Commissie voor de Financiën en de Begroting

Commission des Finances et du Budget

 

van

 

Woensdag 27 april 2016

 

Voormiddag

 

______

 

 

du

 

Mercredi 27 avril 2016

 

Matin

 

______

 

 


De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 11.54 uur. De vergadering wordt voorgezeten door de heer Eric Van Rompuy.

Le développement des questions et interpellations commence à 11.54 heures. La réunion est présidée par M. Eric Van Rompuy.

 

De voorzitter: De minister kan blijven tot 12 u 30. Ik stel voor dat we de vragen tot en met punt 11 behandelen. Ik vraag iedereen om zo beknopt mogelijk te zijn.

 

01 Vraag van de heer Roel Deseyn aan de eerste minister over "de vennootschapsbelasting en de begrotingscontrole" (nr. 9597)

01 Question de M. Roel Deseyn au premier ministre sur "l'impôt des sociétés et le contrôle budgétaire" (n° 9597)

 

01.01  Roel Deseyn (CD&V): Mijnheer de minister, het is belangrijk om even na te gaan wat er in de regering precies is afgesproken inzake de werf vennootschapsbelastingen.

 

Dat is een belangrijke werf. Transparantie en vereenvoudiging zijn grote uitdagingen. De Ministerraad heeft ook al een voorafname op het debat gedaan of heeft minstens de verdienste het debat te hebben aangewakkerd met commentaren in allerlei richtingen, omdat er bezorgdheid bestaat over de kostprijs van een dergelijke oefening. Vandaar dat een en ander aan de begrotingscontrole werd opgehangen.

 

Ik denk dat ik de contouren van het debat niet meer hoef te schetsen. Wij weten allemaal dat het belangrijk is voor onze concurrentiepositie, maar wij moeten de Europese harmonisatie ook alle kansen geven. Er mag niet zoiets zijn als een race to the bottom met onze tarieven, omdat we daarmee collectief continentaal niet gebaat zijn.

 

Mijnheer de minister van Financiën, ik had mijn vraag ook aan de eerste minister willen stellen. Wat is het standpunt van de regering omtrent de notionele-intrestaftrek, die nauw verbonden is met de discussie? Ik verwijs naar de vroegere antwoorden van de premier, die daaromtrent een flou artistique heeft gecreëerd.

 

Kan de regering verduidelijken waarom de plannen van de Europese Commissie over de country-by-country reporting ter discussie worden gesteld, ook door u, mijnheer de minister van Financiën, en de anti-BEPS-houding verklaren?

 

Ik zie soms wel het rationele van bepaalde redeneringen, maar ik denk dat wij het engagement moeten aangaan om na te gaan of we er finaal beter van af zouden zijn als wij de solidaire basis groter zouden maken. Als men dat echter meteen doorkruist met een land-per-landcompetitie, volgen we misschien een minder heilzaam pad en is die reflex misschien te defensief.

 

Daarover gaat de discussie vandaag in essentie. Worden wij in dit verband een einzelgänger of gaan we absoluut voor de afschaffing van de notionele-intrestaftrek en verliezen wij daarmee de rest van het plaatje uit het oog?

 

Mijnheer de minister, kunt u nog eens het standpunt van de minister van Begroting verduidelijken, namelijk dat de hervorming waarover sprake minstens 3,5 miljard euro zou kosten en dat zij de notionele-intrestaftrek alleszins niet wil afschaffen?

 

Mijnheer de voorzitter, ik heb de vraag zoveel mogelijk proberen te actualiseren, want ik vind het een heel belangrijk punt. Waar staan wij vandaag? Iedereen kan natuurlijk zijn partijpreferenties onder woorden brengen, maar wat is nu het project van de regering dienaangaand?

 

01.02 Minister Johan Van Overtveldt: Mijnheer Deseyn, laat ik er allereerst op wijzen dat België steeds, in het verleden en ook heden ten dage, constructief heeft meegewerkt en meewerkt aan de ontwikkelingen inzake belastingfraude en -ontwijking die zich in de OESO en de Europese Unie hebben voorgedaan en voordoen.

 

België was onder meer het eerste land dat besliste om zijn fiscale rulings spontaan uit te wisselen. Bovendien wordt momenteel gewerkt aan een reeks wetsontwerpen die beogen de actiepunten uit het BEPS-rapport in de Belgische wetgeving om te zetten.

 

België heeft, zoals gezegd, steeds constructief meegewerkt aan de voorstellen die in dat kader door de OESO de voorbije jaren werden gedaan. Als lid van de OESO en de Europese Unie, die beiden de actiepunten hebben onderschreven, zal de Belgische regering de bereikte akkoorden uiteraard loyaal uitvoeren.

 

Er worden dus geenszins vraagtekens geplaatst bij de actiepunten. Niettemin willen wij in alle openheid beducht blijven voor een divergentie tussen de door of via de OESO bereikte standpunten en de door de Europese Commissie in te nemen of ingenomen posities. Naarmate de Europese standpunten afwijken en strenger zijn dan die van de OESO, mogen wij niet blind zijn voor het feit dat een en ander tot belangrijke concurrentiële nadelen kan leiden, met alle gevolgen van dien op het vlak van onder andere economische groei, werkgelegenheid en begroting.

 

Bovendien dient bij elke verdere ontwikkeling en verfijning van de betrokken standpunten, net zoals dat bij de onderhandelingen in de OESO altijd het geval is, rekening te worden gehouden met de bijzonderheden en de eigen economische positie van elk betrokken land. Het welbekende onderscheid tussen de grotere en de kleinere landen is een van de vele elementen die daarbij spelen of kunnen spelen.

 

Wat de hervorming van de vennootschapsbelasting betreft, heeft de regering mij belast met het uitwerken van voorstellen. Ik zal dat, hopelijk, met kennis van zaken doen, en op basis van een ernstige analyse van het huidige stelsel en de huidige economische realiteit onder meer op het vlak van de vennootschapsbelasting, dat alles met als doel te komen tot evenwichtige voorstellen, waarbij ik rekening houd met de onvermijdelijke budgettaire contraintes.

 

Ik zal nu echt geen voorafnames doen over kostprijzen of over de manier waarop een bepaalde modulering dan wel een andere modulering veeleer budgetneutraal is dan dat ze niet budgetneutraal is. Een en ander zal vervat zijn in de voorstellen, die wij op relatief korte termijn op de regeringstafel zullen leggen.

 

Het is echter duidelijk dat wij naar een verlaging van het nominaal tarief streven. Indien ik het goed voorheb – ik denk dat dit klopt –, hebben wij, op Malta na, het hoogste nominaal tarief van de Europese Unie. Dat tarief willen wij absoluut verlagen en daarbij bijzondere aandacht hebben voor de positie van de kmo’s. Dat zal absoluut cruciaal zijn in de finale voorstellen.

 

Zoals ik al minder of meer heb aangegeven, zullen de middelen waarmee en de wijze waarop dat doel zal worden bereikt, concreet in mijn voorstellen aan de regering zijn opgenomen. Ik neem aan dat u van mij kunt aannemen dat ik nu echt geen voorafnames wil doen, maar dat een en ander wel degelijk volgens de prioriteiten en de doelstellingen en rekening houdende met de uiteengezette contraintes zijn beslag zal krijgen.

 

01.03  Roel Deseyn (CD&V): Mijnheer de minister, ik dank u voor de update.

 

De kern van de discussie is de vraag waar de divergenties en de ambities van de Europese Commissie ten opzichte van de OESO liggen. Misschien moeten wij eens goed bekijken waarmee wij wel en waarmee wij niet akkoord kunnen gaan.

 

Het zou immers heel verkeerd zijn de Europese Commissie aan te vallen. In voorkomend geval geeft een land immers de indruk dat het niet volledig in het OESO-verhaal meegaat. Dat moet dan heel goed worden aangegeven en geargumenteerd.

 

Wij mogen niet naïef zijn. Waarom zou ons land immers bepaalde initiatieven van de Europese Commissie niet steunen vanuit een zeker protectionisme? Die term is zeker niet slecht bedoeld.

 

U geeft aan dat een verlaging van de nominale tarieven de grote ambitie is. Wanneer wij de reële tarieven in ogenschouw nemen – vele sectoren hebben dit ook opgemerkt –, merken wij dat de belastingverlaging in het kader van de taxshift amper afgeleide effecten genereert. Door bepaalde goede maatregelen uit het verleden hadden wij immers al lagere tarieven.

 

Ook op dat punt moet soms van de reële situaties worden uitgegaan. Het kan natuurlijk altijd beter. Wij moeten echter ook nagaan of de budgettaire inspanning op het vlak van competitie, concurrentie en koopkracht fair is gedistribueerd.

 

Het gaat dus inderdaad om heel belangrijke discussies. Ik hoed er mij niettemin voor de Europese Commissie te hinderen met alle kritische bemerkingen die wij als lidstaat moeten verwoorden. De bedoeling moet immers zijn dat de Europese Commissie haar coördinerende rol kan waarnemen. Wanneer zij buiten bepaalde contouren van het onderhandelingsmandaat of van het coördinatiemandaat gaat, moeten wij ter zake een faire argumentatie kunnen voeren.

 

Laten we er echter bij blijven dat de coördinatie gebeurt. Indien wij die coördinatie alleen zouden moeten doen, zou er van de OESO-maatregelen immers weinig in huis komen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Vraag van de heer Dirk Van der Maelen aan de minister van Financiën, belast met Bestrijding van de fiscale fraude, over "de individuele publicatie van rulings sinds 2015" (nr. 9799)

02 Question de M. Dirk Van der Maelen au ministre des Finances, chargé de la Lutte contre la fraude fiscale, sur "la publication individuelle des rulings depuis 2015" (n° 9799)

 

02.01  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb vier vragen.

 

Ten eerste, klopt het wat de voorzitter van de dienst Voorafgaande Beslissingen op de VRT zei, namelijk dat sinds 2015 alle rulings individueel zijn gepubliceerd? Hoeveel rulings werden in 2015 afgeleverd? Hoeveel daarvan werden er individueel gepubliceerd?

 

Ten tweede, betekent dit standpunt van de voorzitter het einde van de collectieve publicaties van beslissingen in het jaarverslag?

 

Ten derde, hoeveel rulings die werden afgeleverd sinds de start van de dienst Voorafgaande Beslissingen werden nog niet individueel gepubliceerd?

 

Ten slotte, zullen ook alle oude rulings die nog niet individueel werden gepubliceerd, alsnog individueel worden gepubliceerd?

 

02.02 Minister Johan Van Overtveldt: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Van der Maelen, ik bevestig u de verklaring van de voorzitter van de rulingcommissie, met name dat alleszins de sinds 2015 afgeleverde fiscale rulings individueel gepubliceerd werden of zullen worden op Fisconetplus, zowel de gunstige als de negatieve als de gemengde beslissingen. De rulingcommissie finaliseert momenteel de cijfers voor 2015, maar voorlopige cijfers geven aan dat er in 2015 738 beslissingen werden afgeleverd. Hiervan zullen er 691 worden gepubliceerd. De overige 47 betreffen aanvragen waaraan in de loop van de rulingprocedure werd verzaakt en waarvoor er dus geen beslissing bestaat.

 

De rulingcommissie heeft inderdaad beslist om alle beslissingen die vanaf 1 januari 2015 zijn genomen, individueel te publiceren, wat inhoudt dat de commissie sindsdien afziet van collectieve publicaties. De wet tot instelling van een systeem van voorafgaande beslissingen inzake fiscale zaken bepaalt dat alle beslissingen op anonieme wijze worden gepubliceerd, onder naleving van de bepalingen inzake het beroepsgeheim. Het is dus geen wettelijke verplichting om de rulings individueel te publiceren. Voor 2015 werden de meeste beslissingen hetzij individueel, hetzij collectief in het jaarverslag opgenomen en dus gepubliceerd.

 

De rulingcommissie zal voor de rulings die dateren van voor 2015 niet terugkomen op de toenmalige beslissing om ze ofwel individueel ofwel collectief te publiceren. Ik benadruk nogmaals dat de Belgische rulingcommissie een van de meest transparante in Europa is. Sinds 2015 worden alle rulings die betrekking hebben op grensoverschrijdende verrichtingen spontaan uitgewisseld met de andere betrokken landen. Wij zijn daarin koploper geweest in Europa.

 

Ten slotte, wat betreft de beslissingen genomen voor 2015 is het niet mogelijk om binnen het korte tijdsbestek een onderscheid te maken tussen niet-gepubliceerde beslissingen en de aanvragen waaraan is verzaakt.

 

02.03  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de minister, in verband met de situatie vanaf 2015 kan ik niet anders dan mijn tevredenheid hierover uiten want dat is het standpunt dat ik zelf, zowel in de meerderheid als in de oppositie, steeds heb verdedigd in deze Kamer.

 

Ik betreur wel — en ik meen dat wij dit in de bijzondere commissie eens zullen moeten bespreken, want de rulings maken volgens mij deel uit van het onderzoeksgebied — dat rulings van voor 2015 niet alsnog gaan gepubliceerd worden. Mijnheer de minister, ik wijs u erop dat het niet klopt als u zegt dat alle rulings ofwel individueel ofwel collectief gepubliceerd worden. Bijvoorbeeld in het rapport van 2008 staat er geen enkele, noch een individuele noch een collectieve, vermelding van rulings met betrekking tot excess profit die in 2008 werden afgeleverd. Daartegen heb ik indertijd ook geprotesteerd.

 

Mijnheer de minister, ik meen dat wij er goed aan doen om onze wetgeving in overeenstemming te brengen met de principes die u zonet hebt geschetst en die gelden vanaf 2015.

 

Ten eerste, wij hebben nood aan de afschaffing van artikel 5 van het koninklijk besluit dat de wet op de dienst Voorafgaande Beslissingen uitvoert.

 

Ten tweede, ik vind dat wij in die wet moeten opnemen dat er alleen anonieme individuele publicaties zijn, en dat wij dus de mogelijkheid van collectieve publicaties afschaffen. Met die collectieve publicaties is men immers helemaal niets, die geven niet de transparantie waarnaar u streeft, sinds 2015, en waarnaar ik reeds lang streef, en waar wij dus mekaars bondgenoten zijn.

 

Ik heb een wetsvoorstel klaar tot wijziging van de wet op de dienst Voorafgaande Beslissingen, dat ik een van de komende dagen zal indienen en dat in de net geschetste richting gaat.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Vraag van de heer Dirk Van der Maelen aan de minister van Financiën, belast met Bestrijding van de fiscale fraude, over "de Belgische benadering in fiscaal verdragsbeleid" (nr. 10270)

03 Question de M. Dirk Van der Maelen au ministre des Finances, chargé de la Lutte contre la fraude fiscale, sur "l'approche belge en matière de conventions fiscales" (n° 10270)

 

03.01  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de minister, welke benadering volgt België in haar fiscaal verdragsbeleid, meer bepaald ten aanzien van de keuze of met een land een dubbel belastingverdrag dan wel een informatie-uitwisselingsverdrag wordt gesloten? Gaat daar een analyse aan vooraf?

 

In welke gevallen is de Belgische houding geen dubbel belastingverdrag te willen afsluiten maar alleen een informatie-uitwisselingsverdrag?

 

03.02 Minister Johan Van Overtveldt: Mijnheer Van der Maelen, de keuze om met een staat een algemeen verdrag ter vermijding van dubbele belasting, een DBV, ofwel een akkoord beperkt tot de uitwisseling van fiscale inlichtingen, een TIEA, te sluiten, hangt af van een aantal factoren.

 

In eerste instantie wordt nagegaan of de combinatie van de belastingssystemen van België en van de partnerstaat aanleiding kan geven tot een dubbele belasting voor ondernemingen en/of voor natuurlijke personen. Men mag niet uit het oog verliezen dat België geen fiscale maatregelen heeft ter vermijding van dubbele belasting op winst, verwezenlijkt door buitenlandse inrichtingen van Belgische vennootschappen. De belastingdruk op de winst van een lokale inrichting van een Belgische onderneming in een bepaald land zal daardoor veel hoger liggen dan de belastingdruk op de winst van een lokale onderneming of van een buitenlandse onderneming die met dat land een DBV heeft of eenzijdige maatregelen heeft genomen ter vermijding van de dubbele belasting.

 

Dit is heel nadelig voor de concurrentiepositie van Belgische ondernemingen die activiteiten wensen te ontplooien in landen waarmee België geen dubbel belastingverdrag heeft. Ook een hoge bronbelasting op vergoedingen afkomstig uit een andere staat, zonder compensatie in België, kan een belangrijke reden zijn voor het afsluiten van een DBV met de staat in kwestie.

 

In tweede instantie wordt ook gekeken naar de werkelijke economische betrekkingen tussen België en de partnerstaat. Daarbij wordt niet enkel de bestaande situatie van nabij bekeken, maar wordt ook rekening gehouden met toekomstige investeringsmogelijkheden. Ik merk hieromtrent trouwens op dat steeds meer Belgische kmo’s internationaal actief worden en buitenlandse activiteiten beginnen te ontplooien.

 

Tevens, en zeker niet onbelangrijk, is België enkel en alleen bereid een DBV te sluiten indien de partnerstaat de internationale standaarden inzake transparantie en uitwisseling van inlichtingen met betrekking tot belastingaangelegenheden ook daadwerkelijk toepast.

 

Uiteraard geldt ook dat de bereidheid om een dubbelbelastingverdrag dan wel een informatie-uitwisselingsverdrag af te sluiten ook bij de andere staat aanwezig moet zijn, alvorens er daadwerkelijk van het afsluiten van een verdrag sprake kan zijn.

 

03.03  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de minister, in uw uiteenzetting mis ik het principe, dat trouwens een van de aanbevelingen van de commissie inzake grote fiscale fraude is, dat België geen dubbelbelastingverdragen met fiscale paradijzen afsluit. Dit is een aanbeveling van 2009 die door de opeenvolgende ministers, behalve in de periode van de regering-Di Rupo, met voeten is getreden.

 

Ik verwijs voorts ook naar een document van de OESO van 2014 Preventing the Granting of Treaty Benefits in Inappropriate Circumstances.

 

Daarin roept de OESO op om zeer behoedzaam te zijn met het afsluiten van dubbelbelastingverdragen met fiscale paradijzen omdat het, ten eerste, meestal zo is dat in die paradijzen weinig of zeker geen hoge belastingen worden geheven en het risico van dubbelbelasting dus heel klein is en omdat, ten tweede, de praktijk leert dat die dubbelbelastingverdragen met fiscale paradijzen meestal op dubbele niet-belasting uitmonden.

 

Desalniettemin heeft deze regering verschillende keren, in de commissie voor de Buitenlandse Zaken en nadien door de Kamer goedgekeurd, dubbelbelastingverdragen voorgelegd, met het eiland Man en de Seychellen om er maar twee te noemen.

 

Mijn oproep is dat wij ons, zeker na de Panama Papers, niet alleen in de toekomst houden aan de aanbeveling van de commissie en de OESO, maar dat wij de bestaande dubbelbelastingverdragen met fiscale paradijzen in informatie-uitwisselingverdragen omzetten.

 

Ik denk dat wij ons dan zouden opstellen als een betrouwbare internationale fiscale partner die de consensus die internationaal bestaat nakomt.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Vraag van de heer Roel Deseyn aan de minister van Financiën, belast met Bestrijding van de fiscale fraude, over "de interpretatie van het begrip flexiloon" (nr. 10402)

04 Question de M. Roel Deseyn au ministre des Finances, chargé de la Lutte contre la fraude fiscale, sur "l'interprétation de la notion de flexi-salaire" (n° 10402)

 

04.01  Roel Deseyn (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, het is interessant te weten wat het begrip flexiloon precies inhoudt. Als wij daarvan vandaag een heel goede precisering kunnen krijgen, zou dat ongetwijfeld veel discussies besparen.

 

De vorige keer hebben wij daarover al een discussie gehad, maar die werd toen niet gevoerd in het licht van de laatste amendementen. Er werd toen gesteld dat voor de omschrijving van de vrijgestelde bezoldigingen in uitvoering van de flexi-jobarbeidsovereenkomst moet worden gekeken naar de sociale bepalingen. Die stellen duidelijk dat enkel het flexiloon en het flexivakantiegeld daaronder vallen. Alle voordelen die op sociaal vlak uit het loonbegrip worden uitgesloten, waaronder bedrijfswagens, vallen er dus niet onder. U hebt toen verwezen naar de memorie bij het desbetreffende amendement en gezegd dat dit genoeg zou zijn om uit te sluiten dat bedrijfswagens onder de fiscale vrijstelling zouden vallen.

 

De discussie blijft bestaan dat men met die verantwoording alleen niet voor honderd procent kan uitsluiten dat de bedrijfswagens onder die fiscale vrijstelling zouden vallen. In de laatste tekstversie nadat de amendementen werden aangenomen, staat dat de belastingvrijstelling slaat op bezoldigingen betaald of toegekend in uitvoering van de flexi-jobarbeidsovereenkomst.

 

Wat is precies het punt? Er is geen enkele verwijzing meer naar de notie flexiloon. Die werd vervangen door een algemene verwijzing naar alle bezoldigingen die aan een flexi-jobwerknemer worden betaald of toegekend. Men kan dan kijken naar wat er allemaal wordt toegekend en wat ook privé kan worden aangewend. De vraag is of het voordeel dat voortvloeit uit een dergelijke regeling onder de fiscaalrechtelijke notie bezoldiging valt. Dan zou men kunnen concluderen dat dit voordeel ook belastingvrijstelling kan genieten. Als men het tekstueel interpreteert, denk ik dat zeggen dat er in de initiële memorie meer stond, een slappe verdediging zou zijn.

 

Als wij het erover inhoudelijk eens zijn, moeten wij misschien een klein wetsontwerp of een -voorstel indienen. Ik wil dus weten of u berust in het feit dat die dubbelzinnigheid gecultiveerd kan blijven worden.

 

Als het letterlijk te interpreteren valt, dan moet die interpretatie ook gevolgd worden. Misschien bent u van mening dat het om enkele uitzonderingen gaat en dat het geen wijd verspreide praktijk is, maar dat het ook niet uitgesloten is. In dat geval kunt u misschien toch een ontwerp indienen om de puntjes op de i te zetten.

 

Ik vraag mij af wat daarmee zal gebeuren. Zullen er aanpassingen komen om, meer algemeen, de voordelen van alle aard uit te sluiten? Het betreft de voordelen die niet worden toegekend in het kader van een collectieve arbeidsovereenkomst die is afgesloten in het paritair comité, in dit geval van het hotelbedrijf, ervan uitgaande dat de flexilonen beperkt zijn tot die sector.

 

Ik zou dus graag een sluitende regeling voor die problematiek zien.

 

04.02 Minister Johan Van Overtveldt: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Deseyn, zoals ik reeds geantwoord heb op uw mondelinge vraag nr. 9251 moet voor de omschrijving van die bezoldiging worden gekeken naar de sociale bepalingen, die inderdaad duidelijk stellen dat enkel het flexiloon en het flexivakantiegeld daaronder vallen. Alle voordelen, op het sociale vlak, die uitgesloten zijn uit het loonbegrip vallen daar dus niet onder, met inbegrip van vergoedingen waarvoor een bijzondere bijdrage geldt, zoals voordelen met betrekking tot bedrijfsvoertuigen.

 

De verantwoording daarvoor is terug te vinden in de verwijzingen die worden vermeld in artikel 3, 2° van de wet van 16 november 2015 houdende diverse bepalingen inzake sociale zaken, zoals gewijzigd bij de programmawet van 26 december 2015.

 

04.03  Roel Deseyn (CD&V): Mijnheer de minister, ik hoop dat uw antwoord een gezagsargument zal zijn en voldoende geciteerd zal worden, vooral voor degenen die zeggen dat er nog veel discussie over bestaat. Het is goed dat uw kabinet het nog eens heeft bekeken. Sommigen zullen wellicht blijven beweren — er verscheen onlangs nog een publicatie — dat de huidige bewoordingen niet volstaan en dat er een zekere dubbelzinnigheid inzit.

 

Aangezien u nu heel uitdrukkelijk de interpretatie hebt bevestigd, zou men eigenlijk al bijna van kwade wil moeten zijn om daarover nog hardnekkig te procederen. Ik hoop dat men dat niet zal doen en dat een ontwerp niet nodig zal zijn, maar veiligheidshalve moet er misschien, als die discussie nog wat blijft borrelen, bij een volgende wet houdende diverse bepalingen overwogen worden of een explicietere formulering mogelijk is. Het is altijd goed om te streven naar maximale duidelijkheid. Als men alle bepalingen, de hele historiek en de memorie erbij moet slepen, dan kan het wellicht beter. Het is misschien geen superurgente kwestie, maar het kan een tip zijn voor een volgende wet houdende diverse bepalingen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Vraag van de heer Dirk Van der Maelen aan de minister van Financiën, belast met Bestrijding van de fiscale fraude, over "de FTT" (nr. 10425)

05 Question de M. Dirk Van der Maelen au ministre des Finances, chargé de la Lutte contre la fraude fiscale, sur "la TTF" (n° 10425)

 

05.01  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de minister, op basis van een artikel verschenen in L’Echo de la Bourse heb ik u twee vragen voor te leggen.

 

Ten eerste, klopt het dat België een amendement heeft ingediend met het oog op een uitzondering voor alle afgeleide financiële producten met publieke schuld als onderling actief?

 

Ten tweede, klopt het dat België daarenboven pleit voor een uitzondering van futures en interest rate swaps van de toepassing van de FTT? Kunt u deze positie toelichten?

 

Wat was de reactie van de andere betrokken landen?

 

05.02 Minister Johan Van Overtveldt: Mijnheer Van der Maelen, geheel in de lijn van het regeerakkoord ben ik in deze discussie steeds blijven hameren op het feit dat de FTT – de Tobin-taks of financial transaction tax – geen negatieve impact mag hebben op onze overheidsschuld. U kent ook mijn bezorgdheid met betrekking tot de effecten op de reële economie, de pensioenspaarfondsen en de verzekeringsmaatschappijen. Ook in de technische werkgroepen heeft België deze lijn steeds aangehouden.

 

België heeft echter op geen enkel moment een concreet amendement ingediend. De net geschetste bezorgdheid komt voort uit het feit dat beleggers een verschillende investeringspolitiek hebben naargelang de grootte van de landen waarin zij investeren. Omdat investeerders niet per se schuldpapier moeten kopen van kleine landen indien ze wensen te investeren in de eurozone en meer bepaald in overheidspapier van de eurozone, hebben deze landen sowieso al een comparatief nadeel, als ik het zo mag uitdrukken, op het vlak van de liquiditeit van hun schuld en hun schuldfinanciering. Als klein land dienen we dan ook bijzonder aandachtig te zijn voor alles wat een impact heeft op de prijs van ons schuldpapier en ook op de financieringsmogelijkheden van onze staatsschuld, die zoals u weet nog altijd relatief hoog is.

 

De FTT kan de liquiditeit van het Belgisch schuldpapier negatief beïnvloeden omdat banken die OLO’s aankopen, futures en swaps gebruiken om hun positie in te dekken. Ik zou wat dit betreft ook nog eens willen verwijzen naar de presentatie die mevrouw Leclercq enkele weken geleden inzake deze problematiek heeft gegeven in deze commissie.

 

Daar er in dat geval meerdere transacties plaatsgrijpen, zal de financial transaction tax in dat geval meermaals moeten worden betaald. Omdat deze kost een weerslag kan en zal hebben op de prijs en de liquiditeit van de Belgische schuld, ben ik ervan overtuigd dat het geboden is hieromtrent waakzaam te zijn.

 

We zullen blijven meewerken aan de verdere gesprekken om een FTT tot stand te laten komen, maar ik wil er wel op wijzen dat dit dossier de symboliek van de fiscale rechtvaardigheid stilaan overstijgt. Het is mijn vaste overtuiging dat we moeten opletten voor ongewenste neveneffecten.

 

Op dit moment is de stand van zaken zo dat de ministers van de deelnemende landen nog altijd geen overeenkomst bereikt hebben over hoe het nu concreet verder moet met die FTT.

 

05.03  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de voorzitter, ik heb het onaangenaam gevoel dat we hier een oefening in doublespeak hebben. Hier in de commissie komt de minister zeggen dat België loyaal meewerkt aan de totstandkoming van een financial transaction tax.

 

Ik maak echter deel uit van een internationaal netwerk van ngo’s die dit van heel nabij opvolgen. Alle signalen die ik van dat netwerk krijg, wijzen erop dat België een – diplomatisch uitgedrukt – zeer passieve tot ronduit negatieve houding aanneemt.

 

Dat werd hier enkele weken geleden trouwens ook heel duidelijk gesteld door een vertegenwoordiger van de Europese Commissie. Zij stelde vast dat – ik stel het scherper dan zij het deed – sinds de nieuwe regering is aangetreden, het optreden van de Belgische vertegenwoordigers is geëvolueerd van voorstanders van een FTT-taks naar een zeer moeilijke partner.

 

Ten tweede wil ik er ook op wijzen dat de argumentatie die door de minister en door een vertegenwoordiger van de Nationale Bank naar voren gebracht werd, niet klopt. Er is een rapport van de Europese Commissie zelf, dat bewijst dat dit voor de afgeleide financiële producten met publieke schuld, enerzijds een meerkost voor het beheer van een schuld van een euro geeft, maar dat het anderzijds België drie euro bijkomende inkomsten garandeert. Wat de Staatskas betreft, is het resultaat van de operatie dus plus 2 %.

 

Het enige nadeel voor deze regering is dat die 2 % moet opgehoest worden door de banken, en dat wil deze regering niet. Deze regering is steeds de pleitbezorger van de belangen van de banken, terwijl deze FTT-politiek juist een instrument is om die banken ook hun bijdrage te laten leveren aan de grote maatschappelijke schade die ze met de bankencrisis hebben uitgericht.

 

Mijnheer de minister, ik zou het van u veel meer appreciëren mocht u in plaats van die doublespeak ronduit ervoor uitkomen dat u tegen deze taks bent. Met dit voorstel over de futures en de intrest swaps begraaft u de financial transaction tax, want volgens het Duitse onderzoeksinstituut DWI betekent dit een halvering van de opbrengst van de financial transaction tax. U weet verdomd goed en beter dan wij allemaal, dat als dit gebeurt een aantal kleinere landen zal afhaken, omdat dan de kostprijs van de invoering van de FTT groter zal zijn dan de opbrengsten die zij nu hebben uit allerlei bankentaksen.

 

Mijnheer de minister, wees dus duidelijk, als u tegen de FTT bent, kom daarvoor dan openlijk uit en blijf niet uw mollenwerk, uw sabotagewerk uitvoeren.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Wij stoppen normaal om 12 u 30.

 

Mijnheer Van der Maelen, ik zou echter voorstellen dat u de drie vragen die u nog hebt en die zich in dezelfde context situeren, samen stelt.

 

U kunt de drie vragen misschien in telegramstijl stellen. Een deel hoort immers al in de bijzondere commissie thuis. Ik wil u echter de kans geven ze hier te stellen. Probeer niettemin zo kort mogelijk te zijn.

 

05.04  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de voorzitter, dat is een bijna onmogelijke opdracht, maar ik zal mijn best doen.

 

De voorzitter: Nothomb zei ooit: “Faire de bonnes synthèses, c’est important au Parlement".

 

06 Samengevoegde vragen van

- de heer Dirk Van der Maelen aan de minister van Financiën, belast met Bestrijding van de fiscale fraude, over "het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot vaststelling van regels ter bestrijding van belastingontwijkingspraktijken die de werking van de interne markt rechtstreeks schaden (COM(2016)26)" (nr. 10427)

- de heer Dirk Van der Maelen aan de minister van Financiën, belast met Bestrijding van de fiscale fraude, over "de belastingverdragen met de Seychellen en het eiland Man" (nr. 10461)

- de heer Dirk Van der Maelen aan de minister van Financiën, belast met Bestrijding van de fiscale fraude, over "de Belgische lijst met belastingparadijzen" (nr. 10660)

06 Questions jointes de

- M. Dirk Van der Maelen au ministre des Finances, chargé de la Lutte contre la fraude fiscale, sur "la proposition de directive du Conseil établissant des règles pour lutter contre les pratiques d'évasion fiscale qui ont une incidence directe sur le fonctionnement du marché intérieur (COM(2016)26)" (n° 10427)

- M. Dirk Van der Maelen au ministre des Finances, chargé de la Lutte contre la fraude fiscale, sur "les conventions fiscales avec les Seychelles et l'île de Man" (n° 10461)

- M. Dirk Van der Maelen au ministre des Finances, chargé de la Lutte contre la fraude fiscale, sur "la liste belge des paradis fiscaux" (n° 10660)

 

06.01  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de minister, mijn eerste vragenreeks heeft betrekking op de richtlijn tot vaststelling van de regels ter bestrijding van belastingontwijkingpraktijken.

 

Ten eerste, gaat u akkoord met de stelling dat aan het subsidiariteitsbeginsel is voldaan?

 

Ten tweede, gaat u akkoord met de stelling dat voor de Europese Unie het Europese niveau het meest geschikte beleidsniveau is om grensoverschrijdende belastingontwijkingpraktijken aan te pakken?

 

Ten derde, bent u het met mij eens dat de desbetreffende richtlijn op geen enkele wijze naar de notionele-intrestaftrek verwijst?

 

Ten vierde, indien u niet met mij eens bent, in welk artikel of in welke passage heeft het voorstel van richtlijn betrekking op de notionele-intrestaftrek?

 

Ten vijfde, welk probleem rijst er volgens u in verband met de notionele-intrestaftrek?

 

Ten zesde, bent u zich bewust van het feit dat de Europese Commissie positief staat tegenover het principe van de notionale-intrestaftrek?

 

Ten zevende, intussen is gebleken dat u zich verzet tegen het voorstel van de Europese Commissie op het vlak van de beperking van de renteaftrek. Kunt u uw standpunt toelichten?

 

Ten slotte, wat is uw reactie op de wens van minister Dijsselbloem, om tijdens de Ecofin-Raad van mei 2016 het dossier in kwestie af te ronden?

 

Nu kom ik tot mijn tweede vragenreeks. Recent heeft de regering dubbelbelastingverdragen met het eiland Man en de Seychellen ter goedkeuring ingediend in het Parlement. De meerderheid heeft die goedgekeurd. Daarnaast zijn er, volgens onze informatie, onderhandelingen bezig met Panama. Uit de Panama Papers is gebleken wat we al wisten, namelijk dat de drie genoemde landen prominent gebruikt worden voor schermvennootschappen. Een belastingverdrag met dergelijke landen maakt schermvennootschappen nog aantrekkelijker.

 

Mijnheer de minister, hoe ver staat het met de onderhandelingen met Panama over een dubbelbelastingverdrag?

 

Bent u het met mij eens dat de verdragen met de Seychellen en het eiland Man on hold gezet moeten worden?

 

Ten slotte vernam ik graag van u op basis van welke argumentatie u beslist hebt om Panama te schrappen uit de lijst van fiscale paradijzen.

 

De voorzitter: Mijnheer de minister, u krijgt het woord voor een antwoord op de drie vragen.

 

06.02 Minister Johan Van Overtveldt: Mijnheer de voorzitter, ik zal proberen snel te antwoorden, maar toch een beetje substantieel.

 

Mijnheer Van der Maelen, in antwoord op uw eerste reeks vragen, wil ik vooraf een opmerking formuleren. Het is evident dat grensoverschrijdende fiscale ontwijking door multinationale ondernemingen, waarbij onder meer gebruik wordt gemaakt van mismatches tussen fiscale wetgeving van verschillende landen, niet op een efficiënte manier kan worden aangepakt indien landen afzonderlijk optreden, zonder daaromtrent onder elkaar duidelijke afspraken te maken.

 

De strijd tegen agressieve fiscale ontwijking gebeurt best op een zo globaal mogelijk niveau, bijvoorbeeld in het kader van het BEPS-actieplan, goedgekeurd door de OESO-lidstaten en de G20-landen. De Ecofin-Raad heeft ter zake op 8 december 2015 conclusies geformuleerd en ik verwijs vooral naar de punten 17 en 18 van die conclusies, waarbij “de Europese Commissie is verzocht om voorstellen te doen” met betrekking tot BEPS-aanbevelingen over “actie 2, dispariteiten door middel van hybride structuren, actie 3, regels inzake buitenlandse dochterondernemingen, actie 4, regels betreffende rentebeperking, actie 6, antimisbruikregels, actie 7, status van vaste inlichting, en actie 13, verslaggeving per land".

 

Het door u genoemde voorstel van richtlijn is hiervan het resultaat.

 

Artikel 12 van het verdrag betreffende de Europese Unie draagt de nationale parlementen op om erop toe te zien dat het beginsel van subsidiariteit wordt geëerbiedigd. Het is dus in eerste instantie de Kamer die moet nagaan of en in welke mate een wetgevend voorstel van de Europese Commissie beantwoordt aan dat subsidiariteitsprincipe.

 

De anti-tax-avoidancerichtlijn viseert het Belgische regime van de notionele-intrestaftrek inderdaad niet.

 

Ik heb enkele weken geleden in deze commissie reeds de Belgische positie weergegeven ten aanzien van de antibelastingontwijkingsrichtlijn. Ik breng deze positie nog even in herinnering. De Europese Unie is geen economisch eiland en bijgevolg moeten wij oog hebben voor de wereldwijde context van het voorstel van de Europese Commissie. In de mate waarin Europa zich strenger wil profileren dan de OESO is het duidelijk dat wij voor grote uitdagingen zouden komen te staan om het ondernemen in België op internationaal vlak voldoende attractief te houden, zowel voor kmo’s als voor grote ondernemingen. Het is dus niet zozeer een kwestie van subsidiariteit, maar eerder van het garanderen van een level playing field tussen EU-lidstaten en derde landen.

 

Wat de voorgestelde beperkingen op de intrestaftrekken betreft, de zogenaamde intrest EBITDA-beperking, herhaal ik dat ons land hier vanuit competitiviteitsoogpunt correct maar omzichtig moet mee omgaan.

 

Ik kom dan tot de vraag over de Seychellen en Panama. U zult zich zeker herinneren, mijnheer Van der Maelen, dat in 2010 een dubbelbelastingverdrag met Panama werd geparafeerd. Het was gepland om die onderhandelingen verder te voeren met Panama, maar het mag duidelijk zijn dat het voeren van die onderhandelingen en de inhoud ervan nogal stevig zullen worden beïnvloed door de recente onthullingen, beter gekend als de Panama Papers, en door de al dan niet constructieve houding van Panama met betrekking tot de toepassing van de wereldwijde standaard inzake de automatische uitwisseling van financiële inlichtingen.

 

In voorkomend geval zal een soortgelijke beoordeling moeten worden gemaakt voor de andere rechtsgebieden waarop de in de Panama Papers vervatte informatie betrekking heeft.

 

U weet ook dat het begrip Panama Papers is voortgekomen uit het feit dat het advocatenkantoor waar al die informatie vandaan komt in Panama is gevestigd, maar dat het eigenlijk over veel meer gaat dan alleen maar over constructies die op Panama betrekking zouden hebben of hebben.

 

U had ook een vraag over de Belgische lijst van belastingparadijzen, meer bepaald over de recente wijziging van die lijst die is opgenomen in het KB tot uitvoering van het WIB 92 en die op 10 maart in het Belgisch Staatsblad werd gepubliceerd.

 

In het verslag aan de Koning dat samen met het vermelde besluit werd gepubliceerd, kan men het volgende lezen: “De lijst is dikwijls ter sprake gebracht als zijnde de Belgische lijst van fiscale paradijzen. Het is noodzakelijk om hier te benadrukken dat dit helemaal niet het geval is. Deze lijst is een lijst van landen waarvan de gemeenrechtelijke bepalingen inzake de belasting op de winsten als aanzienlijk gunstiger worden beschouwd dan in België. De lijst die het voorwerp van dit KB uitmaakt heeft in geen enkel opzicht te maken met de criteria die de OESO of enig andere internationale instantie hanteert om een land of een jurisdictie aan te duiden als een belastingparadijs of als niet-coöperatieve jurisdictie. Om op deze lijst voor te komen, moet een land dus eerst een fiscaal regime hebben dat van toepassing is op vennootschappen en dat fiscaal regime moet bovendien ofwel voorzien in een gemeenrechtelijk nominaal tarief van belastingen op de winsten van vennootschappen dat lager is dan 15 % ofwel resulteren in een effectieve fiscale last die lager is dan 15 %. In Panama werd de fiscale wetgeving zodanig gewijzigd waardoor bij opmaak van de lijst een gemeenrechtelijk nominaal tarief of werkelijke belastingdruk op de winsten van vennootschappen werd vastgelegd van tenminste 15 %”.

 

In het kader van de recente gebeurtenissen wordt uiteraard een nieuwe analyse gemaakt en zal de lijst worden bijgewerkt waar nodig.

 

06.03  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de minister, eerst de richtlijn. U en ik weten dat de intrestaftrek het instrument bij uitstek is dat werd gebruikt door multinationale ondernemingen om ervoor te zorgen dat ze weinig of geen belastingen betalen. Dit is de reden waarom het prominent staat in het OESO-plan, dat ook door België werd goedgekeurd binnen de Ecofin. Ik verwijs naar uw eigen actieplan ter bestrijding van de fraude, mijnheer de minister, waarin staat dat België voorstander is van een beperking van de renteaftrek om op Europees niveau een uniforme regeling uit te werken.

 

Mijnheer de minister, ik begrijp niet dat u verzet aantekent tegen de renteaftrek, temeer omdat de Europese Commissie heeft gekozen voor een zeer voorzichtige benadering van de renteaftrek. Ze gaan naar de laagst mogelijke beperking van renteaftrek om de lidstaten die wensen verder te gaan, toe te laten in hogere beperkingen te voorzien. Maar zelfs tegen dit zeer voorzichtige standpunt van de Commissie, dat ik persoonlijk een te voorzichtige inschatting vind van de OESO-afspraken, gaat u zich verzetten.

 

Mag ik van de gelegenheid ook gebruikmaken om u even te vragen naar wat persagentschap Agence Europe vermeldde, namelijk de E-richtlijn met betrekking tot country by country reporting. Daarin lees ik: “The Belgian minister Johan Van Overtveldt stressed the need for caution with the confidentiality of information”. Mijnheer de minister, niet alleen inzake de renteaftrek, maar ook inzake de country by country reporting bent u de minister die, samen met een paar andere, remt op alle wielen. Dit spoort helemaal niet met het verhaal dat u hier altijd vertelt en dat ik al zo dikwijls heb gehoord van collega’s van rechtse partijen, met name dat België als klein land niet individueel maatregelen kan nemen op fiscaal vlak: die moeten minstens Europees en liefst internationaal worden genomen. Als er dan Europees en internationaal maatregelen worden genomen, stellen we vast dat onze minister van Financiën op alle wielen gaat remmen.

 

Mijn tweede vraag ging over de Seychellen. Ik wil u erop wijzen, mijnheer de minister, dat dit verdrag afgerond was onder de regering-Di Rupo I en dat de toenmalige bevoegde staatssecretaris en mijn partij in de regering geweigerd hebben om de Seychellen door te sturen naar de Kamer, gelet op de gewijzigde internationale consensus met betrekking tot de behandeling van fiscale paradijzen. Ik stel vast dat deze rechtse regering er geen enkel probleem mee heeft om dubbelbelastingverdragen met de Seychellen aan het Parlement voor te leggen. En tot mijn spijt wordt de regering hierin gevolgd door de meerderheidspartijen. Ik blijf erop aandringen dat voor alle dubbelbelastingverdragen die België heeft met fiscale paradijzen wij ons aansluiten bij de internationale consensus en deze omzetten in een verdrag tot uitwisseling van informatie.

 

Ten slotte, is er het akkoord met Panama, mijnheer de minister. Het feit dat Panama door u en uw departement van de lijst met fiscale paradijzen gehaald werd, is de illustratie van de lakse manier waarop deze regering daarmee omgaat, van de trage manier waarop deze regering zich aansluit bij de internationale consensus dat het gedaan is met de ogen te sluiten voor de nefaste praktijken van fiscale paradijzen. Deze regering heeft daar klaarblijkelijk de voorbije weken en maanden geen problemen mee gehad.

 

Ik hoop dat het werk van de bijzondere commissie naar aanleiding van de publicatie van de Panama Papers zal leiden tot een veranderde opstelling van deze regering.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 12.41 uur.

La réunion publique de commission est levée à 12.41 heures.