Schriftelijke vraag en antwoord nr : 1386 - Zittingsperiode : 54

De situatie van de bahá'í-minderheid in Jemen is zorgwekkend. Op 23 maart 2018 heeft de Houthileider Abdul-Malik al-Houthi uitgehaald naar de bahá'ís en ze omschreven als een 'satanische beweging', waartegen de bevolking zich moet weren. Op een twintigtal Jemenitische en Arabische nieuwssites werden die opmerkingen herhaald, waardoor ze massaal verspreid werden onder de Houthi-aanhangers, die vijandig staan tegenover de bahá'ís in Jemen. Voorts heeft een prominente Houthischrijver en -strateeg op de sociale netwerken een bekende Jemenitische bahá'í aangevallen. Hij stelde daarbij dat de bahá'ís tot een satanische religie behoren, en zei dat alle bahá'ís afgeslacht moeten worden. In het licht van het voorgaande kan de recente actie van de heer al-Houthi omschreven worden als het aanzetten tot genocide. 1. Wat is de huidige situatie van de bahá'ís in Jemen? Hoe staat het met de bahá'í-gevangenen in Jemen? 2. Kunnen de uitlatingen van Abdul-Malik al-Houthi, in het licht van de gevolgen die ze kunnen hebben, beschouwd worden als het aanzetten tot genocide? 3. Overweegt België maatregelen te nemen om die minderheid te beschermen? Kan ons land bij de Houthi-autoriteiten interveniëren?

Ik dank u voor uw vraag die mij in staat stelt een stand van zaken op te maken van de laatste ontwikkelingen inzake de mensenrechten van de bahá'ís in Jemen. De situatie van de bahá'í-minderheid op het Arabische schiereiland en in Iran is altijd moeilijk geweest vanwege hun geloof. In Jemen verslechterde hun situatie in 2014 met de opstand van de Houthi's en in 2015 met hun machtsovername in het noorden. Leden van deze religieuze minderheid worden geregeld lastiggevallen en opgesloten door de Houthi's om politieke redenen. De bahá'í-gevangenen, wier aantal moeilijk te kwantificeren blijft, bevinden zich in gevangenissen die beheerd worden door de (zelfbenoemde) "voorlopige" Houthi-regering, waar de detentieomstandigheden zeer slecht zijn voor alle gevangenen. De vaststelling van het bestaan van een genocide, of het aanzetten tot een dergelijke daad, valt onder de bevoegdheid van de rechtbanken en het lijkt me daarom niet opportuun om me hierover uit te spreken. Mijn diensten in Brussel en ter plaatse volgen hun situatie nu al geruime tijd zeer nauwlettend op. De bahá'í-gemeenschap neemt ook regelmatig contact op met onze diensten en een reeks initiatieven werden al genomen om deze te beschermen. Met betrekking tot de bahá'ís in Jemen wil ik u eraan herinneren dat België de initiatiefnemer was, samen met Nederland, Canada, Luxemburg en Ierland van resolutie 36/31 in de Mensenrechtenraad van september 2017 die uitdrukkelijk gewijd was aan de mensenrechtensituatie in Jemen.   Deze resolutie verwijst bovendien naar de situatie van de bahá'ís en roept alle partijen op alle bahá'ís die wegens hun godsdienstige overtuigingen in Jemen worden gevangengehouden onmiddellijk vrij te laten, de uitvaardiging van arrestatiebevelen tegen hen te staken en een einde te maken aan de intimidatie waarvan zij het slachtoffer zijn. In deze resolutie wordt de Hoge Commissaris opgeroepen een groep vooraanstaande internationale en regionale deskundigen op te richten, om onder meer toezicht te houden op en verslag uit te brengen over de mensenrechtensituatie, om algemene aanbevelingen te formuleren teneinde de eerbiediging, de bescherming en de verwezenlijking van de mensenrechten te verbeteren en om een dialoog aan te knopen met de Jemenitische autoriteiten en alle belanghebbenden, met het oog op de uitwisseling van informatie en het verlenen van steun aan regionale, nationale en internationale inspanningen ter bevordering van de vaststelling van de verantwoordelijkheden bij schendingen van de mensenrechten in Jemen.