Commissie
voor het Bedrijfsleven, het Wetenschapsbeleid, het Onderwijs, de Nationale
wetenschappelijke en culturele Instellingen, de Middenstand en de Landbouw |
Commission de l'Economie, de la Politique scientifique,
de l'Education, des Institutions scientifiques et culturelles nationales, des
Classes moyennes et de l'Agriculture |
van dinsdag 8 juli 2008 Namiddag ______ |
du mardi 8 juillet 2008 Après-midi ______ |
De vergadering wordt geopend om 13.39 uur en voorgezeten door de heer Bart Laeremans.
La séance est ouverte à 13.39 heures et présidée par M. Bart Laeremans.
01 Question de M. Christian Brotcorne au ministre du Climat et de l'Énergie sur "la transposition en droit belge de deux directives européennes relatives aux marchés énergétiques" (n° 6631)
01 Vraag van de heer Christian Brotcorne aan de minister van Klimaat en Energie over "de omzetting in Belgisch recht van twee Europese richtlijnen inzake de energiemarkten" (nr. 6631)
01.01 Christian Brotcorne (cdH): Monsieur le ministre, j'espère que cette question ne vous a pas déjà été posée.
(…): Si, elle l'a été.
01.02 Christian Brotcorne (cdH): Vous allez donc me renvoyer à la réponse que vous aviez formulée à ce moment là?
01.03 Paul Magnette, ministre: (…)
01.04 Christian Brotcorne (cdH): Vous ne vous rappelez plus de la réponse que vous aviez donnée? Nous vérifierons qu'il s'agit bien de la même.
Le 5 juin 2008, la Commission interpellait la Belgique au sujet de la transposition de deux directives en matière du marché du gaz et de l’électricité. Il s’agit des procédures de désignation des gestionnaires de réseau de distribution et des conditions d’accès à ces réseaux. Pourquoi n’avons-nous pas encore transposé cette directive et, surtout, qu’est-ce qui n’est pas conforme dans notre législation actuelle selon la Commission?
01.05 Paul Magnette, ministre: Monsieur Brotcorne, je tiens d'abord à préciser que la Belgique a bien transposé les directives en question, sans retard, par les lois du 1er juin 2005 mais la Commission européenne n'était pas d'accord avec certaines modalités de transposition dans la législation belge. Cela arrive très souvent. En avril 2006, la Belgique a donc été mise en demeure, de même que 17 autres États membres de l'Union européenne, pour non-respect de certaines parties des directives électricité et gaz.
La Commission a donc bien décidé de citer la Belgique devant la Cour mais, jusqu'à présent, la Belgique n'a pas reçu de notification et je ne peux donc pas vous dire à l'heure actuelle quels sont les arguments de la Commission européenne.
01.06 Christian Brotcorne (cdH): Monsieur le président, on ne peut aller beaucoup plus loin que la réponse que le ministre vient de donner puisqu'il ne connaît pas les raisons. C'est assez bizarre car dans la notification, on fait quand même état des difficultés ou des éléments sur lesquels la non-conformité porte.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 6686 van de heer Peter Logghe is ingetrokken.
01.07 Peter Logghe (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, ik heb die vraag omgezet in een andere vraag.
De voorzitter: De heer Flahaux is nog niet aangekomen.
02 Vraag van de heer Peter Logghe aan de minister van Klimaat en Energie over "het record aantal kredieten" (nr. 6783)
02 Question de M. Peter Logghe au ministre du Climat et de l'Énergie sur "le nombre record de crédits" (n° 6783)
02.01 Peter Logghe (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, dit is een vraag in verband met consumentenrecht en consumentenbescherming.
Ik verneem dat in
2008 het totaal aantal mensen dat hun belastingen middels een afbetalingsplan
zal betalen, zal zijn gestegen tot 100.000, daar waar het in 2007 maar om
75.000 mensen ging. Volgens persberichten kochten de burgers in de laatste zes
maanden van 2007, dus in het laatste halfjaar van 2007, voor meer dan 18
miljard euro op krediet, wat 600.000 euro meer is dan de eerste zes
maanden van 2007.
Daarnaast is er
voor bijna 6 miljoen consumentenkrediet, wat het aantal kredietopeningen
nog steeds boven 4 miljoen houdt.
Mijnheer de
minister, daarover heb ik de volgende concrete vragen.
Kunt u mij – u mag
er ook schriftelijk op antwoorden – het totaal opgenomen krediet van
18 miljard per Gewest opdelen?
Op de volgende
vragen heb ik wel liefst een mondeling antwoord.
Hebt u enige
redenen, een uitleg, waarom het opgenomen krediet zo sterk verhoogt, andere
reden dan de koopkrachtvermindering?
Krediet opnemen is
gemakkelijk voor de consument, maar het opgenomen krediet moet natuurlijk
altijd, en duur, worden terugbetaald. Zitten er geen grote gevaren in de
stijging van het opgenomen krediet?
Welke concrete
maatregelen denkt u of denkt de regering te nemen om het aantal kredieten te
doen afnemen?
Op welke manier
wordt de vinger aan de pols gehouden inzake de terugbetalingratio van de
opgenomen kredieten? Is er een stijgende trend zichtbaar in de
niet-terugbetaling van opgenomen kredieten? Is er dus, met andere woorden, een
negatieve trend waarneembaar inzake de opneming van kredieten, en vooral inzake
de terugbetaling ervan?
02.02 Minister Paul Magnette: Mijnheer de voorzitter, er worden geen statistische gegevens bijgehouden met betrekking tot de gewestelijke opdeling van de totale opgenomen kredieten. Hoogstens kan worden verwezen naar de cijfers van de Centrale voor kredieten aan particulieren met betrekking tot het aantal geregistreerde personen voor het totaal van de contracten en de achterstallige contracten per administratief arrondissement en per provincie. Deze zijn terug te vinden op de website van de Nationale Bank.
De Centrale voor kredieten aan particulieren registreert niet de doeleinden waarvoor een krediet wordt verleend. Algemeen kan worden gesteld dat een terugval van de conjunctuur meestal gepaard gaat met een tijdelijk verhoogde kredietopneming om de dalende koopkracht te compenseren. Dit verklaart ook voor een deel de grote toename in het gebruik van winkelkredietkaarten. Steeds meer consumenten financieren hun primaire aankopen met kredietkaarten die zijn uitgegeven door warenhuizen, waardoor de uitstaande schuld via de niet-bancaire kredietlijnen in 2007 met ruim dertig procent is gestegen tot 1,37 miljard euro. Voor het gebruik van dergelijke winkelkredietkaarten worden hoge vergoedingen aangerekend, waardoor de jaarlijkse kosten voor consumenten hoog kunnen oplopen.
Het spreekt voor zich dat aan het verhoogde kredietgebruik risico’s zijn verbonden. Artikel 15 van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet legt nu reeds de verplichting op aan de kredietgever om slechts een kredietovereenkomst te sluiten wanneer hij, gelet op de gegevens waarover hij beschikt of zou moeten beschikken, onder meer na een verplichte raadpleging van de Centrale voor kredieten aan particulieren bij de Nationale Bank van België en op basis van de informatie bedoeld in artikel 10, redelijkerwijze moet aannemen dat de consument in staat zal zijn de verplichtingen voortvloeiend uit de overeenkomst, na te komen.
Een mogelijke maatregel is de inperking van de maximaal toegestane rentevoeten en –kosten voor kredietopeningen, maar hierbij moeten altijd twee tegengestelde belangen in acht worden genomen: te hoge maxima kunnen leiden tot overmatige schuldenlast en te lage maxima kunnen leiden tot uitsluiting van kredietnemers en kredietproducten.
De toename van kredietverstrekking bij niet-banken is ook een van de redenen waarom het Fonds ter Bestrijding van de Overmatige Schuldenlast een nationale preventiecampagne wil organiseren, waarbij de aandacht wordt gevestigd op het gevaar dat de accumulatie van diverse schulden kan leiden tot een overmatige schuldenlast. Hiervoor moet nog groen licht worden gegeven door mijn collega, de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen.
Daarnaast is er mede ingevolge van de verhoging van de olie-, huur- en levensmiddelenprijzen een algemeen economisch probleem van stijgende levensduurte, met een rechtstreekse impact op de schuldenlast van de gezinnen. Die kan slechts worden verholpen door algemene, structurele maatregelen, te nemen op het niveau van de Ministerraad en op Europees vlak.
De vinger wordt wel degelijk aan de pols gehouden. In de maand juli zal de Centrale voor kredieten aan particulieren een bijgewerkte versie van haar statistische brochure publiceren op de internetsite van de Nationale Bank, waarbij een deel van de statistiekenreeksen zal zijn aangevuld met cijfers tot en met 30 juni 2008.
02.03 Peter Logghe (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord. Het was vrij duidelijk en volledig. Ik neem nota dat de Centrale voor kredieten haar nieuwe statistieken in juli op de webstek zal publiceren. Ik zal daar met veel aandacht gaan kijken.
Ik heb een suggestie. De banken sluiten een verzekering af voor het afsluiten van kredieten, waarmee ze zich indekken tegen niet-betaling van particulieren. Er zijn een aantal kredietverzekeraars op dat vlak actief. Het zou nuttig kunnen zijn om die verzekeringen ook open te stellen voor niet-bancaire kredietverstrekkers zodat zij zich ook kunnen beschermen tegen het niet terugbetalen van de kredieten door de particulieren. Het is te nemen of te laten, het is wat het waard is.
Het incident is gesloten.
03 Question de M. Philippe Henry au ministre du Climat et de l'Énergie sur "le fonctionnement du Jury d'Éthique Publicitaire (JEP)" (n° 6801)
03 Vraag van de heer Philippe Henry aan de minister van Klimaat en Energie over "de werking van de Jury voor Ethische Praktijken inzake Reclame (JEP)" (nr. 6801)
03.01 Philippe Henry (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le ministre, c'est un sujet à propos duquel je suis déjà intervenu l'une ou l'autre fois, notamment quand il concernait les publicités pour les voitures. Dans ce cas, il s'agira plus spécifiquement des interventions possibles du Jury d'Éthique Publicitaire.
En effet, on se rend compte qu'un délai assez long peut s'écouler entre le dépôt de la plainte et l'effectivité de la réaction du Jury d'Éthique Publicitaire, qui se réunit pourtant deux fois par semaine. Après une décision de ce jury, il conviendra encore d'attendre la publication de l'avis et de sa transmission à l'annonceur. Forcément, tout cela implique que les annonceurs ont parfois tout le temps de terminer leur campagne sans tenir aucunement compte de l'avis du Jury d'Éthique Publicitaire, lorsque cet avis acte un problème touchant au respect de la loi.
Par exemple, un cas précis: dans un avis daté du 3 avril, le Jury d'Éthique Publicitaire demandait à un annonceur automobile de modifier son annonce en indiquant soit la consommation officielle de carburant de tous les modèles couverts, soit la fourchette entre le modèle le moins performant et le modèle le plus performant, et ce conformément à l'arrêté royal du 5 septembre 2001. De son côté, le SPF Économie dressait un procès-verbal d'avertissement à l'encontre de la société concernée. On a néanmoins pu constater que cette publicité a encore été utilisée et est parue dans "Le Moniteur Automobile" du 30 avril 2008 et dans le magazine "Keskispas" de juin 2008.
Un autre exemple m'a été rapporté concernant un autre annonceur envers lequel une plainte pour récidive avait été déposée le 30 avril, avec décision du Jury d'Éthique Publicitaire le 23 mai; l'annonce est néanmoins présente dans "Le Moniteur Automobile" du 11 juin. Dans ce cas, il s'agissait quasiment de la répétition de la même publicité pour laquelle une plainte avait déjà été introduite en octobre 2007.
Les délais sont donc tellement longs qu'on peut se demander à quoi servent les décisions du JEP.
De manière générale, comment expliquez-vous la lenteur avec laquelle le JEP traite les dossiers de plainte?
L'annonceur a-t-il besoin de deux mois pour se conformer aux avis du Jury d'Éthique Publicitaire?
Lors des discussions qui se sont tenues dans le cadre du Printemps de l'environnement, le Conseil de la publicité s'est farouchement opposé à l'idée d'installer une procédure de filtre préalable à certaines campagnes de publicité, ce qui constituerait un traitement différent du problème. Estimez-vous que, dans le domaine de l'automobile où de nombreuses publicités sont en infraction avec divers codes publicitaires d'autorégulation ou tout simplement avec la loi belge, il soit nécessaire de mettre en place un filtre préalable aux campagnes publicitaires? Si non, pourquoi? Votre administration y travaille-t-elle?
03.02 Paul Magnette, ministre: Monsieur Henry, le Jury d'Éthique Publicitaire, le JEP, est un organe d'autodiscipline du secteur de la publicité en Belgique; c'est une émanation du Conseil de la publicité qui lui-même est une ASBL dont l'objectif est de promouvoir la publicité. Formellement, je n'ai donc pas à expliquer la lenteur avec laquelle le JEP traite les dossiers de plaintes mais politiquement, je m'étonne en effet que deux mois soient nécessaires aux annonceurs pour se conformer aux avis du JEP, d'autant plus que la fonction implicite de ce dernier est d'éviter la création d'un organe de contrôle de la publicité. Pour éviter la mise en place d'un tel organe de contrôle, il doit vraiment démontrer qu'il remplit le rôle qu'il s'est attribué. Or une telle lenteur indique trop clairement qu'il entend éviter d'arrêter une campagne existante.
Dès lors, en matière de publicité plus qu'ailleurs, il est nécessaire de prendre l'initiative. Je prends comme exemple la charte signée le 11 avril dernier en France par tous les représentants des professions publicitaires et le pouvoir politique, charte dans laquelle les professionnels de la publicité prennent trois engagements en matière d'environnement. D'abord, un renforcement de leurs règles déontologiques; ensuite, la création d'un conseil qui vérifie la communication dès lors qu'il y a arguments écologiques; enfin, un bilan annuel de la publicité diffusée à cet égard.
Je constate que ce contrôle a priori existe en théorie chez nous au sein du JEP mais qu'il est essentiellement volontaire et réduit à peu de chose pour l'instant. C'est la raison pour laquelle j'envisage de prendre des initiatives malgré la position du JEP lors des discussions du Printemps de l'environnement. J'ai soumis au Conseil de la publicité cette piste d'un contrôle préalable à la diffusion en matière de publicité dans le cadre d'une charte. En attendant la réponse du Conseil, j'ai entrepris de lancer un appel à candidatures pour relancer la Commission pour l'étiquetage et la publicité qui ne s'est plus réunie depuis 2001. Une fois recomposée, elle pourra se pencher sur un renforcement du code d'éthique publicitaire que je suivrai de près.
03.03 Philippe Henry (Ecolo-Groen!): Merci, monsieur le ministre, pour votre réponse. J'entends que vous faites plus ou moins le même constat que moi. Peut-être laissez-vous une certaine latitude au secteur pour s'auto-organiser. Vous constaterez comme moi que la situation actuelle n'est pas acceptable.
Pour ma part, je pense qu'on peut s'attendre à une réaction du SPF.
Il ne s'agit pas d'une autre question, cela fait partie des étapes, puisqu'il y a eu un procès-verbal du SPF dans l'exemple que je cite. Visiblement ce mécanisme ne fonctionne pas non plus dans un délai suffisant. Il faudra intervenir à la fois sur le principe d'un filtre et sur les organes de contrôle afin que la loi soit respectée. La situation actuelle n'est pas suffisante. Je suis content que vous soyez d'accord avec moi. J'espère que dans les prochains mois, nous pourrons constater une amélioration.
03.04 Paul Magnette, ministre: Je vous ai seulement répondu au sujet du contrôle préalable, puisqu'il existe déjà un texte légal. Vous m'aviez posé la question, il y a quelques semaines, et je vous avais répondu qu'effectivement j'allais demander au SPF d'être beaucoup plus strict dans la vérification de l'application de ces règles.
03.05 Philippe Henry (Ecolo-Groen!): Il faudra donc rester attentif car dans l'exemple que je cite, l'intervention du SPF n'a pas été suivie d'effets immédiats. Il faut sans doute agir sur les deux volets.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
04 Vraag van mevrouw Katrien Partyka aan de minister van Klimaat en Energie over "de gendersamenstelling van de raad van bestuur van de beheerder van het elektriciteitsnet" (nr. 6837)
04 Question de Mme Katrien Partyka au ministre du Climat et de l'Énergie sur "la répartition hommes-femmes au sein du conseil d'administration du gestionnaire du réseau électrique" (n° 6837)
04.01 Katrien Partyka (CD&V - N-VA): Mijnheer de minister, de wet van 1999 op de elektriciteitsmarkt bepaalt dat een derde van het bestuur van het andere geslacht moet zijn. Uit het jaarverslag van 2007 blijkt dat van de twaalf leden van de raad van bestuur van Elia slechts twee vrouwen zijn. Het mandaat van de voorzitter, een man, verviel op 24 mei en de mandaten van de twee vicevoorzitters vervielen op 30 juni. Het gaat om drie mannen die uit de raad stappen. Logischerwijze zouden zij door minstens twee vrouwen moeten worden vervangen, opdat de raad van bestuur zou voldoen aan de genderregel. Kunt u mij meedelen of de raad van bestuur vanaf 1 juli al dan niet voldeed aan de genderbepaling in de elektriciteitswet?
04.02 Minister Paul Magnette: Mevrouw Partyka, wat het evenwicht tussen mannen en vrouwen betreft, bepaalt, zoals u weet, artikel 9 van de wet van 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, dat de raad van bestuur van de beheerder van een transmissienet van elektriciteit voor minstens een derde uit leden van het andere geslacht is samengesteld en dat deze bepaling voor het eerst van toepassing is bij de hernieuwing van alle of van een gedeelte van de mandaten van de leden van de raad van bestuur. Dat wil zeggen in geval van benoeming van een of meer nieuwe bestuurders.
De hernieuwing van het mandaat van een bestuurder wordt uitgevoerd in geval van ontslag of afdanking van een bestuurder of bij het einde van het mandaat van de bestuurder. Deze regel werd toegepast in de schoot van Elia, de systeemoperator, bij elke hernieuwing van het mandaat van bestuurder. Tot nog toe hebben twee bestuurders ontslag genomen en de vervangers die benoemd werden waren telkens vrouwen. Hilde Laga werd vervangen door Ingrid Lieten en Willy Bosmans door Jacqueline Boucher.
De regel inzake het evenwicht tussen mannen en vrouwen is enkel van toepassing op de benoeming van de bestuurders als dusdanig en niet op de benoeming van de voorzitter en de ondervoorzitters van de raad van bestuur. De functies van voorzitter en ondervoorzitter van de raad van bestuur worden toegekend door de raad van bestuur, die vrij drie van zijn leden kiest voor het uitoefenen van die functies, zonder dat de wet of de statuten een specifieke verhouding van de vertegenwoordigers van elk geslacht opleggen.
De functie van voorzitter of ondervoorzitter mag niet worden verward met het mandaat van een bestuurder. Het betreft als het ware een bijkomende hoedanigheid die drie bestuurders toegekend krijgen. De voorzitter opent de vergadering en sluit ze, leidt de debatten, waakt over het opmaken van de verslagen en een ondervoorzitter vervangt hem indien hij is verhinderd.
De bestuurders worden benoemd door de algemene vergadering van de aandeelhouders die de regel inzake evenwicht tussen mannen en vrouwen moet eerbiedigen.
De voorzitter: Het antwoord was veel langer dan de vraag.
04.03 Katrien Partyka (CD&V - N-VA): Bedankt, mijnheer de minister, maar eigenlijk ben ik het er niet helemaal mee eens. Ik heb niet gezegd dat de voorzitter of de ondervoorzitter een vrouw moet zijn. Alleen, als er mensen ontslag nemen uit de raad van bestuur – dat doen nu toevallig de voorzitter en de twee ondervoorzitters – moeten zij worden vervangen, niet door een nieuwe voorzitter, maar door een nieuw lid van de raad van bestuur. De nieuwe leden komen binnen als leden van de raad van bestuur. Zij komen niet binnen als voorzitter of ondervoorzitter.
Wat u zegt, is wel waar, maar dat was niet mijn vraag. Volgens mij moeten twee van de mensen die nu ontslag nemen de facto worden vervangen door vrouwen om te voldoen aan de genderregeling. Dat klopt toch, meen ik?
Is er al duidelijkheid over wie die drie mannen vervangen, of niet?
04.04 Minister Paul Magnette: Dat weet ik nog niet. Maar de regels moeten worden gevolgd.
04.05 Katrien Partyka (CD&V - N-VA): Oké. Als u zegt dat men de regels zal volgen, is dat voldoende.
L'incident est clos.
- mevrouw Freya Van den Bossche aan de minister van Klimaat en Energie over "de werking van de klantendiensten van energieleveranciers" (nr. 6805)
- mevrouw Tinne Van der Straeten aan de minister van Klimaat en Energie over "de klantendienst van de gas- en elektriciteitsleveranciers" (nr. 6981)
- Mme Freya Van den Bossche au ministre du Climat et de l'Énergie sur "le fonctionnement des services clientèle des fournisseurs d'énergie" (n° 6805)
- Mme Tinne Van der Straeten au ministre du Climat et de l'Énergie sur "le service clientèle des entreprises fournisseuses de gaz et d'électricité" (n° 6981)
05.01 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, er is wat consternatie ontstaan rond de klantendiensten van de gas- en elektriciteitsleveranciers.
Dat is misschien zelfs een understatement. Uit een bevraging van Test-Aankoop bij acht energieleveranciers die werd gepubliceerd op 23 juni is immers gebleken dat de service die zij leveren niet altijd goed is. De resultaten waren ronduit slecht waarop Test-Aankoop vraagt dat u het sectoraal akkoord van 2006 zou laten eerbiedigen.
In dat akkoord verbinden de energieleveranciers zich ertoe om binnen de vijf dagen een antwoord te geven op de vragen van de klant.
Ik heb een aantal vragen. Ten eerste, werd u op de hoogte gebracht van de bevraging die werd uitgevoerd door Test-Aankoop?
Ten tweede, er zijn onderhandelingen geweest in het kader van de eenheidsfactuur. In welke mate was u al eerder op de hoogte van het al dan niet naleven van de gedragscode door de energieleveranciers?
Wanneer werd de meest recente evaluatie uitgevoerd van het akkoord betreffende de consument in de geliberaliseerde elektriciteits- en gasmarkt? Kunt u het resultaat van de bevraging van Test-Aankoop in het licht van de reeds uitgevoerde evaluaties bevestigen? Op welke manier werd gevolg gegeven aan de resultaten van de voorbije evaluaties van de gedragscode?
Ten derde, welke maatregelen zou u kunnen nemen om ervoor te zorgen dat het sectoraal akkoord wordt nageleefd?
Ten vierde, recent maakte u bekend dat er op uw initiatief een nieuw akkoord tussen de energieleveranciers werd gesloten in aanvulling op het bestaande akkoord. Welke garantie hebt u vandaag dat de overeenkomsten in die code wel zullen worden nageleefd?
Acht u het wenselijk om eventueel extra maatregelen te nemen om het naleven van de akkoorden te garanderen?
05.02 Minister Paul Magnette: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Van der Straeten, de Algemene Directie Controle en Bemiddeling doet verder onderzoek naar de praktijken van de energieleveranciers.
De klachten gaan inderdaad minder over de handelspraktijken en meer over het gebrek aan antwoord of over de buitensporige termijnen vooraleer de leveranciers antwoorden of nuttig reageren op de vragen van de consumenten.
De Algemene Directie Controle en Bemiddeling behandelt nog steeds individuele vragen. Volgens de laatste cijfers die mij werden meegedeeld, vormen die 2.370 dossiers voor het eerste semester van 2008. Ter informatie, in 2007 werden meer dan 5.600 dossiers geopend.
Ik had de Algemene Directie Controle en Bemiddeling gevraagd om een onderzoek te voeren naar het telefoonprobleem. Dit onderzoek ging door in februari 2008. Er konden heel concrete vragen van echte consumenten worden gesteld. De resultaten leken ons positiever dan degene die Test-Aankoop had gepubliceerd.
Ik heb drie bedenkingen. Ten eerste, Test-Aankoop vermeldt de heel goede prestaties van leveranciers zoals Ebem, Belpower en Ecopower. Deze werden niet onderzocht aangezien ze niet met een callcenter werken en een heel beperkt aantal klanten hebben. Men kan moeilijk een leverancier die meer dan een miljoen klanten heeft vergelijken met leveranciers die hooguit enkele duizenden klanten hebben.
Ten tweede, er bestaat geen wettelijke basis om eender welke speler te verbaliseren omdat zijn callcenter niet presteert. De gedragscode schrijft voor dat men antwoordt binnen de vijf dagen of zelfs binnen de tien dagen, maar niet dat het antwoord van uitstekende kwaliteit moet zijn. Dat is overigens een uiterst subjectief begrip.
Ten derde, wanneer men de vragen van Test-Aankoop bekijkt, blijkt dat hun onderzoek gericht was op tarifaire inlichtingen, terwijl de overheden een veel bredere benadering hanteren.
Wat de behandeling betreft van geschreven klachten – mails en brieven –, bevestigt de Algemene Directie Controle en Bemiddeling dat de klachten heel laat of helemaal niet worden beantwoord. Het behandelen van klachten is trouwens op dit moment het belangrijkste middel van de administratie om tegen de energieleveranciers te ageren.
Een optreden van de ADCB leidt in de overgrote meerderheid van de klachten tot een gunstige oplossing, namelijk dat de consument een antwoord krijgt van zijn leverancier, hetzij schriftelijk, hetzij per telefoon wanneer dit kanaal is aangewezen.
Test-Aankoop interpelleert de minister over het gebrek aan actie van de kant van de ADCB en van zijn ministerie in het algemeen. Deze kritiek is ongegrond aangezien er meerdere processen-verbaal werden opgesteld, zowel op grond van onwettige handelspraktijken als op grond van de niet-naleving van het akkoord.
Sommige van deze pv’s maken gewag van voorstellen tot minnelijke schikking. Andere werden bezorgd aan de gerechtelijke overheden, die soeverein oordelen over het hieraan verder te verlenen gevolg.
Het echte probleem bestaat er dus in dat de gerechtelijke autoriteiten niet echt bereid zijn om alleen op basis van de gedragscode voort te werken.
In februari 2008 heb ik de FOD Economie al belast met een evaluatie van de overeenkomst. Volgens de conclusie van deze evaluatie waren er weinig problemen met deze gedragscode. Daarom heb ik toen besloten om meteen het meest dringende probleem aan te pakken, namelijk het probleem van de facturen. Ik heb ook onderhandeld met de leveranciers over een akkoord, volgens dewelke alle facturen tegen het einde van het jaar zouden zijn geüniformiseerd. Dit akkoord werd ondertekend op 11 juni en is een aanvulling op de gedragscode.
De diensten van de FOD Economie zullen een grondige evaluatie uitvoeren van de toepassing van het bestaande akkoord en van de problemen waarmee de consument wordt geconfronteerd. Ook de andere overheden en regulatoren zullen hierbij worden betrokken, evenals de consumentenverenigingen. Op grond van de resultaten van deze evaluatie zal ik uitmaken of en welke maatregelen zich opdringen en zal ik de leveranciers opnieuw rond de tafel brengen om die maatregelen te verbeteren.
05.03 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor uw omstandig antwoord. U geeft een opsomming van een aantal dingen die er vandaag al zijn, maar ik hoor eigenlijk weinig aanzetten tot een antwoord. Ik vind het straf dat u het presteert om zo’n lang antwoord te geven, waarin zelfs niet wordt verwezen naar de ombudsdienst voor energie.
Mijn collega’s moeten al lachen. Die ombudsdienst voor energie wordt inderdaad een grote grap, want die is er nog altijd niet. Volgens Peeters & Pichal waren er zelfs nauwelijks kandidaten voor die ombudsdienst voor energie. Er is één kandidaat, maar er is nog altijd geen ombudspersoon.
Of de bevraging van Test-Aankoop al dan niet alleen betrekking had op tarifaire problemen, maakt op zich niet uit. Als mensen de klantendienst contacteren en daar geen antwoord krijgen, blijft de consument toch in de kou staan.
Het is goed dat u dat allemaal laat evalueren, maar het zou ook goed zijn dat die ombudsdienst er eindelijk komt en dat hij eindelijk begint te werken. Op die manier is er ook een bemiddelingsorgaan, zodat er een oplossing kan worden gezocht als ergens problemen worden vastgesteld. Dat zal een pak efficiënter zijn dan dat wij u constant moeten ondervragen over de problemen die opduiken bij consumenten van energie.
L'incident est clos.
- de heer Bruno Tobback aan de minister van Klimaat en Energie over "de toekenning van een forfaitaire korting voor elektriciteit en gas" (nr. 6795)
- mevrouw Katrien Partyka aan de minister van Klimaat en Energie over "de toekenning van een forfaitaire korting voor gas en elektriciteit" (nr. 6942)
- M. Bruno Tobback au ministre du Climat et de l'Énergie sur "l'octroi d'une réduction forfaitaire pour l'électricité et le gaz" (n° 6795)
- Mme Katrien Partyka au ministre du Climat et de l'Énergie sur "l'octroi d'une réduction forfaitaire pour le gaz et l'électricité" (n° 6942)
06.01 Bruno Tobback (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, de regering heeft in maart aangekondigd om aan minder gegoede gezinnen die verwarmen met aardgas of elektriciteit, een forfaitaire korting van respectievelijk 50 of 75 euro op hun factuur toe te kennen. Op zich valt die 50 euro mager uit, wanneer men weet dat de CREG heeft berekend dat de prijsstijging dit jaar per gezin voor aardgas ongeveer 300 euro zal bedragen. Dat neemt niet weg dat dit de enige maatregel is die de regering heeft genomen om een stukje aan dit probleem tegemoet te komen. Die korting zou op 1 juli van dit jaar worden toegekend.
Ik heb daarover evenwel bijzonder weinig informatie. Ook via andere wegen kan ik daar moeilijk aan geraken. Wij stellen bijvoorbeeld vast dat op de Vlaamse infolijn nogal wat vragen binnenkomen van gezinnen die denken dat ze voor die korting in aanmerking komen. Bij de Vlaamse infolijn kan men echter geen antwoord op die vragen geven omdat zij daarover bij de federale overheid ook geen duidelijke inlichtingen kunnen krijgen. Ook op het fameuze nummer 0800 120 33 lukt het niet echt om duidelijke antwoorden over de korting te krijgen.
Ondertussen is 1 juli al voorbij. Mijnheer de minister, wordt die korting automatisch toegekend aan rechthebbenden, ja of nee? Zo neen, hoe komen ze eraan? Hoe zult u ervoor zorgen dat er klaarheid wordt geschapen, zodat mensen die vragen over de korting hebben, adequaat worden geholpen? Bij gebrek aan een ombudsdienst inzake energie zou ik wel graag weten waar mensen voor een duidelijk antwoord terechtkunnen.
06.02 Katrien Partyka (CD&V - N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik wil mij graag aansluiten bij de vragen van de heer Tobback. Er was gezegd dat wij omstreeks 1 juli duidelijkheid zouden krijgen over die uitvoeringsmaatregel. Ik stel vast dat steeds meer mensen zich afvragen hoe dat effectief in zijn werk zal gaan. Ik denk dat het tijd wordt om daarover duidelijkheid te scheppen.
06.03 Minister Paul Magnette: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Tobback, mevrouw Partyka, het ontwerp van koninklijk besluit met de uitvoeringsmodaliteiten ligt momenteel voor advies bij de Raad van State en zal daarna zo snel mogelijk in het Belgisch Staatsblad worden gepubliceerd.
Het is onmogelijk om de korting automatisch toe te kennen omdat de klant aan een aantal voorwaarden moet voldoen, zoals overeengekomen in de Ministerraad.
Ten eerste, hij of zij moet hoofdzakelijk aardgas of elektriciteit gebruiken voor de verwarming van zijn of haar woning.
Ten tweede, hij of zij, noch een gezinslid, mag genieten van het zogenaamd sociaal tarief.
Ten derde, het jaarlijks belastbaar netto inkomen van zijn of haar gezin mag niet hoger zijn dan 23.000 euro.
Bovendien dient de klant zijn rekeningnummer mee te delen waarop de vermindering kan worden gestort. Indien hij of zij geen rekeningnummer heeft, zal de vermindering via een postassignatie worden bezorgd.
Een zeer duidelijk formulier, in te vullen door de klant, zal ook bezorgd worden met de afrekening van gas en/of elektriciteit. Hij of zij hoeft dat dus niet zelf aan te vragen.
De FOD Economie, die de dossiers zal beheren, zal ook instaan voor de beantwoording van vragen vooraf en vragen over de verdere afhandeling van de dossiers via een gratis telefoonnummer. Dat staat allemaal duidelijk vermeld op het formulier dat bij de afrekening aan de klant wordt bezorgd.
06.04 Bruno Tobback (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord, maar u hebt mij toch in verwarring gebracht. Eerst zegt u dat de korting niet automatisch kan worden toegekend. Vervolgens zegt u dat het op de factuur zal worden verrekend. Met andere woorden, iedereen zal een formulier krijgen bij zijn aardgasfactuur of bij zijn elektriciteitsfactuur, ongeacht wanneer die komt. 1 juli 2008 is dan wel een datum die wij ruimschoots zullen overschrijden. Ik neem aan dat ik niet in aanmerking zal komen – voor alle duidelijkheid, het gaat niet over mij – maar mijn factuur komt, gelet op de datum van mijn verhuis, ergens in juni. De mensen die in aanmerking komen voor die korting van 75 euro vanaf 1 juli 2008, zullen die dus krijgen op 1 juli 2009. Dat is een systeem zoals bij de belastingen, waar men twee jaar later zijn geld krijgt. Mensen die hun afrekening pas krijgen in juli, zullen geen factuur meer krijgen in augustus of september – ik neem aan dat het besluit tegen dan namelijk ook nog niet klaar zal zijn. Wie dus in juli of augustus de afrekening krijgt van zijn energiefactuur, zal, voor 2008, zijn geld pas krijgen via de factuur van juli of augustus 2009. Zo begrijp ik het systeem toch. Of vergis ik mij?
06.05 Paul Magnette, ministre: Cela se passe au moment où l'on reçoit la facture de régularisation. Je reconnais qu'il y a un petit retard. Disons que l'on reçoit cette facture de régularisation en août 2008 avec un formulaire; il convient de le compléter et de le renvoyer au SPF Économie. Tout est clairement indiqué: l'adresse, le numéro auquel on peut poser des questions, etc. Le SPF encode et prévoira les moyens pour pouvoir le faire dans les meilleurs délais. Ensuite, le SPF verse l'argent directement sur le compte indiqué sur ledit formulaire. Cela ne demandera pas de délai.
06.06 Bruno Tobback (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, niet iedereen ontvangt zijn eindafrekening in augustus. De datum waarop men zijn oorspronkelijke contract heeft afgesloten, draagt men mee voor volgende regularisaties.
Kortom, indien uw besluit klaar is vanaf augustus, zullen heel wat mensen die vanaf 1 juli 2008 recht hadden op die 70 euro dit bedrag – in mijn geval als ik in aanmerking zou komen, wat niet zo is - in juni 2009 ontvangen niettegenstaande ze er reeds recht op hadden vanaf 1 juli 2008.
Dat is met andere woorden een cadeau met een ooievaar die heel lang vliegt. Op die manier is het leuk om dingen aan te kondigen. Het gaat over het moment waarop mensen dit geld zullen ontvangen. De prijzen stijgen vandaag. Mensen hebben vandaag problemen met de koopkracht. Op deze manier gaat die prijs waarschijnlijk ook nog eens worden doorverrekend in hun voorschotfactuur voor het volgende jaar.
06.07 Paul Magnette, ministre: Vous avez raison sur les délais, mais tel est notre système de facturation. On ne peut établir la facture car les paiements mensuels ne sont que des provisions. Ensuite vient la facture de régularisation. C'est seulement au moment de la facture que le "reporting" peut être attribué. On ne peut, dès lors, techniquement pas faire autrement, vu notre système de facturation.
06.08 Katrien Partyka (CD&V - N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Heb ik goed begrepen dat het besluit er in augustus zal zijn?
De voorzitter:We zullen wel zien of de regering er nog is na 15 juli.
L'incident est clos.
07 Vraag van de heer Servais Verherstraeten aan de minister van Klimaat en Energie over "de ontmanteling van Belgonucleaire" (nr. 6817)
07 Question de M. Servais Verherstraeten au ministre du Climat et de l'Énergie sur "le démantèlement de Belgonucleaire" (n° 6817)
07.01 Servais Verherstraeten (CD&V - N-VA): Mijnheer de minister, de procedure voor ontmanteling van Belgonucleaire geraakt langzamerhand in haar eindstadium. De aanbestedingsprocedure is, meen ik, opgestart. Mijn vraag is hoeveel kandidaten zich op dit ogenblik voor deze ontmanteling hebben aangeboden en welke die op dit ogenblik zijn. Wat is het verdere verloop van de procedure en de timing met betrekking tot deze ontmantelingsactiviteiten?
Anderzijds is het bedrijf ook nog voor 50% vertegenwoordigd door de Belgische Staat. Met andere woorden, u hebt hierin als uiterst belangrijke mede-aandeelhouder een stukje beslissingsrecht. Hoe kunt u de lokale knowhow met betrekking tot ontmantelingsactiviteiten valoriseren bij de toewijzing van die beslissing?
07.02 Minister Paul Magnette: Mijnheer Verherstraeten, er werden drie offertes ontvangen voor de realisatie van de ontmantelingsoperatie van de fabriek van Belgonucleaire. Twee van de offertes zijn afkomstig van Belgische maatschappijen, een offerte is afkomstig van een Duitse maatschappij. De directie van Belgonucleaire analyseert momenteel de ontvangen offertes. Zij zal hierover verslag uitbrengen aan haar raad van bestuur tijdens de vergadering van einde september 2008.
De beslissing tot toewijzing van het ontmantelingscontract van de MOX-fabriek van Belgonucleaire te Dessel ligt uiteraard bij de raad van bestuur van Belgonucleaire zelf. Bij de toewijzing zal er worden geverifieerd welke kandidaat het best beantwoordt aan de verschillende gunningscriteria, waaronder uiteraard de kostprijs, die zijn opgenomen in de offerte-aanvraag. Zonder gegronde reden kan Belgonucleaire daar niet van afwijken. De vertegenwoordigers van de Belgische Staat in de raad van bestuur van Belgonucleaire zullen er uiteraard op toezien dat de criteria correct worden toegepast en dat lokale firma’s en instellingen van de streek die een offerte hebben ingediend, niet worden benadeeld.
07.03 Servais Verherstraeten (CD&V - N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik dank de minister voor zijn antwoord. Het is evident dat vertegenwoordigers van een Belgische maatschappij die voor 100% in overheidshanden is, niet zullen worden benadeeld door een firma die voor 50% in overheidshanden is. Dat zou pas een verrassing zijn.
De ontmantelingsactiviteit van dit bedrijf zal tijdens de werkzaamheden een hoop knowhow opleveren die ook in het buitenland enorm kan worden gevaloriseerd. De vraag is of de ene overheidsinstelling ervoor zal zorgen dat een andere overheidsinstelling niet of nauwelijks in aanmerking komt en dat er zo een pak knowhow eigenlijk naar het buitenland wordt getransporteerd, medegefinancierd voor een groot stuk door de Belgische betaler.
Ik begrijp u dat uiteraard de aanbestedingsprocedure correct en volgens de regels dient te worden nageleefd, maar zelfs al zou dit moeten toegewezen worden niet aan een van de thuisfirma’s, de Belgische firma’s, dan nog denk ik dat in het raam van onderhandelingen een pakket van activiteiten zou kunnen worden toegewezen aan een Belgische maatschappij. Mijn vraag aan u is om de leden van de raad van bestuur die de Belgische Staat vertegenwoordigen in Belgonucleaire, daar uitdrukkelijk om te verzoeken en daarop toe te zien.
Het incident is gesloten.
08 Question de Mme Valérie Déom au ministre du Climat et de l'Énergie sur "une future centrale nucléaire en France" (n° 6943)
08 Vraag van mevrouw Valérie Déom aan de minister van Klimaat en Energie over "een nieuwe kerncentrale in Frankrijk" (nr. 6943)
08.01 Valérie Déom (PS): Monsieur le ministre, l'annonce faite par la France de la construction d'un deuxième réacteur nucléaire de troisième génération, réacteur à eau pressurisée, ne fait pas seulement grand bruit en France mais aussi dans notre pays et plus particulièrement en province de Namur. En effet, de nombreux courriers de députés du département des Ardennes témoignent d'un intérêt certain pour le site de Chooz parmi les différentes possibilités d'implantation dont dispose le président français. Or le site de Chooz est une véritable enclave franco-belge. Qu'on se déplace de quelques kilomètres à l'est ou à l'ouest de Chooz, on est en Belgique.
Il semble qu'en matière de nucléaire, nos voisins français ont décidément quelques difficultés à communiquer. En effet, en juin 2006 déjà, à l'occasion d'une simulation d'incident nucléaire, mon collègue Jean-Claude Maene, bourgmestre de la commune de Beauraing, voisine de celle de Givet et donc de la centrale de Chooz, avait dénoncé au ministre de l'Intérieur le caractère franco-français des exercices de sécurité nucléaire ainsi que le manque d'informations communiquées par les autorités françaises aux autorités belges, en particulier aux autorités communales belges proches de Chooz.
Il est bon de rappeler que ces dernières sont tout autant concernées que leurs consoeurs françaises en cas d'incidents de l'activité nucléaire d'une centrale ainsi placée à cheval sur la frontière. Or nous voici une nouvelle fois devant l'hypothèse d'une décision française qui impliquerait directement et indirectement les communes du sud de la province de Namur et une fois encore sans aucune concertation. Le bourgmestre de Beauraing n'a reçu aucune information à ce sujet et m'a communiqué sa vive colère devant cette politique qu'il qualifierait pratiquement de "politique du fait accompli".
Monsieur le ministre, alors qu'enfin vous avez lancé un débat sur le nucléaire sérieux, dépassionné et rigoureux d'un point de vue méthodologique, le lobbying pro-Chooz des députés français ne manque pas de jeter un certain trouble en province de Namur.
Avez-vous été contacté par les autorités françaises au sujet de cette future centrale? À votre connaissance, le choix du site est-il déjà acté ou reste-t-il à déterminer? Quel est votre avis sur la question? Allez-vous prendre contact avec le gouvernement français et quel sera votre discours à leur égard et quant à l'hypothèse du choix du site de Chooz, qui concerne et implique également la population de la province de Namur?
08.02 Paul Magnette, ministre: Madame Déom, à ce stade, je n'ai pas été contacté par les autorités françaises au sujet d'une nouvelle centrale de type EPR en France. Je ne dispose donc pas d'informations précises sur ce projet qui me semble au stade de l'annonce. Je crois que rien n'a été arrêté, y compris le site. Il me paraît donc prématuré de prendre contact avec mon homologue français.
Si le site de Chooz devait être retenu, les autorités françaises devront suivre les procédures légales. Elles seront obligées de prendre contact avec les autorités belges, dans ce cas-ci l'Agence fédérale de contrôle nucléaire pour discuter d'un certain nombre de points comme l'assurance que les mesures de sécurité appropriées ont été prises, pour connaître l'impact sur l'environnement, pour coordonner la planification d'urgence et pour une information correcte de la population belge aux alentours de Chooz.
De plus amples informations à ce sujet peuvent être prises auprès de mon collègue ministre de l'Intérieur.
De plus, les autorités françaises devront suivre les procédures prévues à l'article 37 du traité Euratom qui stipule ce qui suit: "Chaque État membre est tenu de fournir à la Commission les données générales de tout projet de rejet d'effluent, sous n'importe quelle forme, permettant de déterminer si la mise en œuvre de ce projet est susceptible d'entraîner une contamination radioactive des eaux, du sol ou de l'espace aérien d'un autre État membre. La Commission, après consultation d'un groupe d'experts, doit émettre un avis dans un délai de six mois".
Il existe donc bien une série de procédures prévues, à la fois nationales et européennes. Toute consultation et tout contact auront lieu dès que ce projet sera plus avancé. Nous n'en sommes pas là.
08.03 Valérie Déom (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie. J'ai bien compris qu'il convient de respecter une série de procédures. Néanmoins, c'est dans le cas où le site est choisi.
On peut regretter ici que, dans le cadre des négociations actuelles autour du climat et de l'énergie, aucun contact bilatéral davantage politique ne soit possible et que les Français ne prennent pas langue avec nous, si tant est qu'il s'agit réellement d'une initiative française: vu les déclarations de M. Borloo, il semble que ce soit plutôt une initiative présidentielle.
Je trouve dommage que soient organisées de grandes concertations sur des sujets très importants et que, face à un sujet aussi concret que ce projet d'installation d'un nouveau réacteur nucléaire, aucun contact bilatéral ne soit entrepris entre les pays directement concernés.
L'incident est clos.
09 Vraag van de heer Peter Logghe aan de minister van Klimaat en Energie over "Distrigas en Distrigas & Co" (nr. 6948)
09 Question de M. Peter Logghe au ministre du Climat et de l'Énergie sur "Distrigaz et Distrigaz & Co" (n° 6948)
09.01 Peter Logghe (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, mijn vorige vraag over Distrigas dateert van 25 juni. De vraag van 25 juni was eigenlijk volledig achterhaald. Daarom heb ik die vraag vervangen door de huidige.
De verkoop van aandelen van Distrigas zou ondertussen zo goed als rond zijn.
De strijd rond Distrigas & Co, die het distributienetwerk en de LNG-terminal beheert, woedt volop. Naar het schijnt zou Fluxys Distrigas & Co overnemen.
Mijnheer de minister, ik heb een aantal concrete vragen.
Kunt u mij een duidelijk beeld geven van de situatie van vandaag? Is de verkoop van Suez-aandelen van Distrigas aan het Italiaanse ENI ondertussen rond? Welke prijs werd daarvoor betaald? Wat zal de positie zijn van Publigas in Distrigas?
Wat is de houding van de regering inzake het aandelenpakket van Publigas en Distrigas? Momenteel zou Publigas nog altijd een aandelenpakket hebben van 30%. Is het de bedoeling dat dit zo blijft? Bepaalde meerderheidspartijen verkondigen namelijk het standpunt dat Publigas beter helemaal kan verdwijnen uit de gasleverancier. Wat is het standpunt van de regering daarover?
Hoe staat het met de overname van de aandelen van Distrigas & Co door Fluxys? Is daar al een prijs voor afsgesproken? Hoever staat het daarmee?
Hoe zit het met de aandelenverhouding in Fluxys zelf? Klopt het dat tegen eind juni – die datum zijn we ondertussen al voorbij – Suez zijn aandelen in Fluxys moest verkopen? Klopt het, zolang er niets is gewijzigd in de aandelenstructuur van Fluxys, dat Suez eigenlijk nog altijd een controle blijft houden op de LNG-terminal van Zeebrugge? Wat is de houding van de regering daarin? Dreigt de controle over de LNG-terminal in Zeebrugge niet in andere handen te komen als het bod van de zakenbank Ecofin Limited doorgaat?
Tot slot, meer een principiële vraag, in De Tijd kon men lezen dat er een verhitte strijd woedt rond de controle van Fluxys International, de 25%-dochter van Fluxys die de LNG-terminal in Zeebrugge uitbaat. Hoe zit het nu eigenlijk met die LNG-terminal? Vindt u dat het kan dat Fluxys International zomaar wordt afgesplitst van Fluxys en dat wij zonder meer de controle over de LNG-terminal uit handen zouden geven? Dat is dus meer een vraag naar een beleidspunt.
09.02 Minister Paul Magnette: Mijnheer de voorzitter, de overdracht van Distrigas aan ENI past in de fusie van GdF-Suez. Het betreft een van de door de Europese overheden inzake mededinging opgelegde voorwaarden aangaande de verwezenlijking van de fusie. Alvorens de overdracht van de participatie van 57,25% van Suez effectief zal zijn, moeten evenwel verscheidene voorwaarden zijn vervuld.
Eerst moet de fusie worden goedgekeurd door de vergadering van aandeelhouders. Ten tweede, Publigas moet zijn recht op voorkoop niet uitoefenen. Ten derde, de Europese Commissie verleent haar goedkeuring aan deze operatie.
Publigas heeft de verzaking aan zijn recht op voorkoop ondergeschikt aan het feit dat het ernstige waarborgen verkrijgt inzake de bevoorrading van de Belgische verbruikers. Een akkoord kwam onlangs tot stand tussen Publigas en ENI inzake de overdrachten van hun participatie. Tot op dat ogenblik had Publigas 31,35% van Distrigas in handen. De overdracht van Distrigas en co maakt eveneens deel uit van de voorwaarden die werden opgelegd door de Europese Commissie opdat de fusie wordt verwezenlijkt. Een akkoord werd bereikt voor de verkoop van Distrigas en co aan Fluxys, voor een bedrag van 350 miljoen euro. Conform de voorwaarden inzake de fusie, opgelegd door de Europese Commissie, moet Suez 12,25% overdragen in de schoot van Fluxys, waardoor zijn participatie daalt van 57,25% naar 45%. Deze remedies voorzien eveneens dat Publigas 45% van Fluxys zou bezitten.
Inzake de overdracht van 12,5% aan Ecofin werd een juridische studie aangevraagd om na te gaan of deze overdracht compatibel is met de remedies die zijn vereist door de Europese Commissie. Wat betreft de LNG-terminal zijn er thans onderhandelingen aan de gang voor de oprichting van Fluxys International dat de eigenaar zal zijn van de installaties. Het effectieve beheer van de terminal zou toekomen aan Fluxys.
09.03 Peter Logghe (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, ik bedank u voor uw antwoord. Het blijft natuurlijk allemaal een zeer ingewikkeld verhaal. Ik verneem, om met het laatste te beginnen, dat Fluxys International inderdaad de controle zou krijgen over de LNG-terminal, of dat dit toch de bedoeling zou zijn. Ik vraag mij af hoe het aandelenpakket van Fluxys International er zal uitzien. Ik verneem dat de overdracht van 12,5% aan Ecofin aanleiding geeft tot een juridische studie. Ik blijf benieuwd naar het resultaat van die economische studie. Het blijft in ieder geval een verhaal dat wij zullen moeten blijven opvolgen en dat dermate belangrijk blijft voor de energievoorziening in dit land, dat het verder alle aandacht vereist, ook in deze commissie. Ik zal het blijven opvolgen met een grote kritische ingesteldheid.
Het incident is gesloten.
10 Question de M. Philippe Henry au ministre du Climat et de l'Énergie sur "le fonds de réduction du coût global de l'énergie" (n° 6963)
10 Vraag van de heer Philippe Henry aan de minister van Klimaat en Energie over "het Fonds ter Reductie van de Globale Energiekost" (nr. 6963)
10.01 Philippe Henry (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le ministre, comme vous le savez, le fonds de réduction du coût global de l'énergie (FRCE) a été créé en 2006. C'est une société anonyme de droit public et une filiale de la société fédérale de participation et d'investissement. Il a plusieurs objectifs à la fois sociaux et environnementaux et on y trouve notamment dans les statuts "l'étude et la réalisation des projets par l'intervention de financement de mesures structurelles visant à promouvoir la réduction du coût global de l'énergie dans les logements privés, pour le groupe cible des personnes les plus démunies, et l'octroi d'emprunts bon marché en faveur de mesures structurelles visant à promouvoir la réduction du coût global de l'énergie dans les habitations des personnes privées et servant de domicile principal".
Le fonds est donc censé concrétiser l'objectif cité par l'octroi d'emprunts bon marché aux personnes privées destinés à des mesures structurelles qui économisent l'énergie. Ce déblocage doit passer par des entités locales désignées par les villes et les communes en concertation avec les CPAS. Les personnes qui sont socialement les plus vulnérables constituent pour le fonds un groupe cible particulier des personnes privées.
D'après nos renseignements auprès de différents intervenants locaux, la mission demandée à l'entité locale dans le cadre du FRCE demanderait un travail important, équivalent à 1,5 temps-plein pour le suivi de dossiers. Par ailleurs, la commune se trouve dans l'obligation d'assumer le risque financier et doit être capable d'épancher 95% du prêt consenti.
Ce fonds n'aboutit apparemment pas à beaucoup de résultats à ce stade.
Comment s'effectue le choix de logements où on va intervenir?
À combien de reprises le fonds a-t-il été mobilisé depuis sa création? Quelles sont les communes concernées?
Quelle est la coordination avec les Régions et les CPAS dans l'identification des besoins des logements sociaux?
Envisagez-vous de faciliter l'accès à ce fonds et son utilisation?
10.02 Paul Magnette, ministre: Monsieur Henry, le fonctionnement du FRCE est en effet fortement décentralisé. Le centre de gravité se trouve auprès des entités locales. Il a été opté pour ce mode de fonctionnement au moment de la constitution du FRCE en vue du respect maximal de l'autonomie locale et des structures ou des initiatives déjà existantes. Le point de départ consiste en effet à s'associer aux initiatives locales et régionales pour les amplifier.
Une seconde raison pour laquelle ce mode de fonctionnement décentralisé a été choisi est le fait qu'atteindre le groupe cible auquel s'adresse le FRCE rend nécessaire un fonctionnement plus proactif et un accompagnement intensif. Nous estimons dès lors que cela peut être mis en œuvre de manière optimale par les partenaires locaux qui sont déjà en contact avec les gens du groupe cible et qui sont aussi mieux placés pour évaluer leur situation de vie et leur situation financière.
Le fonctionnement actuel du FRCE génère donc en effet une certaine charge de travail pour les entités locales mais le FRCE offre aussi à ces entités locales un soutien financier qui oscille actuellement entre 50.000 et 100.000 euros sur une base annuelle, avec une moyenne de 80.000 euros.
En raison d'un certain nombre de problèmes et de facteurs de ralentissement auxquels sont confrontées les entités locales, il est vrai que le fonctionnement du FRCE est en ce moment en cours de révision afin d'assouplir les conditions d'accès, entre autres en ce qui concerne la garantie financière et le plafond de taille des entités locales, en vue de la diminution de la charge de travail local et de l'accélération de la mise en place de ces entités locales.
Pour ce qui concerne les emprunts, qui sont octroyés au niveau local, l'entité locale s'engage, dans la convention de coopération qu'elle conclut avec le FRCE, à intervenir dans la rénovation d'un certain pourcentage de logements de particuliers appartenant au groupe cible. Ce pourcentage correspond à celui des habitants du groupe cible sur le territoire de l'entité locale en question. Il est donc strictement proportionnel. Dans la pratique, cela s'effectue en concertation étroite avec les CPAS, les bureaux de location sociaux et les sociétés de logement social.
Le FRCE est actuellement en contact avec une quarantaine de villes et de communes intéressées. En ce moment, une seule entité locale est active dans la ville d'Ostende où 105 dossiers sont en cours de traitement. Des conventions de coopération ont été approuvées récemment avec un certain nombre de communes de la région de Malines et avec la ville d'Anvers.
Au sein du conseil d'administration du FRCE, les trois Régions sont représentées de manière à faire correspondre au mieux le FRCE et les mesures régionales. Dans le cadre du Printemps de l'environnement, la concertation entre le fédéral et les Régions a permis de faire en sorte que cette concertation s'amplifie et que l'on aille vers une simplification de la présentation et une évaluation de la cohérence des mesures fédérales et régionales au profit des particuliers.
10.03 Philippe Henry (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses.
Je suis quand même assez sidéré de constater qu'après plus de deux ans d'existence de ce fonds, une seule commune soit impliquée. Cette situation me semble dramatique dans la mesure où l'on sait pertinemment que, plus encore depuis quelques mois, le prix de l'énergie est devenu extrêmement préoccupant pour les ménages à bas revenus. Vous n'êtes d'ailleurs pas le dernier à en parler. C'est un dossier central qui doit avancer. Tant mieux si des mesures sont prises en vue de faciliter l'introduction des dossiers, mais il faut que dans les faits davantage de communes soient impliquées.
Je ne sais pas si vous disposez d'informations concernant les quarante autres communes que vous avez citées. Des concrétisations sont-elles envisagées assez rapidement, outre les deux villes auxquelles vous avez fait référence? En est-on encore simplement au stade des contacts?
En tout cas, le résultat obtenu me semble extrêmement faible, voire ridicule. Pourtant le problème est crucial et urgent. En effet, c'est maintenant, en période d'été, que les travaux devraient être réalisés. Si des accords sont concrétisés dans les prochains mois, il sera trop tard pour l'hiver à venir. Or on sait que le coût pour se chauffer sera encore un problème majeur.
Je répète encore une fois que je suis vraiment déçu face à la faible concrétisation de ce fonds.
10.04 Paul Magnette, ministre: Cher collègue, je partage votre déception. C'est la raison pour laquelle j'ai tenté d'accélérer au maximum la mise en route du FRCE.
Par ailleurs, je voudrais saluer le travail de ce dernier et des gens qui sont engagés. En effet, ils ne se contentent pas de recevoir les dossiers, ils les sollicitent. Ils ne se contentent pas non plus de déterminer si les dossiers sont ou non conformes, ils aident les autorités locales qui les contactent à monter leur propre dossier. C'est ainsi qu'on est passé en six ou sept mois de un ou deux dossiers à trois dossiers qui sont pratiquement concrétisés et à quarante dossiers dont l'examen est en cours et pour lesquels ces entités devraient être créées fin 2008 début 2009.
Par ailleurs, le FRCE a fait sa propre auto-évaluation des éléments du concept de fonctionnement, tel qu'il avait été conçu "in abstracto" et qui pouvaient soulever des difficultés. C'est pour cette raison qu'on travaille sur une révision de ces éléments, notamment la garantie financière et le plafond de taille pour, à nouveau, faciliter les choses.
Comme vous, je serai évidemment le premier ravi si les choses se mettent en route beaucoup plus vite encore.
10.05 Philippe Henry (Ecolo-Groen!): Je suis content que le fonds soit proactif. Je ne remets pas en cause le personnel du fonds; je ne sais pas comment il travaille exactement.
En tout cas, il me paraît essentiel que l'encadrement politique – ce qui est votre rôle – mette tout en œuvre pour faciliter les choses aux communes. À cet égard, vous avez pointé certains éléments. J'espère qu'ils seront suffisants. Nous y reviendrons dans les prochains mois.
Il me paraît essentiel que les concrétisations soient réelles.
L'incident est clos.
11 Vraag van mevrouw Tinne Van der Straeten aan de minister van Klimaat en Energie over "de directeur van de FOD Energie" (nr. 6980)
11 Question de Mme Tinne Van der Straeten au ministre du Climat et de l'Énergie sur "la directrice du SPF Énergie" (n° 6980)
11.01 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, het onderwerp van deze vraag is in deze commissie al eens aan bod gekomen toen er nog een andere minister was. De problematiek heeft ook al verschillende keren in verschillende kranten gestaan.
In december vorig jaar is bijvoorbeeld al gebleken dat er een aantal vraagtekens werden geplaatst bij de cumul van functies van de directeur-generaal van de FOD Energie, met name de cumul met haar functie als voorzitter van de Brusselse energieregulator Brugel. Ondertussen zou de directeur-generaal die functie ook nog eens combineren met de functie van regeringscommissaris bij Fluxys.
De vorige minister van Energie, de heer Verwilghen, heeft op 18 december 2007 in deze commissie, naar aanleiding van een vraag, die daarover werd gesteld, verklaard dat een rijksambtenaar zich niet mag plaatsen, of laten plaatsen, in een toestand van belangenconflicten.
Ik citeer uit het antwoord: “In het geval van een erkend belangenconflict moet de hiërarchische meerdere de passende maatregelen nemen om daaraan een einde te stellen. Ik heb de voorzitter van het directiecomité medegedeeld dat door het gelijktijdig uitoefenen van enerzijds de functie van directeur-generaal van de Algemene Directie Energie en anderzijds de functie van voorzitter van Brugel, naar mijn aanvoelen minstens de argwaan wordt gewekt dat een onpartijdige en objectieve uitoefening van haar ambt als directeur-generaal wordt beïnvloed. Ik heb dan ook de opdracht gegeven aan de voorzitter om de gepaste maatregelen te nemen, conform de procedure die is voorgeschreven in het KB.”
Wij zijn een half jaar later en ik heb ondertussen een aantal extra vragen. Ten eerste, klopt het dat de directeur-generaal van de FOD Energie ondertussen ook regeringscommissaris is geworden bij Fluxys? Sinds wanneer is dat want dat gebeurt bij eenvoudige brief waardoor het niet te achterhalen is in het Belgisch Staatsblad?
Ten tweede, is de minister van mening dat er sprake kan zijn van een belangenconflict door de combinatie van functies en dan voornamelijk die bij de regulator en de administratie van Energie?
Ten derde, bent u van mening dat de combinatie van die functies in overeenstemming is met de standpunten die België altijd heeft verdedigd tijdens de onderhandelingen van het derde energiepakket? België is toen steeds een grote pleitbezorger gebleken van volledig ownership enerzijds en onafhankelijkheid van de regulatoren anderzijds. Ik wens te benadrukken dat zowel de voormalige eerste minister als de huidige eerste minister en de voormalige minister van Energie als de huidige minister van Energie in dit Parlement steeds hebben gezegd dat dit het standpunt is van België.
Ten slotte, wat is de stand van zaken met betrekking tot de procedure zoals ze werd opgestart door de vorige minister van Energie?
11.02 Minister Paul Magnette: Mevrouw Fauconniers, directeur-generaal bij de FOD Energie, is vandaag geen regeringscommissaris bij Fluxys. Ik wens u er bovendien op te wijzen dat in het verleden de voorgangers van mevrouw Fauconniers de functie van directeur-generaal bij de FOD Economie steeds hebben gecombineerd met de functie van regeringscommissaris bij de betrokken ondernemingen. Dit heeft in het verleden nooit voor problemen of onverenigbaarheden ter zake gezorgd.
Mijns inziens is er geen belangenconflict tussen de drie vermelde functies en dit om volgende redenen. Ten eerste, de functie van regeringscommissaris is een functie van controle en rapportage aan de politieke overheden over de functionering van de kandidaat-netbeheerder. In deze hoedanigheid kan een regeringscommissaris een vetorecht uitbrengen over beslissingen die zouden indruisen tegen de bevoorradingszekerheid van het land.
Ten tweede, inzake de mogelijke onverenigbaarheid van de functie van directeur-generaal Energie en deze van een functie bij een regulator, heb ik op 29 januari op vraag van de heer de Donnea reeds het volgende antwoord gegeven, ik citeer: “Uit de studie die ik bij de juridische dienst van de FOD Economie besteld heb over een mogelijke onverenigbaarheid van deze twee functies blijkt dat onder belangenconflict moet worden verstaan elke situatie waarin het personeelslid een persoonlijk belang heeft dat een invloed kan hebben op de onpartijdige en objectieve uitoefening van zijn functies. Aangezien de betrokkenen die activiteit binnen de commissie niet voor eigen rekening kunnen uitoefenen is er volgens de FOD Economie dus geen sprake van een belangenconflict. Bovendien werden de voorwaarden voor een onverenigbaarheid van deze twee functies grondig door de selectiecommissie en de juridische dienst van het Brussels Instituut voor Milieubeheer onderzocht. De federale overheid is geenszins gebonden door die interpretaties. Zij oordeelt soeverein of er redenen zijn om tot een onverenigbaarheid te besluiten”.
Mevrouw Fauconnier werd op voordracht van minister Evelyne Huytebroeck benoemd door de Brusselse regering.
Wat betreft de positie van België, België heeft binnen de Raad van de Europese Unie altijd gepleit voor een onafhankelijke en sterke regulator met welafgelijnde bevoegdheden en een duidelijke articulatie van bevoegdheden tussen de regulator, de overheid en de mededingingsautoriteiten. Een sterke en onafhankelijke regulator draagt bij tot een level playing field op de energiemarkt. Inzake de versterkte onafhankelijkheidsvereisten voor de regulator heeft België de Commissie altijd gesteund in de Raad. In België zullen zowel de regionale als de federale regulatoren door deze onafhankelijkheidsvereisten zijn gebonden. Bepalingen inzake de bevoegdheden van de regulator zoals momenteel opgenomen in het Europees politiek akkoord omtrent het derde energiepakket laten de combinatie van beide functies toe.
11.03 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, dank u voor uw antwoord. Ten eerste, wat de cumul betreft van de regeringscommissaris, al dan niet algemene directie, kan ik uw standpunt volgen aangezien de regeringscommissaris de belangen van de regering verdedigt.
Ten tweede, wat betreft het belangenconflict spreekt u van een persoonlijk belangenconflict. Ik spreek niet over een persoonlijk belangenconflict, of de persoon in kwestie al dan niet wordt vergoed, ik spreek over het niveau van een belangenconflict tussen functies. Als men gaat kijken wat Europa beoogt en als men gaat kijken naar de onafhankelijkheid van de regulator, dan zijn we hier volgens mij iets aan het doen wat Europa zeker niet voor ogen had. Dan valt er misschien nog te discussiëren over een interpretatiemogelijkheid hier of daar maar op zijn minst wordt de argwaan gewekt dat daar een probleem zou kunnen ontstaan.
In het belang daarvan is het niet gezond dat beide functies door eenzelfde persoon worden uitgeoefend. Er zou wel degelijk best een splitsing komen. Wie die persoon heeft benoemd, is mijn zaak niet. Ik zit niet het Brussels parlement of in de Brusselse regering. Ik kan die minister niet ter verantwoording roepen. Ik richt mij dus tot u. Wij hebben al een wankele reputatie als het gaat over hoe wij onze energiemarkt beheren.
Er is een zaak hangende die werd ingeleid door de Europese Commissie over het al dan niet juist omzetten van de elektriciteitsrichtlijnen. Het gaat daar ook over de regulatoren. Ondertussen zijn wie iets aan het doen wat radicaal ingaat tegen de geest van wat in het derde energiepakket naar voren wordt geschoven. Ik vind dus dat u er zich een beetje gemakkelijk vanaf maakt. Ik denk dat het in ieders belang is dat de schijn die zou kunnen ontstaan van een eventuele belangenvermenging – ik zeg niet dat die er is – wordt weggewerkt. Ik vind het geen goede zaak dat u er zich vlotjes en gladjes vanaf maakt.
L'incident est clos.
12 Vraag van mevrouw Tinne Van der Straeten aan de minister van Klimaat en Energie over "een mogelijke wetswijziging van de gaswet" (nr. 6982)
12 Question de Mme Tinne Van der Straeten au ministre du Climat et de l'Énergie sur "une modification éventuelle de la loi sur le gaz" (n° 6982)
12.01 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, ik weet niet of ik de vraag aan u dan wel aan de minister moet stellen. Een paar weken geleden had u immers het antwoord op mijn vraag.
Het gaat opnieuw over de interpretatieve wet die eraan zit te komen of die er al dan niet misschien aankomt.
Mijnheer de minister, wij ondervroegen u eerder al over de vraag of de Europese Commissie over de kwestie werd geraadpleegd en er een mening over had.
Op 10 juni 2008 antwoordde u dat u aan de Europese Commissie had gevraagd wat zij ervan vond. Er hadden twee vergaderingen plaatsgevonden en u had een officieuze reactie. U had echter nog geen officiële reactie ontvangen.
Bij mijn weten is er ondertussen per brief wel een officiële reactie toegekomen. Ik denk dat ze op 24 juni 2008 is toegekomen.
Mijn vragen zijn dus de volgende.
Ten eerste, klopt dat? Hebt u ondertussen inderdaad een officiële reactie van de Europese Commissie gekregen?
Ten tweede, wat is de mening van de Europese Commissie? Ik bedoel daarmee de mening die in de brief staat.
Ten derde, kan u de brief ter beschikking van de parlementsleden stellen?
12.02 Minister Paul Magnette: Mijnheer de voorzitter, de DG TREN van de Europese Commissie deelde met een brief gedateerd op 24 juni 2008, gericht aan de AD Energie de resultaten mee van haar onderzoek van het voorontwerp van wet tot wijziging van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten door leidingen inzake de tarificatie van de transit van aardgas.
Het onderzoek van de Europese Commissie slaat voornamelijk op de compatibiliteit van het voorontwerp van wet, inzonderheid op de interpretatie die het onderzoek aan artikel 15/19 van de gaswet geeft, met de richtlijn betreffende de gemeenschappelijke regels voor de binnenlandse aardgasmarkt.
De Europese Commissie heeft geen principiële bezwaren bij de tarifaire modaliteiten die in het voorontwerp van wet worden vastgelegd. Zij formuleert slechts enige bezorgdheid over de bewoording van enkele bepalingen in het ontwerp. Aldus dringt zij inzonderheid aan op het feit dat de kwalificatie van het transitcontract slechts kan worden toegekend aan de contracten die de voorwaarden van de richtlijn betreffende de transit van aardgas vervullen.
De brief van de Europese Commissie wil geen dwingende interpretatie aan bepalingen van communautair recht geven. Voornoemde taak is voorbehouden aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschap.
De bezorgdheden die in de brief worden geformuleerd, zullen echter bij de finalisering van het voorontwerp van wet in overweging worden genomen.
12.03 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, volgens de woorden van de minister gaat het slechts om enkele bezorgdheden van de Europese Commissie waarmee niettemin rekening zal worden gehouden. De minister zal er dan ook wel geen enkel probleem mee hebben om de brief ter beschikking van de parlementsleden te stellen.
12.04 Paul Magnette, ministre: Monsieur le président, cela ne me paraît pas indispensable. Vous savez que je suis très partisan de la transparence mais laissez-nous terminer le travail et nous vous remettrons tous les documents ensuite!
12.05 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Het wetsontwerp is nog niet afgerond. Zodra dit wel het geval is en in het Parlement terechtkomt, zullen wij die brief erbij krijgen?
12.06 Minister Paul Magnette: Dat is niet de traditie.
12.07 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Het gaat hier toch over een essentieel ontwerp. Het maakt zelfs niet uit of het essentieel is of niet. Het interesseert mij echter alleszins wat de Europese Commissie daarover te zeggen heeft.
De voorzitter: In het licht van de transparantie is het, mijns inziens, nuttig dat de commissie daarvan in kennis wordt gesteld op een officiële manier.
12.08 Paul Magnette, ministre: Monsieur le président, il existe une grande tradition de protection de la confidentialité des documents de la Commission. Cette lettre est adressée au gouvernement fédéral belge; je ne puis donc la distribuer plus largement sans l'autorisation du mandataire.
12.09 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Ik ben er zeer gerust in dat, als de vraag zal worden gesteld aan de Commissie, deze positief zal reageren. Er is langs die kant altijd een zeer grote bereidheid om dergelijke documenten ter beschikking te stellen.
Mijnheer de minister, wij hebben ook de wet op de openbaarheid van bestuur. Een bestuursdocument wordt zeer ruim geïnterpreteerd en het gaat hier niet over confidentiële informatie met betrekking tot contracten of andere dingen. Het gaat hier over de mening van de Europese Commissie met een aantal bedenkingen die zij formuleert op vraag van de federale overheid. Het gaat dus zelfs niet over de beraadslaging van de federale overheid maar gewoon over het standpunt van de Europese Commissie over een ontwerp.
Ik zie het probleem niet waarom dit niet aan het Parlement kan worden bezorgd.
12.10 Paul Magnette, ministre: Si M. Tobback vous avait envoyé une lettre avec quelques avis sur une question que vous veniez de poser, avant de la diffuser, vous demanderiez l'autorisation de celui-ci. Je vais faire la même chose. C'est une question de correction vis-à-vis de la Commission.
De voorzitter: Is er al een timing voor het ontwerp? Het advies van de Raad van State is nu ook officieel binnen veronderstel ik. Waarschijnlijk zal het september zijn.
12.11 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Zal die brief bij het dossier zitten?
De voorzitter: De minister heeft gezegd dat hij het advies gaat vragen aan de Commissie om te weten of het al dan niet vertrouwelijk is.
12.12 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Aan mevrouw Jalabert? Wij kennen mevrouw Jalabert. Ze is hier reeds geweest. Het is een zeer vriendelijke en competente mevrouw.
De voorzitter: Dat doet er nu niet toe. Dat wil nog niet zeggen dat ze het met zekerheid zal ter beschikking stellen. Er zijn ook Europese parlementsleden en die kunnen in dat raam ook een vraag stellen.
12.13 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, dat heb ik reeds gevraagd.
De voorzitter: Dan bent u voldoende bij de pinken.
12.14 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Komen wij daarop dan terug of moeten wij dat opnieuw vragen?
De voorzitter: Tijdens de bespreking zal dat spontaan terug ten berde worden gebracht. De minister is daarvan nu wel doordrongen.
L'incident est clos.
13 Vraag van mevrouw Tinne Van der Straeten aan de minister van Klimaat en Energie over "de nieuwe studie inzake de ideale energiemix" (nr. 6983)
13 Question de Mme Tinne Van der Straeten au ministre du Climat et de l'Énergie sur "la nouvelle étude relative au mix énergétique" (n° 6983)
13.01 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, nu komen wij bij het stokpaardje van de nieuwe minister van Energie, namelijk de studies. De Lente van het Leefmilieu is ondertussen afgerond dus nu kunnen wij beginnen met iets anders, met name de nieuwe studie over de ideale energiemix.
Mijnheer de minister, in uw beleidsnota staat in dat verband te lezen: “Om de Kyotodoelstellingen betreffende de uitstoot van broeikasgassen na te leven, de zelfvoorziening van ons land te vergroten en de energiebevoorrading en structureel betaalbare prijzen te verzekeren zal de regering voor het einde van juni 2008 een groep van nationale en internationale experts, onder ander het IPCC, installeren”.
Mijnheer de minister, ik heb een aantal vragen. Ten eerste, is de groep samengesteld? Zo ja, wie zetelt er in de groep? Zo niet, wanneer zal de groep worden samengesteld en wie wordt er aangezocht om deel uit te maken van deze groep? Ten tweede, zijn er ook al terms of reference bepaald voor de studie en kunnen die ons dan worden overgemaakt? Ten derde, wanneer moet de groep zijn verslag voorstellen? Ten slotte, welk budget wordt daarvoor uitgetrokken?
De voorzitter: Die vragen zijn in het verleden op andere fora ook al gesteld aan de minister. Het was evident dat deze vraag te berde zou komen.
13.02 Minister Paul Magnette: Mevrouw Van der Straeten, deze groep van experts is momenteel nog niet samengesteld. Ik hoop dat de samenstelling ervan in september 2008 kan plaatsvinden.
In verband met het mandaat ervan kan ik meedelen dat deze groep de opdracht zal hebben de belangrijkste aanbevelingen of besluiten van de verschillende studies met betrekking tot het energiebeleid toe te lichten en samen te vatten, teneinde de regering te adviseren omtrent de ideale energiemix. Hierbij worden drie fundamentele principes geëerbiedigd, namelijk bevoorradingszekerheid, concurrentievermogen van de economie en milieu- en klimaatvriendelijkheid. Het betreft de volgende studies. De studie van de commissie 2030, de studie van het Planbureau over de energievooruitzichten tegen het jaar 2050, de prospectieve studie van de algemene directie Energie, een verplichting die voortvloeide uit de wet betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, en de studie van de CREG over de productiecapaciteit.
Bij de samenstelling van deze groep moet worden gezocht naar een evenwichtige verdeling tussen nationale en internationale deskundigen die bekend staan om hun expertise op het vlak van energiebeleid. De algemene directie Energie zal instaan voor het secretariaat van deze groep. Deze groep van experts zal binnen een redelijke termijn zijn verslag moeten indienen opdat de regering strategische keuzes zou kunnen maken voor het tweede semester van 2009.
Er werd nog geen enkele budgettaire beslissing genomen met betrekking tot de samenstelling van deze groep. Het spreekt voor zich dat de kosten van de betrokken experts moeten worden betaald en dat zij bijgevolg moeten worden vergoed.
13.03 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Ik had mij er intussen al een beetje bij neergelegd dat er opnieuw een studie zat aan te komen. Ik had gehoopt hier wat meer te weten te komen dan wat ik al wist. Al wat u daarnet zei, weten wij al een tijdje. Dat staat ook met zoveel woorden in uw beleidsnota.
Ik stel vast dat u er geen vaart achter staat, dat het niet wordt uitgevoerd en dat het wachten zal zijn tot september 2008. Ik wil wel een weddenschap aangaan. Als ik mijn vraag woord voor woord herhaal in september, zult u dan zeggen dat het er is of dat we nog drie maanden moeten wachten?
Dit is heel frustrerend, zeker wanneer u zegt dat de prospectieve studie er deel van uitmaakt, terwijl u op andere momenten hebt gezegd dat het nog tot midden 2009 zou duren alvorens die prospectieve studie klaar zou zijn. Dat lijkt mij een inconsistentie in uw antwoord.
Ik zal met vakantie gaan, ik zal er niet teveel aan denken, en in september zal ik mijn vraag opnieuw indienen en dan zullen wij zien hoever wij staan.
13.04 Paul Magnette, ministre: Si vous ne partez pas trop vite en vacances, vous pourriez ne pas être aussi frustrée car j'ai formalisé ma proposition de mandat et de composition. Dès que j'aurai un accord au sein du gouvernement, je vous la présenterai volontiers.
De voorzitter: Wilt u, eens de groep is samengesteld, de commissie op de hoogte stellen? Ik meen dat heel wat commissieleden geïnteresseerd zijn in de samenstelling. Dan kunnen wij alle leden daarvan verwittigen.
13.05 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Het gaat niet alleen om de samenstelling maar ook om de terms of reference. Ik hoor u wel graag zeggen: drie kapstokken, concurrentie en de bevoorrading is zeker. Gaat het daarover in een studie over energie? In de terms of reference worden meestal nog een aantal expliciete dingen bepaald. Van wat daarin staat zal uiteindelijk afhangen wat het resultaat zal zijn.
Ik wil erop aandringen, mijnheer de voorzitter, dat wij niet alleen de samenstelling kennen maar tegelijkertijd ook de terms of reference, zodat wij toch een beetje kunnen inschatten wat er eigenlijk wordt gevraagd, in plaats van enkele vage bewoordingen waar iedereen het toch over eens is.
De voorzitter: Ik meen dat dit geen probleem zal zijn.
13.06 Paul Magnette, ministre: Il y a la composition et le mandat, le mandat étant ce que vous appelez "terms of references".
L'incident est clos.
14 Vraag van de heer Bruno Tobback aan de minister van Klimaat en Energie over "de eigendomsontvlechting van de aardgasinfrastructuur in ons land" (nr. 6984)
14 Question de M. Bruno Tobback au ministre du Climat et de l'Énergie sur "le découplage de la propriété de l'infrastructure de gaz naturel dans notre pays" (n° 6984)
14.01 Bruno Tobback (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de voorzitter, ik stel mijn vraag naar aanleiding van een antwoord van de heer Leterme in de plenaire vergadering van vorige week.
De premier kondigde in antwoord op een van de vele vragen van mevrouw Van der Straeten – in concreto over de hele saga rond Fluxys en Fluxys International – aan dat er in ieder geval geen probleem kan zijn met de zogenaamde verkoop van de LNG-terminal aan Suez in ruil voor die fameuze 250 miljoen. Volgens de premier zou de regering binnenkort met een ontwerp komen om het belang van Suez in Fluxys onder de 25 procent te brengen.
Er zijn verschillende mogelijkheden om dat antwoord te begrijpen. Ofwel is het een manier om te doen alsof men de vraag niet heeft gehoord en wil men even vergeten dat 25 procent in Fluxys niets betekent als de aardgasterminal daar niet meer in zit. Een andere mogelijkheid is dat de premier niet beseft dat dit een probleem zou kunnen zijn. Ofwel zegt de regering wel degelijk dat Fluxys hetzelfde blijft zoals vandaag – met alles erin wat er vandaag in zit – en zal het aandeel van Suez daarin aan de hand van het wetsontwerp van de minister onder de 25 procent worden gebracht. Ik hoop uiteraard op de laatste optie en ik zal u daarin ook ten volle steunen.
Naar aanleiding van het antwoord van de premier, wil ik u concreet naar de timing van uw wetsontwerp vragen. Klopt mijn laatste interpretatie dat het aandeel van Suez in Fluxys, met alles erin, onder de 25 procent zal worden gebracht?
Ten slotte, zal dit wetsontwerp ook meer bepalingen inhouden, naast het aandeelhouderschap? Zal het ook garanties inhouden dat de aardgasnetwerken onafhankelijk van producenten en leveranciers zullen worden beheerd?
14.02 Minister Paul Magnette: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Tobback, een voorontwerp van wet tot wijziging van de wet van 1965 betreffende het vervoer van gasachtige en andere producten door leidingen werd opgesteld met het oog op het versterken van de regels van corporate governance, toepasselijk op de transmissienetbeheerders van aardgas.
Het voorontwerp zal spoedig ter goedkeuring aan de Ministerraad worden voorgelegd. Ik kan niets meer over de timing zeggen.
In antwoord op uw tweede vraag wijs ik erop dat het voorontwerp van wet bijkomende maatregelen voor de onafhankelijkheid van de transmissienetbeheerders waarborgt. Zo wordt bepaald dat de ondernemingen van aardgas en elektriciteit alsook de ondernemingen die met hen zijn verbonden alleen nog gezamenlijk en slechts voor maximum 24,99% van het kapitaal van de netbeheerder en maximum 24,99% van het kiesrecht mogen bezitten.
14.03 Bruno Tobback (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ten eerste, wat betreft de genoemde 24,99%, interpreteert u in dat verband al dan niet het aardgasnetwerk met inbegrip van alle toegangen en terminals? Op die vraag kreeg ik immers geen antwoord.
Ten tweede, mijnheer de minister, mag ik u vragen om het woord “spoedig” enigszins te concretiseren? Wij hoorden ooit de term “onverwijld” lanceren. Dat is ondertussen al bijna twee jaar geleden. Ik hoop dat uw timing niet dezelfde richting uitgaat. Wat betekent “spoedig” in de bedoelde materie?
De voorzitter: Dat is een goede vraag volgens de minister.
14.04 Bruno Tobback (sp.a+Vl.Pro): De eerste vraag was nog beter. Mag ik daar dan nu een antwoord op, alstublieft?
14.05 Paul Magnette, ministre: À ce stade, je ne peux pas être beaucoup plus précis quant au timing. J'ai préparé mon projet et il est presque terminé. Nous faisons pour le mieux!
14.06 Bruno Tobback (sp.a+Vl.Pro): De vraag over de terminal, mijneer de minister.
14.07 Paul Magnette, ministre: Comme je l'ai dit en réponse à une autre question tout à l'heure, il est fondamental que le contrôle du terminal reste dans les mains du public. C'est d'ailleurs ce qui figure dans l'accord de gouvernement.
14.08 Bruno Tobback (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de voorzitter, mag ik even? Ik wil de antwoorden op alle andere vragen gerust nog eens nalezen en daar dan mijn eigen interpretatie aan geven. Ik stel evenwel vast dat wij van de regering, afhankelijk van de minister die wordt ondervraagd en afhankelijk van de stand van het dossier, zowat iedere week een ander antwoord krijgen dat vaag is in deze of gene richting. Niemand wil echter duidelijkheid scheppen over de vraag of men al dan niet bezig is met het uitverkopen van een van de kroonjuwelen van het gasnetwerk voor een miserabele 250 miljoen euro die men per definitie sowieso zou moeten krijgen.
U heeft het over controle. Controle betekent minder dan 24% aandeelhouderschap en minder dan 24% rechten verbonden aan dat aandeelhouderschap. In het andere geval is er een vetorecht en dus controle.
De vraag is heel simpel. Geldt die 25% voor het gehele aardgasnetwerk, met inbegrip van de terminal? Of bent u niet van plan om dat toe te passen op de terminal? In dat geval kan men de controle en het aandeelhouderschap over die terminal in handen van anderen geven. Hierop kunt u simpel met ja of neen antwoorden, mijnheer de minister. Vaagheid betekent dat u het ofwel niet weet, en dat zou heel erg zijn, ofwel dat u het niet wilt zeggen en in dat geval is het nog veel erger.
14.09 Paul Magnette, ministre: Monsieur Tobback, je ne peux vous répondre que ce que j’ai déjà répondu à de nombreuses reprises. Ce que vous appelez les "misérables 250 millions d’euros", que votre parti n’a pas obtenu lors du gouvernement précédent n’ont aucun lien avec ce dossier. C’est une demande en soi qui n’est pas liée à ceux-ci.
En ce qui concerne Fluxys et le terminal, j’ai toujours dit ce qui est dans l’accord de gouvernement. Lorsque je vous fais part de mon avis personnel, vous me dites qu’il ne vous intéresse pas, ce que je comprends bien, puisque seule la position du gouvernement vous intéresse! Je l’ai toujours dit et répété, la position du gouvernement est la suivante: pour ce qui concerne Fluxys, Suez ne pouvait pas détenir plus de 24,99% et le contrôle de l’ensemble des éléments du "netbeheerder" devait être assuré.
Pour le reste, une négociation est en cours entre Suez et Publigaz, pour autant qu’on puisse vérifier l’ensemble du contrôle au moyen de tous les instruments disponibles, par exemple un commissaire du gouvernement, une "golden share", éventuellement une forme juridique spécifique, etc. De mon côté, j’aurai veillé au respect de l’accord du gouvernement. Je m’en tiens donc à ces principes-là!
14.10 Bruno Tobback (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de voorzitter, ik zal op dit moment niet dieper ingaan op de materie.
De voorzitter: We zullen de zaak verder opvolgen.
Mevrouw Van der Straeten, het is een vraag en geen interpellatie. Daarstraks heeft de heer Logghe ook al vragen over de kwestie gesteld.
L'incident est clos.
15 Vraag van de heer Willem-Frederik Schiltz aan de minister van Klimaat en Energie over "de nakende overname van het belang van Gaz de France in SPE door EDF" (nr. 6604)
15 Question de M. Willem-Frederik Schiltz au ministre du Climat et de l'Énergie sur "la reprise imminente par EDF de la part que détient Gaz de France dans SPE" (n° 6604)
15.01 Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb u hierover al eens geïnterpelleerd. Toen zag alles er nog iets rooskleuriger uit. Thans treft mij enige bezorgdheid in dit dossier.
De fusie tussen Suez en Gaz de France leek in eerste instantie een opportuniteit voor de Belgische energiemarkt om meer concurrentie te garanderen. De Europese Commissie had er trouwens op aangedrongen dat GdF zich zou terugtrekken uit SPE waardoor SPE een onafhankelijke speler zou kunnen worden op de energiemarkt.
Moest dit niet worden opgelegd door de Europese Commissie en moest Gaz de France zich niet terugtrekken uit SPE, zou het geheel van Suez en GdF samen 90% van de Belgische energiemarkt in handen hebben.
Voorzitter:
Peter Logghe.
Président:
Peter Logghe.
Het grote probleem met de link tussen Suez en GdF is dat het Frans overheidsbedrijf Electricité de France zowel bij Suez/GdF als bij EDF de plak zwaait. Hieruit kan men besluiten dat de verkoop van GdF-aandelen aan EDF eenzelfde verstikkend effect op de Belgische energiemarkt zou hebben. Het gaat met andere woorden over een vestzak-broekzakoperatie.
Ik betreur dat ten zeerste. U hebt mij bevestigd dat u erop zou toezien dat een dergelijk verstikkend effect niet zou plaatsvinden.
Ik zie hier, behalve die beloftes van u, nog een lichtpuntje, met name het Britse Centrica dat beschikt over 25,5% van de SPE-aandelen en over een voorkooprecht op de aandelen van GdF.
Mijn vraag aan u is heel simpel. Zult u actie ondernemen indien de verkoop van GdF-aandelen aan EDF toch doorgaat? Wat is uw visie daarop?
15.02 Minister Paul Magnette: Mijnheer de voorzitter, ik wil er op wijzen dat dit conform de voorwaarden, opgelegd door de Europese Commissie, gebeurt. EDF en GdF zijn aparte bedrijven, ook al hebben ze een gemeenschappelijke aandeelhouder, namelijk de Franse overheid. Dit is niet ongebruikelijk. Zo is de Nederlandse overheid hoofdaandeelhouder in GTS, de Nederlandse netbeheerder, en in GasTerra, producent en leverancier. U haalt terecht aan dat de verkoop van GdF-aandelen aan EDF nog niet is doorgegaan en dat Centrica haar voorkooprecht nog kan uitoefenen. Dat is een marktoperatie. Tot die is afgesloten, kan ik op deze transactie geen verder commentaar geven.
15.03 Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik ben zeer verheugd dat u de marktwerking voorrang wil geven op het overheidsoptreden. Dat zal u zeker niet verbazen. Daarnaast moet de marktwerking ook in de toekomst gegarandeerd blijven. Wanneer Centrica niet zou besluiten om haar voorverkooprecht uit te oefenen, wat niet ondenkbaar is, kijk ik naar u om doortastend op te treden en de markwerking in de toekomst om de Belgische energiemarkt vrij te stellen. Ik begrijp dat u eerst kijkt wat Centrica zal doen en hen niet de pas wil afsnijden. Ik zou echter graag van u horen wat u zult doen als Centrica haar voorkooprecht niet opneemt. Wat zijn dan de mogelijkheden en welke wapens hebt u dan ter beschikking?
L'incident est clos.
Voorzitter: Bart Laeremans.
Président: Bart Laeremans.
16 Vraag van de heer Peter Logghe aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de jaarrekeningen van verenigingen" (nr. 6590)
16 Question de M. Peter Logghe au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "les comptes annuels des associations" (n° 6590)
16.01 Peter Logghe (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, grote en zeer grote verenigingen zijn voor boekhouding en jaarrekening onderworpen aan het KB van 19 december 2003, dat onlangs werd gewijzigd door het KB van 27 maart 2008. Dat KB had terugwerkende kracht tot 17 maart en ik heb daarbij een aantal concrete vragen voor u.
Kunt u mij een idee geven hoeveel grote en zeer grote verenigingen dit jaar een jaarrekening zullen moeten neerleggen?
Kunt u mij een opdeling bezorgen tussen Belgische en buitenlandse verenigingen?
Over hoeveel grote en hoeveel zeer grote verenigingen gaat het?
Zijn er al jaarrekeningen binnen, mijnheer de minister? Hoeveel elektronische en hoeveel op papier? Hoopt u een bepaald percentage elektronische jaarrekeningen binnen te krijgen? Ik hoop dat het u in het kader van het vereenvoudigen er ook om te doen is zoveel mogelijk jaarrekeningen via elektronische weg binnen te krijgen.
Laatste vraag, toch ook een beetje een juridische vraag. Gelet op de terugwerkende kracht van het KB van 27 maart 2008 tot 17 maart 2008, zouden er problemen kunnen ontstaan voor die verenigingen die ondertussen, dus tussen 17 maart en 27 maart, hun jaarrekening zouden hebben neergelegd? Heeft u al een idee over hoeveel verenigingen dat gaat? Kunt u mij ook meedelen op welke manier die jaarrekeningen zullen worden behandeld? Bedankt voor uw antwoord.
16.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mijnheer de voorzitter, collega, ik denk dat u het verschil kent tussen zeer grote, grote en de afgerekende jaarrekeningen? Ja, u leest samen met mij de wet, dus dat is geen probleem.
In de periode van 1 januari 2007 tot het einde van het jaar werden volgens het gestandaardiseerde volledige model van jaarrekening voor verenigingen 1.145 jaarrekeningen neergelegd. De opsplitsing: 925 op papier, 220 in pdf-bestand. Van de 1.145 was er één van een buitenlandse vereniging.
Dan zijn er de grote, die dus volgens het verkort model kunnen werken. Daarvan werden er 4.196 neergelegd: 2.989 op papier en 1.207 in pdf. Daarvan waren er 5 van buitenlandse verenigingen.
Dan is er het afwijkend schema, daarvan kent u de regels ook. Er werden er 610 ingediend, waarvan 513 op papier en 97 in pdf, daar waren geen buitenlandse bij.
Voor dit jaar zijn er inderdaad van 17 maart tot 15 juni al 1.756 neergelegd, waarvan, houd u vast, 1.111 of 63% elektronisch. Van deze elektronisch ingediende waren er 118 in pdf en 993 in de vorm van wat men noemt een gestructureerd databestand. Eigenlijk betekent dit gewoon dat u het rechtstreeks van uw computer kunt doorsturen.
Een pdf houdt in dat men alles moet overtikken. In dezelfde periode werden er nog 645 op papier ingediend.
Hebben wij dienaangaande een doelstelling? Welnu, u weet dat wij voor de vennootschappen in verband met btw-aangiften Belcotax-online systematisch bedrijven verplichten om dat elektronisch te doen. Ik sluit niet uit dat ik hetzelfde zou doen voor vzw’s, zeker voor de grote. We moeten er natuurlijk rekening mee houden dat de kleinere dat niet altijd zullen kunnen, alhoewel, steeds meer mensen werken met elektronica. Uw suggestie ter zake lijkt me dus een goede suggestie.
In verband met de retroactiviteit heb ik een interessant antwoord. Ik lees het antwoord voor; ik hoop dat u kunt volgen.
Artikel 41 van het vermelde koninklijk besluit van 27 maart 2008 bepaalt dat het besluit in werking treedt op 17 maart 2008. Zo konden verenigingen reeds vanaf 17 maart 2008, datum vanaf dewelke de Nationale Bank van België de technische mogelijkheid bood om ook via gestructureerd databestand te werken, gebruik maken van de voordeligste wijze van neerlegging. Van 17 maart 2008 tot 31 maart 2008 werden reeds 51 gestandaardiseerde jaarrekeningen van verenigingen neergelegd in de vorm van een gestructureerd databestand. Anderzijds werden gestandaardiseerde jaarrekeningen die in dezelfde periode werden ingediend op papier of als pdf-bestand, die nog waren opgesteld voor het aangepast model, niet door de Nationale Bank van België geweigerd. De retroactiviteit heeft dus geen enkel ongunstig gevolg gehad voor de betrokken verenigingen.
16.03 Peter Logghe (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, dat laatste is inderdaad moeilijk om te volgen. Ik zal dat, als het op papier staat, nog eens nalezen, laten doorsijpelen en dan nagaan of de hersenen nog mee willen.
Het lijkt wel dat die vorm van vereenvoudiging in verplichte vorm een op te volgen piste is.
16.04 Minister Vincent Van Quickenborne: Gaat u mij daarin steunen?
16.05 Peter Logghe (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, ik zal u daar zeker in steunen.
Het incident is gesloten.
- Mme Zoé Genot à la ministre des PME, des Indépendants, de l'Agriculture et de la Politique scientifique sur "le retrait éventuel de l'AR de mars 2003 relatif à la sécurité des ascenseurs" (n° 6644)
- Mme Zoé Genot au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur "le retrait éventuel de l'AR de mars 2003 relatif à la sécurité des ascenseurs" (n° 6645)
- M. Mathias De Clercq au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur "le fameux AR ascenseurs de 2003" (n° 6933)
- mevrouw Zoé Genot aan de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid over "de mogelijke intrekking van het KB van maart 2003 met betrekking tot de veiligheid van liften" (nr. 6644)
- mevrouw Zoé Genot aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "de mogelijke intrekking van het KB van maart 2003 met betrekking tot de veiligheid van liften" (nr. 6645)
- de heer Mathias De Clercq aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "het fameuze liften-KB van 2003" (nr. 6933)
17.01 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le ministre, la Commission européenne a infligé, en février 2007, une amende de 990 millions d'euros à quatre groupes actifs dans le secteur des ascenseurs (Otis, Kohne, Schindler et ThyssenKrupp) qui ont été accusés d'avoir formé un cartel. Ils ont mis en œuvre, a dit la Commission, une entente sur le marché de l'installation et de l'entretien des ascenseurs et des escaliers mécaniques en Belgique, en Allemagne, au Luxembourg et aux Pays-Bas.
Au vu de cette lourde condamnation et au vu de la longue période infractionnelle identifiée par la Commission européenne entre 1995 et 2004, je m'interroge sur la pertinence du maintien de l'arrêté royal du 9 mars 2003 relatif à la sécurité des ascenseurs. En effet, cet arrêté repose sur la pertinence d'une recommandation européenne de 1995 qui, outre le fait qu'elle ne soit pas contraignante, a été adoptée pendant une période aujourd'hui clairement identifiée comme suspecte. Les gouvernements successifs ont cru de bonne foi la nécessité de renforcer la réglementation en vigueur alors qu'il est aujourd'hui établi que les autorités européennes faisaient l'objet d'un lobbying intense de la part des constructeurs d'ascenseurs, lesquels venaient de se regrouper en cartel.
Cet arrêté a donc été pris sur une base des plus contestables, sans étude préalable, comme l'a reconnu votre prédécesseur dans sa réponse à une question posée par Mme Marie Nagy en septembre 2005, et sans véritable considération de fond, étant donné que les accidents retenus par le fonds des accidents de travail relativisent très fortement la situation d'insécurité liée aux ascenseurs.
Pour rappel, de 1996 à 2003, trois accidents mortels, pour lesquels on ne sait s'il s'agit de monte-charges ou d'ascenseurs, sont survenus dans le secteur privé ou dans des bureaux. Cet arrêté signifie des investissements extrêmement lourds auxquels sont confrontés les propriétaires d'ascenseurs anciens.
Monsieur le ministre, vous savez comme moi qu'il y a toute sorte de propriétaires, il y a ceux qui peuvent y faire face sans difficulté mais il y a aussi tous les autres. Je pense aux pensionnés ou à ceux qui ont consenti un effort considérable pour accéder à la propriété et qui vont devoir assumer des dépenses très importantes pour mettre leurs installations en conformité pour 2013. Quant aux propriétaires bailleurs, c'est-à-dire ceux qui ont un locataire, vous savez comme moi qu'in fine, c'est le locataire qui paiera la facture dans ses charges locatives.
Monsieur le ministre, le gouvernement ne doit-il pas revoir sa copie et envisager sérieusement, au regard de la condamnation européenne et de la période suspecte lors de la prise de cette réglementation, le retrait d'un texte désormais clairement sujet à caution?
Envisagez-vous d'évaluer ou de retirer cet arrêté royal du 20 février 2003 relatif à la sécurité des ascenseurs?
17.02 Mathias De Clercq (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, België telt ongeveer 75.000 liften. De beveiliging van die liften treft nagenoeg 2 miljoen landgenoten, met name eigenaars, mede-eigenaars en bewoners van gebouwen met een lift. Mevrouw Van den Bossche, voormalig minister van Consumentenzaken, merkte in de vorige legislatuur, na vele parlementaire vragen van voormalig volksvertegenwoordiger mevrouw Turtelboom, op dat de wet veel anomalieën vertoonde en dat de termijnen waarin de liften moesten worden gemoderniseerd, zoals vermeld in het KB van maart 2003, veel te kort waren. Daarom verscheen in eerste instantie een nieuw KB om de termijnen te verlengen. Nochtans blijft de inhoud van de wet ongewijzigd en veel te streng. Ook blijven veel lifteigenaars met vragen zitten over de te volgen procedure bij controle en modernisering van hun lift.
Daarnaast veroordeelde de Europese Commissie, na lang en grondig onderzoek, in februari 2006 de vier grote liftconstructeurs in de wereld tot de grootse boete die zij ooit heeft opgelegd. Die vier grote spelers in de wereld dienen samen in totaal bijna 1 miljard euro te betalen wegens verboden kartelafspraken en illegale prijsafspraken in de periode 1995-2004. Dat is ook de periode waarin de constructeurs heftig hebben gelobbyd om een Europese aanbeveling te laten toepassen in de Europese Unie, waarbij ieder land werd aangeraden om zijn liften te laten moderniseren.
Het was meer bepaald minister Tavernier, destijds van Agalev, nu Groen!, die in 2003 besliste om de Europese aanbeveling te laten omzetten in een ultrastreng KB. Iedereen weet echter dat een Europese aanbeveling niet noodzakelijk in een wet moet worden omgezet, in tegenstelling tot een Europese richtlijn. Vele honderdduizenden lifteigenaars in ons land protesteren al jaren terecht tegen dit onrealistisch KB.
Mijnheer de minister, bent u bereid dit te verhelpen? Bent u bereid om het KB van 2003 aangaande de verplichte modernisering van liften, ingegeven door de lobby, na deze Europese veroordeling af te schaffen?
17.03 Vincent Van Quickenborne, ministre: Monsieur le président, chers collègues, je suis conscient de la problématique qui est apparue suite à l'arrêté royal de mars 2003. En fait, cet arrêté royal a été pris en exécution des recommandations européennes. Il n'est donc pas question de directive ou d'obligation stricte des États membres.
Il est vrai qu'il s'agit d'une interprétation très bureaucratique, madame Genot. Mais vous devez savoir que cet arrêté a été pris par un ministre Vert. Il est effectivement regrettable que cette mesure ait été prise. À l'époque j'étais parlementaire. Cela s'est passé juste avant les élections de 2003, période très dangereuse pour prendre un arrêté royal. Pourtant, avant des élections, il est coutumier que toute une série d'arrêtés ministériels et royaux soient pris. Et je suis très heureux que vous m'interrogiez à ce sujet. En effet, la bureaucratie sévit à de nombreux niveaux. Mais il faut, bien entendu, être conséquent!
De gevolgen mogen inderdaad niet worden onderschat – vaak komt de vlaag na de regen – als men ziet wat het effect is op de markt. De heer De Clercq verwees ernaar. Tienduizenden mensen mogen nu de rekening betalen. Dat doet mij denken aan het verhaal van het energiedossier, waarbij de distributienettarieven worden verhoogd met 30%, welke verhoging de consument achteraf mocht betalen. Een belangrijk filosoof, Frédéric Bastiat, moet u zeker eens lezen, mevrouw Genot.
Madame Genot, je vous conseille la lecture d'un ouvrage de Frédéric Bastiat, philosophe et parlementaire français dans les années 1840 ou 1850. Il a écrit un petit livre intitulé "Ce qu'on voit et ce qu'on ne voit pas". Ce qu'on voit, ce sont les effets immédiats d'une mesure. Ce qu'on ne voit pas, c'est la facture qui doit être payée par le consommateur. "There is no such thing as a free lunch". Finalement, il y a toujours quelqu'un qui doit payer!
Collega Van den Bossche heeft inderdaad een aantal beslissingen genomen om de inwerkingtreding uit te stellen. Zij heeft dat gedaan na een intense bevraging van het Parlement, zeer terecht, maar zij heeft de optie van afschaffing niet in overweging willen nemen. Zij is moedig geweest, maar niet moedig genoeg, zoals zo vaak gebeurt in de politiek.
De federale regering heeft de beslissing genomen niet aan gold plating te doen, of met andere woorden: niet meer te doen dan wat Europa van ons vraagt. Kent u dat, gold plating?
Nous ne souhaitons pas ajouter une couche d'or sur les demandes de l'Europe. C'est tout de même une directive que nous pouvons suivre.
Als men kijkt naar de realiteit – het gaat om een aanbeveling en geen Europese verplichting – dan denk ik dat wij onze ambities wat moeten temperen. Dit betekent dat ik persoonlijk voorstander ben van de afschaffing van het koninklijk besluit. Ik heb dat altijd gezegd. Tegelijk meen ik dat het belangrijk is dat wij de veiligheid van mensen in liften garanderen. Dit is een typisch voorbeeld van incidentenpolitiek die wordt misbruikt door corporatisten om er financieel profijt uit te halen. Dit gebeurt vaak, mevrouw Genot.
Madame Genot, certains accidents de la route mettent en cause un camion et, aussitôt, le monde politique demande des règlements, des lois; mais d'autres débats ont lieu au niveau européen.
De Europese instanties verplichten thans de plaatsing van dubbel glas in een nieuwbouw, voor de veiligheid van kinderen. U kunt mij dus volgende week een vraag stellen over de glasfabrikanten. Ik ben echter blij met de teneur van uw vraag.
De realiteit is dat ik vanuit het oogpunt van de vereenvoudiging wel degelijk bevoegd ben. Wij hebben in de Ministerraad een reglement, de Kafkatest, waarbij vooraleer er een beslissing wordt genomen die via de Ministerraad moet passeren – een wetsontwerp, een ontwerp van koninklijk besluit, een ministerieel besluit of een omzendbrief – vooraf wordt nagegaan wat de effecten zijn van een dergelijke beslissing op de markt. Helaas, op 9 maart 2003 was er geen minister of staatssecretaris “kafka” en is dit zo gepasseerd. Het kwaad is nu geschied. Het enige wat ik als minister kan doen is trachten mijn collega te overtuigen om alsnog verder uitstel te verlenen of dit eventueel af te schaffen.
Ik zal u echter moeten teleurstellen, in die zin dat ik niet bevoegd ben voor deze materie. Als u de wet leest en het koninklijk besluit, dan stelt u vast dat het een bevoegdheid is van de minister voor Consumentenzaken die in deze solo bevoegd is. Ik hoop dat hij ook denkt aan het belang van de consument. Persoonlijk doe ik dat in elk geval. Blijkbaar doet u dat ook. Ik hoop dat de PS dat in deze ook doet.
17.04 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, j'avoue que la situation est un peu kafkaïenne si le ministre répond aux questions pour lesquelles il n'est pas compétent. J'avais déjà interrogé M. Magnette en tant que ministre des…
17.05 Vincent Van Quickenborne, ministre: Je réponds à vos questions!
17.06 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): On répond sur les matières pour lesquelles on est compétent! Quand un ministre me répond, j'espère qu'il va prendre ses responsabilités. Si on tient une discussion de café du commerce dans laquelle vous m'expliquez ce que vous trouvez bien sans prendre le dossier à bras-le-corps, c'est peu intéressant pour moi.
Néanmoins, je constate que vous ne répondez pas la même chose que M. Magnette puisqu'il trouvait que les règles actuelles étaient correctes et qu'il ne comptait même pas évaluer l'arrêté royal.
J'espère qu'au sein du gouvernement, un réel débat va commencer. Je pense que l'étape de l'évaluation est vraiment le strict minimum. Vous avez parlé d'un retrait mais, si ce n'est pas possible, je pense qu'une évaluation s'impose de manière urgente.
Quelle que soit la période, avant les élections ou plus tôt, c'est la bonne mesure à prendre. J'espère que nous aurons bientôt de vos nouvelles en la matière.
17.07 Mathias De Clercq (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord. De Kafkatest is inderdaad een bijzonder nuttig instrument. Was het maar vroeger in het leven geroepen. Ik pleit zelf ook voor de afschaffing. Ik heb uw standpunt goed gehoord. Het gaat om een aanbeveling en geen verplichting. Ik zal mij dan ook wenden tot de bevoegde minister ter zake. Ik hoop dat ook uw standpunt door hem wordt gehuldigd, en met u de hele regering. Het gaat immers om een zeer wezenlijke problematiek. Het is onaanvaardbaar dat een groot deel van de bevolking wordt gestraft en onrechtvaardig wordt behandeld door het lobbywerk van enkele grote reuzen.
17.08 Vincent Van Quickenborne, ministre: Monsieur le président, je voudrais dire qu'il ne faut pas exagérer en évoquant une situation kafkaïenne. D'ailleurs, madame Genot, c'est un ministre Vert qui l'a fait dans un gouvernement arc-en-ciel. En outre, votre question est datée du 24 juin 2008 à 15.12 heures et vous étiez très au courant parce que vous avez posé la même question le 10 juin 2008. Si vous pensez que je ne suis pas compétent, il ne faut pas me poser de questions! J'ai la courtoisie de dire ce que je pense et j'exerce en ces lieux la liberté d'expression d'un ministre et vous, vous me demandez de ne pas répondre à votre question! C'est la première fois que je vois une chose pareille! C'est très étrange et pour le coup, kafkaïen.
17.09 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Je trouve tout à mon honneur de pouvoir reconnaître que la décision d'un ministre Vert a été prise sous l'influence manifeste d'un lobby des ascenseurs, cela a été prouvé. Il est nécessaire de revenir sur cette décision. Si je vous ai posé la question, c'est parce que nous avons beaucoup de mal à nous y retrouver entre les trois ministres compétents pour les consommateurs. J'ai posé la même question à Mme Laruelle qui m'a dit qu'elle n'était pas compétente et qui m'a demandé de m'adresser à M. Van Quickenborne. Vous m'excuserez mais je ne peux m'empêcher de juger cette situation kafkaïenne!
17.10 Minister Vincent Van Quickenborne: Mijnheer de voorzitter, de heer Magnette is in deze materie volledig bevoegd. Als het gaat over vereenvoudiging en bureaucratie kan ik horizontaal interveniëren, maar stricto sensu kan ik hier alleen maar mijn mening verkondigen. Gelukkig zijn er nog ministers die hun gedacht zeggen. Ik doe het hier ook. Dat heeft niets met bevoegdheden te maken. Het heeft te maken met vrijheid van meningsuiting.
De voorzitter: Dat wordt zeker geapprecieerd. Dit debat is hierbij afgesloten.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De heer Thiébaut heeft gevraagd om zijn vraag nummer 6766 uit te stellen.
18 Vraag van de heer Peter Logghe aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "het groeicijfer van de economie" (nr. 6785)
18 Question de M. Peter Logghe au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur "le taux de croissance économique" (n° 6785)
18.01 Peter Logghe (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, mijn vraag gaat over het groeicijfer van de economie en vooral over het behoud van het oorspronkelijk groeicijfer in het beleid van het land en de mogelijke nadelige effecten daarvan.
U weet dat de Belgische bedrijven links en rechts de noodklok luiden. Er is inflatie. Er wordt koopkrachtverlies genoteerd. De grondstof- en energieprijzen stijgen. De euro is te sterk. Onze concurrentiepositie zou aan het verzwakken zijn. De vraag zou in een aantal sectoren aan het krimpen zijn. Fedis, de overkoepelende organisatie van distributiebedrijven, vreest voor een toename van het aantal faillissementen. Merkwaardig genoeg blijft deze regering vrij optimistisch, ik kan zelfs zeggen zeer optimistisch, en behoudt ze het hoge oorspronkelijk geschatte groeicijfer van de economie in België.
Mijnheer de minister, de Europese Centrale Bank verwacht dat de rente in de loop van dit jaar twee keer zou kunnen verhogen. Dat zou opnieuw kunnen zorgen voor een inkrimping van de economie.
Hoe zit het nu eigenlijk met het bijstellen van het verwachte groeicijfer van de economie in België? Waarom gebeurt dit niet?
Hoe wordt dit groeicijfer opgemaakt? Wordt er ruimte voorzien om dit op regelmatige basis bij te stellen? Wordt er een overeenstemming met Europese cijfers gemaakt? Zo neen, waarom gebeurt dit niet?
Het groeicijfer heeft natuurlijk invloed op de begroting. Te hoog ingeschatte groeicijfers scheppen natuurlijk verwachtingen op het vlak van inkomsten. Die verwachtingen kunnen dan niet worden gerealiseerd. Het gevolg is dan dat er te lage inkomsten zijn en begrotingswijzigingen.
Mijnheer de minister, zou het niet getuigen van voorzichtig beleid om tegenvallende cijfers onmiddellijk in het beleid aan te passen en mee te nemen?
18.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mijnheer de voorzitter, collega, u noemt mij mevrouw de minister, maar ik weet niet waar u dat haalt. Echter liever een man een vrouw noemen dan een vrouw een man. Dat is altijd beter.
Mijnheer Logghe, het groeicijfer is bijgesteld. Wij hebben op 27 juni 2008 het cijfer verlaagd van 1,9% naar 1,7% voor 2008. In 2007 bedroeg de groei nog 2,8%. Ik lees The Economist. U doet dat waarschijnlijk ook. Daar zegt men dat het voor België 1,7% is voor dit jaar. Dat is hetzelfde. Consensus Economics, dat is van de banken, zegt dat het 1,8% is. Ik denk dat die 1,7%, op dit ogenblik, ik weet niet wat het binnen een maand of twee maanden zal zijn, niet het verkeerde cijfer is.
De economische vooruitzichten, ook de economische begroting genoemd, worden overeenkomstig de wet van 1994 door het INR, het Instituut voor de Nationale Rekeningen, samengesteld uit cijfers van het Federaal Planbureau, de Nationale Bank van België en het vroegere NIS, met nu de onmogelijk naam algemene directie Statistiek en Economische Informatie van de Federale Overheidsdienst Economie, KMO, Middenstand en Energie.
Vroeger heette dat het NIS. De heer Luc Van den Bossche heeft dat toen veranderd. Ik vind dat niet echt geslaagd, maar dat was tijdens de periode van Kafka.
Ik heb al gesuggereerd aan de voorzitter van mijn FOD om die naam te vereenvoudigen, maar men antwoordt dan dat dit niet de essentie van politiek is. We moeten andere zaken doen, zoals bijvoorbeeld de liften. Dat is ook belangrijk, misschien zelfs belangrijker dan de naam.
Het toewijzen van de verantwoordelijkheid van een onafhankelijke instelling garandeert de kwaliteit van de vooruitzichten. Die cijfers komen immers van mensen met kennis van zaken.
Bij elke economische begroting vindt een volledige actualisering van de macro-economische context plaats. Dit gebeurde dus op 27 juni 2008, de dag zelf van de bekendmaking, toen het Federaal Planbureau een verrekening van het NIR en op vraag van de regering een herziening van het economisch budget voor 2008 realiseerde. Men heeft eind juni dus gezegd dat het niet 1,9%, maar wel 1,7% was.
Wat de vooruitzichten voor volgend jaar betreft, zal de NIR dat doen voor september. Een begroting kan pas worden opgemaakt in de loop van de maand september voorafgaand aan het jaar waarvoor ze wordt opgemaakt omdat het cijfer pas dan bekend is.
Men zegt dat er in The Economist nu al cijfers voor 2009 staan. Die cijfers werden trouwens al fors naar beneden bijgesteld in het laatste nummer dat vrijdag is verschenen. Wij zullen in september zien wat de context geeft. U weet dat ook niet. Als u echt zou weten wat de economie geeft, dan moet u niet in de politiek zitten, maar in de ondernemingswereld of in de beurswereld stappen. U zou dan veel meer geld verdienen.
Concreet worden de economische vooruitzichten opgemaakt door het Federaal Planbureau aan de hand van een econometrisch model, een set van voorlopende indicatoren en op basis van bijkomende informatie verzameld door experts. Ik twijfel niet aan de reputatie van die mensen. Het klinkt in elk geval heel intelligent.
De groeivoorspellingen voor de Belgische economie werden wel degelijk opgemaakt in overeenstemming met de voorspellingen van de Europese economie. Wat de hele internationale omgeving van deze oefening betreft, baseert het Federaal Planbureau zich op de halfjaarlijkse vooruitzichten van de Europese Commissie gepubliceerd op 28 april 2008. Deze wordt aangepast aan de hand van observaties tot begin juni.
Voor de actualisering van het bbp in de eurozone - 1,7% - werden de meest recente voorspellingen van 4 juni 2008 van de OESO in rekening genomen. Dit is in lijn met de consensusvooruitzichten die werden gepubliceerd door The Economist, een gerespecteerd en te respecteren blad.
Voor de andere internationale factoren zoals olieprijzen, wisselkoeren en intrestvoeten werden de termijnmarktnotering van begin juni in rekening genomen. De economische begroting baseert zich dus telkens op een geheel geactualiseerde projectie.
Uw derde vraag, het groeicijfer van 1,7% is de meest objectieve - en waarschijnlijk goede - inschatting voor dit jaar gebaseerd op een zeer stabiele wetenschappelijke methodologie. Zoals reeds eerder gezegd, is een goede voorspelling gelijkaardig aan die van een aantal private instellingen die ik heb opgesomd.
Het bbp-cijfer heeft natuurlijk invloed op de begroting via effecten berekend aan de hand van de specifieke componenten. De invloed is echter niet direct en kan tamelijk complex zijn. Bijvoorbeeld het effect op btw-inkomsten. Ook u hebt in de krant gelezen dat ondanks het feit dat de groei wat tempert, men door de inflatie wat meer btw krijgt. Dat zijn ingewikkelde mechanismen.
De macro-economische parameters uit de economische begroting 2008 worden door de staatssecretaris voor Begroting en de regering als uitgangspunt gebruikt bij de lopende begrotingscontrole 2008 die plaatsvindt vóór 15 juli 2008.
18.03 Peter Logghe (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, het antwoord is vrij duidelijk. Ik zie dat mijn cijfers van begin juni al zijn aangepast. Ik heb toch een aantal cijfers gezien, vooral van bankinstellingen, ik denk ING en KBC, die uitgingen van een nog voorzichtiger cijfer. Ik denk dat zij het hadden over 1,3 of 1,4. Men kan natuurlijk blijven naar beneden bijstellen, maar dit zijn ook experts. Dit zijn ook mensen die het gewoon zijn met econometrische modellen te werken en begrotingen op te stellen. Het zal de West-Vlaamse aard van het beestje zijn, maar ik zou uitgaan van de slechtste cijfers en de meest voorzichtige inkomstencijfers om begrotingen op te stellen.
Ik neem met genoegen kennis van uw antwoord.
18.04 Minister Vincent Van Quickenborne: Blijkbaar is uw adagium: pessimism is a moral duty.
18.05 Peter Logghe (Vlaams Belang): (…) realisme.
18.06 Minister Vincent Van Quickenborne: Realisme ligt in het midden. Wat wij doen, ligt in het midden. Er zijn er die hoger gaan. Er zijn er die lager gaan. U moet kijken naar de Consensus Economics. Die nemen het gemiddelde. Sommige banken gaan hoger. U moet opletten met wat de banken vandaag zeggen. Dat weet u ondertussen.
18.07 Peter Logghe (Vlaams Belang): Wij hebben het al een paar keer meegemaakt dat wij ons baseerden op een gemiddelde en dat het uiteindelijk lager bleek.
18.08 Minister Vincent Van Quickenborne: Ik vind dat u onze premier, de heer Leterme, het voordeel van de twijfel moet geven, want er zal voor het eerst een volwaardige begroting worden opgesteld, voor 2009. Het verleden leert dat wij, wat de schatting van de groei betreft, relatief op koers hebben gezeten. Ik heb nooit echt grote verschillen gekend. Misschien kunt u mij hier de voorbeelden geven?
Wat het al dan niet behalen van het budgettaire evenwicht betreft, dat is een ander debat. Hier gaat het over de inschatting van groeicijfers. Ik meen dat wij in België altijd de traditie hebben gehad om relatief conservatief te zijn, ook al ben ik veeleer een progressieve mens.
Het incident is gesloten.
19 Question de Mme Kattrin Jadin au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur "la rémunération pour copie privée" (n° 6911)
19 Vraag van mevrouw Kattrin Jadin aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "de vergoeding voor het kopiëren voor eigen gebruik" (nr. 6911)
19.01 Kattrin Jadin (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, vous le savez, il y a quelques semaines, nous avons eu les débats relatifs à la loi portant des dispositions diverses et plus précisément une discussion intéressante concernant la juste rémunération pour la copie privée.
Vous nous affirmiez que vous étiez disposé à demander à la commission d'avis Copies privées de se réunir dès le mois de juillet 2008 afin de négocier les nouveaux tarifs. Sachant qu'à l'heure actuelle, une rémunération est uniquement perçue sur les supports arrivés à leur fin de cycle économique, comme les cassettes ou les cd, il est très important, étant donné l'évolution technologique, que cette rémunération soit également perçue sur les appareils contenant un disque dur interne, comme c'est le cas des MP3, des MP4, des enregistreurs dvd ou les iPhones.
Je sais que le mois de juillet est entamé depuis peu mais pouvez-vous déjà me dire, monsieur le ministre, si la commission d'avis Copies privées a débuté ses travaux comme il était convenu? Si ce n'est pas le cas, quand compte-t-elle commencer?
19.02 Vincent Van Quickenborne, ministre: Monsieur le président, chère collègue, je peux vous informer que cette commission va se réunir à ma demande explicite le 14 juillet 2008.
L'objectif de cette première réunion est d'obtenir, d'une part, un état des lieux et, d'autre part, des informations concernant les montants des rémunérations prévues dans les autres pays européens ainsi que des données de marchés portant sur les supports et appareils visés.
19.03 Kattrin Jadin (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse précise à ma question.
J'imagine que dès la rentrée nous pourrons nous atteler au travail en fonction des dispositions et des informations dont nous disposerons.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
La réunion publique de commission est levée à 15.49 heures.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 15.49 uur.