij diensten met betrekking tot de niet zo noodzake-
lijke diensten waaraan hun leden nood hebben. Daaruit
ontstaat een concurrentiestrijd ten voordele van het indi-
vidu.
De Landsbond van de Christelijke Mutualiteiten heeft
een maatschappij van onderlinge bijstand (MOB) opge-
richt die een aanvullende hospitalisatieverzekering aan-
biedt. Deze MOB wil aan elke Franstalige die dienst aan-
bieden. Men heeft gevraagd dat ook de Nederlandstali-
ge federaties zich daarbij aansluiten. Deze waren niet
geïnteresseerd.
De wet op de ziekenfondsen laat toe om verschillende
diensten aan te bieden op basis van objectieve criteria.
Ik heb aan de Raad van de Controledienst gevraagd of
de taalkeuze als een objectief criterium moet worden
beschouwd. Deze Raad heeft dat eenparig verworpen.
De diensten die de ziekenfondsen en de landsbonden
van ziekenfondsen mogen organiseren worden afgeba-
kend door de Ziekenfondswet van 6 augustus.
Zoals reeds gesteld is hun belangrijkste taak de mede-
werking aan de uitvoering van de verplichte verzekering.
Daarnaast hebben zij in het kader van de aanvullende
verzekering ook een functie van sociaal verzekeraar en
kunnen zij risico's dekken die niet of slechts gedeeltelijk
door bovenvermelde verplichte verzekering ten laste
genomen worden.
Dat is trouwens een voorwaarde voor de ziekenfondsen
om rechtspersoonlijkheid te krijgen. De diensten waar-
over het hier gaat, staan in de statuten van het zieken-
fonds, evenals de modaliteiten die ermee verbonden
zijn. Sommige aanvullende diensten zijn verplicht voor
de leden, op grond van de solidariteit. Wie niet wenst
deel te nemen, kan naar een ander ziekenfonds over-
gaan of bij de Hulpkas aansluiten.
Een recent arrest van het Hof van Beroep bevestigt dat
de ziekenfondsen terzake niet onder de wet van 14 juli
1991 op de handelspraktijken vallen. De koppeling van
verplichte aanvullende verzekering is dus geen koppel-
verkoop. Voor de nog op te richten zorgkassen voor de
zorgverzekering geldt dat wel.
Mevrouw Yolande Avontroodt (VLD) : Het verbod op
koppelverkoop kan alleen gelden voor de medische
zorg. Het verbod werd echter in het algemeen ingesteld
om te vermijden dat er negatieve concurrentie zou zijn.
Of het gaat om medische zorg of niet, is weinig belang-
rijk. Wordt er aan risicoselectie gedaan ?
Minister Frank Vandenbroucke (in het Nederlands) : Ik
heb daarover onvoldoende gegevens.
Mevrouw Yolande Avontroodt (VLD) : Kan aan leden die
weigeren de aanvullende verzekering af te sluiten, wor-
den geweigerd om de verplichte verzekering aan te
gaan ?
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VU-ID) : Het
basispakket van de verplichte verzekering moet vol-
doende ruim zijn. Reizen naar Lourdes horen daar niet
bij. Ons systeem van ziekenfondsen evolueert meer en
meer naar een commerciële activiteit.
Kan u ons het advies van de Raad in verband met het
taalonderscheid bezorgen ?
De voorzitter : Het incident is gesloten.
De commissievergadering wordt gesloten om 17.10
uur.
BV 50
COM 033 09.11.1999
21
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
Drukkerij St-Luc · Nazareth · Tel 09/385 44 03