Schriftelijke vraag en antwoord nr : 0066 - Zittingsperiode : 55

Momenteel vinden binnen de EU besprekingen plaats over een council declaration met betrekking tot de strijd tegen antisemitisme. Hierbij is mogelijk ook sprake van verwijzingen naar de IHRA (International Holocaust Remembrance Alliance). Het gevaar op politieke instrumentalisering van de werkdefinitie van antisemitisme werd eerder al aangeklaagd door de auteur van de definitie (Kenneth Stern), de VN Special Rapporteur voor vrijheid van godsdienst en experten van het Center for Research on Antisemitism. In mei 2020 verklaarde uw voorganger, Philippe Goffin, hierover het volgende: "Deze definitie is bedoeld als leidraad voor het werk van de IHRA. Het is niet juridisch bindend. De IHRA heeft ter illustratie een tiental voorbeelden aan deze operationele definitie toegevoegd. Voor zover de definitie noodzakelijk is, zijn deze voorbeelden incidenteel en bijkomstig van aard. Rondom hen ontstaan polemieken die weinig bijdragen aan de doelstelling om het antisemitisme te bestrijden. De operationele definitie van antisemitisme kan in dit kader niet worden geïnstrumentaliseerd of op enigerlei wijze het grondbeginsel van de vrijheid van meningsuiting ondermijnen". 1. Zal de federale regering het standpunt zoals uiteengezet door Philippe Goffin (mei 2020) actief verdedigen tijdens de lopende besprekingen over een ontwerp van council declaration op Europees niveau? Welke stappen zullen hiertoe genomen worden? 2. Welke verdere concrete initiatieven zal u nemen om te verzekeren dat er geen sprake is van instrumentalisering van de IHRA-werkdefinitie - waarbij critici van het Israëlische bezettings- en annexatiebeleid de mond wordt gesnoerd-, en opdat de vrijheid van meningsuiting maximaal wordt gerespecteerd in de context van het Israëlisch-Palestijnse conflict?