Commission des Relations extérieures

Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen

 

du

 

Mardi 5 juin 2012

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

Dinsdag 5 juni 2012

 

Namiddag

 

______

 

 


Le développement des questions et interpellations commence à 16.28 heures. La réunion est présidée par M. François-Xavier de Donnea.

De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 16.28 uur. De vergadering wordt voorgezeten door de heer François-Xavier de Donnea.

 

01 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Daphné Dumery aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "het Europese inreisverbod voor kopstukken van het Wit-Russische regime" (nr. 10646)

- mevrouw Daphné Dumery aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de Europese sancties tegen het Wit-Russische regime" (nr. 10647)

01 Questions jointes de

- Mme Daphné Dumery au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "l'interdiction d'entrée imposée par l'Europe aux dirigeants du régime bélarussien" (n° 10646)

- Mme Daphné Dumery au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "les sanctions européennes contre le régime bélarussien" (n° 10647)

 

01.01  Daphné Dumery (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb twee vragen over Belarus, omdat het eigenlijk over twee verschillende zaken gaat. Ik zie dat de vragen zijn samengevoegd, dus ik zal ze na elkaar stellen.

 

Mijn eerste vraag gaat over het Europese inreisverbod voor kopstukken van het Wit-Russische regime. De Europese Unie stelde een inreisverbod in voor leden van het Wit-Russische regime en hun familie, maar toch konden zij onlangs – mijn vraag dateert van 26 maart – ongehinderd naar een Interpol-conferentie in Lyon reizen. Ook de zonen van de president konden als leden van een Wit-Russisch Olympisch comité zonder problemen de wereld rond reizen.

 

In de pers kon ik lezen dat de Wit-Russische regering als reactie op die Europese sancties, en in strijd met de eigen Wit-Russische wetgeving, een honderdvijftigtal oppositieleden en mensenrechtenactivisten verboden had het land te verlaten en sommigen onder hen zelfs uit voorzorg gevangen heeft gezet.

 

Ik heb daarover de volgende vragen.

 

Hoe verklaart u het feit dat de Wit-Russische minister van Binnenlandse Zaken en de zonen van de president ondanks het Europese inreisverbod toch ongehinderd konden rondreizen in Europa? Ik vroeg mij ook af welke lidstaat aan hen een visum heeft afgeleverd. Zullen er maatregelen worden genomen tegen het negeren van het inreisverbod?

 

Is het correct dat Wit-Rusland, tegen zijn eigen wetgeving in, dissidenten, oppositieleden en mensenrechtenactivisten verbiedt het land te verlaten? Klopt het dat sommigen onder hen worden vastgehouden tegen hun wil? Heeft onze regering hiertegen al bezwaar aangetekend bij de Wit-Russische autoriteiten? Hoe zijn trouwens uw contacten met de vertegenwoordiger van Wit-Rusland in ons land?

 

Daaraan gekoppeld heb ik ook nog vragen over de Europese sancties tegen het Wit-Russische regime.

 

Ondanks de sancties die de Europese Unie instelde tegen de machthebbers in Wit-Rusland, steeg de Wit-Russische export naar de Europese Unie in 2011 met 221 %, waardoor de uitvoer naar Europa een heel stuk groter is dan die naar Rusland. Aangezien de goederen en diensten voornamelijk in handen zijn van de machthebbers, is de EU een van hun grootste sponsors.

 

Ik ga mijn vragen niet helemaal herhalen, maar ik vraag mij vooral af of de Europese Unie in de nabije toekomst maatregelen zal nemen die de import van goederen en diensten uit Wit-Rusland moeilijker of zelfs helemaal onmogelijk maakt. Indien niet, waarom niet?

 

Klopt het dat Slovenië om economische redenen de blacklisting van het bedrijf Elite, een dochterbedrijf van een bedrijf dat op de zwarte lijst staat, heeft tegengehouden? Wat is uw standpunt over het optreden van Slovenië?

 

01.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Dumery, de minister van Binnenlandse Zaken Kuleshov bezocht effectief Interpol te Lyon. Deze uitzondering op de visaban tegen officials uit Wit-Rusland was mogelijk gelet op de bepalingen van Raadsbeslissing 2010/639/CFSP. Conform artikel 1 van deze Raadsbeslissing alsook artikel 14 van het zetelakkoord met Interpol informeerde Frankrijk de EU-partners van de afgifte van een visum aan minister Kuleshov nadat hij een uitnodiging van Interpol had ontvangen. Dit is de standaardprocedure voor de deelname aan vergaderingen georganiseerd door internationale instellingen. Het gastland wordt verplicht om een visum af te geven op basis van het zetelakkoord.

 

Voor zover bekend waren er geen officiële mededelingen van de EU-partners betreffende de uitzondering op de visaban ten gunste van Viktor en Dimitri Loekasjenko. Uw vraagstelling betreft geen concrete aanwijzingen betreffende hun aanwezigheid in een EU-Lidstaat. Mocht u toch over dergelijke informatie beschikken, dan zal ik die door mijn diensten laten onderzoeken. U kunt mij altijd deze informatie doorsturen.

 

Ik ben niet op de hoogte van de structurele klachten vanwege de EU-partners over de manier waarop de visaban functioneert en de uitzonderingen op die ban behandeld worden. Een aantal oppositieleden en vertegenwoordigers van de civiele maatschappij krijgen geen toestemming van de autoriteiten om Wit-Rusland te verlaten. Op 28 maart 2012 werden drie dissidenten voor korte tijd in Wit-Rusland gearresteerd na een poging om naar Brussel te reizen. De EU-lidstaten veroordeelden op de Raad voor Buitenlandse Zaken van 23 maart 2012 opnieuw de repressie tegen de oppositie en de civiele maatschappij in Wit-Rusland, inclusief de beperking van hun bewegingsvrijheid.

 

Sinds begin 2011 legde de EU restrictieve maatregelen als visaban en bevriezing van tegoeden op aan 240 officials uit Wit-Rusland die meewerkten aan de repressie, evenals aan drie ondernemers en negenentwintig bedrijven die het regime financieel ondersteunen. Wit-Rusland heeft zijn ambassadeur in België, die ook permanent vertegenwoordiger bij de EU is, op 28 februari 2012 voor overleg teruggeroepen. De Belgische regering oefende ter zake geen druk uit.

 

De zaakgelastigde van Wit-Rusland werd op 1 maart 2012 conform de afspraak met de EU-partners ontboden op mijn departement op het niveau van de politieke directeur. Hierbij werd gewezen op onze bezorgdheid inzake de toestand van de mensenrechten in Wit-Rusland. Ook werd benadrukt dat een verbetering van de relaties tussen de EU en Wit-Rusland enkel mogelijk is mits de vrijlating van alle politieke gevangenen. De ambassadeur van Wit-Rusland keerde einde april naar Brussel terug.

 

Wat uw tweede vraag betreft. Het is niet de bedoeling van de EU om de invoer van goederen uit Wit-Rusland te bemoeilijken of onmogelijk te maken. De EU is immers geen voorstander van sancties of embargo’s die de hele bevolking en economie van Wit-Rusland zouden treffen. In de plaats daarvan geeft de EU de voorkeur aan weloverwogen restrictieve maatregelen.

 

Dit zijn doeltreffende maatregelen. Ik kan in dit opzicht verwijzen naar de beslissingen van de Raad voor Buitenlandse Zaken van 23 maart 2012 om de tegoeden van negenentwintig bedrijven en hun eigenaars te bevriezen. Deze ondernemers staan bekend als financiers van het regime. Zoals u weet, worden de EU-beslissingen met consensus genomen. Indien één of meer partners er niet mee akkoord kunnen gaan, wordt een naam niet toegevoegd aan de lijst van personen en entiteiten onder sanctie.

 

Ik wens hierin geen polemiek te lanceren inzake de interne EU-beslissingsmechanismen. Het is niet in het belang van het EU-beleid om daarover te discussiëren. De prioriteit blijft de hoogste druk op het regime van Wit-Rusland uit te oefenen en daar zitten alle partners op dezelfde golflengte. Het belangrijkste lijkt mij dat de EU op de Raad van 23 maart 2012 een akkoord bereikte over restrictieve maatregelen tegen oligarchen uit de entourage van president Loekasjenko. Dit was op de Raad van 27 februari nog niet gelukt.

 

Wij mogen tevreden zijn dat de EU erin geslaagd is op 23 maart een duidelijk signaal te geven aan het regime in Minsk. De vrijlating van twee politieke gevangenen op 14 april 2012 was een reactie die in de juiste richting gaat. Uiteraard dienen de autoriteiten in Minsk alle politieke gevangenen vrij te laten.

 

Ik ga ervan uit dat de EU-lidstaten beseffen dat een eensgezind en vastberaden optreden de beste resultaten oplevert. Ik weet echter dat er nog veel werk aan de winkel is voor zo’n unanimiteit kan bereikt worden.

 

01.03  Daphné Dumery (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb genoteerd dat u de bezorgdheid hebt geuit naar aanleiding van hetgeen aan de hand is in Wit-Rusland.

 

Ik heb ook gehoord dat de Wit-Russische ambassadeur in Brussel teruggeroepen is. Is hij reeds vervangen? Want hij zou een goed aanspreekpunt kunnen zijn om het huidige akkoord, met de restrictieve maatregelen, te kunnen evalueren.

 

Ik heb alvast genoteerd dat u heel goed op de hoogte bent van de situatie, dat u de bezorgdheid hebt geuit en dat u het verder opvolgt.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Vraag van mevrouw Ingeborg De Meulemeester aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de vluchtelingenkampen in Zuid-Sudan" (nr. 11361)

02 Question de Mme Ingeborg De Meulemeester au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "les camps de réfugiés au Sud-Soudan" (n° 11361)

 

02.01  Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Mijnheer de minister, door de conflicten in het grensgebied bevinden zich zowat 37 000 mensen in het vluchtelingenkamp Jamam, in Upper Nile in Zuid-Sudan, veelal afkomstig uit de Sudanese staat Blue Nile.

 

Door het aankomend regenseizoen dreigt er een watertekort. De wegen naar verder gelegen waterputten worden dan namelijk onbegaanbaar en het water uit waterputten in de buurt is ontoereikend voor zoveel mensen. Bovendien verhoogt het tekort aan drinkbaar water de kans op het uitbreken van ziektes, zoals cholera.

 

Volgens experts ter plaatse is de enige uitweg het verplaatsen van een deel van de vluchtelingen naar het vluchtelingenkamp van Doro.

 

Mijnheer de minister, welke diplomatieke, logistieke en/of financiële maatregelen zal België nemen om de daar aanwezige hulpverleningsorganisaties bij te staan in het afwenden van een humanitaire crisis?

 

02.02 Minister Didier Reynders: Mevrouw De Meulemeester, op diplomatiek vlak onderstreept ons land de noodzaak van politieke onderhandelingen tussen de Sudanese regering en de SPLM-North om het conflict in de deelstaten Zuid-Kurdufan en Blue Nile op te lossen. Bovendien dringt België erop aan dat de regering ongehinderd humanitaire toegang zou toelaten tot alle burgers in het getroffen gebied.

 

Inzake de spanningen tussen Sudan en Zuid-Sudan pleit ons land voor een onmiddellijke stopzetting van de vijandelijkheden en voor een voortzetting van de onderhandelingen via het bemiddelingsmechanisme van de Afrikaanse Unie. Ook de Europese Unie keurde daaromtrent nog Raadsbesluiten goed in januari en april van dit jaar.

 

Op logistiek vlak kan ik bevestigen dat de situatie in de vluchtelingenkampen van Jamam en Doro, die beide in Upper Nile in Zuid-Sudan gelegen zijn, problematisch is, in het bijzonder inzake de watervoorziening. De strategie met het oog op het regenseizoen is dat wanneer er een tekort zou zijn aan water, de lokale gemeenschappen toegang krijgen tot behandeld water van lokale waterreservoirs die worden gevuld door regenwater, alsook van de nieuwe infrastructuur die wordt voorbereid om regenwater op te vangen. Volgens mijn informatie zou het thans nog niet nodig zijn om een deel van de vluchtelingen te verplaatsen naar een vluchtelingenkamp van Doro.

 

Op financieel vlak kan ik melden dat voor complexe crisissen zoals in Sudan en Zuid-Sudan de Belgische humanitaire hulp hoofdzakelijk gebeurt via jaarlijks terugkerende vrijwillige bijdragen aan de algemene begroting van internationale humanitaire partnerorganisaties zoals WFP, UNHR, ICRC en OCHA, alsook een flexibel UN-fonds zoals OCHA CERF.

 

Op dit ogenblik is er dan ook geen rechtstreekse Belgische bijdrage voor de vluchtelingenkampen van Jamam en Doro bepaald.

 

Het spreekt voor zich dat ons land de situatie op de voet blijft volgen met het oog op een eventuele extra financiering van een humanitaire actie.

 

Ik heb ook contact gehad met mijn collega in Zuid-Sudan om die boodschap over te brengen.

 

Wij doen dat meer met multilaterale organisaties dan op bilateraal vlak, zoals dat in België gebruikelijk is.

 

02.03  Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik merk dat u de situatie opvolgt.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

03 Question de Mme Karine Lalieux au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "les élections partielles en Birmanie" (n° 10785)

03 Vraag van mevrouw Karine Lalieux aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de tussentijdse verkiezingen in Myanmar" (nr. 10785)

 

03.01  Karine Lalieux (PS): Monsieur le président, j'avais déposé cette question le 3 avril dernier. Depuis lors, j'ai reçu une lettre du ministre.

 

03.02  Didier Reynders, ministre: (…)

 

03.03  Karine Lalieux (PS): Vous l'avez signée. J'espère que vous le savez, monsieur le ministre! Vous répondez aux lettres que l'on vous envoie; je vous en félicite.

 

Ma question concernait la problématique du scrutin en Birmanie et des commentaires reçus à ce sujet, notamment des responsables de l'Union européenne indiquant qu'il fallait saluer l'avancée et les signes encourageants des autorités militaires birmanes. Je soulignais toutefois que la fragilité du mouvement démocratique amorcé en Birmanie restait très forte et qu'il semblait donc nécessaire d'être extrêmement prudent dans les gestes d'ouverture à l'égard du pouvoir civil qui a succédé au pouvoir militaire, à la suite d'élections non reconnues par la communauté internationale en novembre dernier.

 

Monsieur le ministre, à l'époque, je vous posais les questions suivantes.

 

Quel regard l'Union européenne jette-t-elle sur la tenue de ces élections et sur les irrégularités signalées par l'opposition?

 

Des élections partielles pourraient-elles conduire à une remise en cause des sanctions en vigueur au niveau international? Vous m'avez répondu sur ce point.

 

Qu'en est-il de la lutte contre l'impunité de ceux qui portent atteinte aux droits de l'homme et à la liberté de la presse? Par ailleurs, qu'en est-il de la libération, qui selon moi est fondamentale, des prisonniers politiques encore et toujours détenus dans les prisons birmanes? Quel est le suivi assuré par la communauté internationale à ces atteintes aux droits de l'homme?

 

Pour résumer, monsieur le ministre, je sais que les sanctions ont été diminuées mais je pense que si des signaux d'ouverture vers la Birmanie sont nécessaires, il faut rester prudent. En effet, on connaît les allers-retours de cette junte. On sait aussi qu'aujourd'hui les minorités ethniques sont réprimées et que ce grand pays fait encore face à beaucoup de violence. Je désirerais donc connaître la position belge à cet égard.

 

03.04  Didier Reynders, ministre: Monsieur le président, madame Lalieux, l'Union européenne a jugé que les élections partielles du 1er avril ont été, en dépit de certains incidents, comme souvent dans ce genre de cas, conduites de façon transparente et crédible. Mais ces élections ont surtout permis au parti d'Aung San Suu Kyi, la LND, de réintégrer le processus politique. En effet, ce parti a gagné 43 des 45 sièges qui étaient en jeu.

 

Depuis la mise en place d'un nouveau gouvernement sous la houlette du président Thein Sein, en mars 2011, le Myanmar (ou la Birmanie) est entré dans une phase de réforme accélérée.

 

Afin d'adapter sa politique à ces réformes et pour encourager les autorités birmanes à continuer dans cette voie, l'Union européenne a décidé, lors du Conseil Affaires étrangères du 23 avril dernier, de suspendre toutes les mesures restrictives pour une durée de douze mois - il s'agit bien d'une suspension -, à l'exception toutefois de l'embargo sur les armes, qui reste en vigueur.

 

Dans les conclusions qui accompagnent cette décision, mes collègues et moi-même avons tenu à mettre en exergue le fait que nous ne sommes encore qu'au début du processus de démocratisation et que beaucoup reste à faire. Ainsi, ces conclusions demandent, entre autres, la libération inconditionnelle de tous les prisonniers politiques, la fin des conflits ethniques et l'accès humanitaire dans les zones où les combats continuent.

 

Ces conclusions indiquent également la disponibilité de l'Union européenne à assister le pays dans les réformes qu'il reste à entreprendre, notamment dans les domaines des droits de l'homme, de l'État de droit et au niveau du système électoral. Je rappelle qu'un certain nombre de sièges est réservé à la junte militaire par préciput.

 

La visite de la Haute Représentante Catherine Ashton, fin avril, en est l'illustration. Je lui ai d'ailleurs proposé d'inviter Aung San Suu Kyi à venir rencontrer les 27 - ou les 28 pays avec la Croatie - de l'Union européenne à l'occasion d'une seule rencontre plutôt que de faire le tour de l'Europe, comme beaucoup le lui proposent.

 

L'Union européenne n'est évidemment pas seule. Le suivi par la communauté internationale de la situation des droits de l'homme, en ce compris la lutte contre l'impunité et le renforcement des règles de droit, s'est par ailleurs réalisé à deux niveaux aux Nations unies. D'une part, une résolution est introduite chaque année par l'Union européenne en Troisième Commission de l'Assemblée générale des Nations unies, au mois de novembre. D'autre part, le Rapporteur spécial des Nations unies, M. Quintana, a présenté un rapport sur la situation des droits de l'homme, lors de la 19ème session du Conseil des droits de l'homme en mars dernier. Son rapport documente la situation dans le détail et fait état de la nécessité d'assurer que tous les acteurs de violation des droits de l'homme rendent compte de leurs actes. Donc, pas d'impunité.

 

Il va de soi que la Belgique est favorable à la poursuite de ces actions afin de pousser les autorités birmanes à progresser davantage vers la démocratisation du pays et vers le plein respect des droits de l'homme.

 

Comme vous l'avez évoqué vous-même, madame Lalieux, il faut à la fois renforcer les sanctions pour tous les pays qui, comme la Syrie, s'engagent manifestement dans une voie inacceptable et suspendre ou lever les sanctions pour les pays qui vont dans un sens beaucoup plus favorable, tout en ne faisant pas preuve de naïveté, en sachant qu'il ne s'agit que d'une appréciation à un moment donné, et qu'il faudra continuer à suivre la situation dans les mois et années à venir.

 

03.05  Karine Lalieux (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse.

 

Il est vrai qu'il faut être prudent. Je n'avais pas bien mesuré qu'il s'agissait d'une suspension des mesures pour douze mois et qu'une évaluation serait faite, ce qui a son importance.

 

Dans un aussi grand pays que celui-là, comme dans d'autres d'ailleurs, la lutte contre l'impunité est également importante. En effet, ce n'est que de cette façon que l'on peut réconcilier l'ensemble des minorités ethniques et les intégrer dans le processus politique et électif prochain. Je rappelle, en effet, que ce n'était qu'une toute petite élection puisque, comme vous l'avez rappelé, il n'était question que de 45 sièges et que d'autres élections sont à venir. Il est donc fondamental d'avoir un regard "prudent" sur le pays.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Daphné Dumery aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "het vermeende hoogverraad gepleegd door Julia Timosjenko" (nr. 10512)

- mevrouw Daphné Dumery aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "het vermeende hoogverraad gepleegd door Julia Timosjenko" (nr. 10521)

- de heer Kristof Waterschoot aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "het proces tegen Julia Timosjenko" (nr. 11100)

- de heer Bruno Tuybens aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "het proces lastens mevrouw Timosjenko in Oekraïne" (nr. 12178)

04 Questions jointes de

- Mme Daphné Dumery au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "la présomption de haute trahison pesant sur Ioulia Timochenko" (n° 10512)

- Mme Daphné Dumery au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "la présomption de haute trahison pesant sur Ioulia Timochenko" (n° 10521)

- M. Kristof Waterschoot au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "le procès d'Ioulia Timochenko" (n° 11100)

- M. Bruno Tuybens au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "le procès à charge de Mme Timochenko en Ukraine" (n° 12178)

 

04.01  Bruno Tuybens (sp.a): Mijnheer de minister, er is de afgelopen weken al heel wat gezegd over het proces lastens mevrouw Timosjenko in Oekraïne. Dat krijgt nu meer actualiteitswaarde, gezien de start van het Europese voetbalkampioenschap met de landenploegen.

 

Gelukkig wordt dat niet geboycot. Cultuur en sport moeten altijd blijven doorgaan. Meer zelfs, ze kunnen ook een sleutel zijn om deuren te openen en problemen te ontwrichten. Ik heb wel gelezen dat een aantal belangrijke gezagsdragers en vertegenwoordigers in de sportwereld hebben gezegd dat zij in dat kader bij een aantal evenementen afwezig zullen blijven. Ik denk dat dit zeer terecht is.

 

Het probleem blijft echter zeer groot. Mevrouw Timosjenko werd veroordeeld voor daden die zij heeft gesteld in het kader van haar ambt als eerste minister. Dat is bijzonder kwestieus.

 

Er bestaat ook een zorg over het misbruik van de voorhechtenis in Oekraïne. Het is duidelijk dat mevrouw Timosjenko, en voor haar ook anderen, lange tijd in voorhechtenis is gebleven zonder dat er sprake was van een tenlastelegging.

 

Het Parlement heeft ook een resolutie goedgekeurd over de veroordeling en de gevangenisstraf van mevrouw Timosjenko en andere voormalige leden van de Oekraïense regering. Het Parlement heeft toch een vrij scherpe tekst gemaakt, die ook in consensus is goedgekeurd.

 

De Oekraïense regering heeft de wens om stilaan een toenadering tot de Europese Unie te bewerkstelligen. Dat is natuurlijk een heel goed moment om over zaken zoals mensenrechten te spreken.

 

Ik denk ook aan het feit dat in het Oekraïense parlement gesproken wordt over de criminalisering van homoseksualiteit. Er is in het Oekraïense parlement ook een wetsontwerp ingediend om mensen die homorechten propageren strafbaar te stellen. Daarnaast zijn er, zeker wat de rechtspleging betreft, veel vragen te stellen. Is er bijvoorbeeld sprake van een eerlijke en transparante beroepsprocedure?

 

Mijn vraag is hoe u tegenover al die zaken staat. Zullen wij, als lid van de Europese Unie, en liefst in samenwerking met de diverse landen van de Europese Unie, nog acties ondernemen in verband met de situatie van mevrouw Timosjenko?

 

Komt zij, naar uw aanvoelen, in aanmerking voor de notie van gewetensgevangene? Dat is zeer belangrijk.

 

Zijn er op dit ogenblik contacten tussen de Europese Unie en Oekraïne over de principes van de rechtsstaat, de democratie, de fundamentele vrijheden en de Europese standaarden inzake justitie, zodat zulke veroordelingen in de toekomst niet langer een kans maken?

 

Wat zijn, specifiek ten aanzien van mevrouw Timosjenko, de acties die momenteel ondernomen worden, misschien mede in het kader van de start van het voetbalkampioenschap?

 

04.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer Tuybens, ik heb een persmededeling van 2 mei 2012 te uwer beschikking, om een concreet voorbeeld te geven van ons standpunt betreffende de toestand van mevrouw Timosjenko. Mevrouw Timosjenko zit momenteel een gevangenisstraf uit wegens machtsmisbruik. Een andere rechtszaak wegens belastingontduiking en verduistering werd in april 2012 tegen haar geopend. Bovendien wordt in Oekraïne momenteel gekeken naar de mogelijkheid tot het openen van verschillende andere rechtszaken tegen haar.

 

Ik wens hier te onderstrepen dat het probleem van de rechtsstaat en van de selectieve rechtspraak breder en dieper is dan het geval-Timosjenko. Vier andere ministers van haar kabinet zitten trouwens ondertussen ook in de gevangenis. Al die rechtszaken en veroordelingen worden door de EU als politiek beschouwd. De EU roept op tot de vrijlating en rehabilitatie van al die politieke gevangenen.

 

Oekraïne staat regelmatig op de agenda van diplomatieke fora, onder meer op de agenda van de Raad van de ministers van Buitenlandse Zaken van de Europese Unie. Daar wordt dit dossier regelmatig besproken. Ten gevolge van deze, door de EU als selectief gekwalificeerde rechtsprocedures en het heersende gevangenisregime is de ondertekening van het associatieakkoord tussen de EU en Oekraïne uitgesteld.

 

Technische discussies en politieke contacten om de positie van de Europese Unie duidelijk te maken, blijven behouden. Opmerkelijk is dat zelfs president Janoekovitsj oproept tot een pauze in de relaties tussen zijn land en de Europese Unie.

 

Wat België betreft, heb ik op 2 mei 2012 – u hebt een kopie van mijn verklaring – verklaard dat respect voor de rechtsstaat en voor de fundamentele Europese waarden alsook een correcte en democratische stembusgang noodzakelijke voorwaarden zijn voor de ondertekening van het associatieakkoord tussen de Europese Unie en Oekraïne.

 

Ten slotte kan ik bevestigen dat de inhoud van de resolutie die de Kamer op 10 mei 2012 heeft goedgekeurd, door de regering en door de Europese Unie wordt opgevolgd. Wij gaan dus verder in dezelfde richting als de resolutie van de Kamer.

 

04.03  Bruno Tuybens (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik ben het absoluut met u eens dat een beoordeling of veroordeling van politieke keuzes door kiezers tijdens verkiezingen moet gebeuren en niet door een rechtbank. Strafzaken mogen geen doorzichtige pogingen inhouden om beslissingen, zoals mevrouw Timosjenko in de uitoefening van haar ambt nam, post factum te criminaliseren. Wij zijn het ter zake absoluut eens.

 

Ik heb goed vernomen dat de voorbereiding van een associatieakkoord op dit ogenblik wordt uitgesteld, niet alleen op vraag van de Europese Unie omwille van de feiten die zijn gebeurd, maar ook op vraag van de president van Oekraïne zelf.

 

Ik kan alleen hopen dat de diplomatieke contacten ter zake effectief doorgaan. Het moet echter absoluut duidelijk zijn dat bij de Europese voetbalkampioenschappen op geen enkele wijze door iemand van de Europese Unie effectief demonstratief steun aan het land wordt betuigd.

 

Ik heb van u begrepen dat u niet van plan bent naar de voetbalkampioenschappen te gaan. Ik hoop dat zulks meer inhoudt dan enkel omdat de Rode Duivels niet gekwalificeerd zijn.

 

Ik hoop ook dat diverse van uw collega’s uit andere EU-landen zich hieraan zullen houden, zodat het signaal van Europa veel duidelijker klinkt. Het tegenovergestelde zou ik althans erg betreuren.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Mijnheer Tuybens, wij zijn bezig met vragen en niet met interpellaties. Ik zou u dus willen vragen om in uw volgende vragen wat bondiger te zijn.

 

05 Vraag van de heer Bruno Tuybens aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de doodstraf in Japan" (nr. 10803)

05 Question de M. Bruno Tuybens au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "la peine de mort au Japon" (n° 10803)

 

05.01  Bruno Tuybens (sp.a): Mijnheer de voorzitter, deze vraag dateert van 4 april, dus ook al van een tweetal maanden geleden.

 

Mijnheer de vice-eersteminister, voor het eerst sinds 2010 zijn er in Japan weer executies uitgevoerd. Drie gevangenen, veroordeeld voor meervoudige moord, werden opgehangen. Ik heb hun namen vermeld in de schriftelijke indiening van deze vraag, maar ik zal ze nu niet herhalen.

 

Volgens de advocaten leed een van hen aan een psychische aandoening. Desondanks achtte de rechtbank het toelaatbaar om hem te berechten.

 

Het besluit van Japan om drie gevangenen op te hangen na bijna twee jaar zonder uitvoering van executies, is een enorme stap terug. Die beslissing brengt Japan terug in het rijtje van landen die de doodstraf nog uitvoeren.

 

De Japanse minister van Justitie, Toshio Ogawa, had toestemming gegeven voor het voltrekken van de doodvonnissen in de gevangenis van Tokio, Hiroshima en Fukuoka. Hij legde zijn beslissing uit als zijn plicht als minister. De rechtvaardiging van het schenden van mensenrechten als “mijn plicht als minister,” lijkt mij bijzonder cynisch en eigenlijk onacceptabel.

 

Terdoodveroordeelden in Japan worden opgehangen. De executie wordt meestal in het geheim uitgevoerd. De betrokken gevangenen krijgen meestal pas zeer kort van tevoren te horen dat zij worden geëxecuteerd.

 

Japan was nochtans op de goede weg. In het rapport met internationale doodstrafcijfers over 2011 dat Amnesty International publiceerde, wordt Japan nog in positieve zin genoemd. Sinds juli 2010 hadden er geen executies meer plaatsgevonden.

 

Mijnheer de minister, heeft ons land, en bij uitbreiding de Europese Unie, de Japanse autoriteiten aangesproken over die grove schendingen van de mensenrechten? Hebt u de ambassadeur van Japan in ons land daarover gecontacteerd?

 

Welke andere stappen zult u zetten om Japan op te roepen om zich aan te sluiten bij ruim twee derde van de wereld dat de doodstraf heeft afgeschaft bij wet en in de praktijk en om een moratorium op executies af te kondigen als eerste stap naar wettelijke afschaffing?

 

05.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer Tuybens, zoals u weet, is de afschaffing van de doodstraf zowel een Belgische als een EU-prioriteit. Al sinds 1998 bestaan er EU-richtsnoeren over de doodstraf, in overeenstemming met de Europese en dus ook de Belgische actie.

 

Conform de richtsnoeren heeft de EU, meteen na het nieuws van de executies, dan ook gereageerd met een publieke verklaring van hoge vertegenwoordiger Catherine Ashton, waarin de executies diep worden betreurd en waarin de oproep aan Japan werd herhaald om een moratorium in te stellen met het oog op de uiteindelijke afschaffing van de doodstraf. Omdat er nooit vooraf informatie beschikbaar is over nakende executies in Japan, kon de EU geen demarche ondernemen om haar bezorgdheid te uiten over de nakende executies.

 

Ikzelf bracht recent de kwestie van de doodstraf ter sprake in bilateraal onderhoud met onder meer mijn Vietnamese, Chinese, Jordaanse en Marokkaanse collega’s. Ik zal dus niet nalaten om die kwestie bij gelegenheid op te nemen met mijn Japanse collega. Die gelegenheid doet zich volgende week voor in Tokio.

 

05.03  Bruno Tuybens (sp.a): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Ik begrijp uit uw antwoord dat u geen contact met de Japanse ambassadeur in België hebt opgenomen, maar dat u dit volgende week ter sprake zult brengen bij uw contact met uw collega in Japan.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Vraag van de heer Bruno Tuybens aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "het onderzoek naar de moord op Ernest Manirumva in Burundi" (nr. 10804)

06 Question de M. Bruno Tuybens au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "l'enquête sur le meurtre d'Ernest Manirumva au Burundi" (n° 10804)

 

06.01  Bruno Tuybens (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, naar aanleiding van het onderzoek naar de moord op Ernest Manirumva in Burundi heb ik een vraag ingediend op 4 april. Enkele dagen later was het immers drie jaar geleden dat Ernest Manirumva werd vermoord in Burundi. De voormalige vicevoorzitter van het Observatorium van de Strijd tegen Corruptie en Economische Misbruiken werd op 9 april 2009 doodgestoken. Net voor zijn dood had hij nog de corruptie bij de Burundese politie onderzocht, in het bijzonder naar politieagenten die lonen opeisten voor onbestaande functies. Manirumva onderzocht ook corruptie binnen privébedrijven.

 

In juli 2010 startte het proces tegen de verdachten van de moord, 16 verdachten werden voor de rechtbank gebracht, waaronder burgers, politieagenten en gedemobiliseerde soldaten. Het proces wordt echter regelmatig verdaagd en niemand werd tot nu toe veroordeeld. Verschillende mensenrechtenorganisaties wijzen er bovendien op dat andere schuldigen nog steeds vrij rondlopen. Activisten die strijden voor gerechtigheid voor Ernest Manirumva worden regelmatig bedreigd.

 

Amnesty International en 11.11.11 vragen de Burundese autoriteiten terecht om een einde te maken aan de straffeloosheid en eindelijk gerechtigheid te brengen in deze zaak. Het kan niet dat de verantwoordelijken tot op vandaag ongestraft blijven en dat het maatschappelijke middenveld het leven zuur wordt gemaakt door bedreigingen en andere intimidatietechnieken.

 

De société civile zou van plan geweest zijn in Burundi in de week van de herdenking, die dus plaatsvond tussen 9 en 14 april, een hele reeks acties op te zetten. Dat is uiteraard niet zonder risico geweest.

 

Heeft ons land, en bij uitbreiding de Europese Unie, aan de Burundese autoriteiten gevraagd om het onderzoek naar de daders van de moord binnen redelijke termijnen te vervolledigen, zodat straffeloosheid geen kans maakt?

 

Welke maatregelen worden genomen om de mensenrechtenverdedigers maximaal te beschermen?

 

06.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Tuybens, de toestand beschreven in uw vraag is welbekend bij mijn diensten. Ernest Manirumva was inderdaad vicepresident van OLUCOME en werd in 2009 vermoord. De zaak-Manirumva staat symbool voor de strijd tegen de straffeloosheid en tegen de corruptie in Burundi.

 

Begin februari 2012 heeft de Europese Unie haar bezorgdheid uitgedrukt over meerdere lopende zaken, inbegrepen de zaak in verband met de moord op Ernest Manirumva. Het werd ook aangehaald tijdens de laatste artikel 8-dialoog op 17 februari.

 

Op 30 maart werd onverwacht het proces heropend, na negen maanden gerechtelijke windstilte. Spijtig genoeg lijkt het erop dat er geen nieuwe substantiële elementen aan het dossier zijn toegevoegd. Op de vraag van de advocaat om de ontbrekende onderzoeksdaden alsnog uit te voeren, werd ontwijkend gereageerd door het openbaar ministerie en het hof. Het hof en een deel van de beschuldigden lijken spoed te willen zetten achter de procedure.

 

Ik sneed dat onderwerp dan ook aan bij mijn onderhoud met de Burundese autoriteiten, dat was het geval op maandag 16 april, tijdens mijn onderhoud met de tweede vicepresident Gervais Rufyikiri. Ik heb het erover gehad dat zijn positief werk om donoren en investeerders in Burundi aan te trekken risico’s met zich meebrengt als het vertrouwen in justitie en de strijd tegen corruptie niet hersteld worden.

 

Op 22 mei heeft het Tribunal de Grande Instance in Bujumbura beslist 14 verdachten te veroordelen tot straffen van 10 jaar tot levenslang. De Burundese en internationale mensenrechtenorganisaties hebben in een persbericht de overtuiging geuit dat bepaalde belangrijke pistes niet onderzocht werden, en dat de waarheid over deze moord nog niet bekend is.

 

Het gaat hier om een symbolische zaak voor de Burundese burgermaatschappij, omdat zij de vrijheid van actie onmiddellijk raakt. Het gebrek aan vertrouwen in de justitie en in het proces op basis van deze uitspraak, is verontrustend.

 

Onze ambassadeur te Bujumbura deelt regelmatig ons standpunt mee aan de Burundese overheden. Hij heeft in dat verband trouwens alsnog het woord genomen tijdens de sluitingsceremonie van de herdenkingsweek die ter gelegenheid van de derde verjaardag van de moord georganiseerd werd. Tevens was een medewerker van de ambassade als waarnemer aanwezig in de rechtszaal, tijdens de rechtspraak.

 

België heeft geen andere keuze dan ervoor te blijven pleiten dat de waarheid over de politieke moord bekend zou worden. Ook ik zal dit blijven doen, tijdens mijn volgende bezoek aan Burundi, begin juli.

 

Om de verdedigers van de mensenrechten te blijven beschermen, grijpt onze ambassadeur regelmatig in bij ministeries en andere Burundese officiële instellingen. Hij legt ter zake ook publieke verklaringen af.

 

Ook de afvaardiging van de Europese Unie in Bujumbura heeft een strategie om de verdedigers van de mensenrechten te beschermen. Zij heeft contacten op touw gezet met ngo’s en activisten van de mensenrechten. Verdere stappen worden vaak beslist tijdens de vergaderingen van de hoofden van de missies van de Europese Unie.

 

Ik herhaal dat ik ter zake ook zelf veel contact zal hebben tijdens mijn aanwezigheid in Burundi, begin juli.

 

06.03  Bruno Tuybens (sp.a): Mijnheer de minister, dank u voor uw uitgebreide antwoord.

 

Volgens mij worden er inderdaad vele goede stappen ondernomen in deze zaak, ook door onze ambassadeur in Bujumbura. Ik dank u voor uw engagement begin juli deze zaak opnieuw aan te kaarten en aan de Burundese overheden duidelijk te maken dat de strijd tegen de straffeloosheid een vitaal punt is voor de verdere samenwerking tussen ons land en de Burundese autoriteiten.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07 Vraag van de heer Dirk Van der Maelen aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de vernielingen van projecten in de Palestijnse gebieden" (nr. 10675)

07 Question de M. Dirk Van der Maelen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "les dégradations des projets dans les territoires palestiniens" (n° 10675)

 

07.01  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de voorzitter, tien weken geleden heb ik deze vraag ingediend. Ze blijft helaas actueel want de laatste weken bereiken ons opnieuw berichten over afbraak of bevelen tot vernietiging van bepaalde gebouwen op de Westelijke Jordaanoever.

 

Op 5 februari zou een vernielingsbevel zijn gegeven tegen verschillende gebouwen en woningen in het dorp Khirbat al Taweel nabij Nablus, inclusief een elektriciteitsnetwerk dat recent nog met Belgische middelen voor 150 000 euro werd vernieuwd. Een kleuterschool in het dorp Al Aqaba, die onder andere met 22 000 euro aan Belgische gelden tot stand kwam, wordt sinds 2004 bedreigd met een vernielingsbevel. Ook in dat dorp staat de afbraak van andere gebouwen gepland. Honderden personen lopen het risico zonder compensatie dakloos te eindigen.

 

Het internationaal humanitair recht is nochtans duidelijk. Israël mag als bezettende macht in de Westelijke Jordaanoever geen Palestijnen uit hun huizen zetten of hun huizen en gebouwen vernielen. In 2011 werden echter meer dan 600 gebouwen met de grond gelijk gemaakt. Het gevolg was 1 100 ontheemden waarvan de helft kinderen. Meer dan 3 000 gebouwen staan nu nog steeds onder bedreiging van vernietigingsbevelen.

 

Aangezien deze afbraakpogingen indruisen tegen het internationaal recht en gelet op de doelstellingen van het Belgisch en het Europees ontwikkelingsbeleid zou ik graag het antwoord van de minister kennen op de volgende vragen.

 

Ten eerste, kunt u een overzicht geven van alle gebouwen of infrastructuren die met Belgische steun werden gebouwd en die de laatste drie jaar werden afgebroken? Ik zou graag weten welke projecten dit waren? Welke procedures werden ingezet om compensatie te bekomen bij de Israëlische autoriteiten?

 

Ten tweede, bevestigt u dat de twee bovenvermelde projecten nog steeds met afbraak worden bedreigd?

 

Ten derde, hoeveel andere, met Belgisch geld gefinancierde projecten in de Westelijke Jordaanoever lopen nog steeds het gevaar van afbraak of onvrijwillige stopzetting van de werken?

 

Ten laatste, welke stappen zal onze regering zetten opdat Israël stopt met dit vernielingsbeleid?

 

07.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer Van der Maelen, de Belgische ontwikkelingssamenwerking financierde in 2007 een elektriciteitsnetwerk voor tientallen Palestijnse dorpen. Het totale budget bedroeg 2,2 miljoen euro.

 

Het specifieke bedrag voor het netwerk in Khirbat al Taweel is niet bekend. De transformator en het laagspanningsnetwerk hebben samen met veel andere gebouwen en structuren in januari 2008 een vernietigingsbevel ontvangen van het burgerlijk Israëlisch bestuur in het bezet gebied. Al Aqaba is een Palestijns dorp in de Jordaanvallei ten oosten van de stad Tubas. Liefst 97 % van de gebouwen heeft een vernietigingsbevel ontvangen, volgens de Israëlische overheid omdat er geen ruimtelijke planning voor het dorp bestaat. Sinds de bezetting in 1967 werd geen enkele bouwvergunning door de Israel Corporation Authority (ICA) afgeleverd.

 

De Belgische ontwikkelingssamenwerking heeft tussen 2003 en 2007 vijf microprojecten in Al Aqaba gefinancierd voor een totaal van 43 010 euro, met inbegrip van werken aan een kleuter- en basisschool.

 

Wat andere projecten betreft, volgen onze posten het project waarbij in 2002 voor 15 000 euro drie containers werden aangekocht, die als schoolgebouw zouden functioneren voor bedoeïenen in de Jordaanvallei. De plaatsing wordt sindsdien geblokkeerd: de Israëlische autoriteit weigert een vergunning af te leveren omdat er geen ontwikkelingsplan voor het gebied bestaat. Er zijn bilaterale diplomatieke contacten geweest rond het containerproject, ook recent nog, maar zonder resultaat.

 

Gezien de bredere problematiek waarbij Israël de wetgeving op de ruimtelijke ordening gebruikt om de socio-economische ontwikkeling van de dorpen in het Area C-gebied te remmen, is een gecoördineerde aanpak door de Europese Unie en de internationale gemeenschap nodig. Ook de VS zijn bezorgd, zoals blijkt uit de jongste verklaring van 11 april. Het is de bedoeling dat Israël concreet aantoont dat het meewerkt aan de ontwikkeling van dat deel van de bezette gebieden. Het gaat om het behoud van de tweestappenoplossing, die in het belang van Israël zelf is.

 

Ik heb geen weet van andere Belgische projecten die met afbraak worden bedreigd, noch van effectieve vernielingen. Ik weet dat de minister-president van Vlaanderen aanwezig is in Israël en ik hoop dat het voor hem mogelijk zal zijn om een zekere druk op Israël uit te oefenen daaromtrent.

 

07.03  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de voorzitter, dit is opnieuw een pijnlijke illustratie van de dubbelzinnigheid, ik zal misschien een sterker woord gebruiker, van de hypocrisie van het Europees beleid ten opzichte van Israël.

 

Het is klaar en duidelijk dat wat daar gebeurt haaks staat op het internationaal humanitair recht.

 

Europa beperkt zich tot het uitbrengen van straffe veroordelingen en straffe teksten maar blijft passief als men vaststelt dat er van Israëlische kant niet de minste inspanning wordt geleverd om zich in die bezette gebieden te gedragen zoals men van een bezetter volgens het internationaal humanitair recht mag verwachten. Sterker nog, Europa gaat gewoon door met het verder uitdiepen van de samenwerking met dat land op diverse domeinen. De handel en de samenwerking op het vlak van onderzoek en ontwikkeling gaat gewoon door. Men beperkt zich alleen tot wat straffe verklaringen.

 

Het spijt mij, ik heb in 2010 aan de voorganger van onze huidige minister de vraag gesteld en ik kreeg een gelijksoortig antwoord als dat van vandaag. Dit antwoord past gewoon in het Europees beleid, dat geef ik met u toe, maar het is een beleid van straffe verklaringen, een beleid in de zin van luister naar mijn woorden, maar kijk niet naar mijn daden.

 

Degenen die er al zijn geweest zullen beamen dat daar iets aan het broeien is. Men is bezig met een onleefbare Westelijke Jordaanoever te maken, terwijl iedereen hier in het Parlement het erover eens is dat een oplossing moet bestaan uit twee leefbare staten naast elkaar. Die Palestijnse Staat is niet leefbaar. Door die manier van optreden voedt men het radicalisme. Ik denk dat men veel te weinig doet voor het vinden van een goede oplossing waarbij Israëli en Palestijnen, het hele Midden-Oosten, maar ook Europa en de rest van de internationale gemeenschap, beter zijn.

 

Mijnheer de minister, ik dring er nogmaals op aan om alles te doen wat u kunt om dat Europees beleid op andere sporen te zetten.

 

07.04 Minister Didier Reynders: Ik wacht nu op het resultaat van het Vlaams bezoek aan Israël. De heer Peeters is naar Israël gegaan. Ik wacht op een samenvatting van de verschillende contacten van de heer Peeters met de Israëlische overheid. Ik zal de volgende weken en maanden ook nog veel contacten hebben met de Israëlische overheid.

 

U hebt gezegd dat er, jammer genoeg, slechts veel verklaringen zijn en dat de commerciële contacten blijven plaatsvinden. Ik hoop dat de heer Peeters, dankzij uw partij, een sterk standpunt aan de Israëlische overheid kan overbrengen.

 

07.05 Dirk Van der Maelen (sp.a): Om u gerust te stellen, mijnheer de minister, ik kan u niet kwalijk nemen dat u de parlementaire debatten in het Vlaams Parlement niet volgt.

 

07.06 Minister Didier Reynders: (…)

 

07.07  Dirk Van der Maelen (sp.a): Een collega van mijn fractie heeft voor de minister-president van Vlaanderen, die naar Israël gegaan is, de nadruk gelegd op twee projecten: water- en infrastructuurwerken. Op die twee domeinen stellen wij vast, als wij ons beperken tot de Westelijke Jordaanoever, dat Israël – mijn collega heeft dat ook gezegd in het Vlaams Parlement – het humanitaire recht met voeten treedt.

 

Wat de waterbronnen betreft, is het duidelijk dat 70 % van al het water in de Westelijke Jordaanoever naar de Israëlische kant gaat. Ik nodig u uit om in de zomer eens die Palestijnse dorpen te gaan bezoeken en hun watervoorziening te bekijken.

 

Wat de infrastructuurwerken betreft, doet Israël daar niet alleen afbraakwerken, het legt zelfs constructies aan, wegen en muren, die ook tegen het internationale humanitaire recht ingaan.

 

Mijnheer de minister, de sp.a spreekt uit één mond, zowel wanneer wij ons tot u richten, als wanneer wij ons tot de minister-president in Vlaanderen richten.

 

07.08 Minister Didier Reynders: (…)

 

Le président: Wait and see. On entendra ce qu’il racontera à son retour.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

08 Question de M. Damien Thiéry au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "le protocole additionnel à la Convention européenne des droits de l'homme sur les minorités nationales" (n° 11233)

08 Vraag van de heer Damien Thiéry aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "het aanvullend protocol bij het Europees verdrag voor de rechten van de mens betreffende nationale minderheden" (nr. 11233)

 

08.01  Damien Thiéry (FDF): Monsieur le président, monsieur le ministre, force est de constater que la convention-cadre sur la protection des minorités n'est toujours pas ratifiée par la Belgique. À présent, ce n'est pas uniquement certaines personnes au sein de notre parlement qui le dénoncent, mais également l'Assemblée parlementaire du Conseil de l'Europe. En effet, elle regrette que divers instruments mis à disposition ne soient toujours pas ratifiés et ne peuvent donc être utilisés dans certains pays.

 

Considérant que la protection des personnes appartenant à des minorités nationales fait partie intégrante de la protection internationale des droits de l'homme pour garantir l'égalité, la justice, la stabilité, la sécurité démocratique et la paix en Europe, l'Assemblée parlementaire appelle les États membres non seulement à ratifier les instruments existants, mais à adopter, de surcroît, un protocole additionnel à la Convention européenne des droits de l'homme visant à renforcer le statut des minorités nationales devant la Cour européenne des droits de l'homme, à la fois sur le plan individuel et sur le plan collectif, et à leur garantir des droits matériels et justiciables.

 

Comme le relève le rapport établi à l'occasion de la discussion de cette résolution, "un protocole additionnel à la Convention européenne des droits de l'homme accorderait aux groupes et/ou aux personnes appartenant à des minorités nationales des droits matériels, comme le droit d'exprimer son appartenance à une minorité nationale, des droits politiques – y inclus le droit de créer des partis politiques et la représentation appropriée au sein des instances publiques –, culturels et linguistiques. Il leur permettrait également de défendre ces droits directement devant la Cour européenne des droits de l'homme, en introduisant des requêtes individuelles ou collectives, sur la base de l'article 34 de la Convention".

 

J'imagine que je ne vous apprends pas grand-chose, monsieur le ministre.

 

Pourriez-vous me faire connaître votre position quant à l'adoption d'un Protocole additionnel à la Convention européenne des droits de l'homme sur les minorités nationales, permettant de défendre ces droits directement devant la Cour européenne des droits de l'homme?

 

Le cas échéant, prévoyez-vous d'appuyer la rédaction d'un tel protocole auprès du Comité des ministres du Conseil de l'Europe?

 

08.02  Didier Reynders, ministre: Monsieur le président, monsieur Thiéry, comme vous le savez, la Belgique a signé, mais pas encore ratifié, la convention-cadre sur la protection des minorités nationales. Lors de la signature de cette convention-cadre sur la protection des minorités, la Belgique avait formulé une réserve quant au concept de minorité nationale.

 

Un groupe de travail dépendant de la Conférence interministérielle de Politique étrangère a été mis sur pied et est chargé d'étudier la question, notamment en matière de définition du concept de minorité. L'accord de gouvernement du 1er décembre 2011 indique précisément qu'en ce qui concerne le suivi de la recommandation sur la ratification de la convention-cadre sur la protection des minorités nationales formulée dans le cadre de l'examen périodique universel, le groupe de travail de la Conférence interministérielle de Politique étrangère continuera à étudier si un accord peut être trouvé sur une définition du concept de minorité.

 

Lors de mon discours du 1er mars dernier, à l'occasion de la 19e session du Conseil des droits de l'homme à Genève, j'ai d'ailleurs indiqué que j'avais l'intention de convoquer ce groupe. Pour l'instant, divers débats institutionnels occupent énormément nos collaborateurs en Belgique, mais je pense que nous aurons l'occasion de convoquer prochainement ce groupe.

 

S'agissant d'un éventuel Protocole additionnel à la Convention européenne des droits de l'homme sur les minorités nationales, il conviendrait à mon sens que l'on s'accorde au sein de ce groupe de travail sur le concept de minorité nationale avant d'envisager l'adoption d'un tel protocole additionnel. J'espère pouvoir revenir vers vous une fois les travaux de ce groupe terminés.

 

08.03  Damien Thiéry (FDF): Monsieur le ministre, je ne doute pas du tout, pas l'ombre d'un instant, de votre bonne volonté en la matière. Toutefois, attendre environ dix ans avant de s'accorder sur la définition d'un mot, vous avouerez qu'il faut se trouver dans un pays aussi surréaliste que la Belgique pour en arriver là! À la limite, nous devrions être la risée de l'Europe.

 

J'entends bien que nous finirons par y arriver car vous dites qu'actuellement certains éléments un peu plus 'chauds' sont débattus.

 

Cependant, je me plais à rappeler que la Belgique veut être ce pays, garant des principes mêmes élémentaires de la démocratie et de sa mise en application. Dès lors, avant de donner des leçons aux pays émergents en Europe ou sur d'autres continents, mettons au moins en application ces principes en Belgique ou, du moins, dans certaines régions! Je pense qu'on en sera d'autant plus crédible.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

09 Vraag van mevrouw Daphné Dumery aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de bomaanslag op de gebouwen van de Europese Unie in Buenos Aires" (nr. 11428)

09 Question de Mme Daphné Dumery au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "l'attentat à la bombe contre les bâtiments de l'Union européenne à Buenos Aires" (n° 11428)

 

09.01  Daphné Dumery (N-VA): Mijnheer de minister, de vraag die ik opstelde naar aanleiding van een bomaanslag op de gebouwen van de Europese Unie in Buenos Aires, in de buurt van onze ambassade, is eigenlijk al wat achterhaald, want zij dateert van 2 mei. Ik stel ze u toch. Ik had ze kunnen omzetten in een schriftelijke vraag, maar ik stel ze toch liever persoonlijk. De reden daarvoor is dat ik eigenlijk uw handelingen wat beter wil leren kennen wanneer het ambassadepersoneel zich in een gevarenzone bevindt.

 

Als we dus de casus van Buenos Aires nemen, dan kan ik u alsnog de volgende vraag stellen hoe u toen hebt gereageerd. Ik denk niet dat het ambassadepersoneel terughalen toen een kwestie of een overweging was. Maar ik stel u toch de vraag hoe u reageert wanneer zich zoiets voordoet.

 

09.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Dumery, er is een permanent contact met de ambassade in Argentinië. Zij melden geen algemene toename van anti-Europese gevoelens onder de Argentijnse bevolking. Enkel bij specifieke gebeurtenissen, zoals de herdenking van het begin van de Falklandoorlog, en de onteigening van YPF, raken de gemoederen ietwat verhit. Er leeft dus nog steeds sympathie voor Europa.

 

De aanslag werd opgeëist door de Internationale Anarchistische Federatie. Er volgde geen verduidelijking rond de motieven voor de aanslag, met uitzondering van de vage mededeling “strijd tegen de macht” door de Internationale Anarchistische Federatie.

 

De EU wordt op de hoogte gehouden over de stand van zaken van het Argentijns onderzoek. Momenteel zijn geen extra maatregelen van kracht. De Argentijnse federale politie werd gevraagd om de veiligheid van de ambassades te garanderen en er is verhoogde waakzaamheid.

 

De EU blijft geloven in een vrijhandelsakkoord met de volledige Mercosur, Argentinië incluis. Het algemeen vertrouwensklimaat werd evenwel geschonden door de recente Argentijnse onteigening van YPF, waardoor de onderhandeling voor dat akkoord bemoeilijkt worden.

 

Een terugtrekking van het ambassadepersoneel uit Buenos Aires is niet aan de orde. Het incident betreft een geïsoleerd feit en geen specifieke permanente dreiging ten opzichte van de EU en haar lidstaten. In de komende weken en maanden zullen nog meer inlichtingen volgen. Dan volgt misschien een andere beslissing, maar tot nu toe is dat volgens de stand van zaken niet nodig.

 

09.03  Daphné Dumery (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord.

 

Ik heb genoteerd dat er op dit moment geen anti-Europese gevoelens zijn en dat het gaat om een geïsoleerd feit. De veiligheid van het personeel en de gebouwen aldaar is nog steeds gegarandeerd. Dat zijn een aantal criteria die gehanteerd worden.

 

Mijnheer de voorzitter, misschien kunnen wij een aantal thema’s bundelen? Wij hebben al vragen gesteld over het ambassadepersoneel. Misschien kunnen wij eens een minidebat of een namiddagvergadering wijden aan de veiligheid van ons personeel, aan de gehanteerde criteria om te besluiten of personen al dan niet moeten terugkeren wegens de situatie, en aan de verzekeringen. Wat dat laatste betreft, kenden wij al het geval van mevrouw Alders. Ik stel dus voor een namiddag te wijden aan het ambassadepersoneel en hun veiligheid.

 

De voorzitter: Dat is genoteerd. Wij zullen nagaan wat kan en wat moet.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

10 Vraag van mevrouw Daphné Dumery aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de visumliberalisering voor onderdanen van Armenië en Azerbeidzjan" (nr. 11899)

10 Question de Mme Daphné Dumery au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "la suppression de l'obligation de visa pour les ressortissants d'Arménie et d'Azerbaïdjan" (n° 11899)

 

10.01  Daphné Dumery (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, het is mijn laatste vraag voor deze namiddag. Daarna bent u van mij af.

 

De visumliberalisering is ook een dossier dat ik altijd opvolg. Ik hoor nu dat Armenië en Azerbeidzjan staan te trappelen om visumvrij naar Europa te kunnen komen.

 

In welke fase zitten de onderhandelingen met beide landen op dit moment?

 

Kan u een timing voor de effectieve visumliberalisering voor beide landen vooropstellen?

 

10.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Dumery, zowel voor Armenië als voor Azerbeidzjan vinden momenteel in Europees verband geen onderhandelingen plaats die rechtstreeks verband houden met het vooruitzicht op een liberalisering van de visumregeling voor burgers van beide, derde landen. Enkel onderhandelingen met het zicht op het sluiten van een VFA of visafaciliteringsovereenkomst en een readmissieovereenkomst zijn tijdens een eerste vergadering eind februari 2012 aan bod gekomen.

 

Het sluiten van dergelijke overeenkomsten betreft een voorwaarde, voorafgaand aan elke dialoog over visa. Het betreft als het ware een eerste stap, waarbij, normaal gezien, eerst een beoordeling van de twee overeenkomsten wordt gemaakt, vooraleer een verder perspectief op het openen van een eventuele visumdialoog volgt.

 

Indien de doelstelling door de Europese Commissie wordt gevolgd en zij zich inderdaad op een perspectief op visaliberalisering op termijn inschrijft, kan een dergelijke evolutie in ieder geval pas in een later stadium vorm krijgen.

 

Wat betreft de vermelding van een mogelijke datum voor de opening van bedoelde visadialoog in het raam van een officiële EU-mededeling of van een politieke verklaring van de Europese Raad, heeft België zich nooit uitgesproken ten gunste van de vermelding van een deadline of precieze kalender, die in het huidige stadium geen enkele zin heeft, vermits de voorafgaande fase in 2012 nog maar net is begonnen.

 

Bovendien heeft België altijd het principe verdedigd dat mobiliteitsproblemen, zoals in dit geval de vrijstelling van de visumplicht voor onderdanen van een derde land, op basis van de eigen verdiensten van de staat in kwestie en niet op basis van een voorbarige kalender moeten worden behandeld.

 

Er kan in het huidige stadium dus geen concrete datum voor de liberalisering van de visumplicht voor de onderdanen van beide landen in kwestie naar voren worden geschoven.

 

10.03  Daphné Dumery (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor uw omstandig antwoord.

 

Het zijn toch twee landen die wij in de gaten moeten houden. Azerbeidzjan zal zijn verdienste nog moeten bewijzen vooraleer wij kunnen denken aan visumliberalisering. Denk maar aan de politieke gevangenen die zij nog altijd hebben.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

11 Vraag van mevrouw Eva Brems aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "het internationale wapenhandelsverdrag" (nr. 11950)

11 Question de Mme Eva Brems au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "la convention internationale sur le commerce des armes" (n° 11950)

 

11.01  Eva Brems (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, ik wil deze vraag over het wapenverdrag graag vandaag stellen. Ik heb weliswaar tegen mevrouw Dumery gezegd dat ik ze, net als mevrouw Demol, zou uitstellen, maar na consultatie van mijn agenda moet ik vaststellen dat het mij niet uitkomt. Daarom wil ik ze graag alsnog vandaag stellen.

 

Mijnheer de minister, ik heb u al eerder ondervraagd over dit wapenhandelverdrag, maar ik blijf het opvolgen omdat het in mijn ogen het belangrijkste dossier van deze zomer is, met name de eindonderhandelingen over het verdrag om de handel in conventionele wapens te reguleren.

 

Tot nu toe wordt die handel nauwelijks gecontroleerd. Dictatoriale regeringen en gewapende groepen hebben een bijna ongelimiteerde toegang tot conventionele wapens, waarvan de gewone burgers dan natuurlijk de grootste slachtoffers zijn. Syrië is daarvan een schrijnend voorbeeld. Het regime van Assad kan ongestoord wapens uit Rusland blijven ontvangen.

 

Om dergelijke praktijken op termijn te voorkomen, is een robuust en streng internationaal wapenhandelverdrag noodzakelijk. Ons Parlement heeft zich daarover al in een resolutie uitgesproken. België en de Europese Unie staan erachter. Maar het blijft moeilijk omdat de Verenigde Staten, China, Rusland en verschillende landen van de Arabische Liga niet achter een dergelijk sterk wapenhandelverdrag staan.

 

U hebt mij eerder al verzekerd dat u blijft inzetten op een robuust verdrag, en dat u uw pleidooi in de aanloop naar de eindonderhandelingen nog zou intensifiëren.

 

Daarom stel ik u deze opvolgingsvraag. Wat hebt u ondertussen gedaan om uw pleidooi te intensifiëren? In welke bilaterale of multilaterale settings, in welke publieke statements, kunnen wij dat terugvinden?

 

Welke andere initiatieven hebt u ondernomen?

 

Wat zit er nog in de pijplijn, tussen nu en juli, wanneer de eindonderhandelingen zullen plaatsvinden?

 

Hoe verloopt de coördinatie ter zake op Europees niveau?

 

Ik sla ook even een zijpad in, naar aanleiding van de wapenleveringen van Rusland aan Syrië. Heeft bijvoorbeeld de Belgische ambassadeur in Moskou Rusland daarover al aangesproken? Of hebt u eventueel zelf de Russische ambassadeur daarover al aangesproken?

 

11.02 Minister Didier Reynders: Mevrouw Brems, aan de vooravond van de belangrijke onderhandelingsronde over het internationaal wapenhandelverdrag die de ganse maand juli zal doorgaan in New York is het aangewezen om op een doelgerichte manier te werk te gaan. Dit betekent dat via de gepaste kanalen de nodige boodschappen worden gegeven over zowel de noodzaak van een zo breed mogelijke deelname aan de onderhandelingen als over de gewenste inhoud van een toekomstig verdrag.

 

Ik heb mijn diensten de opdracht gegeven om een sterk EU-profiel te promoten waardoor de EU op basis van een goed gecoördineerde actie druk kan uitoefenen op eventuele terughoudende landen om ernstig aan de onderhandelingen deel te nemen. Uit de meest recente contacten met derde landen, waaronder de grootste wapenproducenten, blijkt hun bereidheid tot onderhandelen.

 

Wij hebben nu ook zekerheid gekregen over de continuïteit van de voorzitter van de conferentie waardoor proceduredebatten hopelijk kunnen worden voorkomen en de aandacht volledig kan gaan naar de inhoudelijke besprekingen over het verdrag. Over de inhoud hebben mijn beleidscel en administratie nuttige contacten gehad met talrijke partners en deskundigen uit het middenveld zoals Amnesty International. Ik zal nog contact hebben met Amnesty vóór de start van de gesprekken in New York. Mijn administratie organiseert ook nog een overleg met alle betrokken departementen en ngo’s voorafgaand aan de conferentie.

 

De Europese Unie overlegt zeer intensief in de betrokken raadswerkgroep, zowel over de inhoud als over de onderhandelingsstrategie. Zoals gezegd heeft de EU een indrukwekkende outreach georganiseerd met belangrijke derde landen en andere regio’s ter ondersteuning van een sterk en ambitieus wapenhandelverdrag. Ik kan u melden dat de Raad Buitenlandse Zaken in de loop van juni Raadsconclusies en een Raadsbesluit over het wapenhandelverdrag wil aannemen. Deze tekst is in voorbereiding en het werk wordt geïntensifieerd. Ik zal vragen om een zeer sterk standpunt van de Europese Unie.

 

De Russische wapenleveringen aan Syrië kwamen ter sprake tijdens recente multilaterale bijeenkomsten. Ik heb mijn bezorgdheid duidelijk laten blijken tegenover mijn Russische collega. Het zou tactisch fout zijn om dit onderwerp te koppelen aan onze vraag aan Rusland om constructief deel te nemen aan de onderhandelingen over het wapenhandelverdrag. Wij moeten er eerst voor zorgen dat Rusland geëngageerd blijft om hieraan deel te nemen en vervolgens tijdens de onderhandelingen zelf aandringen op duidelijke criteria voor wapenuitvoer, waaronder respect voor de mensenrechten en het humanitair recht of het niet laten escaleren van een intern conflict.

 

Er zijn dus twee verschillende punten. Wij moeten Rusland rond de tafel krijgen. Daarna moeten wij een echt gesprek kunnen voeren, ook inzake Syrië.

 

11.03  Eva Brems (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, bedankt voor de informatie.

 

De standpunten die België ter zake inneemt, zijn uitstekend. In deze weken komt het erop aan om die standpunten voortdurend aan te houden, werkelijk in alle contacten. Dat dossier is namelijk voor iedereen relevant. Wij moeten onze standpunten ook publiekelijk verspreiden om een zo positief mogelijke en een zo sterk mogelijke dynamiek te creëren. Net zoals u doet met het Syriëdossier, moet u dat overal ter sprake brengen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

12 Vraag van mevrouw Eva Brems aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de veiligheidssituatie in Oost-Congo" (nr. 11951)

12 Question de Mme Eva Brems au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "la sécurité dans l'est du Congo" (n° 11951)

 

12.01  Eva Brems (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ook dit is een dossier waarover ik het niet voor de eerste keer heb.

 

De reden om dit te blijven opvolgen, is dat ik werkelijk geloof dat er, onder meer onder invloed van ons land, beweging in de zaak is gekomen, dat president Kabila zijn aankondiging over de arrestatie en berechting van Jean Bosco Ntaganda heeft gedaan en dat de man is gevlucht met zijn aanhangers.

 

Ondertussen is het al meermaals tot gewapende gevechten gekomen en zijn meer dan tienduizend mensen in de regio op de vlucht geslagen. Volgens de laatste berichten zou een deel van de CNDP-militie zich afgesplitst hebben en een nieuwe groepering – M23 – hebben opgericht.

 

Zowel Ntganda en zijn aanhangers als de milities van M23 zouden zich momenteel schuilhouden in het Virungapark op de grens tussen Congo, Oeganda en Rwanda.

 

Recent is heel duidelijk geworden, onder meer in een rapport van Human Rights Watch, dat Rwanda geen onrechtstreekse maar wel rechtstreekse steun verleent aan Ntaganda, op een gruwelijke, grove manier door de gedwongen rekrutering van soldaten en ook van kindsoldaten. Dat is al in strijd met het internationaal recht, maar ook de levering van wapens aan die milities is in strijd met het internationaal recht. Die problematiek accumuleert alleen maar.

 

De arrestatie van Ntaganda alleen is natuurlijk niet voldoende om de veiligheidssituatie in Oost-Congo te verzekeren. Wij willen uiteraard dat alle oorlogsmisdadigers zich verantwoorden voor hun daden.

 

Een deel van de oplossing blijft de oprichting van een gespecialiseerde gemengde rechtbank, waarvoor de wet vorige zomer al werd goedgekeurd, maar die nog altijd niet is opgericht.

 

Welke rol speelt België momenteel nog in dit dossier? Op welke fora en via welke kanalen kaart u dit aan? Welke vooruitzichten ziet u, niet alleen ten aanzien van Kinshasa, maar ook ten aanzien van Rwanda? Hebt u al stappen ondernomen? Welke stappen zult u nemen, nu niet meer ontkend kan worden dat Rwanda daarbij betrokken is. Er was al een geheim rapport van de Verenigde Naties. Er is nu een rapport van Human Rights Watch.

 

Hoe kan België het Congolese leger nog meer bijstaan in de strijd tegen de muitende milities in Oost-Congo? Ik neem aan dat u daarover overleg pleegt met uw collega van Defensie. Wat is de stand van zaken betreffende de oprichting van de gespecialiseerde gemengde rechtbank in Congo?

 

De voorzitter: Na deze vraag kan de minister nog één vraag beantwoorden. Daarna moet hij weg.

 

12.02 Minister Didier Reynders: Mevrouw Brems, de recente ontwikkelingen in de veiligheidssituatie in het Oosten van de DRC zijn inderdaad zorgwekkend. De desertie van de ex-CNDP-soldaten uit de FARDC toont aan dat de integratie van die militie in het nationale leger niet tot de oplossing van alle problemen heeft geleid. Er is bijgevolg dringend overleg nodig met alle actoren, dus ook met Kigali, over de kwestie van de integratie van de gewapende groepen in de FARDC.

 

Wat de besprekingen tussen Kinshasa en Kigali betreft, hebben de ministers van Defensie van beide landen elkaar onlangs in Giseny ontmoet, maar er viel geen akkoord te noteren over het probleem van de CNDP en de M23. Rwanda blijft vasthouden aan de aanwezigheid van de CNDP om de Rwandeessprekende Tutsi’s te beschermen. Rwanda is van oordeel dat overleg met die deserteurs nodig is om hun levensomstandigheden binnen het FARDC te verbeteren, meer bepaald wat het uitbetalen van hun soldij betreft.

 

MONUSCO verleent logistieke steun aan de operaties van het Congolese leger tegen de deserteurs die zich hebben gehergroepeerd onder Bosco Ntaganda en tegen de M23. Bosco Ntaganda was lange tijd een bondgenoot van Kigali, maar wij hebben geen bewijs dat de Rwandese autoriteiten hem vandaag nog steun verlenen. Rwanda verklaarde zich niet te verzetten tegen de arrestatie van Bosco Ntaganda, maar ook geen hulp te verlenen aan de Congolese autoriteiten met het oog op zijn arrestatie. Kigali is namelijk van oordeel dat dit een intern Congolese zaak betreft.

 

Ik heb veel contacten met de eerste minister van de Democratische Republiek Congo in dat verband.

 

U weet wellicht dat het Belgisch leger enkel samenwerking kan verlenen op vraag van de Congolese autoriteiten. Het Congolees leger wil wel duidelijk zelf die guerrilla’s bestrijden, zoals blijkt uit de verplaatsing van de twee FARDC-bataljons uit Ituri naar Noord-Kivu om er te gaan strijden tegen de M23. De FARDC geniet de logistieke steun van MONUSCO. Het spreekt voor zich dat het Belgisch leger zonder mandaat en zonder uitnodiging niet mag interveniëren in een intern conflict in de Democratische Republiek Congo.

 

De wet inzake de oprichting van de gespecialiseerde gemengde rechtbank werd in augustus 2011 niet goedgekeurd in het parlement. De senaat verwierp het wetsvoorstel omdat de aanwezigheid van internationale magistraten de soevereiniteit van de DRC zou ondermijnen. Een dergelijke wet zou dus ongrondwettelijk zijn. Zodoende onderzoeken de Verenigde Naties nieuwe mogelijkheden voor de tenuitvoerlegging van het mapping report.

 

In onze gesprekken met de nieuwe Congolese regering zullen wij niet nalaten om onze verbintenis op het gebied van de strijd tegen de straffeloosheid te herhalen. In de volgende uren en dagen zal ik daarover nog contact hebben met de eerste minister van Congo.

 

12.03  Eva Brems (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, ik dring toch ook aan op contacten met Rwanda. Het is duidelijk dat het Rwandees regime ter zake ook onder druk gezet moet worden, niet alleen door België, maar ook door andere landen, door onze Europese partners. Rwanda vormt op dit moment immers de sleutel van het probleem in het oosten van Congo.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: De vragen nrs. 12034 van mevrouw Boulet, 12054 en 12180 van mevrouw Demol, 12083 van de heer Van der Maelen en 12132 van de heer Moriau onder agendapunt 51 worden uitgesteld. Die vragen zullen het eerste agendapunt vormen van de volgende vergadering met vragen. Misschien kunnen we dan een minidebat houden over de toestand in Syrië.

 

Aan mevrouw Brems wil ik vragen om vraag 12110 uit te stellen, omdat die vraag onder agendapunt 53 samengevoegd is met vraag 12137 van mevrouw Vienne, die nu afwezig is.

 

12.04  Eva Brems (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, daarmee ga ik akkoord.

 

Kan mijn vraag onder agendapunt 48 nog behandeld worden?

 

De voorzitter: Ja, dat kan nog.

 

13 Vraag van mevrouw Eva Brems aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de bedreiging van de persvrijheid door de Palestijnse Autoriteit" (nr. 11952)

13 Question de Mme Eva Brems au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "la menace que fait peser sur la liberté de la presse l'autorité palestinienne" (n° 11952)

 

13.01  Eva Brems (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, wij voelen jammer genoeg, maar meestal om goede redenen, vaak de noodzaak om kritiek te uiten op de staat Israël in verband met het naleven van mensenrechten. Het is echter belangrijk dat wij de twee kanten in dit conflict gelijk behandelen en dus moeten wij ons ook kritisch opstellen ten opzichte van de Palestijnse Autoriteit wanneer daarvoor reden is.

 

Ik voelde mij genoodzaakt om een en ander aan te kaarten. Volgens de Palestijnse mensenrechtenorganisatie Al‑Haq zijn er zeer verontrustende ontwikkelingen in verband met de persvrijheid op de Westelijke Jordaanoever, met een toename van intimidatie door de Palestijnse Autoriteit. Personen die zich kritisch uitlaten over de overheid worden gearresteerd en vervolgd en de Palestijnse Autoriteit heeft de opdracht gegeven aan internetproviders om nieuwssites te blokkeren die kritische stukken hadden gepubliceerd over Mahmoud Abbas. Dat alles is uiteraard onverenigbaar met de persvrijheid, zoals die internationaal erkend wordt.

 

Is dit een bezorgdheid die u deelt en waaromtrent u reeds stappen hebt ondernomen, in een constructieve maar kritische dialoog met de Palestijnse Autoriteit?

 

Zijn er hefbomen die u kunt gebruiken om journalisten die momenteel in hechtenis zitten, vrij te krijgen en om waarborgen te krijgen die dergelijke toestanden in de toekomst voorkomen?

 

13.02 Minister Didier Reynders: Mevrouw Brems, ik deel uw bezorgdheid over de recente evolutie inzake de persvrijheid op de Westelijke Jordaanoever die wijst op een tendens van progressieve inperking van de persvrijheid.

 

Op 8 mei 2012 vond in Brussel een jaarlijks EU-Palestina-subcomité inzake good governance, human rights en rule of law plaats, waaraan ook de Palestijnse Onafhankelijke Commissie voor de Mensenrechten deelnam.

 

Zowel deze commissie als de Europese Unie hebben de ernstige bezorgdheid geuit over schendingen van de vrijheid van meningsuiting en van de persvrijheid, waarbij de recente arrestaties van journalisten en de blokkering van een website werden vernoemd.

 

Ik kan u meedelen dat president Abbas de dag voordien een einde had gemaakt aan de blokkering van de website.

 

In de laatste conclusies van de Raad Buitenlandse Zaken van 14 mei vindt u in paragraaf 8 een duidelijke verwijzing naar de bezorgdheid van de Europese Unie over de recente berichten van aanhoudingen van journalisten.

 

De Europese Unie heeft ook het belang van de vrijheid van meningsuiting onderstreept, ook via traditionele en de nieuwe media.

 

Zowel België als de Europese Unie zullen de kwestie verder blijven opvolgen.

 

13.03  Eva Brems (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, ik denk inderdaad dat, gezien de vele steun die de Europese Unie aan de Palestijnse Autoriteit verleent, wij over hefbomen moeten beschikken om dit gedaan te krijgen.

 

Ik dank u voor deze informatie.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.51 uur.

La réunion publique de commission est levée à 17.51 heures.